28 600 XV
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2003

nr. 122
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 4 juli 2003

Op 3 juli jl. heeft een kabinetsdelegatie gesproken met werkgevers- en werknemers-organisaties, verenigd in de Stichting van de Arbeid. In dit kennismakingsoverleg is op hoofdlijnen gesproken over de beleidsinzet van het kabinet (Hoofdlijnenakkoord) en sociale partners. Het kabinet hecht aan een maatschappelijke dialoog en wil serieus in gesprek raken met de Stichting van de Arbeid, daar waar overheid en sociale partners beide een belang hebben met ieder een eigen verantwoordelijkheid.

Het kabinet heeft nadrukkelijk aandacht gevraagd voor de zorgelijke economische situatie. De concurrentiepositie is gestaag verslechterd. Het CPB heeft op 3 juli jl. aangegeven dat de Nederlandse economie dit jaar pas op de plaats zal maken en in 2004 slechts met 1,25% zal groeien. Dat is 0,75%-punt respectievelijk een 0,5%-punt lager dan de CEP-ramingen van maart 2003. Het CPB concludeert dat het bedrijfsleven ten opzichte van het buitenland marktaandeel blijft verliezen door de verslechtering van de concurrentiepositie in de afgelopen jaren. Ook concludeert het CPB dat de huidige recessie dieper – en het verwachte herstel trager – is dan die van 10 jaar geleden.

Het EMU-tekort zal in 2004 naar verwachting verder oplopen tot 2,6% van het BBP (in maart was de raming nog 1,7%). Dit is 0,8% hoger dan in het Hoofdlijnenakkoord nog werd verondersteld.

In het laatste half jaar is de werkloosheid met gemiddeld 11 000 personen per maand toegenomen. De werkloosheid zal naar verwachting snel verder oplopen tot gemiddeld 530 000 personen (6,75% van de beroepsbevolking) in 2004. Dit betekent een toename van 40 000 personen ten opzichte van de verwachting in maart 2003 en een verdubbeling in drie jaar tijd.

De economische situatie en de verwachtingen voor de middellange termijn doen een groot beroep op het verantwoordelijkheidsgevoel van alle betrokken partijen. De eerst noodzakelijke voorwaarde voor economisch herstel is een meerjarige beheersing van de loon- en pensioenkosten. Dit ligt wat de marktsector betreft in handen van de sociale partners. Met de «Verklaring inzake het arbeidsvoorwaardenbeleid 2003» (Najaarsoverleg 2002) hebben sociale partners een eerste stap gezet: de contractloonontwikkeling is lager dan de jaren daarvoor. Het is nu cruciaal deze dalende trend de komende jaren vast te houden.

In het overleg heeft het kabinet aangegeven de komende periode in ieder geval verder te willen spreken met sociale partners over de volgende onderwerpen: pensioenen, levensloop, jeugdwerkloosheid, productiviteitsagenda en topinkomens.

1. Pensioenen

Het is van belang dat kabinet en sociale partners op het gebied van de pensioenen in gesprek blijven. Het kabinet zal in overleg treden met sociale partners over het Financieel Toetsings-kader. Ook is het kabinet bereid te overleggen met sociale partners over de wijze waarop binnen de kaders van het Hoofdlijnenakkoord het overgangsrecht in het kader van het afschaffen van de fiscale faciliëring van VUT en prepensioen zal worden ingevuld. Daarbij kunnen tevens het opbouwpercentage, de richtleeftijd en het ambitieniveau aan de orde komen.

2. Levensloop

In het Hoofdlijnenakkoord is over levensloop opgenomen: «Ruimere mogelijkheden om werk en tijd voor andere doelen (zoals zorg en scholing) over de gehele levensloop te spreiden, worden gerealiseerd in een levensloopregeling, die zal worden uitgewerkt als een gelijkwaardige keuzemogelijkheid naast het spaarloon». In het Hoofdlijnenakkoord is uitgegaan van invoering van de levensloopregeling per 1 januari 2004.

Het kabinet zal een nader voorstel doen inzake de uitwerking van een levensloopregeling.

3. Plan van aanpak jeugdwerkloosheid

Momenteel is de werkloosheid onder jongeren tot 23 jaar bijna twee keer zo hoog als de totale werkloosheid. In de Regeringsverklaring staat dat de aanpak van de jeugdwerkloosheid hoge prioriteit heeft, «zodat jongeren perspectief hebben en er geen generatie voor de arbeidsmarkt verloren gaat». Het plan van aanpak jeugdwerkloosheid is 30 juni jl. naar de Tweede Kamer gezonden.

Het succes van het plan van aanpak jeugdwerkloosheid staat of valt met de medewerking van sociale partners. Cruciaal is dat er nieuwe (leer)werkplekken worden gecreëerd. Het kabinet wil de komende maanden nader met sociale partners over de aanpak van de jeugdwerkloosheid spreken.

4. Productiviteitsagenda

Voor de bevordering van de economische groei is naast verhoging van de arbeidsparticipatie verbetering van de productiviteitsgroei noodzakelijk. Een verhoging van de productiviteit vereist een gezamenlijke inzet van kabinet en sociale partners. In overleg zal vastgesteld moeten worden op welke punten overheid en sociale partners ieder een eigen verantwoordelijkheid hebben. Vervolgens is het zaak de komende maanden initiatieven te ontwikkelen. In ieder geval wil het kabinet vóór Prinsjesdag het Innovatieplatform hebben opgericht en van start laten gaan.

5. Topinkomens

Het kabinet acht het, zie ook het Hoofdlijnenakkoord, onverantwoord en niet aanvaardbaar dat in moeilijke economische tijden veel bestuurders van ondernemingen en zelfstandige organen in de publieke sector bovenmatige inkomensontwikkelingen kennen.

Het kabinet heeft in het Hoofdlijnenakkoord enkele nadere initiatieven aangekondigd:

• Voor beursgenoteerde NV's wordt de bevoegdheid om het beloningsbeleid voor de bestuurders vast te stellen gelegd bij de algemene vergadering van aandeelhouders (in plaats van de raad van commissarissen);

• Bezien wordt hoe het fiscale instrumentarium kan worden ingezet om bovenmatige belonings- en afvloeiingsregelingen te beperken;

• Inkomens in de (semi-)publieke sector die uitgaan boven het inkomensniveau van een minister, worden openbaar gemaakt.

Het kabinet zal – mede gelet op het recente advies van de Commissie Tabaksblat – op Prinsjesdag voorstellen presenteren om excessieve stijging van topinkomens aan banden te leggen, en daarbij bezien of en hoe de adviezen van de commissie kunnen worden omgezet in wetgeving. Hierover wil het kabinet de komende periode met sociale partners overleggen.

Over de bovengenoemde onderwerpen is met sociale partners afgesproken de onderwerpen 1 t/m 4 tripartiet op te pakken, gericht op een afrondend overleg voor medio oktober. Over onderwerp 5 zal het kabinet separaat de sociale partners voor overleg uitnodigen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

Naar boven