Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2002-2003 | 28600-X nr. 14 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2002-2003 | 28600-X nr. 14 |
Vastgesteld 28 november 2002
De vaste commissie voor Defensie1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister en de staatssecretaris van Defensie over de brief d.d. 8 november 2002 inzake Defensie en het Strategisch Akkoord (28 600 X, nr. 10).
De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 27 november 2002.
Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
Kan de regering de Kamer een sociaal plan voorleggen voor de begeleiding van overtollig gemaakt personeel? In hoeverre kan het overtollig personeel rekenen op een andere overheidsfunctie?
Welke maatregelen zijn/worden getroffen ten behoeve van flankerend beleid in verband met het afvloeien van Defensiepersoneel naar aanleiding van het nu voorliggende bezuinigingspakket?
Defensie over een uitgebreid instrumentarium voor de begeleiding van personeel waarvoor in de organisatie geen plaats meer is. Met behulp hiervan zal een grote inspanning worden geleverd om overtollig personeel te herplaatsen, ofwel in de organisatie, ofwel daarbuiten. De regering streeft er zo veel mogelijk naar gedwongen ontslagen te voorkómen. Het spreekt vanzelf dat overleg wordt gevoerd met de centrales van overheidspersoneel over de gevolgen van de komende aanpassingen van de defensieorganisatie.
Wat is de politieke visie achter de genomen richting van bezuinigen?
Is de regering van mening dat flexibiliteit noodzakelijk is om de krijgsmacht in de toekomst ook verantwoord en evenwichtig te kunnen herstructureren, mocht dat nodig geacht worden?
De regering geeft aan dat een allesomvattende heroverweging van alle capaciteiten geboden is om ervoor te zorgen dat de krijgsmacht structureel betaalbaar blijft. Heeft aan het opstellen van deze Najaarsbrief een dergelijke heroverweging ten grondslag gelegen of zal daarvoor het «joint plan 2004–2013» moeten dienen? Indien het eerste het geval is, waar is deze heroverweging in de brief terug te vinden? Indien het laatste het geval is, wordt dan de volgorde niet omgekeerd (namelijk eerst de strategie doordenken en vervolgens een financiële uitwerking)? Hoe verhoudt zich de hier bedoelde heroverweging tot de allesomvattende heroverweging die aan de recente Defensienota 2000 ten grondslag heeft gelegen?
Waarom gaat Defensie eerst drastisch bezuinigen om pas in 2003 te komen met een (krijgsmachtbrede) visie, te weten het «joint plan»?
De economische situatie dwingt de regering maatregelen te nemen om de rijksuitgaven te beperken. Ook Defensie draagt bij aan de bezuinigingen.
De taakstelling die voortvloeit uit het Strategisch Akkoord dwingt reeds in 2003 maatregelen te nemen die, zowel direct als op termijn, bezuinigingen opleveren. Daarom is, vooruitlopend op het joint defensieplan 2004–2013, een pakket maatregelen samengesteld dat in 2003 tot resultaten zal leiden. Hierbij zijn keuzes gemaakt die recht doen aan de speerpunten van het defensiebeleid voor 2003. De geraamde opbrengst van het pakket maatregelen is uiteengezet in de brief «Defensie en het Strategisch Akkoord» van 8 november jl. (Kamerstuk 28 600X, nr. 1) en vastgelegd in de u onlangs toegezonden Nota van wijziging bij de begroting voor 2003. Het merendeel van de maatregelen die in het kader van de taakstellingen van het Strategisch Akkoord zullen worden genomen, vereist de nodige uitwerking. Hiervoor is meer voorbereidingstijd nodig. De resultaten van de besluitvorming zullen in het joint defensieplan worden verwerkt.
De noodzakelijke besparingen zijn ten eerste gezocht in de terugdringing van de bureaucratie en de verkleining van de stafcapaciteit. De stafstructuren van de centrale organisatie, de krijgsmachtdelen en het Dico worden opnieuw geordend, wat tweeduizend arbeidsplaatsen bespaart, en ook ondersteunende diensten gaan nauw samenwerken. Er komt een operationeel hoofdkwartier en één investeringsplan voor de gehele krijgsmacht. Ten tweede worden de militaire capaciteiten nadrukkelijker dan ooit afgestemd op de hedendaagse veiligheidssituatie waarin terrorisme en de verspreiding van massavernietigingswapens de grootste bedreigingen vormen. Zo is, zes jaar na de opschorting van de opkomstplicht, besloten de reserve-eenheden van de Koninklijke landmacht op te heffen. Dit is mogelijk omdat het onwaarschijnlijk is dat de komende tien jaar een grootschalige aanval op het verdragsgebied van de Navo zal worden uitgevoerd.
De Defensienota 2000 is naar het oordeel van het kabinet het bepalende beleidsdocument voor de krijgsmacht. Zij onderstreept het belang van snel inzetbare, moderne militaire eenheden die in wisselende, modulaire verbanden kunnen worden ingezet, vaak ver van huis. Deze visie staat nog steeds centraal. Thans zijn ingrepen in de parate capaciteit echter onontkoombaar. Vanaf 2004 wordt het aantal operationele, aan de Navo aangeboden F-16's verminderd van 108 naar 90. Ook worden vanaf 2004 twee fregatten vervroegd uit de vaart genomen. De uitbreiding van de parate capaciteit van de landmacht en de mariniers wordt voorshands met drie jaar uitgesteld. Het motto in de Defensienota 2000, «meer groen op de grond», is echter niet uit beeld verdwenen. Volgend jaar zal het genoemde «joint» defensieplan worden opgesteld waarin álle capaciteiten van Defensie definitief een plaats zullen krijgen. Dan zijn waarschijnlijk opnieuw ingrijpende keuzes aan de orde, want er moeten nog aanvullende maatregelen worden getroffen om ook op langere termijn, na 2006, de boekhouding sluitend te maken.
Ingrepen, hoe pijnlijk ook, moeten uiteindelijk wel verantwoord zijn. Over wat wel en niet verantwoord is kan verschillend worden gedacht. Zeker is dat een louter nationaal perspectief hoe langer hoe minder soelaas zal bieden. Meer en meer groeit onder de Europese bondgenoten het besef dat de gezamenlijke capaciteiten in EU- en Navo-kader bepalend zijn voor de nationale defensie-inspanningen. Voor Nederland is dit niet anders. De Europese capaciteiten – tekorten én overschotten – bieden het meest objectieve handvat om op nationaal niveau prioriteiten te kunnen stellen. In dit verband is het van belang dat in Europees verband geen kwantitatief tekort aan jachtvliegtuigen of fregatten zal ontstaan door de thans voorgenomen maatregelen. Er zijn tussen de Europese landen wel grote kwaliteitsverschillen in militaire capaciteiten.
Acht de regering het verantwoord om zonder inhoudelijke afweging keuzes te maken voor meer of minder gevechtsvliegtuigen?
Is de regering van mening dat met het besluit om een squadron F-16's op te heffen flexibiliteit, dat wil zeggen ruimte om in onvoorziene situaties ingrijpende beslissingen te nemen, vereist was en dat flexibiliteit ook is aangegrepen om de taakstelling mede aldus uit te voeren?
Op welke wijze behoudt de regering met haar besluit voor deelname aan de ontwikkelingsfase van de JSF flexibiliteit om eventueel minder dan 85 jachtvliegtuigen aan te schaffen?
Wat betekent het afstoten van 18 F-16's voor het aantal aan te schaffen vervangende jachtvliegtuigen? Welk effect heeft het afstoten van deze F-16's op de Nederlandse verantwoordelijkheid voor de NAVO-kernwapentaak?
Welke strategisch inhoudelijke overwegingen liggen ten grondslag aan het voornemen om de huidige F-16-vloot in de toekomst te vervangen door een kleiner aantal toestellen met een grotere capaciteit?
Waarom is de Tweede Kamer niet op de hoogte gesteld van de achterliggende redenen om de F-16-vloot te verkleinen noch van een daaraan gekoppelde behoeftestelling qua benodigd aantal aan te schaffen gevechtsvliegtuigen?
Hoe heeft de regering de grote behoefte gewogen die er de laatste jaren was en is aan inzet van Nederlandse F-16's (Balkan, Afghanistan)? Op grond van welke overwegingen is zij van mening dat een tijdelijke ingrijpende vermindering van de operationele capaciteit van de F-16-vloot verantwoord is? Kan zij aangeven of vanaf 2004 alle 18 F-16's tegelijkertijd worden afgestoten of zal het afstoten in kleine aantallen gaan?
De bezuinigingen bij Defensie worden in eerste instantie gerealiseerd door de exploitatiekosten van de organisatie structureel te verminderen, door verkleining van staven en door de verdere verbetering van doelmatigheid van de defensieorganisatie. Daarnaast kan niet worden ontkomen aan het snijden in de operationele capaciteiten. Eén van de gevolgen daarvan is de vermindering van het aantal F-16 gevechtsvliegtuigen met achttien. De regering is van mening dat Nederland ook met negentig operationeel ingedeelde F-16's een toereikende, flexibele bijdrage kan leveren aan internationale operaties. De maatregel heeft geen effect op Nederlandse bijdrage aan de bondgenootschappelijke kernwapentaak. In welk tempo de F-16's worden afgestoten hangt onder andere af van de behoefte bij andere landen aan deze soort gemoderniseerde gevechtsvliegtuigen.
Het kabinet is voor de berekening van de «business case», die ten grondslag ligt aan het besluit deel te nemen aan de ontwikkeling van de JSF, als rekenvoorbeeld uitgegaan van 85 vliegtuigen. Over de aanschaf als zodanig, noch over het aantal te verwerven vliegtuigen is een besluit genomen. Dit is pas aan de orde bij een verwervingsbesluit. De beslissing om deel te nemen aan de SDD betekent derhalve geen beslissing tot aanschaf. De regering behoudt binnen de budgettaire mogelijkheden speelruimte in de aanschaf van het aantal toestellen. Bij de keuze voor de JSF draagt op termijn een korting op de aanschafprijs per toestel bij aan het gedeeltelijk terugverdienen van de kosten van de deelname aan de SDD.
Is de regering van mening dat flexibiliteit noodzakelijk is om de krijgsmacht in de toekomst ook verantwoord en evenwichtig te kunnen herstructureren, mocht dat nodig geacht worden?
Zie het antwoord bij vraag 2.
Is de regering van mening dat met het besluit om een squadron F-16's op te heffen flexibiliteit, dat wil zeggen ruimte om in onvoorziene situaties ingrijpende beslissingen te nemen, vereist was en dat flexibiliteit ook is aangegrepen om de taakstelling mede aldus uit te voeren?
Op welke wijze behoudt de regering met haar besluit voor deelname aan de ontwikkelingsfase van de JSF flexibiliteit om eventueel minder dan 85 jachtvliegtuigen aan te schaffen?
Zie het antwoord bij vraag 3.
Welke bedragen en percentages van de totale Defensiebegrotingen besteden de EU-landen, met inbegrip van Nederland, in het kader van de versterking van de Europese militaire capaciteiten (EVDB)? Kan de regering de Kamer een overzicht met bedragen en percentages per land, per jaar, lopend van 2002 tot ongeveer 2010 doen toekomen?
In Nederland zijn de EVDB-gelden en de daarmee te financieren versterking van de Europese militaire capaciteiten expliciet in de defensiebegroting zichtbaar gemaakt. In andere Europese landen zijn deze uitgaven in de reguliere begrotingsartikelen verwerkt, zodat geen inzicht bestaat bedragen die zijn uitgetrokken voor versterking van de EVDB-capaciteiten. Een antwoord op deze vraag kan thans derhalve niet gegeven worden.
Wanneer zal de Kamer de Nota van Wijziging op de begroting ontvangen?
De Nota van wijziging is op 22 november jl. door de ministerraad akkoord bevonden en daarna de Kamer toegezonden.
Wat zijn de «nieuwe bescheiden initiatieven» die ontwikkeld zullen worden binnen de bedragen die beschikbaar zijn voor de versterking van de Europese capaciteiten? Welke nieuwe investeringen met betrekking tot het materieel zullen er tot het jaar 2006 nog worden gedaan?
In de brief «EVDB-intensivering/Nederlandse bijdrage» Prague Capability Commitment« van 8 november 2002 (Kamerstuk 28 676, nr.1) is de Kamer hierover uitgebreide informatie toegegaan.
Mag aangenomen worden dat, gezien het reeds zeer ingrijpende karakter van de voorgestelde bezuinigingen, bij eventueel nog verder verslechterende economische perspectieven het kabinet geen extra bezuinigingen zal voorstellen op de Defensiebegroting?
Gezien de demissionaire status van het kabinet lijkt deze veronderstelling juist.
Waarom heeft de minister van Defensie zijn Amerikaanse collega Rumsfeld laten weten dat de bezuinigingen op zijn departement niet ten koste gaan van het operationeel vermogen, terwijl nu wordt gesteld dat Nederland niet ontkomt aan ingrepen in de operationele capaciteiten? Dit, ondanks het feit dat het te bezuinigen bedrag reeds was vastgelegd in het Strategisch Akkoord?
Welke reacties zijn tot nu toe vanuit de NAVO vernomen op het thans voorgestelde bezuinigingspakket?
In contacten met de bondgenoten is nu verscheidende keren gesproken over de achtergronden bij de Nederlandse bezuinigingen op Defensie en de maatregelen die worden genomen. De Navo heeft formeel nog niet op de maatregelen gereageerd. Tijdens de jaarlijkse bespreking van de defensieplannen, die de Navo voert met de individuele landen, komen de bezuinigingen uitgebreid aan de orde.
Onder andere aan de secretaris-generaal van de Navo, lord Robertson, is uiteengezet dat de Nederlandse regering in de huidige economische omstandigheden de Nederlandse defensieorganisatie niet kan ontzien. Zoals het pakket maatregelen aantoont tracht de regering het snijden in operationele capaciteiten zoveel mogelijk te voorkomen. Er viel echter niet te ontkomen aan maatregelen die de operationele capaciteiten treffen of hun inzet beperken. Er is gekozen voor maatregelen die capaciteiten treffen waarvoor in Navo- en EU-verband tot dusverre geen tekorten zijn vastgesteld of op termijn zullen ontstaan.
Voorts is gewezen op de kwalitatief hoge standaard van de Nederlandse krijgsmacht, waarvan de inzetbaarheid, de interoperabiliteit en de flexibiliteit in vergelijking met die van andere Europese Navo-landen gunstig afsteekt. De beleidsontwikkelingen bij Defensie, gericht op het verder ontwikkelen van de samenwerking van de krijgsmachtdelen (joint) en doelmatigheid, alsmede de voortgang op het gebied van de versterking van de Europese militaire capaciteiten, zal de kwaliteit van de Nederlandse krijgsmacht en de mate van inzetbaarheid in Navo-verband verder ten goede komen.
Defensie haalt de opdracht uit het Strategisch Akkoord, te weten 3400 functies, niet. Waar is dit aan te wijten? Zou het schrappen van 3400 functies onacceptabele gevolgen hebben voor de inzetbaarheid van de Nederlandse krijgsmacht? Zo ja, welke gevolgen heeft dit? Zo nee, worden er nog meer functies geschrapt?
Is de regering bereid om nog voor de begrotingsbehandeling op hoofdlijnen aan te geven wanneer en waar binnen de Krijgsmacht de 1400 functies zullen verdwijnen die het verschil uitmaken tussen de 3400 van het Strategisch Akkoord en de 2000 van de Najaarsbrief, dit mede om de grote onzekerheid en onrust bij het Defensiepersoneel zo kort mogelijk te laten duren?
Hoeveel VTE gaan er in totaal geschrapt worden? Kan de regering aangeven hoe dit, gefaseerd in afzonderlijke jaren, uitpakt?
Hoeveel bezuinigt de regering per 2006 (en structureel doorwerkend) door het opheffen van ongeveer 2000 staffuncties?
Door een ingrijpende reorganisatie en verkleining van staven zullen ongeveer tweeduizend van de huidige zesduizend functies vervallen. Door de overige doelmatigheidsmaatregelen worden nog eens ruim 1100 functies bespaard. Bij de operationele eenheden vervallen door de vermindering van capaciteiten daarenboven ruim 1700 functies. Als gevolg van de thans voorgestelde maatregelen kunnen naar schatting in totaal ruim 4800 voltijdsequivalenten (vte'n) worden bespaard
De efficiencykorting zou ontbureaucratisering en ontstaffing als doel hebben maar leidt bij Defensie ook tot het schrappen van functies bij uitvoerende organisatiedelen en operationele eenheden. Is er binnen deze eenheden sprake geweest van bureaucratie waardoor het schrappen van functies mogelijk is of zijn er andere redenen om de efficiencykorting toe te passen op deze onderdelen?
«Ontstaffing» en «ontbureaucratisering» zijn belangrijke richtsnoeren geweest bij de ingrijpende verkleining van staven en de overige doelmatigheidsmaatregelen. Dit uitgangspunt treft echter alleen de staven en de beleidsondersteunende functies. De efficiencykorting uit het Strategisch Akkoord is echter veelomvattender omdat zij is opgelegd aan de gehele defensieorganisatie, en dus bijvoorbeeld ook de operationele en de ondersteunende eenheden betreft. Om de opgelegde financiële taakstelling te realiseren is dus ook snijden in de operationele capaciteiten onontkoombaar.
Heeft het schrappen van 2000 functies implicaties op het nagestreefde ambitieniveau? Zo ja, gaat de regering het ambitieniveau verder verlagen? Indien het ambitieniveau gelijk blijft, welke maatregelen gaat de regering dan nemen om te voorkomen dat de druk weer oploopt?
Wat is de impact van het uitstellen van de versterking van de parate component van de Koninklijke Landmacht en het Korps mariniers op de haalbaarheid van het ambitieniveau?
Welke maatregelen treft de regering om de uitzenddruk voor de twee andere bataljons niet toe te laten nemen? Welke implicaties zal dit hebben op het ambitieniveau?
De krijgsmacht beschikt over voldoende capaciteit om het ambitieniveau waar te maken. Bij het voorbereiden van een uitzendingsbesluit wordt altijd gekeken naar de beschikbaarheid van de eenheden.
Ook de integratie van de staven heeft geen gevolgen voor de operationele output van de krijgsmacht, en in die zin dus ook niet voor het bijgestelde ambitieniveau.
Welk «modern materieel» gaat de regering afstoten en wat is volgens de regering de definitie van «modern»?
Door de reductie van de operationele capaciteiten komt materieel vrij dat zal worden afgestoten. Welke en hoeveel uitrustingsstukken dat precies betreft kan nu niet worden aangegeven. De uitrusting van de Nederlandse krijgsmacht behoort tot de meest moderne van de Navo. Nagenoeg al het materieel dat als gevolg van de invulling van de taakstelling van het Strategisch Akkoord voor afstoting in aanmerking komt kan dientengevolge op de markt als «modern» worden aangemerkt.
De regering geeft aan dat een allesomvattende heroverweging van alle capaciteiten geboden is om ervoor te zorgen dat de krijgsmacht structureel betaalbaar blijft. Heeft aan het opstellen van deze Najaarsbrief een dergelijke heroverweging ten grondslag gelegen of zal daarvoor het «joint plan 2004–2013» moeten dienen? Indien het eerste het geval is, waar is deze heroverweging in de brief terug te vinden? Indien het laatste het geval is, wordt dan de volgorde niet omgekeerd (namelijk eerst de strategie doordenken en vervolgens een financiële uitwerking)? Hoe verhoudt zich de hier bedoelde heroverweging tot de allesomvattende heroverweging die aan de recente Defensienota 2000 ten grondslag heeft gelegen?
Zie het antwoord bij vraag 2.
Is de regering bereid om nog voor de begrotingsbehandeling op hoofdlijnen aan te geven wanneer en waar binnen de krijgsmacht de 1400 functies zullen verdwijnen die het verschil uitmaken tussen de 3400 van het Strategisch Akkoord en de 2000 van de Najaarsbrief, dit mede om de grote onzekerheid en onrust bij het Defensiepersoneel zo kort mogelijk te laten duren?
Zie het antwoord bij vraag 12.
Waarom gaat Defensie eerst drastisch bezuinigen om pas in 2003 te komen met een (krijgsmachtbrede) visie, te weten het «joint plan»?
Zie het antwoord bij vraag 2.
De regering stelt in de brief dat het voor de hand ligt te bezien in hoeverre het mogelijk en wenselijk is de instroom van personeel te blokkeren. Wanneer wordt deze analyse gemaakt en wie gaat deze uitvoeren?
In de brief wordt aangegeven dat aan instroombeperkende maatregelen voor- en nadelen kleven. Evidente voordelen zijn dat deze maatregelen direct geld opleveren zonder bijkomende kosten en dat het zittende personeel gespaard blijft. Een nadeel van een volledige blokkering van de instroom is dat er geen uitzondering kan worden gemaakt voor functies die vrijvallen en niettemin toch bezetting behoeven. Vanwege de krappe financiële ruimte op de korte termijn is gekozen voor het toepassen van een tijdelijke en selectieve vacaturestop voor het burgerpersoneel. Om de operationele inzetbaarheid van de krijgsmacht te kunnen handhaven moet de instroom van jonge militairen zoveel mogelijk op peil blijven. De taakstelling voor het militair personeel wordt dan ook deels bewerkstelligd door het, op vrijwillige basis, vervroegd laten uitstromen van een deel van het (oudere) militaire personeel dat een aanstelling voor onbepaalde tijd heeft. De functie die hierdoor vrijkomt, of een soortgelijke functie, wordt geschrapt.
Wat komt er terecht van het motto «meer groen op de grond» uit de Defensienota 2000, gelet op het uitstel met drie jaar van de in diezelfde nota aangekondigde paraatstelling van het derde mariniersbataljon en de vierde compagnieën?
Het uitgangspunt «meer groen op de grond» is gericht op het vergroten van de inzetbaarheid van de krijgsmacht: de «operationele output» ten opzichte van de stafcapaciteit. Dit blijft het uitgangspunt bij het invullen van de taakstellingen. De beleidsvoornemens inzake de paraatstelling van het derde mariniersbataljon en de genoemde compagnieën zijn niet losgelaten, maar komen later tot gelding dan eerder was voorzien. Dit is het gevolg van de noodzaak om al op korte termijn ombuigingen te bereiken waartoe het kabinet heeft besloten.
Wat houdt de tijdelijke en selectieve vacaturestop voor burgerpersoneel in? Hoe tijdelijk is «tijdelijk» en welke selectiecriteria worden geformuleerd?
De tijdelijke en selectieve vacaturestop voor burgerpersoneel is ingesteld om te kunnen voldoen aan de taakstelling voor 2003 uit het Strategisch Akkoord. Dit betreft voor het burgerpersoneel een volumetaakstelling van 1,25% en een doelmatigheidstaakstelling van één procent. Tegen de achtergrond van de gegevens over de uitstroom in voorgaande jaren zou nog ongeveer de helft van de ontstane vacatures voor burgerpersoneel kunnen worden gevuld om de gewenste reductie te bereiken. Vooralsnog is deze maatregel alleen in 2003 van kracht. In overeenstemming met de uitgangspunten van het Strategisch Akkoord zal deze reductie vooral in de staven en de ondersteunende onderdelen moeten worden gevonden. Daarbij wordt het aan de organisatieonderdelen zelf overgelaten in hoeverre het, gelet op de eventuele gevolgen voor de bedrijfsvoering, noodzakelijk is de ontstane vacatures te vullen.
Hoe verhoudt de voorgenomen versnelde uitstroom van (oudere) militaire BOT'ers zich tot de verhoging van de FLO-leeftijd? Wat zijn de financiële en personele implicaties van het terugbrengen van deze leeftijd tot 55 jaar?
Hoeveel militair personeel zal naar verwachting op vrijwillige basis vervroegd afvloeien? Gaat de regering over tot gedwongen ontslagen indien deze hoeveelheid tegenvalt? Zo nee, hoe denkt de regering dan het aantal te schrappen functies te behalen?
Er is geen sprake van het terugbrengen van de ontslagleeftijd tot 55 jaar, maar van een ontslag op vrijwillige basis voor een gelimiteerde groep van 1200 beroepsmilitairen, uiterlijk twee jaar voor de thans geldende ontslagleeftijd. Het gaat om ongeveer de helft van het totaal aantal beroepsmilitairen dat in de daarop volgende twee jaar de reguliere ontslagleeftijd bereikt.
De verhoging van de ontslagleeftijden gaat in vanaf 2006, volgens de systematiek die is afgesproken met de centrales voor het overheidspersoneel. De vervroegde uittreding van 1200 militairen is echter aan de orde in 2003. Er is dan ook geen rechtstreekse relatie. Wel is vooruitlopend op de verplichte verhoging sprake van stimulering van het nadienen. Dit beleid wordt onverminderd voortgezet, waarbij stimulering van nadienen aan de orde is voor die militairen die niet in het kader van de in 2003 voorziene eenmalige regeling reeds voor de vigerende ontslagleeftijd zijn uitgetreden.
De regering gaat ervan uit dat het quotum van 1200 militairen wordt gehaald. Indien dit onverhoopt niet het geval is zullen passende nadere maatregelen worden getroffen. Gedwongen ontslagen zullen zoveel mogelijk worden voorkomen.
Welke gevolgen zal de tijdelijke en selectieve vacaturestop hebben op de verwachte toekomstige wervingsresultaten? Zal deze maatregel ook negatief effect hebben op de verwachte toekomstige wervingsresultaten?
De tijdelijke en selectieve vacaturestop heeft geen directe gevolgen voor de verwachte toekomstige wervingsresultaten. Ze richt zich met name op burgerpersoneel op posities binnen delen van de defensieorganisatie die zullen moeten worden samengevoegd en verkleind. Bij wervingsresultaten wordt allereerst gedacht aan effecten ten aanzien van de instroom aan de voet van de organisatie van vooral militair personeel. Dit betreft derhalve een andere doelgroep.
Hoeveel militair personeel zal naar verwachting op vrijwillige basis vervroegd afvloeien? Gaat de regering over tot gedwongen ontslagen indien deze hoeveelheid tegenvalt? Zo nee, hoe denkt de regering dan het aantal te schrappen functies te behalen?
Zie het antwoord op vraag 23.
Hoeveel VTE gaan er in totaal geschrapt worden? Kan de regering aangeven hoe dit, gefaseerd in afzonderlijke jaren, uitpakt?
Zie het antwoord bij vraag 12.
Welke maatregelen zijn/worden getroffen ten behoeve van flankerend beleid in verband met het afvloeien van Defensiepersoneel naar aanleiding van het nu voorliggende bezuinigingspakket?
Zie het antwoord op vraag 1.
Hoeveel bezuinigt de regering per 2006 (en structureel doorwerkend) door het opheffen van ongeveer 2 000 staffuncties?
Zie het antwoord bij vraag 12.
De gedetailleerde uitwerking van alle gevolgen van de herinrichting van de staven zal nog enige tijd op zich laten wachten. Kan de regering aangeven hoe lang dit gaat duren? Hoe betrouwbaar is het uitsluitsel, dat door middel van een concrete aanpak, aan het personeel zal worden verschaft? Bestaat er een mogelijkheid dat deze concrete aanpak, nadat alle gevolgen bekend zijn, op enige wijze teruggedraaid moet worden?
Aan welke termijn denkt de regering als zij belooft het Defensiepersoneel zo snel mogelijk met een concrete aanpak uitsluitsel te geven over de voorgenomen herinrichting en integratie van staven?
Waarom is gekozen voor de locatie «Plein, Den Haag» als locatie voor het joint operatiecentrum en niet voor bijvoorbeeld de Frederikskazerne, zoals de Adviescommissie Opperbevelhebberschap heeft voorgesteld? Spelen bezuinigingsoverwegingen een rol bij de keuze voor deze locatie?
Kan uit de brief worden geconcludeerd dat van alle krijgsmachtdelen de personeels/materieel en financieel-economische directies worden samengevoegd en geconcentreerd onder eenhoofdige leiding?
Duidelijkheid over de hoofdlijnen en de belangrijkste gevolgen van deze reorganisatie zijn niet vóór het tweede kwartaal van 2003 te verwachten. Een meer gedetailleerde uitwerking is de uitkomst van een zorgvuldig en beheerst reorganisatieproces. Deze zal medio volgend jaar beschikbaar komen. Het personeel zal steeds wanneer voornemens worden geconcentreerd, hiervan op de hoogte worden gesteld. Daarnaast zijn uiteraard de regelingen voor overleg bij reorganisaties van toepassing. De regering is voornemens de Kamer regelmatig over de voortgang en de bereikte mijlpalen te informeren.
Kan uit de brief worden geconcludeerd dat van alle krijgsmachtdelen de personeels/materieel en financieel-economische directies worden samengevoegd en geconcentreerd onder eenhoofdige leiding?
Zie het antwoord op vraag 29.
33, 34 en 35, 36, 42, 43, 44, 45, 49, 54, 69, 74, 86, 87, 90 en 99
Hoeveel kan worden bezuinigd per 2006 (en structureel doorwerkend) door een verkleining van de Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen (DGW&T)? Welke bezuiniging wordt (per 2006 en vervolgens structureel doorwerkend) verwacht als gevolg van de centralisatie van het beheer over en het toezicht op de Defensie-infrastructuur? Kan de regering nadere informatie geven over deze centralisatie?
Waaruit bestaat de verkleining van de DGW&T? Als wordt gesteld dat de bouwactiviteiten afnemen, betekent dit dan ook dat de komende jaren de budgetten voor infrastructuur afnemen? Zo ja, met hoeveel?
Welke bezuiniging wordt verwacht per 2006 (en structureel doorwerkend) van een doelmatigheidsverbetering bij de Defensie Telematica Organisatie (DTO)? Betekent een meer marktconform werken van DTO niet dat de krijgsmachtdelen meer gaan betalen voor de producten waardoor de exploitatiekosten oplopen? Is in dat geval niettemin sprake van een bezuiniging op het niveau van de totale begroting of zal veeleer sprake zijn van een hogere rekening voor de krijgsmachtdelen waardoor per saldo geen resultaat of een negatief resultaat wordt behaald? Geldt hetzelfde voor de Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie (DVVO)?
Hoeveel functies worden geschrapt bij de muziekkorpsen van de krijgsmacht? Welke bezuiniging wordt daarmee per 2006 (en structureel doorwerkend) bereikt?
Welk concreet bedrag wordt bespaard met de steeds verdergaande samenwerking van het Koninklijk Instituut voor de Marine (KIM), het Instituut Defensieleergangen (IDL) en de Koninklijke Militaire Academie (KMA) alsmede de integratie van de wetenschappelijke opleidingscapaciteiten inéén faculteit? Welke (extra) bezuiniging verwacht de regering hier per 2006 (en structureel doorwerkend) te realiseren? Is er sprake van een taakstelling voor de gezamenlijke instituten? Zo ja, om welk bedrag gaat het?
Welke bezuiniging wordt verwacht per 2006 (en structureel doorwerkend) van de instelling van één Defensie Horeca Organisatie?
Welke bezuiniging wordt verwacht per 2006 (en structureel doorwerkend) van de instelling van één IV/ICT-organisatie?
Welke bezuiniging wordt verwacht per 2006 (en structureel doorwerkend) van de instelling van één financiële betaalorganisatie?
Welke financiële ruimte creëert de regering door het vervroegd afstoten van twee fregatten per 2004?
Welke bezuiniging wordt per 2006 (en vervolgens structureel doorwerkend) bereikt door het schrappen van het mobilisabele vierde mariniersbataljon?
Welke bezuiniging (op jaarbasis) wordt bereikt als de paraatstelling van enkele pantserinfanteriecompagnieën met drie jaar wordt uitgesteld? Op welke jaren zal dit betrekking hebben?
Welke bezuiniging wordt vanaf 2006 (en vervolgens structureel doorwerkend) bereikt door het afstoten van 18 F-16's?
Welke bezuiniging wordt per 2006 (en vervolgens structureel doorwerkend) bereikt door het afschaffen van de Bölkow 105-helicopters?
Wanneer de Object Grondverdediging van de Koninklijke Luchtmacht wordt opgeheven en de betreffende taak wordt overgenomen door andere eenheden, welke bezuiniging wordt dan per saldo bereikt per 2006 (en vervolgens structureel doorwerkend)?
Kan de regering een financieel overzicht aan de Kamer toezenden, waarin de te verwachten besparingen zijn opgenomen voor het jaar 2004 tot en met 2006?
Kan de regering aangeven welke opbrengst met de verkoop van overtollig materieel in de periode 2003–2007 kan worden behaald?
De resultaten van de voorstellen van de regering voor 2004 en daarna berusten op ramingen. In de loop van 2003 zal aan de hand van nadere studie en eventueel aangepaste ramingen het joint defensieplan worden opgesteld. In dit plan worden de concrete gevolgen van de maatregelen van het Strategisch Akkoord vastgelegd. Op basis van dit gezamenlijke plan en een uitgebreide brief over de beleidsmatige en politieke context wordt de Kamer zo volledig mogelijk geïnformeerd. Naar verwachting zal een en ander voor de zomer van 2003 zijn beslag krijgen. De demissionaire status van het kabinet pleit voor deze terughoudende benadering ten aanzien van de meerjarenramingen.
Hoeveel kan worden bezuinigd (per 2006 en vervolgens structureel doorwerkend) door een herstructurering van Nederlandse vertegenwoordigingen in internationale staven en eventuele andere buitenlandse vertegenwoordigingen van de Nederlandse krijgsmacht? Kan de regering nadere informatie geven over deze herstructurering?
Wat zijn de personele en financiële gevolgen van de herstructurering van de NAVO-commandostructuur?
De regering noemt in de brief ter voorbereiding op de NAVO-top in Praag de herziening van de commandostructuur als een moeilijk dossier. Moet de passage in de Najaarsbrief over dit onderwerp zo verstaan worden dat binnen de huidige regeerperiode door de beoogde herziening ook in de Nederlandse krijgsmacht doelmatigheidswinst gerealiseerd kan worden? Hoe realistisch is die verwachting?
De Navo past thans haar commandostructuur aan. De tijdens de Navo-top in Praag vastgestelde militaire minimumeisen voor de nieuwe commandostructuur bieden de mogelijkheid het aantal benodigde hoofdkwartieren te verminderen. Het is daarom reëel te veronderstellen dat de Nederlandse bijdrage aan de commandostructuur ook kan verminderen en dat op deze manier doelmatigheidswinst kan worden gehaald. De doorlichting van de overige verdere (militaire) vertegenwoordigingen in het buitenland leveren eveneens doelmatigheidswinst op.
Daarnaast onderzoekt de Navo thans de organisatie en de werkwijze van de verschillende hoofdkwartieren van het «Allied Command Europe» (ACE) op mogelijke doelmatigheidswinst. Voorzien wordt dat dit project eveneens een besparing in het aantal – door Nederland te vervullen – functies bij het ACE met zich meebrengt. Ook is de uitbreiding van de Navo van invloed op deze maatregel, omdat de nieuwe lidstaten functies zullen gaan bezetten.
Welke overheidsorganisaties willen graag aansluiten op het Netherlands Armed Forces Integrated Network (Nafin)? Welke opbrengst is hiermee gemoeid? Hoeveel wordt aldus bezuinigd door het aanbieden van Nafin aan de gehele overheid (per 2006 en structureel doorwerkend)? Weegt deze bezuiniging op tegen de veiligheidsrisico's van een ruimer gebruik van Nafin?
De openbare orde- en veiligheidsdiensten (politie, brandweer en ambulance) maken voor hun mobiele communicatie steeds intensiever gebruik van het radionetwerk «C2000». Omdat via deze verbindingen ook geclassificeerde informatie wordt verspreid is dit netwerk door een zogenaamde «algemene aanwijzing voor de rijksdienst» aangemerkt als «vitaal systeem». Aan deze status zijn strenge beveiligingseisen verbonden, die onder meer worden gewaarborgd doordat voor vaste verbindingen gebruik wordt gemaakt van het Nafin-netwerk van Defensie.
Het verwachte effect van de bezuinigingsmaatregelen berust op ramingen. Zie ook het antwoord bij vraag 33.
Welke bezuiniging wordt verwacht per 2006 (en structureel doorwerkend) van het onderwerpen van het hoger onderhoud aan de competitieve dienstverleningstoets?
De uitkomsten van de competitieve dienstverleningstoets voor de mogelijke uitbesteding van het hoger onderhoud zijn nog niet beschikbaar. Zie ook het antwoord bij vraag 33.
Wat zijn de personele en financiële gevolgen van de herstructurering van de NAVO-commandostructuur?
De regering noemt in de brief ter voorbereiding op de NAVO-top in Praag de herziening van de commandostructuur als een moeilijk dossier. Moet de passage in de Najaarsbrief over dit onderwerp zo verstaan worden dat binnen de huidige regeerperiode door de beoogde herziening ook in de Nederlandse krijgsmacht doelmatigheidswinst gerealiseerd kan worden? Hoe realistisch is die verwachting?
Zie het antwoord op vraag 37.
Welk concreet bedrag wordt bespaard met de steeds verdergaande samenwerking van het Koninklijk Instituut voor de Marine (KIM), het Instituut Defensieleergangen (IDL) en de Koninklijke Militaire Academie (KMA) alsmede de integratie van de wetenschappelijke opleidingscapaciteiten in één faculteit? Welke (extra) bezuiniging verwacht de regering hier per 2006 (en structureel doorwerkend) te realiseren? Is er sprake van een taakstelling voor de gezamenlijke instituten? Zo ja, om welk bedrag gaat het?
Welke bezuiniging wordt verwacht per 2006 (en structureel doorwerkend) van de instelling van één Defensie Horeca Organisatie?
Welke bezuiniging wordt verwacht per 2006 (en structureel doorwerkend) van de instelling van één IV/ICT-organisatie?
Welke bezuiniging wordt verwacht per 2006 (en structureel doorwerkend) van de instelling van één financiële betaalorganisatie?
Zie het antwoord op vraag 33.
Hoe verhoudt zich de keus voor drastische vermindering van de hoeveelheid reserve-eenheden tot de eerste hoofdtaak van Defensie (zoals geïdentificeerd in de Defensienota 2000), te weten de bescherming van de integriteit van het eigen en bondgenootschappelijk gebied? Loopt de regering niet op de ontwikkelingen vooruit als zij zich in dit verband de uitbreiding van de NAVO en daarmee van de NAVO-strijdkrachten presenteert als compensatie? Op welke termijn zullen de nieuwe NAVO-leden zodanig geïntegreerd zijn en zullen binnen de NAVO zodanige afspraken zijn gemaakt over taakspecialisatie, dat reeds nu met het oog daarop reserve-eenheden afgestoten kunnen worden?
Hoeveel militaire capaciteit is gereserveerd voor «Artikel 5 scenario's»?
Rekening houdend met de internationaal politieke verhoudingen en als gevolg van de uitkomsten van de veiligheidsanalyses van het bondgenootschap, heeft de Navo in de «Ministerial Guidance» vastgelegd dat het risico van een grootschalige aanval aanzienlijk is verminderd én dat de waarschuwingstijd daarvoor is verhoogd tot tenminste tien jaar. Het gevolg daarvan is dat er een verminderde noodzaak is om grootschalige en niet-verplaatsbare eenheden te handhaven. Daarentegen is de behoefte aan moderne, direct beschikbare, verplaatsbare en te ondersteunen eenheden toegenomen. Mocht de dreiging van een grootscheepse aanval groter worden, dan moet het militair vermogen weer worden opgevoerd. Als de mobilisabele eenheden worden opgeheven en het dan overtollig geworden materieel van de hand wordt gedaan, moet er rekening mee worden gehouden dat een volledige reconstitutie veel tijd en middelen vergt.
De uitbreiding van de Navo impliceert, evenals de vorige toetredingsronde, een versterking van het bondgenootschap in het algemeen en van haar militair vermogen in het bijzonder. Op het punt van de thans minder waarschijnlijke verdediging van bondgenootschappelijke grondgebied staat taakspecialisatie nog in de kinderschoenen. De hele Nederlandse krijgsmacht is beschikbaar voor inzet in artikel 5-scenario's.
Kan de regering het hoger uitvallen van materiële en personele exploitatiekosten per land specificeren?
De afgelopen jaren vallen de kosten voor de materiële en personele exploitatie steeds hoger uit. Hiervoor kunnen de volgende redenen worden aangevoerd. Ten eerste heeft de complexe wettelijke regelgeving op het gebied van veiligheid, milieu en arbo, die Defensie onverkort naleeft, een opwaartse druk op de exploitatielasten tot gevolg. Daarnaast vergen het langer aanhouden van materieel en de inzet van vredesoperaties extra onderhoudsinspanningen. De koersontwikkeling van de Amerikaanse dollar, die zich ook nog eens manifesteert in de brandstofprijzen, legt een zware druk op de defensiebegroting. Ook de toenemende technisch specifieke kennis die nodig is voor het onderhouden van de nieuwe wapen- en informatievoorzienings(IV-)systemen zorgen voor extra financiële druk. Vaak ook is het bij deze systemen niet langer mogelijk defecten eenvoudig te repareren, maar dienen onderdelen als gevolg van de gebruikte elektronica in hun geheel te worden vervangen.
Hoewel deze ontwikkelingen zich ongetwijfeld ook bij onze bondgenoten voordoen, zijn ze niet per land te specificeren. Elk land richt zijn begroting namelijk anders in. Door het gebruik van deze verschillende methoden zijn begrotingsposten moeilijk vergelijkbaar. Ze zijn in hun algemeenheid ook geen onderwerp van discussie in de Navo, omdat de inrichting van de begroting en de beheersing van deze kosten een nationale verantwoordelijkheid is. Het is derhalve niet mogelijk een per land gespecificeerd inzicht in de exploitatiekosten te geven.
Welke financiële ruimte creëert de regering door het vervroegd afstoten van twee fregatten per 2004?
Zie het antwoord op vraag 33.
Kan de regering het verschil in exploitatielasten tussen een fregat en een korvette inzichtelijk maken? Binnen welke termijn kan vervanging van fregatten door korvettes kosteneffectief zijn?
Welke filosofie ligt ten grondslag aan het voornemen om fregatten te vervangen door schepen die meer zijn toegesneden op taken in kustwateren? Heeft dit voornemen ook betrekking op de situatie van de Kustwacht in de Nederlandse Antillen?
Het vervangen van fregatten door schepen die meer zijn toegesneden op taken in kustwateren is thans onderwerp van studie. De resultaten van deze studie zullen hun weerslag vinden in het joint defensieplan.
Welke bezuiniging wordt per 2006 (en vervolgens structureel doorwerkend) bereikt met het vervroegd afstoten van twee Standaardfregatten? Wat betekent dit vervroegd afstoten voor de operationele mogelijkheden van de Koninklijke Marine? Kan de regering aangeven wat de eventuele operationele implicaties zijn van een structurele overgang van 14 naar 12 fregatten? Wat zijn de voors en de tegens van een dergelijke overgang?
Welke bezuiniging wordt per 2006 (en vervolgens structureel doorwerkend) bereikt met het afstoten van twee mijnenbestrijdingsvaartuigen van de Alkmaarklasse? Welke functie hebben deze twee vaartuigen thans nog?
Zie ook het antwoord bij vraag 33. De twee af te stoten eenheden, net als de overige schepen van de Alkmaarklasse, voeren mijnenbestrijdingstaken, kustwachttaken, hydrografische werkzaamheden en secundaire taken uit.
Welke filosofie ligt ten grondslag aan het voornemen om fregatten te vervangen door schepen die meer zijn toegesneden op taken in kustwateren? Heeft dit voornemen ook betrekking op de situatie van de Kustwacht in de Nederlandse Antillen?
Zie het antwoord op vraag 50.
Welke bezuiniging wordt per 2006 (en vervolgens structureel doorwerkend) bereikt door het schrappen van het mobilisabele vierde mariniersbataljon?
Zie het antwoord op vraag 33.
Is het waar dat bijna 80% van het noodzakelijke personeel voor het derde mariniersbataljon al is geworven en al in opleiding is? Zo ja, wat gebeurt er met dit personeel? Wat zijn de vullingtekorten (aantal fte's) bij de andere twee parate mariniersbataljons?
Een mariniersbataljon bestaat uit een staf en vijf compagnieën. Twee compagnieën van het toekomstige derde mariniersbataljon zijn gestationeerd in de Nederlandse Antillen en als zodanig reeds jaren onderdeel van de Koninklijke marine. Van het overige nieuw te werven personeel ten behoeve van de opbouw van het derde mariniersbataljon is reeds tweederde deel geworven. Dit deel wordt opgeleid. Bij elkaar is dus ongeveer tachtig procent van het derde mariniersbataljon in dienst. De twee parate mariniersbataljons zijn getalsmatig gevuld, maar het opleidingsplan om het tekort aan kader aan te vullen wordt nog uitgevoerd. Het al geworven personeel wordt in de komende periode in mindering gebracht op de wervingsinspanning.
Welke maatregelen treft de regering om de uitzenddruk voor de twee andere bataljons niet toe te laten nemen? Welke implicaties zal dit hebben op het ambitieniveau?
Zie het antwoord bij vraag 14.
Hoe verhoudt zich de met drie jaar vertraagde paraatstelling van het derde mariniersbataljon met de omslag die Defensie wil maken naar een expeditionaire krijgsmacht die kleine, parate eenheden onmiddellijk in kan zetten? Idem voor wat betreft de met drie jaar vertraagde paraatstelling van de vierde compagnieën van de pantserinfanteriebataljons?
De paraatstelling van het derde mariniersbataljon en de vierde compagnie van de pantserinfanteriebataljons is een belangrijke doelstelling van de Defensienota 2000. Het streven blijft gericht op een expeditionaire, modulair opgebouwde, flexibele en snel inzetbare krijgsmacht. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het voornemen de mobilisabele eenheden op te heffen. De bovengenoemde vertraging is echter het gevolg van de noodzaak op korte termijn bij te dragen aan de invulling van de financiële taakstelling uit het Strategisch Akkoord.
Gaat Defensie, ook aan individuele militairen, harde garanties geven dat de uitzenddruk niet zal toenemen, ondanks het aangekondigde uitstel met drie jaar van de paraatstelling van het derde mariniersbataljon en de vierde compagnieën?
De regering hecht groot belang aan het waarborgen van een verantwoorde uitzenddruk voor militairen. Bij het nemen van een besluit tot uitzending, alsmede het vaststellen van de duur van deelneming aan een operatie is de beschikbaarheid van eenheden dan ook van groot gewicht. Het valt echter niet altijd uit te sluiten dat het belang van een operatie met zich meebrengt dat in sommige, veelal individuele, gevallen eerder dan verhoopt opnieuw een beroep moet worden gedaan op bepaalde functionarissen. Hoewel dit zoveel mogelijk wordt voorkomen, kunnen harde garanties aan individuele militairen onmogelijk worden gegeven.
Welke structurele besparing levert het opheffen van de reserve-eenheden op? Wordt het af te stoten reservematerieel verkocht? Zo ja, wat gaat dit aan inkomsten opleveren?
Overweegt de regering om materieel afkomstig uit de reservecomponent niet te verkopen maar door te sluizen naar parate eenheden die daar behoefte aan hebben?
Welke bezuiniging wordt per 2006 (en structureel doorwerkend) bereikt door het afschaffen van de reserve-eenheden van de Koninklijke Landmacht? Welke waarde vertegenwoordigen deze eenheden met het daarbij behorende materiaal, qua gedane investeringen? Hoeveel zou eventuele verkoop van het betreffende materieel aan andere landen opleveren? Hoe lang zou het betreffende materieel nog inzetbaar kunnen zijn? Met welk percentage zal het aantal wapensystemen van de Koninklijke Landmacht door deze maatregel afnemen? Betekent deze maatregel dat de kans op een groot conflict waarbij essentiële Nederlandse belangen op het spel staan nu volstrekt wordt uitgesloten?
Worden met de afschaffing van de reservecomponent ook de reserve-onderdelen binnen parate brigades beoogd?
Alle bij de Koninklijke landmacht aanwezige reserve-eenheden worden voor opheffing in beschouwing genomen, met dien verstande dat de eenheden van de Nationale reserve (Natres) en de actieve reservisten worden gehandhaafd. De opheffing leidt ook tot de afstoting van het materieel van de reserve-eenheden, met uitzondering van materieel voor de logistieke- en de opleidingsreserve en materieel dat is benodigd voor een evenwichtige opbouw van het parate bestand en de Natres. Uiteindelijk zal het overtollige deel van de wapensystemen worden afgestoten. In verband met de beoogde verkoop van sommige van deze systemen kan om commercieel-technische redenen thans niet worden gemeld hoe groot de incidentele opbrengsten zullen zijn.
Kan de regering aangeven waarom de pantserhouwitsers de 120 mm mortieren vervangen? Het betreft toch totaal verschillende wapensystemen? Hoe verhoudt zich de vervanging van de (relatief lichte) mortieren door zware, logistieke en niet-luchtmobiele artillerie tot de noodzaak van een flexibele, parate en mobiele Landmacht?
Binnen welke termijn worden de 120 mm mortieren uitgefaseerd? Blijven er vervolgens buiten de pantserinfanterie mortieren behouden binnen de Landmacht?
De 120 mm mortier is inderdaad een ander wapensysteem dan de Panzerhaubitze (PZH) 2000. Maar de Koninklijke landmacht heeft – uitgaande van het beginsel dat niet het systeem, maar het te bereiken effect telt – vastgesteld dat het effect van de inzet van 120 mm mortieren ook door de PZH 2000 kan worden bereikt. Zoals nu is voorzien faseren de 120 mm mortieren van de pantserinfanteriebataljons uit vanaf 2008. Op dat moment is naar verwachting de eerste Afdeling veldartillerie met de PZH 2000 operationeel.
Overigens worden niet alle 120 mm mortieren van de krijgsmacht vervangen door de PZH 2000. Zo blijven de «Air Manoeuvre Brigade» en het Korps mariniers beschikken over de mortieren. Dit wapensysteem past goed bij het lichte en expeditionaire karakter van de luchtmobiele eenheden en het Korps mariniers, de internationale verbanden waarin deze eenheden opereren en de eis dat de ondersteunende wapens en munitie vervoerbaar moeten zijn per helikopter of per landingsvaartuig. De integrale vuursteunbehoefte van de Koninklijke landmacht (in het bijzonder de mortierbehoefte) wordt thans bestudeerd in het kader van het joint defensieplan.
Hoe verhoudt zich de vervanging van de 120 mm mortieren tot de behoefte van de Landmacht aan mortiertrekkende en -dragende gevechtsondersteunende voertuigen in het kader van het project groot pantserwielvoertuig?
Kan de regering de Kamer per afzonderlijke brief uitgebreid informeren over de mortierbehoefte van de Landmacht?
De ontwikkeling van de mortierversie van de GTK maakt deel uit van de tweede vervangingsbatch. Voor de aanschaffing is nog geen opdracht verleend. In verband met het besluit over de PZH 2000 zal de mortierversie van de GTK voorlopig komen te vervallen. Dit wordt nader toegelicht in de jaarrapportage over de vervanging van de pantservoertuigen. De integrale vuursteunbehoefte van de Koninklijke landmacht (in het bijzonder de mortierbehoefte) maakt deel uit van het joint defensieplan, waarover de Kamer in 2003 wordt geïnformeerd.
Overweegt de regering om materieel afkomstig uit de reservecomponent niet te verkopen maar door te sluizen naar parate eenheden die daar behoefte aan hebben?
Welke bezuiniging wordt per 2006 (en structureel doorwerkend) bereikt door het afschaffen van de reserve-eenheden van de Koninklijke Landmacht? Welke waarde vertegenwoordigen deze eenheden met het daarbij behorende materiaal, qua gedane investeringen? Hoeveel zou eventuele verkoop van het betreffende materieel aan andere landen opleveren? Hoe lang zou het betreffende materieel nog inzetbaar kunnen zijn? Met welk percentage zal het aantal wapensystemen van de Koninklijke Landmacht door deze maatregel afnemen? Betekent deze maatregel dat de kans op een groot conflict waarbij essentiële Nederlandse belangen op het spel staan nu volstrekt wordt uitgesloten?
Worden met de afschaffing van de reserve-component ook de reserve-onderdelen binnen parate brigades beoogd?
Zie het antwoord op vraag 59.
Wat is thans nog de levensduur van de MLRS-systemen? Wat betekent een eventueel opdoeken van deze systemen voor de operationele mogelijkheden van de Koninklijke Landmacht? Welke functie hebben de MLRS-systemen nog, nu optreden van een Nederlandse divisie niet meer aan de orde lijkt als gevolg van de opheffing van de reserve-eenheden?
Welke kwalificatie moet worden gehecht aan het (deels) niet in gebruik nemen van materieel dat nog moet instromen (de Pantserhouwitser 2000)? Welk financieel verlies wordt hiermee geleden?
Het einde van de levensduur van het «Multiple Launch Rocket System» (MLRS) is vastgesteld op 2008. Met aanvullende maatregelen kan de levensduur van de MLRS worden verlengd tot 2018. Zoals is gemeld in de najaarsbrief wordt onderzocht of de PZH 2000 kan voorzien in de operationele behoefte waarvoor thans de MLRS beschikbaar is. De inzet van de MLRS is vooral voorzien als onderdeel van de inzet van de korpstroepen van het snel inzetbare Duits-Nederlandse «High Readiness» hoofdkwartier.
Welke bezuiniging (op jaarbasis) wordt bereikt als de paraatstelling van enkele pantserinfanteriecompagnieën met drie jaar wordt uitgesteld? Op welke jaren zal dit betrekking hebben?
Dit uitstel heeft betrekking op de jaren 2003, 2004 en 2005. Zie het antwoord op vraag 35.
Voorziet de regering nog een scenario waarin Nederland een bijdrage levert in de omvang van een complete divisie? Indien dat niet het geval is, waarom doet de regering dan geen voorstellen om alle eenheden die het divisie-optreden moeten ondersteunen op te heffen?
Indien Nederland niet langer een volledige divisie op de been kan brengen, wat betekent dit dan voor de status van ons land binnen de internationale samenwerking op Defensiegebied?
Nederland zal op basis van onder andere de veranderde dreigingsanalyse van de Navo prioriteit geven aan snel inzetbare, parate eenheden boven grotere, gedeeltelijk mobilisabele verbanden, zoals de divisie. Dat betekent echter niet dat de behoefte aan eenheden die voorheen het divisie-optreden ondersteunden, verandert. Ook in de nieuwe Navo-structuur zijn ondersteuningseenheden, zoals de legerkorpstroepen, van belang voor het functioneren van bijvoorbeeld het Duits-Nederlandse «High Readiness» hoofdkwartier. In de komende maanden wordt een conceptplan over de rol van de legerkorpstroepen verder uitgewerkt.
Nederland zal niet langer een volledige divisie kunnen inzetten of zijn inbreng in het Duits-Nederlandse legerkorps met een divisie gestand kunnen doen. De huidige bilaterale overeenkomst met Duitsland terzake zal derhalve aangepast moeten worden. De bondgenoten baseren hun oordeel over de Nederlandse defensie-inspanningen ook op de kwaliteit van onze snel inzetbare, parate eenheden, die zijn toegesneden op de uitdagingen van deze tijd, alsmede op de deelneming van Nederlandse eenheden in militaire operaties.
Wat is het nut, de noodzaak en wat zijn de kosten van het in stand houden van de Nationale Reserve (Natres) en de actieve reservisten? Kan de regering een overzicht geven wanneer de actieve reservisten en de Natres zijn ingezet en bij welke operaties? Wat is het verschil tussen de Natres en de actieve reservisten?
Nederland kent verschillende categorieën reservisten. Voor de expeditionaire inzet bij vredesoperaties van de krijgsmacht zijn er zogenoemde «actieve reservisten». Voor de inzet bij het uitvoeren van nationale taken kan een beroep worden gedaan op het Korps nationale reserve (Natres).
Actieve reservisten vullen, vaak op individuele grondslag, de operationele eenheden aan die worden ingezet in vredesoperaties omdat zij over specifieke kennis of vaardigheden beschikken die om doelmatigheidsredenen niet permanent in de organisatie worden aangehouden. Zij worden bijvoorbeeld vaak ingezet als liaison in internationale staven, als medisch specialist, tolk, jurist, functioneel specialist in het kader van civiel-militaire samenwerking of als begeleider van internationale strategische verplaatsingen. Actieve reservisten worden bij vrijwel elke operatie ingezet (Ifor, Sfor, Unmee, Kfor, ISAF). Ook kunnen reservisten tijdelijk worden ingezet om piekbelastingen op te vangen of om een tijdelijke vacatures bij het reguliere personeel te voorzien.
Het Korps nationale reserve treedt op in eenheidsverband en voert taken uit op nationaal grondgebied. De Natres-eenheden verzorgen een groot aantal nationale taken, waaronder de beveiliging van objecten en de logistieke ondersteuning van buitenlandse eenheden in Nederland («host nation support»). Ook worden zij ingezet bij rampenbestrijding. Een omvangrijke vertegenwoordiging van de Natres neemt deel aan de nationale ceremoniën (zoals Prinsjesdag) of wordt ingezet bij herdenkingen.
De afgelopen jaren is de Natres ingezet bij de bestrijding van de varkenspest, bij de MKZ-crisis, bij dijkbewaking en voor hulp bij overstromingen, bij de beveiliging van objecten (tegen terreurdreigingen) en de uitvaartplechtigheid van Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Claus. De totale personele en materiële uitgaven voor de Natres bedragen in 2002 ongeveer 27 miljoen euro.
Wat zijn de financiële gevolgen van het afstoten van 18 F-16's? Acht de regering verkoop van de toestellen aan andere landen, met een nogal verzadigde markt voor F-16's, reëel?
Welke bezuiniging wordt vanaf 2006 (en vervolgens structureel doorwerkend) bereikt door het afstoten van 18 F-16's?
De met een «mid-life update» (MLU) aangepaste F-16's behoren tot de modernste jachtvliegtuigen van de Navo en worden derhalve verkoopbaar geacht. Zie ook het antwoord bij vraag 33.
Is bij de meerjarenbegrotingen al rekening gehouden met de aanschaf van nieuwe middelzware transporthelicopters? Welke bezuiniging (op jaarbasis) wordt in dat geval bereikt door een uitstel van de aanschaf ervan? Op welke jaren zal dit dan betrekking hebben?
Op welke termijn denkt Nederland extra transporthelikopters te kunnen verwerven, dit gezien de ambitie die in het Prague Capability Commitment neergelegd zal worden om extra transporthelikopters te verwerven? Hoe verhoudt zich dit tot het voornemen om voorlopig genoegen te nemen met verbeterde inzetbaarheid van de bestaande vloot?
Voor de aanschaf van middelzware transporthelikopters was in de begroting 2003 181,5 miljoen euro voorzien. In verband met de bezuinigingen als gevolg van het Strategisch Akkoord is de verwerving uitgesteld en wordt voorrang gegeven aan de verhoging van de inzetbaarheid van de huidige helikoptervloot, omdat de versterking van snel inzetbare Europese militaire capaciteiten hiermee thans beter is gediend. Over het feitelijke tijdstip van verwerving zal pas in de loop van volgend jaar duidelijkheid kunnen gaan bestaan.
Zullen er extra Nederlandse oefen- en schietterreinen afgestoten worden? Zo ja, welke?
Het afstoten van Nederlandse oefen- en schietterreinen is thans onderwerp van studie.
Wat betekent het afstoten van 18 F-16's voor het aantal aan te schaffen vervangende jachtvliegtuigen? Welk effect heeft het afstoten van deze F-16's op de Nederlandse verantwoordelijkheid voor de NAVO-kernwapentaak?
Welke strategisch inhoudelijke overwegingen liggen ten grondslag aan het voornemen om de huidige F-16-vloot in de toekomst te vervangen door een kleiner aantal toestellen met een grotere capaciteit?
Waarom is de Tweede Kamer niet op de hoogte gesteld van de achterliggende redenen om de F-16-vloot te verkleinen noch van een daaraan gekoppelde behoeftestelling qua benodigd aantal aan te schaffen gevechtsvliegtuigen?
Zie het antwoord bij vraag 3.
Op welke termijn denkt Nederland extra transporthelikopters te kunnen verwerven, dit gezien de ambitie die in het Prague Capabilty Commitment neergelegd zal worden om extra transporthelikopters te verwerven? Hoe verhoudt zich dit tot het voornemen om voorlopig genoegen te nemen met verbeterde inzetbaarheid van de bestaande vloot?
Zie het antwoord op vraag 75.
Hoe heeft de regering de grote behoefte gewogen die er de laatste jaren was en is aan inzet van Nederlandse F-16's (Balkan, Afghanistan)? Op grond van welke overwegingen is zij van mening dat een tijdelijke ingrijpende vermindering van de operationele capaciteit van de F-16-vloot verantwoord is? Kan zij aangeven of vanaf 2004 alle 18 F-16's tegelijkertijd worden afgestoten of zal het afstoten in kleine aantallen gaan?
Zie het antwoord bij vraag 3.
Welke extra kosten brengt het opheffen van de Object Grondverdediging van de Klu met zich mee voor de Landmacht en het Korps mariniers?
Worden de militairen van de Object Grondverdediging van de Klu ontslagen? Kunnen zij doorstromen naar andere krijgsmachtdelen?
Welke eenheden van de Koninklijke Landmacht worden betrokken bij de objectverdediging ten behoeve van de Koninklijke Luchtmacht?
Voor de objectgrondverdedigingstaak en het optreden als helikopterschutter ten behoeve van de Koninklijke luchtmacht kunnen, tijdens uitzendingen en oefeningen, zowel eenheden van de Koninklijke landmacht als eenheden van het Korps mariniers worden ingezet. Zij voeren de taken van de Object grondverdediging (OGRV) uit naast hun reguliere werkzaamheden.
Thans wordt nog onderzocht hoe de werkzaamheden over deze eenheden worden verdeeld. Voor zowel de eenheden van de landmacht als voor die van het Korps mariniers geldt dat zij hiervoor geen aanvullende opleiding of training nodig hebben. Daarom zijn er geen extra kosten verbonden.
Het luchtmachtpersoneel dat als gevolg van het opheffen van de Object grondverdediging geen functie meer heeft komt in aanmerking voor een herplaatsing bij de gehele krijgsmacht. Zo nodig worden personeelsleden omgeschoold of bijgeschoold. Naar verwachting zal niemand gedwongen worden ontslagen.
Wanneer kan de Kamer de eerstvolgende DMP-brief tegemoet zien over de overname van Duitse Patriot-systemen?
In de Kamerbrief van 2 juli 2002 (Kamerstuk 28 000, nr. 33) over de verdieping van de bilaterale relatie met Duitsland is een DMP A-B-C-brief over de overname van Duitse Patriot-systemen toegezegd. De regering streeft er naar deze vóór de behandeling van de defensiebegroting naar de Kamer te sturen.
Is bij de besparing op de helikoptervloot van de Koninklijke Luchtmacht ook rekening gehouden met de mogelijkheid om de dure basis-piloot-opleidingen in de VS te beëindigen en het 299 squadron (Bölkow 105) om te vormen tot een opleidingssquadron, waarbij gebruik wordt gemaakt van aanzienlijk goedkopere opleidingsmogelijkheden in Nederland (door de Koninklijke Luchtmacht zelf)?
Bij de beslissing het squadron lichte helikopters op de vliegbasis Gilze Rijen op te heffen is tevens een afweging gemaakt over het in eigen behoefte voorzien van helikopteropleidingen of het uitbesteden van de opleidingen. De Bölkow-105 helikopter kan alleen gebruikt worden voor de basisopleiding helikoptervlieger en niet voor de (typegerichte) vervolgopleiding. Het behouden van dit squadron voor de basisopleiding van helikoptervliegers is aanmerkelijk duurder dan uitbesteding van deze basisopleiding. Naast de hogere exploitatiekosten dient rekening te worden gehouden met kostbare investeringen in infrastructuur en lesmaterialen zoals vliegsimulators. Daarnaast zouden bij de vervanging van de Bölkow-105 op termijn aanzienlijke investeringen moeten worden verricht als gevolg van de beperkte levensduur van deze helikopter. Ook andere dan financiële overwegingen pleiten voor uitbesteding. Zo zijn de weersomstandigheden in Nederland verre van optimaal wat kan leiden tot verlies van opleidingscapaciteit. Op basis van zowel financiële als operationele afwegingen wordt dan ook de voorkeur gegeven aan uitbesteding van de basishelikopteropleiding.
Welke bezuiniging wordt per 2006 (en vervolgens structureel doorwerkend) bereikt door het afschaffen van de Bölkow 105-helicopters?
Wanneer de Object Grondverdediging van de Koninklijke Luchtmacht wordt opgeheven en de betreffende taak wordt overgenomen door andere eenheden, welke bezuiniging wordt dan per saldo bereikt per 2006 (en vervolgens structureel doorwerkend)?
Het verwachte effect van de bezuinigingsmaatregelen berust op ramingen. Zie ook het antwoord bij vraag 33.
Welke eenheden van de Koninklijke Landmacht worden betrokken bij de objectverdediging ten behoeve van de Koninklijke Luchtmacht?
Zie het antwoord bij vraag 82.
Wat betekent het uitstel van de instroom van PAC III-raketten voor de geschiktheid van de Nederlandse Patriot-systemen voor het onderscheppen van ballistische raketten hier en elders in de betreffende jaren? Hoe moet dit worden beoordeeld in het licht van het groeiende besef van het gevaar van de inzet van NBC-wapens?
De Koninklijke luchtmacht beschikt thans over een beperkte verdedigingscapaciteit tegen tactische ballistische raketten. Uitbreiding van deze capaciteit is van belang in het licht van de toenemende dreiging en vanwege de hoge prioriteit die Navo in het «Prague Capability Commitment» toekent aan deze verdediging tegen ballistische raketten. Uitstel van het Pac-III project leidt automatisch tot uitstel van de substantiële uitbreiding van deze capaciteit. De beslissing tot uitstel van het Pac-III project is dan ook niet gebaseerd op militair-strategische overwegingen maar op financieel-budgettaire overwegingen.
Kan de regering een financieel overzicht aan de Kamer toezenden, waarin de te verwachten besparingen zijn opgenomen voor het jaar 2004 tot en met 2006?
Kan de regering voor elk jaar afzonderlijk een overzicht geven van het precieze bedrag waarmee in de periode 2003–2006 het uitgavenniveau van Defensie verlaagd wordt? Kan voor de jaren 2004, 2005 en 2006 een vergelijkbare uitsplitsing gemaakt worden naar categorieën zoals voor 2003 in de brief gemaakt is?
In de defensiebegroting voor 2003 wordt op pagina 9 een overzicht gepresenteerd waarin de taakstellingen van het Strategisch Akkoord en van de beperking prijsbijstelling voor de jaren 2003 tot en met 2006 zijn opgenomen. Pas op basis van het joint defensieplan kan een onderverdeling naar uitgavencategorieën voor de jaren 2004 tot en met 2006 worden gegeven die vergelijkbaar is met de presentatie voor het jaar 2003. Na het gereedkomen van het joint defensieplan in de loop van 2003 ontvangt u terzake een uitgebreide brief. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Waarom wordt in het overzicht van besparingen de meevaller betreffende deelname aan de SDD-fase van de JSF toch voor € 30 miljoen ingeboekt, terwijl reeds nu te voorzien is dat het werkelijke voordeel € 9 miljoen zal zijn? Is daarmee de totaalsom van de invulling van de besparingen voor 2003 (pagina 17) niet enigszins misleidend?
De hoogte van de meevaller betreffende deelname aan de SDD-fase is een directe resultaat van de aankoop van termijndollars waarmee de in Amerikaanse dollars luidende verplichtingen zullen worden betaald. De fasering van de meevaller is in het Strategisch Akkoord ingeboekt over slechts drie jaar, waarbij het zwaartepunt op 2003 ligt. De besparing voor 2003 zal in eerste instantie worden gerealiseerd door de in dat jaar te behalen feitelijke (en dus niet de geraamde) meevaller, die ongeveer negen miljoen euro bedraagt. Bij de Voorjaarsnota 2003 zal in overleg met het ministerie van Financiën de resterende problematiek in overeenstemming worden gebracht met de feitelijke vrijval over de jaren. Van misleiding (zoals in de vraag wordt gesuggereerd) is dan ook geen sprake, omdat de taakstelling wel degelijk wordt opgebracht uit de aangegeven maatregel en het ministerie van Financiën te kennen heeft de faseringsproblematiek te zullen oplossen.
Kan de regering nader aangeven hoe het bedrag van € 22,7 miljoen met betrekking tot het uitstellen van de paraatstelling van het derde mariniersbataljon is opgebouwd? Kan deze paraatstelling wellicht volgens de oorspronkelijke planning plaatsvinden indien de nieuwbouw in Den Helder wordt uitgesteld met drie jaar? Welke bezuinigingen zijn in de jaren na 2003 nog voorzien als gevolg van een uitstel van de paraatstelling van het derde mariniersbataljon (op jaarbasis)?
Het bedrag van 22,7 miljoen euro in 2003 is opgebouwd uit een deel personele exploitatie (3,6 miljoen euro) en een deel investeringen (19,1 miljoen euro). Het deel investeringen betreft het uitstel van de nieuwbouw in Den Helder, persoonlijke uitrusting, alsmede organieke uitrusting en materieel. De begrote opbrengsten bedragen 21,9 miljoen euro in 2004 en 13,4 miljoen euro in 2005. Bij uitstel van uitsluitend de nieuwbouw ontbreekt het de Koninklijke marine aan kazernecapaciteit om de nieuwe eenheid onder te brengen. Paraatstelling is volgens de oorspronkelijke planning om bedrijfsvoeringstechnische redenen alleen mogelijk als hiervoor elders infrastructuur beschikbaar is. Thans wordt dit nogmaals onderzocht.
Hoe kan het uitstellen van de aanschaf van PAC III-raketten in 2003 een bedrag van € 27 miljoen opleveren, indien voor 2003 een bedrag van € 22,4 miljoen was begroot voor de aanschaf ervan? Welke bezuiniging wordt dan nog in het (de) daarop volgende jaar (jaren) verwacht?
Dit bedrag van 27 miljoen euro is opgebouwd uit het oorspronkelijk voor dit project voor 2003 geraamde bedrag van 22,4 miljoen euro. Daaraan wordt de overloop uit 2002 toegevoegd, geld dat feitelijk niet is uitgegeven: een bedrag van 4,9 miljoen euro. Dit bedrag is via de eindejaarsmargesystematiek toegevoegd aan het voor 2003 geraamde bedrag.
Welke reacties zijn tot nu toe vanuit de NAVO vernomen op het thans voorgestelde bezuinigingspakket?
Zie het antwoord op vraag 11.
Welke militaire overschotten (wapensystemen/platforms) zijn in het kader van het EVDB vastgesteld?
Wanneer zal de kamer de analyse ontvangen die leidt tot meer inzicht in de effectiviteit en doelmatigheid van de Nederlandse inspanningen voor het EVDB?
In het kader van de «Headline Goal» van de Europese Unie is een aantal beperkte scenario's vastgesteld waaroor de verschillende landen militaire capaciteiten hebben aangeboden. In een aantal gevallen is voor deze beperkte scenario's meer aangeboden dan nodig was.
Zoals in de Kamerbrief «Defensie en het Strategisch Akkoord» (Kamerstuk 28 600X, nr. 10) is gemeld wordt in het kader van het joint defensieplan een analyse uitgevoerd naar de Europese tekorten en overschotten. In die analyse worden tevens de kwalitatieve en kwantitatieve aspecten betrokken die verbonden zijn aan de meer veeleisende en omvattende Navo-taken en uit de capaciteiten die benodigd zijn voor het uitvoeren van nationale en Koninkrijkstaken. Daar waar als gevolg van de taakstellingen uit het Strategisch Akkoord wordt gesneden in de operationele capaciteiten, is gekozen voor maatregelen die capaciteiten treffen waarvoor in Navoen EU-verband tot dusverre geen tekorten zijn vastgesteld of op termijn zullen ontstaan.
De regering voert in het kader van de Interdepartementale Beleidsonderzoeken (IBO) tevens een onderzoek uit naar de mogelijkheden van taakverdeling met de Europese bondgenoten. Daarnaast is aan de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) een vervolgadvies gevraagd over de Europese defensiesamenwerking.
Moeten de plannen voor een NATO Response Force (NRF) gezien worden als alternatief voor de EU Rapid Reaction Force, of als complement? Hoe zal duplicatie voorkomen worden? Moeten in Praag eventueel overeen te komen investeringen in de NRF gezien worden als een extra financieel commitment dat bovenop de investeringen in de militaire capaciteiten van het EVDB komt?
Met de «NATO Response Force» (NRF) krijgt de Navo de beschikking over een reactiemacht, waarmee binnen een kort tijdsbestek en met moderne, mobiele en flexibele zee-, land- en luchtstrijdkrachten alle mogelijke missies binnen en buiten het Navo-verdragsgebied kunnen worden uitgevoerd. De NRF wordt complementair aan de Helsinki Headline Goal, de doelstelling van de Europese Unie om in 2003 een Europese reactiemacht («Rapid Reaction Force, RRF») te verwezenlijken. De NRF en de Headline Goal versterken elkaar, omdat beide initiatieven gericht zijn op versterking van de Europese militaire capaciteiten. De NRF zal, evenals Headline Goal en het «Prague Capability Commitment», de beoogde opvolger van het DCI van de Navo, richtinggevend zijn voor de verdere verbetering van de operationele capaciteiten van de krijgsmacht.
Zoals uiteengezet in de Kamerbrief «EVDB-intensivering/Nederlandse bijdrage» Prague Capability Commitment« van 29 oktober jl. (Kamerstuk 28 676, nr. 1) is een eventuele Nederlandse bijdrage aan de NRF mogelijk ondanks de forse bezuiniging op het defensiebudget. Met de voortzetting van de EVDB-voorziening in de vorm van de EVDB-intensivering in het Strategisch Akkoord, komt 130 miljoen euro tot en met 2006 en vervolgens 50 miljoen euro per jaar beschikbaar. Hieruit kunnen boven op de reguliere begroting aanvullende projecten worden gefinancierd.
Kan de regering aangeven welke opbrengst met de verkoop van overtollig materieel in de periode 2003–2007 kan worden behaald?
Zie het antwoord bij vraag 33.
Wanneer komt in 2003 de door de regering toegezegde uitgebreide brief? Mag aangenomen worden dat dit ruim voor de Voorjaarsnota 2003 zal zijn?
Deze uitgebreide brief wordt, mede in het licht van het nog nader uit te werken joint defensieplan, naar de Kamer gezonden in de loop van 2003. Met het oog op de Tweede Kamer-verkiezingen in januari 2003 is het niet zinvol thans uitspraken te doen over precieze momenten waarop brieven worden verstuurd.
Samenstelling:
Leden: Blaauw (VVD), K. G. de Vries (PvdA), Jorritsma-Lebbink (VVD), voorzitter, Vos (GroenLinks), Bakker (D66), Van den Doel (VVD), Koenders (PvdA), Van Beek (VVD), Karimi (GroenLinks), Timmermans (PvdA), Albayrak (PvdA), Janssen van Raaij (LPF), Hoogendijk (LPF), Van Winsen (CDA), Palm (LPF), Mastwijk (CDA), Rambocus (CDA), Herben (LPF), ondervoorzitter, Kortenhorst (CDA), Teeven (LN), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Van Velzen (SP), Algra (CDA) en Haverkamp (CDA).
Plv. leden: Van Aartsen (VVD), Vacature (PvdA), Geluk (VVD), Van den Brand (GroenLinks), Lambrechts (D66), Wilders (VVD), Van Oven (PvdA), Monique de Vries (VVD), Vacature (GroenLinks), Vacature (PvdA), Adelmund (PvdA), Van den Brink (LPF), Groenink (LPF), De Haan (CDA), Wiersma (LPF), Bruls (CDA), Ferrier (CDA), Smolders (LPF), Smilde (CDA), Jense (LN), Van der Staaij (SGP), Van Dijk (CDA), Van Bommel (SP), Jan de Vries (CDA) en Ormel (CDA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28600-X-14.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.