28 600 XI
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) voor het jaar 2003

nr. 100
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 april 2003

In de loop van het jaar 2001 is naar aanleiding van de vuurwerkramp in Enschede het streven geformuleerd de explosievenopslag rond de vestiging van het Prins Maurits Laboratorium TNO (TNO-PML) te Ypenburg te verplaatsen. In overleg met alle betrokkenen: TNO, de provincie Zuid-Holland, de gemeenten Nootdorp en Den Haag en het ministerie van Defensie is toen gezamenlijk eendrachtig gezocht naar mogelijkheden om de verplaatsing van TNO te realiseren. De gemeente Cromstrijen is in beeld gekomen in verband met de herhuisvesting van TNO-PML in de Hogezandse Polder. Kort voor de val van het tweede paarse Kabinet bleek dat de kosten van de verplaatsing veel groter waren dan oorspronkelijk ingeschat, dat er geen dekking was voor de te verwachten bijdragen die van het rijk zouden worden gevraagd voor de realisering van het project, en dat de financiële risico's te groot werden bevonden. Door mijn voorganger is toen besloten ook andere opties dan verplaatsing in beschouwing te nemen.

Het moge duidelijk zijn dat de financiële situatie van het Rijk sindsdien niet is verbeterd. Om die reden heb ik gezocht naar een oplossing waarbij de huidige laboratoria en explosievenopslag kunnen worden gehandhaafd. Daarbij ben ik tot de onderstaande conclusies gekomen. In de bij deze brief gevoegde achtergrondnotitie «Veiligheidssituatie explosievenopslag van TNO te Ypenburg»1 zijn deze conclusies nader toegelicht.

Conclusies met betrekking tot de veiligheidssituatie op Ypenburg

Voor de beoordeling van de veiligheidsproblematiek rond TNO-Ypenburg wordt uitgegaan van de systematiek die is neergelegd in de circulaire Van Houwelingen. De geldigheid van deze circulaire uit 1988 is op 17 april 2001 nog aan de Tweede Kamer bevestigd. Toepassing van het veiligheidsbeleid voor de opslag van ontplofbare stoffen volgens deze systematiek leidt tot de volgende conclusies.

1. De veilige zone voor woonbebouwing ligt op 400 m afstand van de buitenkant van de munitieopslagen bij TNO. Dit is conform de uitspraak van de Raad van State van 26 juni 2002.

2. Het is gerechtvaardigd de strijdigheden (zoals woningen) in de veiligheidszones rond TNO op dezelfde wijze te behandelen als historische strijdigheden zoals bedoeld in de circulaire Van Houwelingen omdat ze a) liggen binnen de veiligheidszone van 400 m maar buiten de zone van 270 m waarvan tot 2 januari 2001 is uitgegaan, en b) reeds aanwezig waren op het moment dat de veiligheidszone van 400 m werd vastgesteld.

3. Er liggen strijdigheden binnen de veiligheidszones. Het gaat hierbij om 95 woningen.

4. Onder voorbehoud van de toetsing door RIVM en provincie Zuid-Holland wijst de risicoanalyse uit dat de situatie op Ypenburg rond de opslag van explosieven bij TNO-PML overeenkomstig de Wm-vergunning (Wet milieubeheer) voldoet aan de normen uit de circulaire Van Houwelingen voor het individueel risico. Ook wordt voldaan aan de strengere normen voor deze risico's genoemd in het NMP-4. Tevens wijst de risicoanalyse uit dat er geen groepsrisico is.

5. Op Ypenburg is er op basis van de uitkomsten van de risico-analyse geen noodzaak tot sanering en vanuit de veiligheidssituatie is er geen belemmering voor de realisatie van de geplande uitbreidingsplannen van TNO, waarin de Wm-vergunning van TNO voorziet en met de bouw waarvan een begin is gemaakt.

6. In het bestemmingsplan wordt de veiligheidszone van 400 m vastgelegd. In deze zone mogen geen nieuwe woningen en andere bouwwerken worden gebouwd die leiden tot een verslechtering van de veiligheidssituatie. Dakkapellen en garages en soortgelijke bouwwerken kunnen worden toegestaan voor zover die niet leiden tot een gemiddeld groter aantal mensen per hectare.

7. Partijen kunnen het initiatief nemen om door middel van onderzoek aan te tonen dat een veiligheidszone (B-zone) van 270 m toereikend is.

Op grond hiervan ben ik van mening dat de situatie op Ypenburg vanuit oogpunt van externe veiligheid bezien, aanvaardbaar is.

Voorstel van de gemeenten Den Haag, Rijswijk en Cromstrijen

De gemeenten Den Haag, Rijswijk en Cromstrijen hebben mij op 11 maart jl. per brief een voorstel aangeboden dat voorziet in het verplaatsen van TNO PML naar Cromstrijen. De gemeenten wijzen daarbij op de strategische kansen die verplaatsing biedt:

– een toekomstbestendige oplossing voor het veiligheidsprobleem op Ypenburg en in Rijswijk;

– ontwikkeling van Deltanatuur in de Hoeksche Waard; en

– herontwikkeling van stedelijk gebied in Den Haag en Rijswijk.

In het voorstel van de gemeenten is een gat in de financiering van de verplaatsing van € 34 mln. De gemeenten verzoeken de rijksoverheid en de provincie Zuid-Holland om dit gat te dekken. De gemeenten wijzen er op dat het niet-verplaatsen van TNO zal leiden tot schadeclaims waarvan de omvang vergelijkbaar is met het geconstateerde financiële gat.

Het voorstel van de gemeenten heeft mijn hier boven geformuleerde standpunt niet veranderd. Dit standpunt is conform het gevoerde beleid zoals in de zeven stappen hierboven is aangegeven. Gezien het feit dat de veiligheidssituatie aanvaardbaar is, is er vanuit veiligheidsoptiek geen reden de beperkte rijksmiddelen te investeren in verplaatsing van TNO.

Het gat van € 34 mln dat de gemeenten overhouden in hun voorstel komt tot stand omdat zij in hun voorstel al rekening houden met een bijdrage van VROM van € 18,6 mln en met een bijdrage van het ministerie van LNV van € 25 mln. Voor beide bedragen is geen onderbouwing geleverd en zijn thans geen middelen beschikbaar. De gemeenten doen bij het Rijk en de provincie geen beroep voor dekking van een gat van € 34 mln maar van bijna € 80 mln.

In tegenstelling tot hetgeen de gemeenten beweren, betekent handhaving van TNO niet dat er geen aanpassingen aan woningen mogelijk zouden zijn. Ook is in beginsel herbouw van woningen mogelijk, mits het aantal bewoners per ha niet toeneemt.

De briefschrijvers voeren aan dat verplaatsing van TNO grote ruimtelijke voordelen biedt zowel voor de natuurontwikkeling in de Hoeksche Waard als voor de stedelijke ontwikkeling in Den Haag en Rijswijk. Daar waar dergelijke ruimtelijke ontwikkelingen passen in het nationale ruimtelijk beleid hebben deze mijn belangstelling. Het huidige voorstel biedt voor mij echter onvoldoende aanknopingspunten voor een vervolg.

Inmiddels heeft TNO aangegeven dat het op de huidige locaties blijft en dat het de bedrijfsvoering van het Prins Maurits Laboratorium weer op het normale niveau zal brengen. Daarbij is het mogelijk dat TNO de opslagcapaciteit van de explosievenopslag weer volledig benut. Deze capaciteit is vastgelegd in de milieuvergunning en was uitgangspunt voor de risicoanalyse waarop mijn bovenstaande conclusies ten aanzien van de veiligheidsituatie van TNO-Ypenburg gebaseerd zijn. Uitbreiding door TNO van de hoeveelheid opgeslagen explosieven binnen de maximaal vergunde hoeveelheid verandert deze conclusies niet.

Terzake van de ontwikkelingen in de Hogezandse Polder is mij bekend dat er een verkenning gaande is van een groot aantal organisaties met onder meer als doel om daar natte natuur te ontwikkelen. Deze verkenning geeft mij op dit moment geen aanleiding rijksmiddelen beschikbaar te stellen.

Mede namens de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

H. G. J. Kamp


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven