28 600 XI
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) voor het jaar 2003

nr. 119
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 6 augustus 2003

De vaste commissies voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1 en voor Verkeer en Waterstaat2 hebben op 19 juni 2003 overleg gevoerd met staatssecretaris Van Geel van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en met staatssecretaris Schultz van Haegen-Maas Geesteranus van Verkeer en Waterstaat over:

– de brief van de staatssecretaris van VROM d.d. 7 november 2002 met aanbieding eindrapportage van de Evaluatie Bouwstoffenbesluit 2001 (VROM-02-1007);

– de brief van de staatssecretaris van VROM d.d. 17 februari 2003 inzake verzoek Verkeer en Waterstaat om toezending rapport deskundigenoverleg Bentoniet-AVI (VROM-03-0094);

– de brief van de staatssecretaris van VROM d.d. 17 februari 2003 inzake Bouwstoffenbesluit: voornemen voor een tijdelijke vrijstellingsregeling voor bagger en grond (28 600-XI, nr. 96);

– de brief van de staatssecretaris van VROM d.d. 25 februari 2003 met afschrift van brief aan de Vereniging van Afvalverwerkers inzake negatieve berichtgeving rondom AVI-bodemas (VROM-03-0107);

– de brief van de staatssecretaris van VROM d.d. 25 maart 2003 met advies van het deskundigenoverleg «Bentoniet-AVI-bodemas» (VROM-03-0181);

– de brief van de minister van Verkeer en Waterstaat d.d. 26 mei 2003 inzake onvoldoende functionerende afdichting van AVI-bodemas in enkele werken van Rijkswaterstaat (VROM-03-0369).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Samsom (PvdA) vindt het veranderen van regels op zich niet kwalijk als daartoe door nieuwe inzichten aanleiding is, maar wel als dit gebeurt omdat de praktijk tegenzit. Van deze vorm van gedogen wilde men bij het te voeren milieubeleid ook af. Het is bekend dat AVI-bodemas uitloogt. Toch staan de bewindslieden toepassing ervan toe, zij het met een extra asfaltlaagje tussen de afdichtingsmatten om de uitloging tegen te gaan. Bovendien mag op basis van een uitzonderingsbepaling vervuilde grond worden gebruikt zonder dat die wordt gereinigd. Dat is niet alleen slecht voor het milieu, het is ook strijdig met de wens om de regels te versimpelen. Die zullen steeds moeilijker te handhaven zijn. Invoering van deze regel nodigt bovendien uit tot het invoeren van uitzonderingen voor andere stoffen.

De voorgestelde nieuwe regels zijn schadelijk voor het milieu. Vijf jaar geleden is de bijzondere categorie gecreëerd voor AVI-slakken die niet aan de norm voldeden. Die was tijdelijk, omdat de AVI's toen hadden beloofd om te onderzoeken of er methodes waren om hun slakken schoner te maken, zodat die in normale categorieën zouden vallen. Inmiddels valt echter 70% van de slakken in de bijzondere categorie, terwijl er methodes zijn om de slakken schoner af te leveren. Zo levert afvalscheiding voor verbranding schonere slakken op. Het is alleen duurder. Wat is er met het onderzoek gebeurd? Is de tijdelijke categorie inmiddels permanent geworden door aanpassing van de categorisering aan deze situatie?

Waarom hebben de afvalverwerkers het onderzoek dat zij beloofden uit te voeren, na een korte periode in de ijskast gezet? TNO heeft het uitgevoerd en heeft geconstateerd dat slakken ook achteraf kunnen worden gereinigd. Waarom is er gekozen voor de ingewikkelde en risicovolle methode?

De bewoners van Maarssen zijn geconfronteerd met het voornemen van de gemeente om langs de A2 een enorme geluidswal aan te leggen, waarin anderhalf miljoen ton AVI-slakken zullen worden verwerkt. De bewoners vertrouwen de afdichtingstechniek niet. Hoe kan worden gegarandeerd dat over een aantal jaar niet zal blijken dat de grond rond hun huizen vervuild is?

Moet in het kader van het voorzorgbeginsel en gelet op het risico voor het milieu en de volksgezondheid niet het zekere voor het onzekere worden genomen door de bijzondere categorie zo snel mogelijk af te schaffen of het gebruik van AVI-slakken ten minste in en rond woonwijken te verbieden? Dit zou bovendien de gewenste versimpeling van de regelgeving bevorderen.

Het storten van afvalstoffen zoals AVI-slakken en grond is ongewenst, zeker als zij worden vervangen door vers zand en grind. Het risico dat dit gebeurt, neemt echter toe als simpele doch strengere eisen aan de vervuiling van de afvalstoffen gesteld worden. Zij worden immers duurder. Het is wellicht verstandiger om dat risico weg te nemen door invoering van een hoge heffing op het gebruik van verse bouwmaterialen, de zogenoemde delfstoffenheffing. Dan zijn er netto minder en vooral simpelere regels en worden de afvalstoffen gebruikt zonder extra risico's voor het milieu, omdat zij schoner zijn gemaakt of, door voorafgaande afvalscheiding, geschapen. Ook wordt zo grootscheepse afgraving voor zand- en grindwinning ontmoedigd.

Er moet niet worden gezwicht voor de druk die wordt veroorzaakt doordat er al een bulk slakken bestaat. In plaats daarvan zouden de reeds geproduceerde slakken moeten worden gebruikt op de door de staatssecretaris geschetste voorwaarden. Daaraan moeten de belangrijke voorwaarden worden toegevoegd dat er geen woningen in de buurt liggen en dat de gebruiker ervan een soort stortheffing betaalt. Deze heffing en de invoering van de delfstoffenheffing maken een verantwoorder milieubeleid mogelijk. Alleen de reeds bestaande slakken mogen worden verwerkt.

Hetzelfde probleem doet zich eigenlijk voor bij het gebruik van vervuilde grond: wordt er gekozen voor ingewikkelde regels die schadelijk zijn voor het milieu of voor simpele regels die streng en rechtvaardig het milieu beschermen? Wat zijn de beweegredenen om de tijdelijke vrijstelling in te voeren? Is het oprekken van de norm wetenschappelijk onderbouwd? Hoe tijdelijk is tijdelijk? Is dat net zo tijdelijk als de instelling van de bijzondere categorie AVI-slakken? Hoe zit het met de reinigingsmogelijkheden? Zijn die allemaal uitgeput of zijn zij te duur? Kortom: waar is de afweging die aan verantwoord beleid ten grondslag ligt?

In de ambtelijke werkgroep van het ministerie van VROM, die zich bezighoudt met herijking, is serieus voorgesteld om het Bouwstoffenbesluit (BSB) af te schaffen. Een versimpeling van regels mag echter niet automatisch worden vertaald in minder strenge regels. Is dit onzalige idee inmiddels van tafel?

De heer De Krom (VVD) meent dat het niet de bedoeling is om de bestaande AVI-slakken te gaan storten. Het gaat namelijk om 70% van de geproduceerde hoeveelheid, oftewel om 700 000 ton. Het storten van deze hoeveelheid slakken zou betekenen dat de investeringen in productontwikkeling uit het raam worden gegooid. De kern van het probleem is dat de overheid aan de ene kant vindt dat het storten van afvalstoffen moet worden voorkomen door hergebruik en aan de andere kant zulke strenge eisen aan de kwaliteit en toepassing van deze afvalstoffen stelt dat het feitelijk onmogelijk wordt om die als een secundaire bouwstof te gebruiken. De overheid valt in haar eigen zwaard. Haar beleid is volstrekt onlogisch en heeft ervoor gezorgd dat opdrachtgevers van werken en bouwondernemingen kopschuw zijn geworden voor het gebruik van AVI-bodemas. De afzet is dan ook met 90% gedaald in een jaar tijd, dus de berg groeit, terwijl er juist wordt gestreefd naar 100% hergebruik.

Op zeer korte termijn moeten drie dingen worden ondernomen om dit probleem op te lossen. Zo zouden de uitvoering en handhaving van het Bouwstoffenbesluit moeten worden verbeterd. De reeds bestaande werken, waarbij kon worden volstaan met een enkele beschermingslaag van de AVI-bodemas, wekken zorgen, al is op die plaatsen nog geen normoverschrijdende bodem- of grondwaterverontreiniging geconstateerd. Kunnen de bewindslieden alle informatie over de tekortkomingen die veroorzaakt zijn door de toepassingen van voor 1998 en het plan van aanpak van de minister van VenW openbaar maken? Wanneer kan de Kamer die informatie tegemoetzien? De gebruikers zouden de eventueel noodzakelijke aanvullende maatregelen moeten betalen overeenkomstig de verwijderingsregel in het BSB. Met de toepassing van AVI-bodemas van na 1998 zijn geen problemen opgetreden. AVI-bodemas kan ook blijkens de praktijkproeven veilig worden toegepast.

Welk probleem ligt ten grondslag aan het voorstel om de normen in het BSB te verruimen? Uitzondering op uitzondering wordt gecreëerd, omdat het in de praktijk kennelijk moeilijk is om te voldoen aan de normen. Hierdoor ontstaan een lappendeken aan regels en discriminatie van bouwstoffen, waardoor het draagvlak voor het BSB afneemt. Het BSB hoeft niet afgeschaft te worden, maar het is wel nodig dat er meer inzicht komt in het verband tussen de normstelling en de milieuhygiënische risico's. Het BSB stelt normen voor de kwaliteit van de samenstelling en emissie van bouwstoffen. Wat zegt dit over de risico's op grond- en bodemwatervervuiling? Welk risico lopen het milieu en de volksgezondheid als AVI-bodemas wordt overgeheveld naar categorie 2? AVI-bodemas behoort nu tot de buitencategorie in het BSB, met name door de te hoge concentraties koper en molybdeen. Kan de Kamer uiterlijk dit najaar worden geïnformeerd over de consequenties voor de grenswaarden van koper en molybdeen?

Herziening van de normering zal tijd kosten, maar daarop kan de Kamer niet wachten. Totdat definitieve normen tot stand zijn gekomen, is dus een tijdelijke, generieke versoepeling van de normen nodig, mits een verantwoorde milieukwaliteit wordt behouden.

De overheid kan zelf het goede voorbeeld geven door secundaire bouwstoffen toe te passen waar verantwoord mogelijk. Hiertoe moet de overheid in de criteria van aan te besteden werken opnemen dat secundaire bouwstoffen, met name bodemas, verplicht worden toegepast, mits milieuhygiënisch verantwoord. Kan de Kamer nog voor het zomerreces schriftelijk worden geïnformeerd over de mogelijkheid daartoe?

Het antwoord van de bewindslieden moet duidelijk zijn, want er moet snel een oplossing komen. Met andere bouwstoffen dan AVI-bodemas zijn soortgelijke problemen, ondanks inspanningen van de industrie.

Hoe zit het met de achterstelling van immobilisatie ten opzichte van reiniging? Hebben het ministerie van VROM en het Centrum voor Immobilisatie overeenstemming bereikt over een life cycle analysis? Zo ja, wanneer krijgt de Kamer inzicht in de resultaten daarvan?

De heer Duyvendak (GroenLinks) is van mening dat de AVI-bodemslakken een typisch milieuprobleem vormen. Het is een namelijk een onzichtbaar probleem, dat grote effecten op langere termijn heeft. Het gaat ook duidelijk om verborgen kosten. Hierdoor is het gemakkelijk om de kop in het zand te steken met het risico dat later de kosten enorm oplopen voor bijvoorbeeld bodemsanering in woonwijken. Dit moet nu reeds vaak gebeuren. Het is reëel om nu reeds de producent en de gebruiker van AVI-bodemslakken te laten betalen, omdat die de maatschappij op termijn met een grote schuld opzadelen. AVI-bodemas is nu om verschillende redenen te goedkoop. Er bestaat namelijk geen motivatie om schonere slakken te vervaardigen en het is te gemakkelijk om de slakken in de grond te stoppen.

Op basis van het voorzorgbeginsel mogen bij dit soort kwesties geen risico's worden genomen, want het gaat om giftige en gevaarlijke metalen. Het voorzorgbeginsel wint van het principe van hergebruik. Verwijderde asbest wordt ook niet hergebruikt als bouwmateriaal voor snelwegen, dus waarom zou deze stof wel worden hergebruikt? Er zijn grenzen. Soms knellen milieuregels inderdaad, maar als een herijking betekent dat regels geen obstakel meer mogen vormen, is het bedrijfsleven misschien tevreden, maar het milieu de dupe.

De deskundigen zijn het er niet over eens of de zogenoemde nieuwe gevallen, waarin een extra tussenlaag wordt aangebracht, veilig zijn. Zij zijn op zoek naar een intrinsiek veilige methode. Er mag geen enkel risico worden genomen voordat over deze of gene methode absolute zekerheid bestaat. Het is waar dat de categorieën materialen van voor en na 1999 verschillen, maar de minister van VenW is te optimistisch, alleen maar omdat nog niet merkbaar is dat de stof is doorgelekt. Volgens de minister wordt de stof geabsorbeerd door de grond, maar er is eerder sprake van een buffercapaciteit die langzaam volloopt. De AVI-bodemassen blijven namelijk doorlekken. Wanneer de buffercapaciteit vol is, komen de assen dus in de natuurlijke kringloop terecht. Kunnen de bewindslieden een uitgebreide inventarisatie maken van de verrichte onderzoeken naar de al verwerkte bodemassen en naar de risico's ervan? Er blijkt namelijk meer informatie beschikbaar te zijn dan is toegestuurd aan de Kamer.

De brief van de minister van VenW was zeer verwarrend. In de een na laatste alinea staat dat er een plan van aanpak is opgesteld, terwijl in de laatste zin staat dat de minister opdracht heeft gegeven voor het opstellen van een plan van aanpak. Is er een plan van aanpak? Zijn er twee? Wat wordt erin behandeld? Kan de Kamer het reeds opgestelde plan van aanpak krijgen? Wanneer is het andere plan van aanpak klaar? Waarom heeft de opstelling ervan zo lang geduurd?

Het is onverklaarbaar dat de jaarproductie van AVI-bodemassen wordt verwerkt naast een woonwijk zonder dat de afdichtingsmethode gegarandeerd goed is. Hier zou direct een stokje voor moeten worden gestoken. Waarom is er niet voor gekozen om de automobilisten ter plaatse niet 80 km/uur op de snelweg te laten rijden?

De heer Koopmans (CDA) vindt dat de AVI-bodemassen op een milieuhygiënisch verantwoorde manier moeten worden toegepast, zodat primaire grondstoffen kunnen worden gespaard. Uit de rapporten van deskundigen blijkt dat er op meerdere punten kritiek is: de toepassing voldoet niet aan de regels, maar de regels blijken ook onduidelijk en niet goed toepasbaar te zijn. Daaruit vloeit een discussie voort over de kwaliteit van de regelgeving en niet meer over wat er moet gebeuren.

Het is altijd moeilijk om te garanderen dat in de komende decennia en eeuwen niets mis zal gaan. De regering moet derhalve de politieke verantwoordelijkheid nemen voor de vraag of het verantwoord is om AVI-bodemassen te gebruiken op grond van de plannen van aanpak van de bewindslieden en op grond van de oordelen van de deskundigen. Het antwoord van de regering op deze vraag is bepalend voor het al dan niet toepassen van die stof. De vergelijking met dossiers van dertig jaar geleden is terecht, maar het is nu 2003, dus de deskundigheid, de onderzoekstechnieken, de feitelijke kennis en de cultuur zijn heel anders dan toen. Een recent deskundigenadvies dient dus heel anders te worden gewaardeerd dan de besluitvorming van dertig jaar geleden. Toen vroeg niemand om advies, laat staan dat iemand zich eraan hield.

Als de staatssecretaris van VROM toepassing van AVI-bodemas verantwoord vindt, moeten de staatssecretaris en de minister van VenW die stof in de uitvoering van werken laten toepassen. Zij kunnen daar controle op houden. Bovendien kunnen zij in de bestekken voorwaarden opnemen voor het gebruik van de stof of zelfs de verplichting tot gebruik van de stof. Het is tegenstrijdig om aan de ene kant te zeggen dat er moet worden bespaard op secundaire of primaire grondstoffen en aan de andere kant moeilijk te doen over de toepassing van dit soort grondstoffen. Dit is zeker bij Rijkswaterstaat aan de orde. Wat vindt de staatssecretaris ervan dat de gemeente Ridderkerk een dwangsom heeft opgelegd aan bouwmaatschappij Heijmans, doordat zij 1000 ton bodemas te weinig zou hebben verwerkt bij de bouw van een loods voor een fruitgroothandel?

De staatssecretaris van VROM heeft in zijn evaluatie geschreven dat het BSB anders moet worden uitgevoerd. Wanneer wordt het BSB vernieuwd overeenkomstig de evaluatie en niet in de zin dat uitzondering op uitzondering wordt gestapeld, waardoor het veel ingewikkelder wordt? De CDA-fractie zal met een nieuw BSB instemmen, mits het leidt tot versoepeling en tot vermindering van de detaillering en juridisering en mits de milieurandvoorwaarden, die alleen uitgingen van absolute voorzorg en verwaarloosbare risico's, opnieuw worden geijkt. Het is in het belang van het milieu om de herijking zo snel mogelijk door te voeren.

In een aantal zeehavens knelt de tributyltin-normering. Er dient een keuze te worden gemaakt tussen de in veel buurlanden geldende TBT-norm van 250 microgram per kilo droge stof en de door Rotterdam voorgestelde norm van 100 microgram per kilo droge stof. Wat is het standpunt van de staatssecretaris, gelet op de opmerking in het regeerakkoord dat Nederland zich zal conformeren aan de Europese normen?

Antwoord van de regering

De staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer onderschrijft dat het BSB moeilijk uitvoerbaar is vanwege de vele uitzonderingen. Die uitzonderingen zijn in de loop van de tijd in samenspraak met de Kamer opgesteld, maar nu dient er iets aan te worden gedaan. De werkgroep voor de herijking van de milieuregels zal spoedig kenbaar maken wat haar hoofdpunten zijn en hoe die zullen worden uitgewerkt in onderdelen. Dit project is erop gericht om de werkbaarheid van het BSB te vergroten in plaats van het af te schaffen.

De fundamentele herziening van het BSB heeft betrekking op enkele punten. De wens bestaat om grond en baggerspecie uit het BSB te verwijderen en om daarvoor een integraal beleidskader op te stellen. Ook wil de regering tot een sterke vereenvoudiging komen van de bewijslast dat bouwstoffen voldoen aan de eisen van het BSB. Er komt een licht regime voor bouwstoffen die ruim onder de norm liggen en een zwaarder regime voor bouwstoffen die verontreinigingen bevatten.

De staatssecretaris ontkent dat aanpassing van regels altijd betekent dat de regels aan de praktijk worden aangepast. In dit geval worden de regels aangepast omdat op grond van feiten kan worden vastgesteld dat zij niet de beoogde effecten oogsten. Die aanpassing hoeft niet automatisch te betekenen dat de regels op irreële wijze worden opgerekt. De regels zullen naar gelang van de situatie in sommige gevallen strenger worden en in andere niet. Voordat het BSB echter in zijn geheel is herzien, zal er een overgangssituatie bestaan. Vanuit die optiek zal worden getoetst of de vrijstellingsregelingen voor grond en AVI-bodemas moeten worden gehandhaafd.

Inzake de vrijstellingsregeling voor grond en baggerspecie is geen sprake van onbeheersbare problemen. Na reiniging van grond zijn soms waarden van in de natuur voorkomende stoffen in de bodem aanwezig die ook in schone grond aanwezig kunnen zijn en die soms tot overschrijdingen leiden. Zij zijn dus ongevaarlijk en passen in de natuurlijke omstandigheden. Daarin komen ook mineralen voor in concentraties die absoluut geen gevaar opleveren.

Er bestaat een bijzondere categorie AVI-bodemas. Deze zal tot 1 januari 2006 bestaan. Er is namelijk tijd nodig voor het onderzoek dat erop gericht is om de kwaliteit van de AVI-bodemas te optimaliseren door middel van onder meer een beter verbrandingsproces en een betere scheiding van afvalstoffen. Het is dus geen kwestie van geld. De AVI-bodemas bevat inderdaad zware metalen, maar bestaat niet uit chemisch afval.

Veel deskundigen hebben beoordeeld hoe AVI-bodemas kan worden gebruikt. De regering is afgegaan op de beoordeling van de meest kritische deskundigen en heeft dus de veiligste oplossing gekozen. Zo menen sommige deskundigen dat twee isolatielagen volstaan, maar de regering heeft gekozen voor de extra voorschriften die buiten het BSB zijn opgesteld en eist derhalve dat er drie isolatielagen, te weten een bitumenemulsielaag, een bentonietlaag en kunststoffolie, worden aangebracht. Gelet op de kenmerken van de AVI-slakken, de beoordeling van de deskundigen en de keuze van de regering voor de veiligste oplossing, is dit tot 2006 een verantwoorde manier om AVI-slakken te verwerken. Hierbij is rekening gehouden met de gevolgen van eventuele storting van de stof. Na 2006 moet er een andere kwaliteit zijn ontstaan. Alle informatie over het onderzoek en over de discussies van de deskundigengroep zal naar de Kamer worden gezonden. De politieke en inhoudelijke beoordeling is in het licht van de bestuurlijke verantwoordelijkheid van de staatssecretaris tot stand gekomen.

De staatssecretaris voelt niets voor de voorgestelde differentiatie in plaatsen waar AVI-bodemas al dan niet kan worden gebruikt, omdat hij hiermee zou suggereren dat hij twijfelt aan de door hem gemaakte afweging. Het voorstel tot invoering van een delfstoffenheffing is interessant, maar in het Hoofdlijnenakkoord is daar niet expliciet voor gekozen.

De staatssecretaris is er niet voor om voor het einde van het onderzoek van het Rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu (RIVM) naar de uitloging van stoffen en de gevolgen daarvan, de AVI-bodemassen naar categorie 2 over te hevelen. In die categorie is namelijk minder zware isolatie vereist, terwijl vooralsnog hij hecht aan zware isolatie. Daarom bestaat er een tijdelijke vrijstellingsregeling betreffende stoffen die niet zomaar uitlogen. Gedurende de looptijd van het onderzoek moet een keuze worden gemaakt tussen hetzij het voorzorgbeginsel, waardoor je pas iets doet als uit de onderzoeken is gebleken dat er absoluut geen risico's bestaan, hetzij het reeds handelen op grond van de tijdelijke regelingen die op twee terreinen bestaan. Hierbij moet worden gelet op de afwegingen, de inkadering en de beperkte milieueffecten van het gebruik van secundaire grondstoffen. Het staat niet vast dat er nooit schade zal ontstaan voor het milieu, maar de risico's zijn uiterst beperkt en er wordt onderzoek gedaan. Er zijn dus tijdelijke regelingen om te kunnen handelen totdat er een definitief oordeel kan worden geveld over de verschillende kwaliteiten van de stoffen en de gevolgen ervan.

Er lopen twee onderzoeken. Het onderzoek naar het BSB kan over zes maanden behoorlijk veel helderheid bieden, maar het onderzoek naar de gevolgen van uitloging van AVI-bodemas kan dat waarschijnlijk pas over twee jaar.

De regering hoopt dat de analyse van de resultaten van het onderzoek dat door het Centrum voor Immobilisatie zal worden verricht naar de functie en status van geïmmobiliseerde producten in relatie tot andere stoffen, helderheid zal verschaffen. Zodra de resultaten van de te maken analyse bekend zijn, zal de Kamer hierover geïnformeerd worden.

De staatssecretaris heeft geen inzicht in de handelwijze van de gemeente Ridderkerk, maar vindt datgene wat zij naar verluidt heeft gedaan, vreemd. Voorzover hij weet, kan het Rijk hier niets aan doen, maar hij zal nakijken of dat inderdaad zo is.

De staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat merkt allereerst op dat een aantal vragen beter door de minister kunnen worden beantwoord. Zij zal de minister vragen om antwoorden die een politieke invulling impliceren, zo snel mogelijk schriftelijk aan de Kamer te sturen.

Nederland zal geen strengere norm dan de in veel Europese landen geldende norm opstellen inzake baggerspecie. De norm van 100 microgram is gekozen om aan te geven waarop het slib zal worden beoordeeld. De norm is niet streng, want zij ligt ruim boven het maximaal toelaatbare risico, terwijl in de zee verwaarloosbaar risico wordt nagestreefd. Voor Rotterdam is het haalbaar. De norm leidt niet tot een trendbreuk in de hoeveelheid baggerspecie die niet meer op zee kan worden verspreid, omdat rekening wordt gehouden met andere havens via aanpassingen in de meetwijzen, waarvoor het ministerie van VROM verantwoordelijk is, en via de door de ministeries van VROM en VenW uit te werken mogelijkheid van differentiatie.

Belangrijker is dat TBT als stof wordt verboden. De Nederlandse regering dringt hier in Europees verband sterk op aan. Het streven is dat het gebruik van deze stof rond 2008 wordt beëindigd, omdat de stof een vernietigend effect op het zeemilieu heeft. Al wordt de stof afgeschaft, dan nog zal er jarenlang hinder worden ondervonden van stoffen die via schepen in het water terechtkomen. Aangezien Nederland de Europese kaderrichtlijn water moet uitvoeren, waarin eisen ten aanzien van de kwaliteit van het water zijn opgenomen, moet de overheid haar eigen norm hanteren.

De staatssecretaris probeert de regie over primaire bouwstoffen af te schaffen, omdat de markt haar verantwoordelijkheid daarvoor moet nemen. Ook wil zij de afname van secundaire bouwstoffen bevorderen. Als het lastig is om aan primaire bouwstoffen te komen, zal het gebruik van secundaire bouwstoffen toenemen.

De mogelijkheid om een delfstoffenheffing in te voeren op primaire stoffen, is onderzocht in het kader van de vergroening van het belastingstelsel. Er zijn toen twee conclusies getrokken, namelijk dat hierdoor een beletsel ontstaat om het geld terug te sluizen naar het bedrijfsleven en dat het effect op het milieu beperkt is. De toename van de inzet van secundaire grondstoffen bleek ondanks de introductie van een delfstoffenheffing gering te zijn. Bovendien wordt al een hoog percentage secundaire grondstoffen gebruikt. Dat percentage ligt op bijna 100 voor bouw- en sloopafval. Bij AVI-bodemas is dit niet het geval.

Het zal lastig zijn voor de markt om primaire bouwstoffen te winnen, vandaar dat er vanzelf meer gebruik zal worden gemaakt van secundaire grondstoffen. Bovendien zal het winnen van primaire bouwstoffen duurder worden en zal de markt sneller met gemeenten en provincies tot een akkoord moeten komen over bijvoorbeeld de aanleg van een recreatieplas op de plaats waar een diepe zandkuil ontstaat, zodat de maatschappelijke weerstand tegen winning van primaire bouwstoffen weg wordt genomen. Er ontstaat door afschaffing van de regie over primaire bouwstoffen dus een aantrekkelijke combinatie, die vanzelf tot een kostenstijging zal leiden.

De staatssecretaris zegt toe dat de minister schriftelijk antwoord zal geven op de vraag of zij bereid is om in de aanbestedingen de verplichting op te nemen om AVI-bodemas te gebruiken. Krachtens het plan van aanpak wordt uitgezocht wat het nadelige effect van de lekkages op de waterhuishouding en op de bodem is, zodat dit kan worden weggenomen. Na 1998 is ontdekt dat door toevoeging van een bitumenemulsielaag die lekkages uitblijven, maar toch wordt daar ook onderzoek naar gedaan. Het plan van aanpak wordt uitgewerkt door de ministeries van VenW en VROM, het IPO en de VNG. Het resultaat daarvan zal aan de Kamer worden gezonden. Er is dus één plan van aanpak. Over de uitvoering daarvan komt nog informatie. Ook zal informatie worden gegeven over de gevallen waarin de toepassing niet goed is gegaan.

De overheid staat positief tegenover de toepassing van AVI-bodemas en van andere secundaire grondstoffen in plaats van primaire grondstoffen. De overheid heeft ook een zekere regierol, doordat zij het gebruik van secundaire bouwstoffen stimuleert en onderzoeken alsmede het meewerken aan proeven faciliteert. Het is lastig om de markt te verplichten om bepaalde stoffen te gebruiken, maar het is waarschijnlijk wel mogelijk dat de overheid een dringende aanbeveling doet tot het gebruik van secundaire grondstoffen en dat zij bij haar aanbestedingen laat meewegen welke inschrijver daar het meest gebruik van maakt. Zij weet in ieder geval dat er bij de aanbestedingen niet alleen naar de prijs maar ook naar de kwaliteit zal worden gekeken. Dit komt dus het gebruik van secundaire grondstoffen ten goede. Zij zal aan de minister vragen om een brief op te stellen over hetgeen al dan niet mogelijk is en zij zal ervoor zorgen dat die voor het zomerreces aan de Kamer wordt gezonden.

Nadere gedachtewisseling

De heer Samsom (PvdA) zegt dat normen en regels opgerekt mogen worden als de praktijk daartoe aanleiding geeft en mits er onderzoek aan ten grondslag ligt, waaruit blijkt dat dit op verantwoorde manier kan geschieden. In dit geval zou het gaan om een door het RIVM uit te voeren onderzoek naar een voor de gezondheid verantwoorde uitleknorm. Pas na een dergelijk onderzoek mag worden besloten tot het oprekken van de normen en regels. Aangezien dit onderzoek nog niet is verricht, is hij het er niet mee eens dat dit nu reeds geschiedt.

Hij is het er ook niet mee eens dat in de geluidswal langs de A2 ter hoogte van Maarssen de AVI-slakken worden gebruikt, zij het met drie isolatielagen, terwijl de staatssecretaris wil dat die slakken na 2006 schoner zijn. Het is logisch dat de bewoners van Maarssen liever wachten op die schone slakken of liever zien dat er een andere techniek wordt gebruikt. In de afgelopen dertig jaar is de hoeveelheid vervuilde grond in Nederland zodanig gestegen dat reiniging ervan net zoveel zou kosten als het BNP van Nederland. Het is tijd dat de overheid stopt met vervuilen. Deze regering gaat er echter gewoon mee door en vouwt de regels om de praktijk heen. Als de mensen in Maarssen gerust waren gesteld door een overtuigend onderzoek, was er geen probleem, maar op dit moment is dat niet het geval. De doelstelling is goed, maar de delfstoffenheffing is de succesformule die daaraan ten grondslag zou moeten liggen. Zo'n heffing is niet minder effectief dan het geheel overlaten aan de marktspelers die gezellig met provincie- en gemeentebesturen praten over de aanleg van een recreatieplas om de maatschappelijke onrust weg te nemen. De bewindslieden zouden de AVI's moeten manen tot spoed bij het vervaardigen van schonere slakken. De praktijk wijst uit dat dit mogelijk is, maar de regering laat zich al zes jaar in de luren leggen en geeft de AVI's weer tot 2006 de kans om het aan te pakken.

De heer De Krom (VVD) vindt het winst dat al dit jaar zal worden gesproken over het BSB en dat de toepassing van AVI-bodemas met drie isolatielagen veilig is. Het is ook goed dat in de overheidsaanbestedingen een aanbeveling zal worden opgenomen om secundaire bouwstoffen te gebruiken. Hij wacht de brief van de minister over de mogelijkheid om dit in de aanbestedingen te verplichten, met belangstelling af.

Is de staatssecretaris van VROM bereid toe te zeggen dat aan het onderzoek naar deze problematiek hoge prioriteit wordt gegeven, zodat het eerder kan worden afgerond dan pas over twee jaar?

De heer Duyvendak (GroenLinks) heeft de indruk dat hij een fundamenteel meningsverschil met de staatssecretaris van VROM heeft. De staatssecretaris vindt namelijk dat hij een verantwoorde gok waagt en is ervan onder de indruk dat er drie lagen verschillend isolatiemateriaal worden gebruikt. Er is echter geen onderzoek dat aantoont dat er nooit lekkages zullen optreden. Er worden dus onverantwoorde risico's genomen. Bij de gemeente Maarssen wordt gewoon een grote stortplaats gerealiseerd.

Ook in het kader van de vereenvoudiging van regels zijn heffingen vaak geschikte middelen om effectief milieubeleid te voeren. In het verkiezingsprogramma van GroenLinks en met name de milieudoorrekening wordt een forse delfstoffenheffing voorgestaan met mooie resultaten. Bovendien laat het verkiezingsprogramma zien dat minder regels volstaan indien heffingen worden geïntroduceerd.

De heer Koopmans (CDA) vindt het belangrijk om het bevoegd gezag anders te regelen dan nu, omdat er te veel bevoegde gezagen zijn, waardoor veel onduidelijkheid ontstaat. De Kamer moet voor 1 januari 2004 niet alleen een evaluatie, maar ook een nieuw BSB toegestuurd krijgen. Dit nieuwe BSB is immers de voorwaarde om nu in te stemmen met een aantal uitzonderingen die het leven voor sommigen makkelijker maken, maar die voor anderen het concurreren bemoeilijken.

Als een voorstander voor een eventueel in te voeren delfstoffenheffing niet bepleit dat dit per se in Europees perspectief dient te gebeuren, maar eventueel alleen in Nederland, dan betekent dit het einde van de productie van bouwmaterialen in Nederland. Dit mag niet de bedoeling zijn, zeker niet in deze tijd.

De TBT-norm is in veel Europese landen anders dan in Nederland. Er moet scherp worden gekeken naar de consequenties daarvan. De staatssecretaris van VenW heeft gezegd dat 250 microgram per kilo droge stof meer aan de orde was, omdat het in zee gewonnen baggerslib anders niet terug naar zee kan worden gebracht, maar op het land moet worden gestort. Over die consequentie moet nog van gedachten worden gewisseld, want de prijs ervan is hoog. Bovendien neemt storting veel ruimte in.

De regering zou de motie over de immobilisatie nog eens moeten lezen. Het gaat niet goed op dat punt, zeker in relatie tot de doelstelling van de staatssecretaris van VenW dat er minder gebruik wordt gemaakt van primaire delfstoffen.

De staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer stelt dat een verstandig deskundigenadvies is gevraagd over de zeven stoffen die in de bodem voorkomen en dat de Technische commissie bodembescherming heeft geconcludeerd dat er geen onaanvaardbare risico's worden gelopen. Het RIVM start nu een onderzoek naar de oorzaak van de uitloging. Dit onderzoek zal veel tijd vergen, omdat in technische zin ook de factor tijd een rol speelt bij uitloging.

Voor het onderzoek naar AVI-bodemas is de verbrandingsbranche verantwoordelijk. Hij zegt toe dat hij met de branche zal overleggen om die te manen tot spoed. Het is ook in het belang van de branche om vaart achter dat onderzoek te zetten, aangezien het gaat om een maatschappelijke discussie.

De staatssecretaris vindt dat hij geen gok waagt, maar juist een verantwoorde afweging heeft gemaakt tussen het hergebruik van grondstoffen en het gebruik van primaire grondstoffen, tussen het feit dat dit een overgangssituatie is en het feit dat de drievoudige beveiliging afdoende is om negatieve effecten op te lossen. Die afstemming kan wel anders uitpakken naar gelang de accenten anders worden gelegd.

Het is aantrekkelijk om in brede zin met het kabinet over de invoering van heffingen te spreken in het verlengde van de zin in het Hoofdlijnenakkoord dat vergroening van het belastingstelsel weer is toegestaan. Er is al veel kennis beschikbaar op grond van in het verleden gedane onderzoeken over de mogelijkheden daartoe. Hij zal graag aan de discussie hierover meedoen in het licht van de milieubescherming en het belang van de duurzaamheid. Hij zal ook initiatieven nemen op dat vlak. Het Europese perspectief zal in gedachten worden gehouden, maar in het Hoofdlijnenakkoord staat ook dat in typisch Nederlandse situaties er specifiek Nederlandse maatregelen kunnen worden genomen.

De door de staatssecretaris geschetste hoofdlijnen worden zo snel mogelijk omgezet in de regeling, zodat er binnen zes maanden goede oplossingen zullen zijn.

Als gelijkstelling van immobilisatie op inhoudelijke motieven tot andere uitkomsten leidt, wil de staatssecretaris serieus bekijken of de desbetreffende motie kan worden uitgevoerd, omdat een door de Kamer aangenomen motie van buitengewoon belang is voor een bewindspersoon. Hij wacht de resultaten van het Centrum voor Immobilisatie eerst af.

De staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat merkt op dat Duitsland een TBT-norm heeft tussen de 20 microgram per kilo droge stof en 600 microgram per kilo droge stof. Het hangt van de locatie af welke norm wordt toegepast. België hanteert een strenge norm, maar kent ook een ander systeem, waarbij drie normoverschrijdingen zijn toegestaan voor de verspreiding van die stof. De Nederlandse norm van 100 microgram leidt ertoe dat sommige havens de vervuilde bagger van andere moeten opruimen. Dit blijkt geen probleem, vandaar dat toch voor de norm van 100 microgram is gekozen. Zij staat hierachter, omdat er aanpassingen voor de metingen zijn doorgevoerd en omdat de mogelijkheid tot differentiatie is geschapen. Het is dus mogelijk om in verschillende havens voor verschillende toepassingen te kiezen. De ministeries van VROM en VenW werken dit nader uit. Zodra de uitwerking is voltooid, zal de Kamer erover worden geïnformeerd. Voor ogen heeft altijd gestaan dat er niet nog meer baggerspecie in zee kon worden gedeponeerd.

De voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Buijs

De voorzitter van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat,

De Pater-van der Meer

De griffier van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Van der Leeden


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Duivesteijn (PvdA), Hofstra (VVD), Buijs (CDA), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Van Gent (GroenLinks), Geluk (VVD), Örgü (VVD), Dijsselbloem (PvdA), ondervoorzitter, Snijder-Hazelhoff (VVD), Depla (PvdA), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van As (LPF), Van den Brink (LPF), Van Bochove (CDA), De Ruiter (SP), Duyvendak (GroenLinks), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Koopmans (CDA), Spies (CDA), Van Lith (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Timmer (PvdA), De Krom (VVD), Verdaas (PvdA), Kruijsen (PvdA) en Samsom (PvdA).

Plv. leden: Crone (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Mastwijk (CDA), Ormel (CDA), Van den Brand (GroenLinks), Luchtenveld (VVD), Oplaat (VVD), Boelhouwer (PvdA), Schippers (VVD), Dubbelboer (PvdA), Meijer (CDA), Kraneveldt (LPF), Varela (LPF), Ten Hoopen (CDA), Vergeer-Mudde (SP), Vos (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Vietsch (CDA), Sterk (CDA), Haverkamp (CDA), Giskes (D66), Gerkens (SP), Verbeet (PvdA), Balemans (VVD), Waalkens (PvdA), Van Heteren (PvdA) en Wolfsen (PvdA).

XNoot
2

Samenstelling: Leden: Duivesteijn (PvdA), Dijksma (PvdA), Hofstra (VVD), ondervoorzitter, Meijer (CDA), Van Lith (CDA), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Koopmans (CDA), Oplaat (VVD), Geluk (VVD), Ten Hoopen (CDA), Dijsselbloem (PvdA), De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Depla (PvdA), Van As (LPF), Van den Brand (GroenLinks), Duyvendak (GroenLinks), Gerkens (SP), Van Haersma Buma (CDA), Bruls (CDA), Van der Ham (D66), Boelhouwer (PvdA), Dubbelboer (PvdA), De Krom (VVD), Hermans (LPF) en Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD).

Plv. leden: Heemskerk (PvdA), Tichelaar (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Hessels (CDA), Eurlings (CDA), Smeets (PvdA), De Ruiter (SP), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Buijs (CDA), De Grave (VVD), Szabó (VVD), Van Winsen (CDA), Van Dijken (PvdA), Haverkamp (CDA), Waalkens (PvdA), Herben (LPF), Vos (GroenLinks), Halsema (GroenLinks), Vergeer-Mudde (SP), Jager (CDA), Mastwijk (CDA), Giskes (D66), Van Dam (PvdA), Verdaas (PvdA), Van Beek (VVD), Van den Brink (LPF) en Luchtenveld (VVD).

Naar boven