nr. 102
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Zoetermeer, 15 april 2003
Tijdens het Algemeen Overleg van 19 juni 2002 (kamerstuk 24 724/25 374,
nr. 57) over de inkomenspositie van de student heeft de minister van OCenW
onder andere gesproken over de huisvestingsproblematiek van studenten. De
kamernood van studenten in sommige steden is een zorgpunt dat aandacht behoeft.
Daarom heeft de minister zich bereid verklaard om te bezien welke rol het
ministerie van OCenW zou kunnen spelen op het terrein van de studentenhuisvesting,
in aansluiting op de primaire verantwoordelijkheid van de minister van VROM.
In dat kader heeft de bewindspersoon aangekondigd om hetgeen de gemeente Utrecht
en de gemeente Groningen momenteel doen op dit punt, en de ontwikkelingen
die zich terzake in het buitenland voordoen, te inventariseren. Hierbij zou
ook te rade worden gegaan bij het ministerie van VROM.
De studentenhuisvestingssituatie in het buitenland blijkt niet eenvoudig
vergelijkbaar met de Nederlandse situatie. Wat wel opvalt, bijvoorbeeld in
Vlaanderen, is dat privé-initiatief wordt aangemoedigd. De Vlaamse
overheid heeft geen leidende rol, maar schept voorwaarden om private partners
bij het sociaal beheer te betrekken. Dit beleid sluit in zekere zin aan bij
de uitkomsten van een pilot studentenhuisvesting die vorig jaar in Utrecht
gehouden is. Deze pilot had als doel om te zoeken naar diverse oplossingsrichtingen
voor het wegwerken van de tekorten op de kamermarkt. Ten behoeve van deze
pilot is een breed samengestelde werkgroep van lokale partijen ingesteld op
initiatief van het ministerie van VROM.
Deze breed samengestelde gemeentelijke werkgroep is op zoek gegaan naar
creatieve oplossingen voor het studentenhuisvestingsprobleem. De uitkomsten
zijn vastgelegd in een rapport (kamerstuk 2001–2002, 28 000 XI,
nr. 54) waarin is aangegeven welke oplossingen en oplossingsrichtingen mogelijk
zijn en welke belemmeringen daarvoor moeten worden opgelost. Er is onderkend
dat het oplossen van de problematiek voor een belangrijk deel een lokale aangelegenheid
is. Alle partijen moeten samenwerken en hun verantwoordelijkheid nemen. In
de Nederlandse situatie denken we dan echter niet zozeer aan private
partners, maar eerder aan bijvoorbeeld de gemeenten, de hoger onderwijsinstellingen,
de woningcorporaties, het rijk en ook de studenten zelf.
In navolging van de pilot in Utrecht wordt daarom door het ministerie
van VROM in nog drie studentensteden waar de huisvestingsproblematiek urgent
is, een pilot gehouden waarbij de verschillende partijen nader bij elkaar
worden gebracht om tot oplossingen te komen. Naast direct belang voor de betrokken
gemeenten speelt ook de voorbeeldfunctie voor andere studentensteden hier
een rol.
Het ministerie van OCenW wordt bij deze pilots betrokken. Ik ga in samenwerking
met het ministerie van VROM een onderzoek initiëren met als doel om meer
inzicht te krijgen in de kwantitatieve en kwalitatieve huisvestingsbehoefte,
ook als gevolg van de internationalisering van het onderwijs. De uitkomsten
van dit onderzoek zullen betrokken worden bij de pilots. Verder zal het ministerie
van OCenW een rol spelen bij het bij elkaar brengen van partijen. Op deze
manier kunnen er gericht verdere acties ondernomen worden om de huisvestingsproblematiek
op te lossen. De studentenorganisaties wijzen er terecht op dat dit een belangrijke
zaak is, die aandacht verdient.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
A. D. S. M. Nijs