Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2002-2003 | 28600-XI nr. 115 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2002-2003 | 28600-XI nr. 115 |
Vastgesteld 14 juli 2003
De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1 heeft op 26 juni 2003 overleg gevoerd met minister Dekker van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over:
– de brief van de minister van VROM d.d. 8 november 2002 over Bouwprognose 2002–2007 (VROM-02-1013);
– de brief van de minister van VROM d.d. 17 april 2003 met de jaarlijkse rapportage Voortgang verstedelijking Vinex 2002 (VROM-03-0235);
– de brief van de minister van VROM (28 600 XI, nr. 95) d.d. 10 maart 2003 met reactie op moties begrotingsbehandeling (zie ook VROM-03-0307: brief van de minister van VROM d.d. 12 mei 2003 over de behandeling van aangenomen moties).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissie
De heer Duivesteijn (PvdA) merkt op dat er eerst een anticyclisch beleid was, waardoor als er sprake was van een recessie in ieder geval met de sociale woningbouw door kon worden gegaan, en dat de woningbouwproductie daarna afhankelijk is gemaakt van ontwikkelingen binnen de markt. Nu dringt zich de vraag op of hier niet sprake is van het falen van het marktgerichte model. In de Leidsche Rijn wordt bijvoorbeeld de helft van de woningbouwproductie niet gerealiseerd. In IJburg, waar alle omstandigheden positief zijn – de Rijksoverheid biedt de grond kant en klaar aan aan de gemeentelijke overheid – is de planning toch vastgelopen en veel plannen moeten opnieuw worden opgezet.
De heer Duivesteijn vindt het vreemd dat de Kamer een technocratische evaluatie krijgt, die nauwelijks inzicht geeft in wat de echte oorzaken zijn. In de komende evaluaties moet scherper in beeld komen hoe de processen lopen. De overheid krijgt vaak de schuld, maar er zit ook een groot probleem aan de andere kant, bij de ontwikkelconsortia. Hij zou graag een soort casestudie zien van IJburg, waaruit duidelijk wordt waar de fouten zitten bij de gemeente, de regelgeving en de samenwerkingsconstructies.
In de voortgangsrapportage verstedelijking Vinex staat een aantal gesignaleerde knelpunten, bijvoorbeeld wat betreft de voorzieningen op Vinex-lokaties. Die litanie aan knelpunten geeft inzicht in de problemen. De heer Duivesteijn vindt het vreemd dat iets dat de overheid onder controle zou moeten hebben, namelijk die Vinex-ontwikkelingen, deze reeksen van problemen oplevert.
Ten slotte merkt de heer Duivesteijn op dat particuliere projectontwikkelaars voortdurend voor de daad uit rennen en zich inkopen in via het bouwclaimmodel. Wat gaat de minister daaraan doen?
Mevrouw Van Gent (GroenLinks) merkt op dat de bouwprognoses er al een tijd niet goed voor staan en dat het ook niet echt beter wordt. Er is een task force woningbouw en er worden regiogesprekken gevoerd over deze problematiek, maar de productie komt daarmee niet op gang. Zij vraagt zich ook af of de woningen die wel gebouwd worden wel de woningen zijn waar men op zit te wachten. Zij vindt het vreemd dat in nieuwe wijken onvoldoende gedifferentieerd wordt gebouwd. Dan ontstaan over een aantal jaren namelijk dezelfde problemen door een eenzijdige samenstelling van die wijken. Men moet dus vooruit kijken.
Mevrouw Van Gent zou graag zien dat er een actieplan komt op het punt van de woningbouwproductie. Daarin moeten de stedelijke vernieuwing, de inzet van de corporaties en de grondpolitiek worden meegenomen. Gemeenten moeten niet het onderste uit de kan willen hebben als het gaat om grondprijzen, maar bijvoorbeeld lagere grondprijzen hanteren voor het bouwen van sociale woningbouw. Zij is ook van oordeel dat nog eens goed moet worden gekeken naar meer renoveren en minder slopen. Dat zou ook goed zijn voor de positie van starters op de woningmarkt.
Mevrouw Van Gent pleit voor een bouwstop voor kantoren. Er staat veel kantoorruimte te huur, maar er wordt nog steeds gebouwd. Er gaan zelfs rijkssubsidies naar toe om dat te stimuleren. Kan dat geld niet beter worden ingezet voor het verplaatsen of saneren van gevaarlijke bedrijven? Zij heeft al voorstellen gedaan om kantoren om te bouwen voor bijvoorbeeld studentenhuisvesting. Zij zou daar graag inspirerende ideeën over krijgen vanuit het ministerie.
Ten slotte vraagt mevrouw Van Gent of nog gekeken kan worden naar de sociale koopsector en naar tussenvormen van koop. Wellicht kan de markt daardoor diverser worden dan nu het geval is. Dit speelt al jaren, maar er wordt onvoldoende aan gedaan. Zij zou er, als het gaat om het spreiden van verschillende groepen bewoners, voor zijn dat in de stad duurdere woningen worden aangeboden, als er dan betaalbare woningen worden aangeboden op de Vinex-lokaties, zodat de verschillende inkomensgroepen zich ook daar beter kunnen mengen.
De heer De Ruiter (SP) deelt het uitgangspunt van de minister dat het de taak van de overheid is om voor huisvesting van mensen te zorgen en vooral voor mensen die niet in staat zijn daar zelf voor te zorgen. Een probleem is echter dat er lastige onderhandelingen gaande zijn tussen gemeente, corporaties en projectontwikkelaars. Projectontwikkelaars maken vaak de dienst uit. De gemeenten zaten in een consortium met een verhouding van 51% markt en 49% overheid. Dat zou andersom moeten zijn, zodat de overheid de belangrijkste zeggenschap heeft.
Er worden minder goedkope woningen gebouwd en meer middeldure woningen. Volgens de voortgangsrapportage is de netto-uitbreiding van huurwoningen in 2001 5,2%. Dat betekent dat de netto-uitbreidingsproductie van koopwoningen uitkomt op iets minder dan 95%. De heer De Ruiter vindt dat schokkende cijfers. Een van de grote problemen in de volkshuisvesting is dat er vooral dure huizen worden gebouwd, terwijl er tegelijkertijd de herstructureringsopgave is. Er wordt meer geherstructureerd – dat is soms een synoniem voor slopen – dan dat er aan goedkope woningen wordt gebouwd. Daarmee wordt het probleem steeds groter. Het slooptempo zou daarom moeten worden getemporiseerd en eigenlijk zou er pas moeten worden gesloopt op het moment dat de bouwproductie weer op gang is gekomen. Anders wordt de woningnood alleen maar groter.
Het liberale idee dat iedereen een eigen huis zou moeten kopen, was gebaseerd op de economische opvatting dat het niet op kon. Daarom zijn er dure huizen gebouwd en zijn die gefinancierd met allerlei merkwaardige hypotheekvormen, zoals beleggingshypotheken en generatiehypotheken, die ook nog eens fiscaal aftrekbaar zijn. Dat kon nooit goed gaan. Het zou daarom verstandig zijn om een eind te maken aan die liberale gedachte en op een normale manier te gaan bekijken hoe die markt zich ontwikkelt. Er zijn nu veel mensen die het niet meer kunnen betalen. De heer De Ruiter vraagt de minister de Kamer cijfers voor te leggen van het aantal gedwongen verkopen tussen 1995 en 2000 en van het aantal huisuitzettingen in de huursector.
Wat betreft het ruimtebesluit vraagt de heer De Ruiter de minister of zij er iets voor voelt om van nu af aan het uitgangspunt te hanteren dat op elke plek waar één dure woning is gepland, in het vervolg twee goedkope woningen worden gepland. Daarmee wordt de bouwproductie verdubbeld, komt men tegemoet aan de andere prijsklasse en wordt iets gedaan aan het grondbeslag. Bovendien is de hypotheekrenteaftrek voor twee goedkope woningen geringer dan voor één dure.
De heer Van As (LPF) merkt op dat de rapportage van de woningbouw laat zien dat de uitvoering van de verstedelijking wat betreft de totale productie volgens de Vinex-convenantafspraken achterligt op het schema. Het woningtekort loopt op tot 200 000 in 2005. Dat betekent een toename van de spanning op de woningmarkt. Niet alleen zal de doorstroming stagneren, omdat aan de bovenkant van de verhuisketen te weinig woningen worden toegevoegd, maar ook de herstructurering zal stagneren en de toegang van starters tot de woningmarkt zal verslechteren.
De in de task force woningbouwproductie geconstateerde knelpunten aan de aanbodzijde worden aangepakt. De voorgestelde acties zijn het afgelopen jaar voorbereid en worden waar mogelijk al uitgevoerd. Zij zullen echter niet van vandaag op morgen resultaat te zien geven. Wat denkt de minister te kunnen doen om op korte en middellange termijn die woningbouwproductie te vergroten? De heer Van As is van mening dat het huidige ruimtelijkeordeningsbeleid (RO-beleid) moet worden losgelaten en dat moet worden gekeken hoe het met de woningmarktgebieden zit, wat de knelpunten zijn, wat de behoefte is en wat is vraag en aanbod. Het zou uiteraard mooi zijn als in de grote steden, waar in de jaren zestig/zeventig behoorlijk eenzijdig is gebouwd, een betere differentiatie zou kunnen plaatsvinden. Die mogelijkheden moeten er dan echter wel zijn en de gemeentebesturen moeten daaraan mee willen werken.
Uiteraard is de infrastructuur van belang als het gaat om Vinex-lokaties. Als men daar maar door blijft bouwen, kan dat betekenen dat de wegen dan vol komen te staan met files. Het is daarom van belang dat de gebieden waar werkgelegenheid is meer ruimte krijgen. Dat betreft vaak de grote steden, de stadsgewesten en de middelgrote gemeenten. Er moet in de eerste plaats worden gebouwd in de betaalbare sfeer. Om uitstroom uit de bestaande huurvoorraad te bewerkstelligen moeten ook koopwoningen worden gebouwd. Daarnaast zal moet worden bekeken of via verschrijving van de grondkosten betaalbare huurwoningen kunnen worden gebouwd, zonder dat sprake is van echte subsidies. Het is binnen grondexploitaties voor gemeentebesturen mogelijk om gedifferentieerde grondkosten te hanteren.
Mevrouw Giskes (D66) constateert dat na vele jaren het woord «woningnood» weer steeds vaker in de lucht hangt. Dat is een slechte ontwikkeling. Zij nodigt de minister uit om een actuele analyse te maken van de huidige woningnood. Wat zijn daar de verschillende aspecten van, kwantitatief en kwalitatief? Vervolgens moet dan de vraag worden beantwoord wat daar de oplossing voor is. Men is het erover eens dat er behoefte is aan doorstroming, maar hoe dat moet worden bereikt, daar is verschil van mening over. De vraag is of er moet worden gebouwd aan de onderkant en er nieuwe huurwoningen moet worden gebouwd of dat juist in het dure segment moet worden gebouwd, zodat mensen doorstromen. Die discussie moet op korte termijn worden gevoerd en moet uitmonden in een concrete keuze voor wat voortaan zal worden bevorderd. Dat zal niet allemaal door de overheid gedaan hoeven te worden, maar het heeft wel te maken met wat de overheid mogelijk maakt en welke ruimte er geboden wordt in het ruimtelijk beleid. Het is belangrijk dat de minister met een verhaal komt, rond de begrotingstijd of eerder, waarin zij duidelijk aangeeft wat volgens haar de impasse doorbreekt.
De heer Hofstra (VVD) merkt op dat wat de Vinex betreft, vrij uitvoerig aandacht wordt besteed aan de knelpunten ten aanzien van de infrastructuur. Qua planning is het eenvoudig om je te realiseren dat als je woningen bouwt, je daar voorzieningen bij nodig hebt, maar blijkbaar is het moeilijk om dat financieel en bestuurlijk voor elkaar te krijgen. Heeft de minister een opvatting hoe dit probleem wat beter zou kunnen worden aangepakt? Maakt het onderdeel uit van de herprioritering van het MIT?
Als het om de werklokaties gaat, is nog sprake van het ABC-beleid. Dat is een wat stalinistisch beleid, waarbij vanuit Den Haag wordt bepaald hoe gemeenten om moeten gaan met parkeernormen en met bedrijven die wel of niet mogen worden gevestigd op een lokatie. De heer Hofstra roept de minister op daar direct een streep door te zetten en het aan regio's over te laten om daar op maat invulling aan te geven.
De heer Hofstra is er niet voor om de voorliggende plannen aan te passen, want dan gaat het nog langer duren. De gemaakte plannen kunnen beter snel worden gerealiseerd. De afspraak is dat maximaal 30% in de goedkope sfeer gebouwd mag worden, huur en koop te zamen. Hij acht dat genoeg en in bepaalde gevallen zelfs te veel. Er zijn namelijk al veel goedkope woningen. Hij vindt dat nu, ook om doorstroming te bevorderen, gebouwd moet worden voor de vraag in de markt en dat zijn woningen in het midden en duurdere segment.
De heer Hofstra is van mening dat Vinex moet worden afgemaakt, in de dubbele zin van het woord: de afspraken die gemaakt zijn realiseren en er vervolgens mee op houden en een nieuw RO-beleid gaan voeren. Hij wil daarbij streven naar het aansnijden van meer lokaties. Er zijn dan meer mogelijkheden om aan de vraag te voldoen. Als goede woningen kunnen worden gebouwd, op aantrekkelijke lokaties, met ruimte in en om het huis, zal daar veel vraag naar zijn. Er zal dan niet voor leegstand worden gebouwd.
De heer Van Bochove (CDA) neemt aan dat de minister het als haar taak ziet om via voorwaardenscheppend beleid de productie in de woningbouw te stimuleren. Er is al veel gebeurd, maar dat heeft onvoldoende geleid tot verhoging van de productie. Dat is, zeker gezien het aantal doelgroepen dat wacht op een woning, van belang. Hij neemt aan dat de minister erop uit zal zijn in de komende periode een belangrijke impuls te geven aan het bouwen van woningen. Het inhalen van de achterstand zal moeilijk zijn, maar het zou goed zijn als in de komende periode op zijn minst de geplande aantallen worden gehaald.
Uit de voorliggende rapporten kan de conclusie worden getrokken dat partijen naar elkaar zitten te kijken. De overheid gaat ervan uit dat de markt het doet, maar de markt constateert zelf al dat ze zich bijna als een overheid aan het gedragen is. Iemand zal de ontwikkeling een duwtje moeten geven en partijen op het juiste spoor moeten zetten om ervoor te zorgen dat de productie op gang wordt gebracht. In het hoofdlijnenakkoord is aangegeven dat van de kant van het Rijk infrastructurele maatregelen zullen worden genomen om de woningbouw te stimuleren. Op welke termijn kunnen daar voorstellen voor tegemoet worden gezien? Is het misschien ook een idee om voorstellen tot het parallel laten lopen van procedures, zoals opgenomen in de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening, met spoed door de Kamer te loodsen?
Er zijn 50 wijkenprojecten aangewezen. De heer Van Bochove nodigt de minister uit om verder te kijken dan alleen specifiek die 50 wijken en pilots in andere gemeenten ook een kans te geven. Hij zou het op prijs stellen als de minister de Kamer wil laten weten waarom voor die 50 wijken is gekozen.
De minister merkt op dat er de laatste jaren te weinig wordt gebouwd ten opzichte van de behoefte, waardoor het woningtekort oploopt en men onvoldoende toe komt aan het verbeteren van de woningvoorraad in het kader van de stedelijke vernieuwing. Als wordt gekeken naar de maatschappelijke effecten van de huidige situatie kunnen twee groepen worden onderscheiden: doorstromers en starters en urgent woningzoekenden. Volgens de meest recente woningbehoefteprognoses van VROM zal het woningtekort in 2005 zijn opgelopen tot 2,7%. Daarbij zal het vooral gaan om de laatste groep. Dat wil niet zeggen dat de nieuwbouw van woningen op de behoefte van die groep moet worden gericht. De vraag naar meer kwaliteit is er immers ook nog steeds. Vooral in de grote steden is de woningvoorraad te eenzijdig, met als gevolg dat midden- en hogere inkomensgroepen de stad de rug toekeren. In het beleid van de afgelopen jaren lag het accent op bouwen voor de doorstroming. Zij pleit ervoor die lijn door te trekken. Wanneer huizen waar de grootste behoefte aan is, aan de voorraad toegevoegd worden komen andere huizen vrij voor mensen die daar dringend op zitten te wachten.
De productie is de afgelopen jaren gedaald van zo'n 90 000 naar 60 000 woningen per jaar. Hier zijn een aantal factoren oorzaak van. Tot begin jaren negentig had het Rijk een sterk sturende rol met jaarlijks vastgestelde programma's met overwegend gesubsidieerde woningbouw. De verantwoordelijkheid voor de woningbouw ligt nu primair bij marktpartijen, corporaties en gemeenten. Het proces is complex. Relatief eenvoudige lokaties zijn inmiddels bebouwd en men is nu aangewezen op meer ingewikkelde lokaties, binnenstedelijk of grote uitleglokaties. Het is niet eenvoudig om vanuit Den Haag de productie weer op te krikken, zeker niet tegen de achtergrond van de huidige laagconjunctuur en de invloed die dat op marktpartijen en consumenten heeft. Bovendien hebben alle maatregelen die worden genomen pas op langere termijn effect.
Een van de redenen om met alle betrokken partijen een task force woningbouw in te stellen, was de wens om tot actie te komen. De minister constateert dat dat behoorlijk goed heeft gewerkt. Ook bij gemeenten en marktpartijen ontstaan allerlei initiatieven om de woningbouw aan te jagen, van stadsregisseurs tot nieuwe concepten voor goedkoperen woningen, zoals de kleinere starterswoningen. Alle partijen zullen worden aangesproken op de verantwoordelijkheden en zullen tot daadwerkelijke actie moeten komen. Daarvoor zal moeten worden bekeken hoe belemmeringen in de regelgeving kunnen worden weggenomen.
Regels en procedures zijn belangrijke vertragingsfactoren. In de Woningwet 2003 zijn vijf ministeriële regelingen vervangen door de regeling bouwbesluit. In 2006 hoopt de minister alle gebruiksvoorschriften uit de gemeentelijke bouwverordening te uniformeren tot één besluit op rijksniveau, waardoor eisen in alle gemeenten op hetzelfde niveau komen te liggen. Via een wijziging van de Wet voorkeursrecht gemeenten, wordt het voorkeursrecht, dat de gemeente het eerste recht van grondaankoop geeft voor woningbouw en stedelijke vernieuwing, verbreed tot alle gemeenten. Bij de herziening van de Wet op de ruimtelijke ordening (WRO) wil zij de bestemmingsplanprocedure en de artikel 19-procedure integreren. Dat leidt tot een aanzienlijke verkorting van de proceduretijd tot in totaal 22 weken. De nieuwe WRO wordt waarschijnlijk in 2006 van kracht. In die WRO wil zij de Grondexploitatiewet, die nu in voorbereiding is, inbouwen. Deze wet moet de gemeente de mogelijkheid geven het kostenverhaal te regelen met alle ontwikkelaars.
Voor 50 wijken, die zijn aangewezen door de voorganger van de minister, zijn impulsteams beschikbaar. Er zijn uiteraard meer gemeenten dan die waar deze 50 wijken in liggen. Er is echter een keuze gemaakt om een experiment aan te gaan met deze wijken.
Staatssecretaris Remkes heeft indertijd met de stedelijke regio's intentieafspraken gemaakt over de totale verstedelijkingsopgave voor de periode 2000–2010, inclusief concrete aantallen te bouwen woningen. De minister is voornemens hieraan een vervolg te geven en definitieve afspraken met grote gemeenten, provincies en stedelijke regio's te maken over de woningbouwproductie tot 2010 en waar nodig over de daarmee samenhangende openbaar vervoersontsluitingen en bodemsaneringsproblematiek.
Bij verdere uitwerking van de nota Ruimte krijgt de ruimte voor de woningbouw natuurlijk ook aandacht. Samen met het IPO brengt VROM momenteel de bestemmingsplannen en streekplancapaciteit opnieuw in beeld. Verder wordt de woningbouwopgave zichtbaar gemaakt. De minister verwacht in september de eerste uitkomsten van een nieuw jaarlijks woningbehoefteonderzoek op basis waarvan een geactualiseerd beeld kan worden gegeven van de woningbehoefte tot 2010. Dat is voor haar de basis voor verdere acties.
In de begroting van 2004 zal de minister een actieplan opnemen. Daarmee onderstreept zij de noodzaak om tot verdere maatregelen te komen, vanuit de verantwoordelijkheid die het Rijk draagt.
De voortgang van de woningbouw in de periode 1995–2005 ligt macro behoorlijk op schema. 5000 van de afgesproken 650 000 te bouwen woningen verschuiven tot na 2004. Dat komt vooral doordat er buiten de stedelijke regio's behoorlijk meer is gebouwd dan was afgesproken, zo'n 65 000. Punt van zorg is natuurlijk wel de productie in de stedelijke regio's, die in deze periode waarschijnlijk met zo'n 70 000 achterblijft. Er moet dus actie worden genomen op dat punt.
Punt van aandacht blijft de ontsluiting van de Vinex-lokaties. De minister verwacht dat de decentralisatie van de gebundelde doeluitkering van Verkeer en Waterstaat de samenhang tussen de planning en de uitvoering van de infrastructuurprojecten zal verbeteren. Er zal ook veel aandacht zijn voor de sociale infrastructuur. 30% van de woningbouw zal voor de sociale sector zijn, ook op de Vinex-lokaties. De verscheidenheid blijft dus hoog. Dat is ook de reden waarom niet alleen zal worden gebouwd voor de sociale sectoren, maar ook voor andere sectoren, zodat ook de doorstroming van de grond zal komen. Het is aan de gemeenten om daar verder invulling aan te geven. De minister zal de gemeenten er echter wel op aanspreken dat er sprake moet zijn van diversiteit.
Herprioritering binnen het MIT is een verantwoordelijkheid van Verkeer en Waterstaat. Daar wordt op dit moment over gesproken. De minister zal de Kamer daar later over informeren.
De minister vindt het niet gewenst om het huidige RO-beleid los te laten. Zij zal komen met een nota Ruimte en zij zal kijken naar de actualiteit van het ontwikkelde instrumentarium en bekijken of het voor de komende tijd nog passend is. Bij de herziening van het RO-beleid zal ook worden bezien of het beleid met betrekking tot de ABC-lokaties moet worden gecontinueerd.
Gemeenten, particulieren en ontwikkelaars gaan over een bouwstop voor kantoren. Aangezien op dit moment leegstand te constateren is, moet worden nagegaan welke mogelijkheden er zijn, maar een bouwstop afkondigen voorziet de minister op dit moment niet.
De heer Duivesteijn (PvdA) is vandaag niet duidelijk geworden met welke slagvaardigheid dit nieuwe kabinet de woningnood gaat aanpakken. Hij heeft nu een wat algemeen verhaal gekregen van de minister. Het is goed dat zij constateert dat er sprake is van een slechte woningvoorraad in de steden, maar zij moet dan wel met concrete maatregelen komen. In de praktijk blijkt dat in Vinex-lokaties vooral duur en middelduur wordt gebouwd. Daar zou de sociale woningbouw naar voren kunnen worden gehaald. Dat zou kunnen betekenen dat meer allochtonen daar heen gaan en minder naar de bestaande steden. Ook zouden meer lagere-inkomensgroepen zich kunnen verplaatsen.
Als het gaat om de woningnood, zoals die de afgelopen jaren is ontstaan, moet de minister toch in staat zijn om in september een adequate visie te hebben over hoe dit moet worden aangepakt.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks) gaat het te ver om de hele ruimtelijke ordening op de schop te nemen. Dat roept namelijk weer allemaal andere problemen op. Er is een motie aangenomen, waarin werd gevraagd om op de Vinex-lokaties diverser te gaan bouwen en voor verschillende doelgroepen. Het zou goed zijn als VROM c.q. de minister die uitspraak serieus neemt en daar wat mee doet. Er komt onvoldoende aan ideeën uit VROM en het blijft te lang slepen. Zij betreurt dat.
Mevrouw Van Gent neemt aan dat de grondpolitiek meegenomen wordt in het actieplan. Ten slotte vraagt zij of in het actieplan ook concrete doelstellingen zullen staan.
De heer Van As (LPF) vindt dat de signalen uit deze commissie voor de minister voldoende moeten zijn om aan de hand daarvan met een plan van actie te komen, waarin de aspecten van de volkshuisvesting parallel aan de ruimtelijke ordening moeten worden bekeken.
Mevrouw Giskes (D66) heeft bij de behandeling van de jaarverslagen gevraagd waarom er niet een kwantitatieve doelstelling was op het punt van de bouwproductie. Daar werd op geantwoord dat het niet des rijksoverheids is om zo'n kwantitatieve doelstelling te hebben. Dat maakt het echter lastig om vervolgens te kijken waarom het wel of niet is gelukt. Zij wil daarom graag helderheid van de minister hoe het met dat soort doelstellingen zit, want dan kunnen er scherpere debatten worden gevoerd.
De heer Hofstra (VVD) is het ermee eens dat er op korte termijn een duidelijke, actuele visie moet zijn op hoe het verder moet. De vraag is of dat allemaal terug te vinden zal zijn in de begroting voor 2004. Of komen er nog andere, aparte stukken op dit terrein naar de Kamer?
De minister stelt het zeer op prijs dat zij de ruimte krijgt die nodig is om op basis van de analyses die er liggen en de analyse die zij zelf nog wil maken, bij de begroting met een apart plan van aanpak te komen. Het is natuurlijk prettig als in een plan van aanpak ook kwantitatieve gegevens staan. Aangezien het Rijk die niet alleen bepaalt, kunnen het wel indicaties zijn, maar geen harde kwantitatieve gegevens. Zij zal daar zo helder mogelijk in zijn.
Ten slotte merkt zij op dat divers bouwen het uitgangspunt is en dat daar niet aan wordt getornd.
Samenstelling:
Leden: Duivesteijn (PvdA), Hofstra (VVD), Buijs (CDA), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Van Gent (GroenLinks), Geluk (VVD), Örgü (VVD), Dijsselbloem (PvdA), ondervoorzitter, Snijder-Hazelhoff (VVD), Depla (PvdA), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van As (LPF), Van den Brink (LPF), Van Bochove (CDA), De Ruiter (SP), Duyvendak (GroenLinks), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Koopmans (CDA), Spies (CDA), Van Lith (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Timmer (PvdA), De Krom (VVD), Verdaas (PvdA), Kruijsen (PvdA), Samsom (PvdA).
Plv. leden: Crone (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Mastwijk (CDA), Ormel (CDA), Van den Brand (GroenLinks), Luchtenveld (VVD), Oplaat (VVD), Boelhouwer (PvdA), Schippers (VVD), Dubbelboer (PvdA), Meijer (CDA), Kraneveldt (LPF), Varela (LPF), Ten Hoopen (CDA), Vergeer-Mudde (SP), Vos (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Vietsch (CDA), Sterk (CDA), Haverkamp (CDA), Giskes (D66), Gerkens (SP), Verbeet (PvdA), Balemans (VVD), Waalkens (PvdA), Van Heteren (PvdA), Wolfsen (PvdA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28600-XI-115.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.