nr. 100
MOTIE VAN HET LID HIRSI ALI C.S.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat een samenhangend beleid inzake de preventie en bestrijding
van huiselijk geweld enerzijds en geweld tegen vrouwen anderzijds ontbreekt;
constaterende, dat er op dit beleidsterrein sprake is van een versnippering
van informatie en onderzoek, van versnippering van middelen en expertise over
minstens zes departementen en afgeleid daarvan over talloze instellingen en
dat er 21 wetsartikelen van toepassing zijn;
van oordeel, dat er sprake is van een ernstige situatie waarbij jaarlijks
volgens de stukken van de regering:
– 200 000 vrouwen mishandeld worden, waarvan 50 000 het
slachtoffer zijn van (zeer) ernstig geweld;
– 50 kinderen, 70 à 80 vrouwen en 25 mannen overlijden als
gevolg van huiselijk geweld;
constaterende, dat huiselijk geweld de samenleving jaarlijks een bedrag
kost van circa 150 mln euro exclusief de kosten van medische zorg, schoolverzuim,
jeugddelinquentie en dadervervolging dan wel behandeling;
verzoekt de regering voor 1 september met een plan van aanpak te komen
waarin in elk geval:
– een set van concrete doelstellingen geformuleerd is voor de komende
kabinetsperiode als het gaat om de preventie en bestrijding van huiselijk
geweld en geweld tegen vrouwen, met als speerpunten:
a. cultureel gelegitimeerd geweld zoals eerwraak en genitale verminking
van meisjes;
b. internationale vrouwenhandel;
c. seksueel geweld, gedwongen zwangerschappen en gedwongen abortussen;
d. structureel geweld met ernstige fysieke en/of psychische gevolgen;
– in de begroting zichtbaar maken wat zij zal doen om de verwachte
resultaten te behalen, voorzien van een tijdpad;
– een minister aangewezen wordt die bij de Kamer verantwoording
aflegt voor het hele beleid,
en gaat over tot de orde van de dag.
Hirsi Ali
Bussemaker
Van Oerle-van der Horst
Kraneveldt
Dittrich
Tonkens