28 600 XV
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2003

nr. 106
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 8 april 2003

Hierbij zend ik u de nog resterende antwoorden op de vragen naar aanleiding van het Algemeen Overleg nota Een veilig land waar vrouwen willen wonen van 2 april 2003.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

K. L. Phoa

1

Op welke wijze voert de Staatssecretaris regie op de verschillende geweldsdossiers?

Komt de Staatssecretaris nog met een plan van aanpak geweld tegen vrouwen?

Er wordt regie gevoerd langs twee sporen. Langs het ene spoor wordt vanuit een overkoepelende visie ingezet op versnelling en verbreding van het emancipatieproces door middel van het aanjagen en op tempo brengen van nieuw beleid en ontwikkelen van nieuwe beleidsinstrumenten in samenspraak met andere bewindspersonen en maatschappelijke partners. Langs het andere spoor wordt emancipatiebeleid verankerd in het reguliere beleid bij departementen, andere overheden en maatschappelijke organisaties (gendermainstreaming).

Sinds het verschijnen in 2000 van het rapport Het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen van het Studie- en Informatiecentrum Mensenrechten en het AIV-advies Geweld tegen vrouwen heeft de coördinerend bewindspersoon emancipatiebeleid er, vanuit de functie aanjagen en vernieuwen, bij de diverse bewindspersonen op aangedrongen beleid te ontwikkelden op de verschillende geweldsdossiers, waarin de aandacht voor de diverse vormen van geweld tegen vrouwen is meegenomen1. Dit heeft in 2001 en 2002 geleid tot tal van nieuwe beleidsdossiers.

– Zo heeft de Minister van Justitie vanuit zijn coördinerende verantwoordelijkheid een plan ontwikkeld om seksueel misbruik van kinderen aan te pakken (2000–2002)2 en heeft hij een plan ontwikkeld om het huiselijk geweld aan te pakken: de nota Privé geweld – Publieke zaak3.

– De Minister van Justitie heeft mede namens vier andere bewindspersonen de Nationaal Rapporteur Mensenhandel aangesteld (2000) die inmiddels tweemaal aan de regering heeft gerapporteerd.

– Ook heeft de Minister van Justitie als eerstverantwoordelijke de effecten van de opheffing van het algemeen bordeelverbod gemonitord, onderzocht en geëvalueerd. De monitoring wordt voortgezet.

Op 15 mei a.s. worden de beide rapporten van de NRM, en de evaluatie van de opheffing van het algemeen bordeelverbod in een Algemeen Overleg met de Minister van Justitie besproken.

Ook andere bewindspersonen hebben vanuit hun verantwoordelijkheid specifieke maatregelen genomen.

– De Staatssecretaris van SZW heeft in 2000 de Wet arbeidsomstandigheden geëvalueerd en daarmee ook de effecten op de bestrijding van seksuele intimidatie op het werk. Hij heeft maatregelen getroffen om de problematiek verder tegen te gaan.

– De Minister van OCenW heeft maatregelen genomen om seksuele intimidatie op school verder tegen te gaan.

– De Minister van VWS heeft in 2002 structureel een bedrag van ca. € 6 mln toegevoegd aan het landelijk beschikbare budget voor de vrouwenopvang. Dit budget bedraagt nu ca. € 42 mln.

– De Staatssecretaris van VWS heeft het initiatief genomen tot een Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) naar de maatschappelijke opvang, waaronder de vrouwenopvang. Onderdeel van dit onderzoek is de instroom in relatie tot de opvangcapaciteit. In april 2003 brengt de IBO-commissie haar advies uit. Het volgend kabinet zal naar verwachting in het najaar met een standpunt komen.

– De Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en van Justitie hebben in 2002 het Veiligheidsprogramma Naar een veiliger samenleving gepresenteerd. Huiselijk geweld is een thema in dit programma.

Vanuit mijn coördinerende taak tot monitoring van de integratie van seksespecifiek beleid in algemene geweldsdossiers heb ik al deze activiteiten samengebracht in de nota Een veilig land waar vrouwen willen wonen. Het is aan het nieuwe kabinet om over het vervolg op deze activiteiten van de diverse verantwoordelijke bewindspersonen en de financiële vertaling daarvan in de begroting een besluit te nemen.

In veel gevallen zullen gemeenten op lokaal niveau de regierol bij de aanpak van het geweld op zich nemen. Daarbij weten zij zich gesteund door de landelijke overheid die interdepartementaal beleidsmaatregelen afstemt en door de VNG die een intermediaire rol tussen rijksoverheid en gemeenten vervult.

Ikzelf heb hierop vooruitlopend vanuit mijn coördinerende taak tot aanjagen en vernieuwen al het initiatief genomen voor een aantal activiteiten die op dit moment worden ontwikkeld:

– pilots voor een lokale Vrouwen Veiligheids Index (VVI) die bedoeld is om gemeenten te stimuleren de seksespecifieke dimensie van geweld lokaal in kaart te brengen en deze vervolgens te integreren in hun lokale veiligheidsmonitor;

– het instellen van een Taskforce Vrouwen Veiligheid en Conflict die de aanbevelingen uit het onderzoeksrapport van het Instituut Clingendael Versterking van de positie van vrouwen en versterking van genderdeskundigheid in conflictpreventie,- oplossing en postconflictsituaties (2002) uitwerkt en uitvoert. Hierbij moet onder andere worden gedacht aan het trainen van militair- en politiepersoneel op gender, gericht op hun activiteiten in buitenlandse operaties en missies, en het organiseren van bijeenkomsten voor nationale en internationale organisaties die een rol spelen op het gebied van vrouwen en conflictbeheersing. In dit kader wordt onder meer samengewerkt met de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Defensie en Buitenlandse Zaken.

– een inventarisatie van het huidige kabinetsbeleid op het terrein van emancipatie en integratie allochtone vrouwen, waarbinnen «seksuele zelfbeschikking» een thema is1.

– een onderzoek door de VU naar mogelijkheden om genitale verminking van meisjes en vrouwen in Nederland te voorkomen en te bestrijden. Er wordt ook gekeken naar goede voorbeelden in een aantal EU-landen. De resultaten hiervan zal ik uw Kamer nog voor de zomer toesturen.

Ik zie, gelet op de vele initiatieven, die nu lopen, geen aanleiding tot een aanvullend plan van aanpak.

2

Kan de Staatssecretaris binnen een week een nationaal actieplan tegen vrouwenmishandeling naar de Kamer sturen?

Onder de coördinerende verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie is het project «voorkomen en bestrijden huiselijk geweld» (2001–2002) uitgevoerd. Dat project waaraan diverse departementen, de VNG en tientallen landelijke organisaties en experts deelnamen, resulteerde in de kabinetsnota Privé geweld-publieke zaak. Deze nota bevat meer dan vijftig nieuwe maatregelen om tot een effectieve aanpak van huiselijk geweld te komen. De maatregelen hebben betrekking op regie, verantwoordelijkheid, deskundigheidsbevordering en methodiekontwikkeling, informatie en monitoring. Deze maatregelen worden momenteel uitgevoerd. De aanpak van vrouwenmishandeling is daarvan een integraal onderdeel. Op initiatief van het Ministerie van Justitie is een interdepartementaal beleidsoverleg gevormd dat de voortgang bij de uitvoering van de nota volgt en zo nodig nieuwe initiatieven neemt. Voor de uitvoering van de voorgenomen maatregelen is een periode van vier jaar uitgetrokken. Het veld wordt bij de uitvoering nauw betrokken, met het netwerk van organisaties vindt regelmatig overleg plaats.

In mei zal de Minister van Justitie uw Kamer een voortgangsrapportage over de uitvoering toezenden.

3

Stelt de Staatssecretaris de naleving van mensenrechten boven culturele gebruiken?

Ja, de Nederlandse grondrechten zijn van fundamenteel belang voor het welbevinden van alle inwoners van het land. Vanuit dat gezichtspunt is het niet aanvaardbaar wanneer allochtone vrouwen en meisjes worden geconfronteerd met traditionele praktijken die hun rechten en veiligheid aantasten en waarvan zij de schadelijke gevolgen ondervinden. Het kan daarbij gaan om eerwraak, genitale verminking alsook praktijken die misschien minder direct in het oog springen zoals het inperken van de fysieke en sociale bewegingsvrijheid. Deze praktijken belemmeren de integratie van allochtone vrouwen en meisjes en zijn in strijd met de Nederlandse grondrechten zoals nader uitgewerkt in de Nederlandse wetgeving, waaronder het Wetboek van Strafrecht. De Nederlandse overheid ziet als haar taak ervoor te zorgen dat deze in Nederland geldende normen ook jegens hen worden nageleefd.

4

Wordt de Utrechtse methode al overal in Nederland gehanteerd? Is er voldoende expertise?

Het Utrechtse model krijgt een steeds grotere bekendheid in Nederland; in een aantal plaatsen zijn inmiddels gestructureerde samenwerkingsverbanden ontstaan. In het kader van de uitvoering van de nota over de aanpak van huiselijk geweld, Privé geweld – publieke zaak, wordt onder andere voorzien in vergroting van de expertise van politie en magistratuur. Zo is «huiselijk geweld» sinds 2001 een vast onderdeel van de standaardopleiding voor politiefunctionarissen, en is in diverse politieregio's nascholing van politiemedewerkers in functie gaande. Op landelijk niveau is in 2002 onder leiding van de Raad van Hoofdcommissarissen van de politie ten behoeve van deskundigheidsbevordering een groot project gestart onder de titel «Huiselijk geweld en de politietaak. Verbindend Samenwerkingsgericht». Dat is onder andere gericht op deskundigheidsbevordering.

De Stichting Studiecentrum Rechtspleging voorziet, naar aanleiding van de Aanwijzing op dit gebied van het Openbaar Ministerie, in deskundigheidsbevordering van de zittende en staande magistratuur op het gebied van huiselijk geweld.

5

Hoe staat het met de uithuisplaatsing van plegers van huiselijk geweld?

De Minister van Justitie heeft de Kamer gisteren een brief gestuurd over de uithuisplaatsing van plegers van geweld, naar aanleiding van twee onderzoeken die zijn uitgevoerd door het Verwey-Jonker Instituut. Het betreft de rapporten: «Interventie door uithuisplaatsing. De juridische mogelijkheden van uithuisplaatsing van plegers van huiselijk geweld in Oostenrijk en Duitsland «(juli 2002), en «De pleger het huis uit. Knelpunten bij crisisinterventie en juridische mogelijkheden tot uithuisplaatsing van plegers van geweld binnenshuis» (januari 2003).

6

Wat wordt er gedaan aan gedwongen behandeling van plegers van geweld?

In de Aanwijzing van het Openbaar Ministerie wordt ook uitgegaan van daderbehandeling. Er vindt nu op een aantal plaatsen in Nederland «onder drang» behandeling van plegers plaats (bijvoorbeeld in De Waag). Ook voor daders in detentie wordt daderbehandeling ontwikkeld, in het kader van een meer algemene behandeling of gedragstraining.

7

Wat vindt de Staatssecretaris van meldpunten huiselijk geweld?

Meldpunten zijn een zeer belangrijk onderdeel van het lokale beleid. Gemeenten zijn in de nota Privé geweld Publieke zaak aangewezen als regisseurs van de aanpak van huiselijk geweld. Een aantal gemeenten neemt die verantwoordelijkheid op zich. Via de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) start, met een financiële bijdrage van het Ministerie van Justitie, een ondersteuningsprogramma voor gemeenten.

8

Wat vindt de Staatssecretaris van het meldrecht voor Adviesen Meldpunten huiselijk geweld?

In het afgelopen jaar een uitgebreide voorlichting plaats gevonden over het thema privacy versus beroepsgeheim aan verschillende beroepsgroepen. Het Ministerie van Justitie heeft onlangs een expertmeeting georganiseerd over de verhouding tussen het recht op privacy en beroepsgeheim in geval van huiselijk geweld. Daarin werd gepleit voor een wettelijke basis voor Advies- en Meldpunten Huiselijk Geweld. Het advies wordt nu bestudeerd door het Ministerie van Justitie.

9

Kan de Staatssecretaris een stand van zaken geven inzake het veiligstellen van reproductieve rechten van (vrouwelijke) vluchtelingen?

Het veiligstellen van reproductieve rechten van (vrouwelijke) vluchtelingen was de tweede emancipatietaakstelling van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, en is door het vorige kabinet uitgevoerd1. Naar aanleiding van uw vraag zal ik informeren naar de huidige situatie bij de Minister van Buitenlandse Zaken.

10

Kan de Staatssecretaris bewerkstelligen dat geweld tegen vrouwen hoger op de agenda van de OVSE komt te staan?

In het kader van het Nederlands voorzitterschap van de OVSE is «Vrouwenhandel» dit jaar gekozen tot één van de prioriteiten.

11

Kan de Staatssecretaris aangeven of de tekst van de omnibus-resolutie klaar is?

Deze tekst is in voorbereiding ten behoeve van de 58e Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in het najaar 2003.

12

Het bevorderen van EU-samenwerking op het punt van monitoring en evaluatie van geweldsbeleid vanuit een sekseperspectief is belangrijk. Kan de Staatssecretaris dit bevorderen?

Nederland heeft actief meegewerkt aan de samenstelling onder het Spaanse voorzitterschap in 2002 van een gids voor goede praktijken, de «Good Practice Guide to mitigate the effects of and eradicate violence against women», en aan een studie over de maatregelen in de lidstaten, de «Study on measures adopted by the member states, of the European Union to combat violence against women». Ik zal uw Kamer deze gids en studie ter kennisneming toezenden.

13

In VN verband zijn er op initiatief van Nederland resoluties aangenomen waardoor de problematiek van bijvoorbeeld eerwraak en genitale verminking op de internationale agenda is gekomen. Is er wat meer te zeggen over de effecten daarvan?

Als gevolg van deze VN-resoluties zijn de problematieken van eerwraak respectievelijk genitale verminking in de landen waar deze verschijnselen voorkomen, op de politieke agenda gezet. Verschillende lidstaten ontwikkelen inmiddels beleid om deze schending van mensenrechten te voorkomen en bestrijden.

14

Er is meer aandacht voor geweld tegen vrouwen in oorlogen en andere conflicten. Dit is opgenomen in het Statuut van het Internationale Strafhof en daardoor is juridische behandeling mogelijk. De consequenties voor het (asiel)beleid zullen worden onderzocht. Wanneer krijgen kan de Kamer hierover informatie krijgen?

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie heeft uw Kamer op 15 december 2002 per brief op de hoogte gebracht van de vorderingen van het onderzoek naar aanleiding van de motie Adelmund over de afhankelijke verblijfsstatus van vrouwen die slachtoffer zijn van (seksueel) geweld.

15

Van een eenduidige registratie en een resultaatgerichte werkwijze in VBTB-termen is (nog) geen sprake. Kan de Staatssecretaris zeggen of en wanneer dit gaat gebeuren?

Het aantal mishandelde vrouwen moet met de helft afnemen. Kan de Staatssecretaris toezeggen hierop actie te zullen ondernemen?

In het beleid ter voorkoming en bestrijding van seksespecifiek geweld wordt resultaatgericht gewerkt. Helaas is het nog niet altijd mogelijk beleidsmaatregelen in VBTB-termen te vatten.

Een fundamenteel knelpunt is dat op dit gebied betrouwbare gegevens nog moeilijk te verkrijgen zijn. De Emancipatiemonitor 2002 constateert dat het schatten van aard en omvang van het geweld tegen vrouwen lastig is. Dat heeft niet alleen te maken met de huidige kwaliteit van de informatievoorziening, maar vooral met de aard van het probleem. In het algemeen kan worden opgemerkt dat nog geen enkele methode adequaat is om alle gewenste informatie te verschaffen.

De Emancipatiemonitor, de Veiligheidsmonitor van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Vrouwen Veiligheids Index dragen ertoe bij dat de problemen en het resultaat beter gespecificeerd en zichtbaar worden.

In het project «Huiselijk geweld en de politietaak. Verbindend Samenwerkingsgericht» van de Raad van Hoofdcommissarissen wordt onder meer gestreefd naar een eenduidige registratie van huiselijk geweld bij de politie.

16

Wanneer zal het antwoord op de vragen inzake opvang mishandelde allochtone meisjes (vraagnr. 2020307170, ingezonden 12 februari 2003) naar de Kamer gezonden worden?

De Staatssecretaris van VWS heeft de antwoorden op de door kamerlid Tonkens (GL) gestelde vragen inmiddels naar de Kamer gestuurd.

17

De capaciteit en de kwaliteit van de hulpverlening aan slachtoffers van seksueel geweld laat zeer te wensen over, zo toont een onderzoek van de Rutgers-Nisso Groep aan. De kwaliteit van de hulpverlening is de laatste vijf jaar achteruit gegaan. Is de Staatssecretaris daarvan op de hoogte?

Ja, ik heb kennis genomen van het recente verschijnen van het desbetreffende onderzoeksrapport van de Rutgers-Nisso Groep, en ik zal bij de Minister van VWS aandacht vragen voor het rapport.

18

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de motie Albayrak?

Mede naar aanleiding van de motie Albayrak (TK 1999–2000, 27 111, nr 2) heeft het kabinet op voorstel van de Minister van VROM besloten dat vrouwen met een afhankelijke verblijfsvergunning, die in opvanghuizen zijn opgenomen vanwege mishandeling door hun partner en die een vergunning tot voortgezet verblijf hebben aangevraagd, aanspraak kunnen maken op een huisvestingsvergunning.

Om bedoelde groep vrouwen voor een huisvestingsvergunning in aanmerking te laten komen moet de Huisvestingswet worden uitgebreid met de in de motie-Albayrak bedoelde categorie vreemdelingen. Besloten is om deze wijziging mee te nemen in de tweede novelle Huisvestingswet, dat een doorwerking van het ruimtelijk beleid behelst. Naar aanleiding van het advies van Raad van State wordt momenteel een nader rapport opgesteld.

Daarnaast zal in een besluit worden geregeld dat – allochtone én autochtone – vrouwen die vanwege mishandeling door hun partner in een opvanghuis verblijven, voorrang krijgen als woningzoekenden. Het ontwerp besluit, dat deze voorrangspositie regelt, ligt momenteel voor advies bij de Raad van State.

19

Kan de Staatssecretaris zorgen voor een onkostenvergoeding voor de opvang van vrouwen met een onzekere verblijfsvergunning?

Vrouwen met een onzekere verblijfstitel kunnen als daar aanleiding toe is, toegelaten worden tot de vrouwenopvang. Aan opgenomen vrouwen wordt een eigen bijdrage in de verblijfskosten gevraagd. Het is bekend dat in sommige gevallen die eigen bijdrage niet inbaar is. De exploitatie van instellingen valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten. De instelling kan met de gemeente afspreken dat middelen uit de specifieke uitkering vrouwenopvang van VWS worden ingezet.

20

Kan de Staatssecretaris een reactie geven op de brief van het Clara Wichmann Instituut inzake de werking van het VN-Vrouwenverdrag?

Ja, hiervoor wijs ik op bijlage 2 bij de nota «Een veilig land waar vrouwen willen wonen» waar de werking van het VN-Vrouwenverdrag wordt uiteengezet. Er staat onder meer:

– «Gelet op de aard en inhoud van de verdragsbepalingen lenen deze zich in het algemeen niet voor rechtstreekse werking. Deze bepalingen richten zich tot wetgever en administratie, en nopen deze ertoe waar nodig aan deze bepalingen invulling te geven.» Over de rechten van burgers om een beroep te doen op het Verdrag staat in bijlage 2: «Nu Nederland partij is geworden bij het Facultatief Protocol bij het VN-Vrouwenverdrag, kan er een beroep gedaan worden door een burger op het VN-Vrouwenverdrag bij het CEDAW Comité (individueel klachtrecht). De burger dient dan wel de nationale rechtsmiddelen te hebben uitgeput, waarna een klacht kan worden ingediend bij het CEDAW Comité.»

Deze zinsneden geven naar mijn mening de werking van het Verdrag correct weer.


XNoot
1

Kamerstukken 2000–2001, 27 061, nr. 3. In het Meerjarenbeleidsplan Emancipatie is aangekondigd dat het beleid ter voorkoming en bestrijding van geweld tegen vrouwen zou worden geïntensiveerd.

XNoot
2

Eindrapportage NAPS, Ministerie van Justitie, oktober 2002. De rapportage is uw Kamer in oktober 2002 aangeboden, en op 5 december 2002 in een Algemeen Overleg met de Minister van Justitie besproken.

XNoot
3

De nota is uw Kamer in mei 2002 aangeboden, en op 5 december 2002 in een Algemeen Overleg met de Minister van Justitie besproken.

XNoot
1

«Inventarisatie van het Kabinetsbeleid voor Allochtone Vrouwen in Nederland», brief d.d. 31 maart 2003, DCE/2003/26098, van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Tweede Kamer.

XNoot
1

Eindrapportage van het Actieplan Emancipatietaakstellingen departementen 2001– 2002, SZW 0200500, d.d. 4 juli 2002.

Naar boven