nr. 109
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 april 2003
Naar aanleiding van mijn voornemen op korte termijn de invoering van de
hogere grens voor de GDU in te voeren heeft u achtereenvolgens van het IPO
en de VNG brieven ontvangen, waarin deze beide koepels van decentrale overheden
uitstel bepleiten.
In het Algemeen Overleg op 13 februari 2003 (kamerstuk 28 600 XII,
nr. 81) heb ik aangegeven, indien er voldoende draagvlak bij de decentrale
overheden zou worden bereikt, nog dit jaar de verhoging van de GDU-grens in
te willen voeren. Uit de gevoerde bestuurlijke overleggen en de daarin gedane
handreiking ter vermindering van de bezwaren viel af te leiden, dat dit inmiddels
het geval was. Nu echter uit de recente brieven blijkt dat twee van de drie
organisaties van decentrale overheden uiteindelijk toch – vooral ingegeven
door de sombere financiële vooruitzichten – de gevonden compromissen
afwijzen, zie ik af van invoering van het nieuwe Besluit Infrastructuur op
korte termijn.
Daarmee vervalt wat mij betreft de urgentie van het voeren van een Algemeen
Overleg over dit onderwerp, als gepland voor 24 april aanstaande.
Alles overziende kom ik tot de conclusie, dat geen van de partijen de
verdergaande decentralisatie ten principale heeft afgewezen en dat de kaderwetgebieden
nog steeds voorstander zijn van de snelle voortgang van de decentralisatie.
De discussie over de financiële randvoorwaarden maakt echter de invoer
van de eerste stap ervan op dit moment moeilijk. Ongetwijfeld zal deze discussie
zijn beslag krijgen in het vaststellen van de meerjarencijfers en het ambitieniveau
van het nieuw te vormen kabinet. Ik ga er dan ook vanuit dat, zodra hierover
voldoende duidelijkheid bestaat, alsnog de verhoging van de GDU-grens (stap
1 van de decentralisatie) en de verbreding en ontschotting van de GDU (stap
2) voortvarend zullen worden doorgevoerd. Het overleg met de organisaties
van decentrale overheden over deze ontwikkelingen zal derhalve worden voortgezet.
Als gevolg van het niet doorgaan van de verhoging van de GDU-grens zullen
er ook enkele wijzigingen in de begroting en het MIT moeten worden doorgevoerd.
Zo zullen beslissingen over projecten tussen € 11,3 mln en € 225
mln alsnog dit jaar door Verkeer en Waterstaat worden genomen. Ook betalingen
voor projecten in uitvoering binnen deze grenzen zullen nog centraal worden
gedaan. De eenmalige verhoging van de samengevoegde budgetten voor oorspronkelijke
GDU plus voor projecten binnen de grenzen € 11,3 en € 225
mln in het jaar 2003, met name bedoeld voor het opvangen van de overgangsproblematiek
en deels gevonden door een kasschuif en verlenging van de SWAB-impuls binnen
de desbetreffende artikelen, zal om deze reden ongedaan worden gemaakt.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
R. H. de Boer