28 600 VIII
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (VIII) voor het jaar 2003

nr. 137
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 9 juli 2003

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen1 heeft op 18 juni 2003 een kennismakingsoverleg gevoerd met minister Van der Hoeven van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, staatssecretaris Nijs van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en staatssecretaris Van der Laan van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Jan de Vries (CDA) vraagt de minister of zij de komende kabinetsperiode met betrekking tot het onderwijsbeleid vooral ziet als een voorzetting van de vorige. Of heeft zij in Balkenende-I van een aantal zaken geleerd die zij in Balkenende-II anders zou willen doen, die uiteindelijk niet alleen haar functioneren ten goede komen maar vooral het onderwijsveld?

Mevrouw Joldersma (CDA) is benieuwd van staatssecretaris Nijs te vernemen wat haar concrete insteek, inclusief tijdpad, zal zijn op het gebied van het hoger onderwijs.

Daarnaast zou zij graag van de staatssecretaris van cultuur meer inzicht krijgen in haar voornemens met betrekking tot de herstructurering van het bibliotheekwerk.

De heer Balemans (VVD) spreekt de wens uit dat de drie bewindslieden van OCW de komende kabinetsperiode in staat zullen zijn een daadkrachtig beleid tot stand te brengen en dat de Kamer tijdig zal kunnen beschikken over de desbetreffende stukken opdat zij zich gedegen kan voorbereiden.

Mevrouw Lambrechts (D66) hoort graag van de bewindspersonen wat binnen hun eigen beleidsterreinen hun eigen specifieke ambities zijn in de komende kabinetsperiode. Daarnaast vraagt zij de minister om op korte termijn te komen met een meerjarenbeleidsplan onderwijs. Het is belangrijk dat dit er nog komt vóór de presentatie van begroting en cijfers en dus niet in omgekeerde volgorde. In dat plan zouden dan ook targets, doelstellingen geformuleerd dienen te worden, zodat ook op die manier veel meer in lijn geopereerd kan worden met VBTB.

Mevrouw Kraneveldt (LPF) vraagt de staatssecretaris van cultuur welke knelpunten zij ziet op het gebied van ICT en onderwijs en hoe zij die denkt weg te kunnen nemen. Wat is volgens haar een goede balans tussen cultuur voor de elite en cultuur voor de massa, dus tussen hoge kunsten en kunsten die toegankelijk zijn voor een grotere groep mensen?

Mevrouw Hamer (PvdA) is benieuwd te vernemen wat nu precies de beleidsambities en de specifieke doelstellingen zijn van de bewindslieden in de komende periode.

Kan vervolgens aangegeven worden wanneer de in de periode Balkenende-I aangekondigde plannen over onder meer het studiehuis, de basisvorming en het beroepsonderwijs gepresenteerd zullen worden?

De afgelopen weken is vooral in de media naar voren gekomen dat van alle ministeries alleen OCW extra geld heeft gekregen voor de komende vier jaar. De vorige week verscheen evenwel een persbericht van het CNV, waarin er melding van wordt gemaakt dat een bedrag van 861 mln bezuinigd zou worden op dit departement. Mevrouw Hamer zou dan ook graag van de bewindslieden willen weten wat nu de werkelijke waarheid is op dit punt.

Daarnaast vraagt zij op welke punten naar de mening van de bewindspersonen de communicatie met de Kamer, ook qua procedures, verbeterd kan worden.

In het regeerakkoord is een passage opgenomen over het onderwijsachterstandenbeleid en het naar de overheid terughalen van de regierol van de gemeenten. Hoe denkt de minister hieraan concreet uitvoering te geven en zijn er wat haar betreft alternatieve routes denkbaar?

Ten slotte verzoekt mevrouw Hamer aan staatssecretaris Nijs om reeds een tip van de sluier op te lichten ten aanzien van de wijze waarop zij de knelpunten in het beroepsonderwijs wil wegnemen.

Allereerst hecht de heer Leerdam (PvdA) eraan op te merken dat het hem deugd doet te mogen constateren dat de politieke top op het departement de komende kabinetsperiode uit drie vrouwen bestaat.

Van de staatssecretaris van cultuur zou hij graag vernemen wanneer de uitgangspuntennotitie cultuur zal verschijnen, omdat wat dat betreft de tijd echt gaat dringen. De Raad voor cultuur heeft een inmiddels een eigen rapport uitgebracht terwijl het veld in toenemende mate onrustig wordt. Waar er in het kabinet-Balkenende I nauwelijks aandacht is geweest voor cultuur, spreekt hij de hoop uit dat de staatssecretaris zich in de komende kabinetsperiode ervoor zal inzetten om daarin ten positieve verandering te brengen. Het zou hem in dat licht ook een lief ding waard zijn als de huidige vacature van directeur-generaal cultuur zal worden vervuld door iemand die feeling heeft voor en affiniteit heeft met dat beleidsveld.

Met het oog op het nieuwe Kunstenplan en de in dat verband reeds aangekondigde bezuinigingen van 35 mln euro vraagt de heer Leerdam of de staatssecretaris zich al ideeën heeft gevormd over de invulling van een en ander. Zal er specifieke aandacht blijven voor culturele diversiteit?

Ten slotte spreekt hij richting de minister de wens uit dat er niet getornd zal worden aan de uitvoering van het actieplan cultuurbereik, kunst en school.

Mevrouw Eijsink (PvdA) is een warm voorstander van het door dit kabinet gebezigde motto «meedoen». Daar er helaas nog veel kinderen thuis zitten en geen onderwijs kunnen volgen, om welke reden dan ook, is zij benieuwd hoe de minister hierin verandering gaat brengen in het kader van «meedoen in het onderwijs».

De heer Eski (CDA) wenst de drie bewindspersonen veel succes in de komende vier jaar. Wel hoort hij nog graag op welke manier zij invulling denken te gaan geven aan het streven naar minder regels en wat hun opvatting is over het behoud van onderwijs in eigen taal en cultuur.

Antwoord van de bewindslieden

Minister Van der Hoeven wijst er wellicht ten overvloede op dat de uitwerking van het regeerakkoord in concrete acties plaats zal vinden in het kader van de Miljoenennota, zodat het haar nu onmogelijk is de vragen die daaromtrent gesteld zijn door de commissie reeds te beantwoorden.

Met het oog op een heldere en efficiënte communicatie zou de minister het zeer op prijs stellen wanneer voortaan voorafgaand aan de begrotingsbehandeling planningsoverleg met de Kamer plaatsvond. Zoals afgesproken in het debat over de regeringsverklaring zal voortaan onderdeel van de begroting uitmaken een beleidsagenda voor de toekomst. Uit die agenda zal een planning van producten voortvloeien. Middels genoemd planningsoverleg zal de Kamer inzicht kunnen krijgen in hetgeen het ministerie aan beleidsstukken zal produceren in de komende periode en de termijn waarbinnen die stukken gereed zullen moeten zijn.

Het afgelopen jaar is het de minister opgevallen dat er ongelofelijk veel rapportages, onderzoeken en dergelijke geproduceerd worden door het ministerie maar dat de behandeling ervan in de Kamer wat langer op zich laat wachten. Dat heeft naar haar indruk niet alleen te maken met de demissionaire status van het vorige kabinet maar wel degelijk ook met de agenda van de Kamer zelf. Zij vraagt de commissie dan ook of de komende periode niet gekomen kan worden tot een clustering van rapportages en monitoren, opdat zaken niet langer blijven liggen dan strikt noodzakelijk is en er wat dat betreft ook meer stroomlijning binnen de werkwijze op het departement kan ontstaan.

In de loop van het komend jaar zal de Kamer onder andere ontvangen de Cultuurnota en de notities over het HOOP, het Wetenschapsbudget en de Koers BVE, waarin zoals ook door mevrouw Lambrechts bepleit, targets, doelstellingen zullen zijn opgenomen, die overigens ook vervat zullen zijn in de begroting als zodanig. De minister is voornemens een dergelijk koersdocument op hoofdlijnen ook te ontwikkelen met betrekking tot de sector primair onderwijs en voortgezet onderwijs.

Het beleid onder Balkenende-II zal uiteraard anders zijn dan dat onder Balkenende-I, al is het alleen maar omdat dit nieuwe kabinet een andere personele samenstelling heeft en omdat het nu geldende regeerakkoord een stuk korter is dan het vorige. Een en ander neemt overigens niet weg dat een aantal beleidsuitgangspunten overeind blijven, zoals het afschaffen van OALT, dit alles uiteraard met inachtneming van maatregelen in het kader van flankerend beleid.

De doorlopende leerwegen, waarop mevrouw Hamer impliciet duidde, gelden ook voor bewindslieden, juist waar dit kabinet van plan is zijn regeerperiode af te maken en het regeerakkoord zo goed mogelijk uit te voeren. Dat neemt niet weg dat er ruimte moet zijn voor debat met de Kamer over voorstellen van haar zijde die eventueel ingepast kunnen worden in het kabinetsbeleid.

Voor de komende kabinetsperiode is oplopend tot 2006 een extra bedrag voor OCW beschikbaar gesteld van 700 mln euro. In combinatie met de eerste enveloppe zijnde 340 mln euro, resulteert dat in ruim 1 mld euro. Dat laat onverlet dat uitgegaan wordt van een bezuiniging van 100 mln euro vanwege de combinatie gewichtengelden en achterstandenbeleid. Nadat het overleg hierover met de scholen en de gemeenten heeft plaatsvonden zal de Kamer nader worden geïnformeerd. De andere bedragen die zijn vermeld in het CNV-bericht hebben vooral betrekking op de vraag hoe een bezuiniging van 4% op de onderwijssalarissen zich verhoudt tot de ontwikkelingen van de salarissen in de marktsector, een vraag waarop het antwoord vooralsnog niet gegeven kan worden.

Refererend aan de opmerking van de heer Leerdam over de vacature van directeur-generaal cultuur zij er op gewezen dat het personeelsbeleid als zodanig een aangelegenheid van de drie bewindspersonen op het departement is, hetgeen niet wegneemt dat zij goede nota nemen van zijn oproep terzake.

Daar op het moment dat in het kader van de onderwijsenveloppe een bepaald bedrag werd gereserveerd voor het beleidsonderdeel cultuur en school het kabinet-Balkenende I demissionair was, is de concrete besluitvorming terzake doorgeschoven naar het nieuwe kabinet. De minister stelt zich voor, dit punt op te nemen in de begroting inclusief een doorrekening naar de komende jaren.

Over het «meedoen» en de problematiek van de thuiszitters zal zeer binnenkort een apart algemeen overleg worden gehouden, zodat het de minister zinnig lijkt daar nu niet in het kader van dit kennismakingsgesprek nader op in te gaan.

Minder regelgeving en autonomievergroting, ook wat betreft het onderwijs in taal en cultuur, is een van de punten die hoog op de agenda van de minister en de twee staatssecretarissen staan. Het kan overigens niet zo zijn dat er autonomie wordt gegeven zonder dat er rekenschap word gevraagd over de besteding van de financiële middelen. Duidelijk moet zijn dat de scholen datgene met hun geld doen waarvoor ze het hebben gekregen. Autonomievergroting en vermindering van regels zullen alleen mogelijk zijn binnen de daarvoor van rijkswege afgesproken kaders en ze mogen bovendien geen vrijbrief zijn voor scholen om zomaar iets te doen.

Ten slotte nodigt de minister mede namens beide staatssecretarissen de leden van de vaste commissie uit voor een rondleiding in het nieuwe departementsonderkomen in de Hoftoren, bij welke gelegenheid zij dan tevens informeel kennis kunnen maken met een aantal medewerkers.

Staatssecretaris Nijs is voornemens om in de komende kabinetsperiode op een heel inspirerende en frisse wijze een proces in gang te zetten dat het beroeps- en hoger onderwijs gereedmaakt voor de toekomst Op dit pad begeleiden haar de drie V's, te weten Visie, Verwachtingen en Vorm. Het onderwijs zit niet te wachten op onvoorspelbaarheid, hetgeen alles te maken heeft met een visie op de langere termijn. Het is van belang om met het veld te werken aan de ontwikkeling van die visie. Als eenmaal voor ogen staat wat de doelen voor de toekomst zijn, is het ook veel gemakkelijker om de stappen die daarnaartoe leiden te zetten. Het HOOP en de notitie Koers BVE zijn wat de staatssecretaris betreft de eerste stappen waarin genoemde visie tot uitdrukking komt. De voortgang rond het HOOP is enigszins vertraagd door de demissionaire periode. Het is niet uitgesloten dat de Kamer binnenkort het verzoek bereikt om ermee in te stemmen het HOOP over iets langere tijd uit te brengen, opdat in alle rust en in alle gezamenlijkheid met het veld een zorgvuldig pad met betrekking tot het hoger onderwijs uitgestippeld kan worden.

De politiek en de overheid moeten eerlijk zijn in wat ze willen én in wat ze kunnen. Het is dan ook heel belangrijk dat het onderwijs precies weet waar het aan toe is. Het scheppen van de juiste verwachtingen is de eerste stap naar een goede samenwerking. Die helderheid kan in de ogen van de staatssecretaris heel goed bereikt worden aan de hand van afspraken. Het beroepsonderwijs heeft al aangegeven bereid te zijn mee te werken aan het prestatieakkoord voor het beroepsonderwijs.

Naast visie en verwachtingen is de vormgeving belangrijk. De staatssecretaris geeft aan dat zij, zoals dit van haar inmiddels welbekend is, het debat met de Kamer daarover zeker niet uit de weg zal willen gaan, onder het gelijktijdige besef overigens dat zij gelet op haar functie en positie enigszins in een glazen huis leeft. Een en ander moet dus in een vorm gegoten worden die functioneel is en die behoort tot het politieke proces. Hoewel zij de politieke mores op het Binnenhof inmiddels zeer goed kent, betekent dit wat haar betreft nog niet dat zij zich onder alle omstandigheden per definitie aan die mores zal conformeren.

Gelet op de ophanden zijnde Miljoenennota moge het duidelijk zijn dat op dit moment nog niets concreets en inhoudelijks meegedeeld kan worden over de plannen inzake het hoger en beroepsonderwijs.

Het jeugdwerkgelegenheidsplan zal nog voor het zomerreces de Kamer bereiken. Uit diverse gesprekken met het veld blijkt dat er een zeer groot enthousiasme is om er een bijdrage aan te leveren. Op het ministerie wordt momenteel gewerkt aan een onderdeel van dat plan, te weten een notitie waarin geprobeerd wordt een kader te schetsen waarbij rekening wordt gehouden met de verschillende achtergronden van de jongeren. Een heel bijzonder aspect van eerdergenoemd plan is de uitstekende samenwerking tussen het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het ministerie van OCW.

Het toewerken naar minder regels is een element dat ook bij het hoger en beroepsonderwijs een belangrijke rol speelt. Er ligt reeds een inventarisatie inzake het middelbaar beroepsonderwijs en het wetenschappelijk onderwijs. De Kamer mag ervan uitgaan dat de bewindslieden van OCW zich heel intensief zullen bezighouden met deregulering, uiteraard wel met inachtneming van het aspect van rekenschap.

Staatssecretaris Van der Laan zegt zich te verheugen op een goede samenwerking met deze commissie, waarvan zij inmiddels heeft gemerkt dat deze veel aandacht heeft voor cultuur, hetgeen zij zeer waardeert.

De komende kabinetsperiode zullen ook met betrekking tot cultuur heldere keuzes moeten worden gemaakt. Waar het onontkoombaar is dat de cultuursector geconfronteerd wordt met bezuinigingen, is het van belang om in staat te zijn om goede en zuivere afwegingen te maken die ervoor zorgdragen dat er geen schade wordt toegebracht aan die sector. Daarbij zal tevens nagegaan worden of er mogelijkheden zijn om door middel van samenwerking met verschillende partijen, waarvan sommige wellicht uit onverwachte hoek, tot goede en werkbare strategieën te komen ten behoeve van de sector cultuur. De staatssecretaris is zich er overigens zeer wel van bewust dat het ook een tijd zal worden waarin pijnlijke keuzes onafwendbaar zijn.

Gelet op het belang die de cultuurwereld zou moeten hechten aan de samenleving en aan de kunsten in het algemeen zal zij heel veel overleg voeren met het veld. De eerste gesprekken hebben reeds plaatsgevonden, hetgeen ook een relatie heeft met de cyclus inzake de Cultuurnota. Volgende week vrijdag zal aan de ministerraad de uitgangspuntenbrief worden gepresenteerd, die een aantal basisuitgangspunten bevat die in eerste instantie vastgesteld moeten worden om instellingen en de Raad voor cultuur houvast te geven voor de nadere beoordelingen. Overigens is de staatssecretaris er zich terdege van bewust dat de systematiek van de Cultuurnota en de toewijzing van gelden aan de instellingen, een onderdeel vormen van het totale cultuurbeleid. Het streven is erop gericht om in oktober met een brief te komen die het cultuurbeleid als geheel omvat, en die naar de inschatting van de staatssecretaris als belangrijk uitgangspunt zal fungeren voor het cultuurbeleid in deze kabinetsperiode.

In geschetst proces staat het toewerken naar minder regels centraal. Een recentelijk rapport van Cap Gemini geeft helder aan wat de kostenstijgingen zijn in de cultuursector als gevolg van onder meer verschillende regels. Hoewel zij beseft dat niet alle regels kunnen verdwijnen, gaat de staatssecretaris wel serieus bekijken of waar sprake is van onevenredige lastendruk, die weggenomen kan worden.

De diversiteit waarvoor de heer Leerdam aandacht vroeg, is een onderwerp dat haar zeer na aan het hart ligt en waaraan zij in de komende periode zeker nadere invulling zal geven.

Met betrekking tot ICT in het onderwijs kan gemeld worden dat over de verschillende financiële ruimtes nog overleg plaatsvindt in het bredere kader van het kabinet.

De staatssecretaris hecht er ten slotte aan op te merken dat er wat haar betreft geen sprake kan zijn van hoge en lage cultuur. In Nederland is er cultuur en er zijn verschillende onderdelen daarbinnen die elk voor zich een eigen doelstelling en een eigen waarde heeft. Dat betekent dat de internationale top en de cultuureducatie even waardevol zijn in de functie die ze hebben in de samenleving.

Nadere gedachtewisseling

De voorzitter concludeert uit de beantwoording van de bewindslieden dat binnen afzienbare termijn een aantal belangrijke notities zullen verschijnen, zoals over het HOOP, de Koers BVE, het Wetenschapsbudget en het primair en voortgezet onderwijsonderwijs. De commissie gaat graag in op het verzoek van de minister om regulier planningsoverleg met de commissie te voeren, kan het zijn in het openbaar zodat een ieder kan nagaan welke afspraken gemaakt worden. Ook de uitnodiging voor een bezoek aan de Hoftoren wordt welwillend geaccepteerd door de commissie.

De heer Jan de Vries (CDA) is benieuwd naar de reactie van de minister op de eerdere opmerking van staatssecretaris Nijs dat zij zich niet in alle gevallen zal conformeren aan de mores van de Kamer. De fractie van het CDA zou het in ieder geval op prijs stellen als de bewindslieden met één mond spreken, mede gelet op de overlap in de portefeuilles.

Mevrouw Joldersma (CDA) krijgt nog graag antwoord op haar vragen over de prioriteitenstelling binnen het hoger onderwijs en over de toekomst van het bibliotheekwerk.

Mevrouw Lambrechts (D66) zou het jammer vinden als de presentatie van een aantal zeer belangrijke notities werd uitgesteld, aangezien dan het risico ontstaat dat eerst het geld wordt verdeeld, zodanig dat het voor jaren vastligt, en dat pas daarna de visie wordt ontwikkeld. Zij zou het graag omgekeerd zien: eerst de visie en dan de centen.

Verder is zij benieuwd te vernemen van welke mores in de Kamer staatssecretaris Nijs in voorkomende gevallen zou willen afwijken.

Zij sluit zich aan bij de vraag van mevrouw Joldersma over de prioriteitenstelling in het hoger onderwijs en zij vraagt de staatssecretaris van cultuur of het ook haar ambitie is om te waarborgen dat er op alle scholen een volwaardige internetvoorziening wordt gerealiseerd.

Mevrouw Kraneveldt (LPF) spreekt de hoop uit dat aan de doorlopende leerwegen waarvan de minister sprak, geen uitvalspercentage behoeft te worden gekoppeld in de komende jaren en zij wenst de drie bewindslieden een dikke voldoende toe wat betreft de resultaten van hun inspanningen.

Mevrouw Hamer (PvdA) spreekt haar verbazing en teleurstelling erover uit dat zij geen concrete antwoorden van met name de minister heeft mogen ontvangen op haar vragen. Deze wijze van beantwoording is buitengewoon technocratisch, ontbeert elke ambitie en leunt veel te veel op de komende Miljoenennota, hetgeen zeer te betreuren is als het gaat om de nieuwe openheid die de politiek naar de burgers wil betrachten.

De heer Leerdam (PvdA) neemt het «pittige» antwoord van de minister op zijn vraag over het personeelsbeleid op het ministerie ter harte. Hij belooft te proberen zich er niet te veel mee te bemoeien, maar juist omdat cultuur hem zo na aan het hart ligt, heeft hij aandacht gevraagd voor de invulling van de post van de DG cultuur.

Ten slotte gaat de heer Leerdam ervan uit dat hoewel de staatssecretaris van cultuur wat betreft haar portefeuilles ook raakvlakken heeft met andere commissies, zij beseft dat het echte huwelijk op het gebeid van cultuur tussen haar en deze commissie voor OCW wordt gesloten.

Mevrouw Eijsink (PvdA) hoort nog graag van de minister wat haar ambities zijn om ervoor te zorgen dat alle leerplichtige kinderen ook daadwerkelijk onderwijs volgen en er onderwijs op maat wordt gegeven.

Minister Van der Hoeven geeft aan dat het onderwijs voor alle kinderen is en dat derhalve alle kinderen naar school moeten kunnen gaan. Tegelijkertijd is duidelijk dat er in de praktijk op dit punt nog wel de nodige problemen zijn. De nadere gedachtewisseling daarover zal plaatsvinden in het algemeen overleg over thuiszitters dat morgen zal worden gehouden.

Op haar beurt is de minister enigszins teleurgesteld in de opmerking van mevrouw Hamer, die toch zelf ook wel moet beseffen dat het geen a-politieke vragen waren die zij stelde. Juist omdat de minister de Kamer serieus neemt, kan zij nu niet anders dan verwijzen naar de Miljoenennota waarop nu nog niet vooruitgelopen kan worden in de zin dat reeds mededelingen gedaan zouden kunnen worden over de targets en de verdeling van het geld. Bij eerdere gelegenheden heeft zij overigens al te kennen gegeven het lerarentekort te beschouwen als een van de allergrootste problemen in het onderwijs en dat dit probleem niet conjunctureel maar structureel dient te worden aangepakt. Daarnaast is zij van oordeel dat het primair en voortgezet onderwijs zodanig moeten zijn ingericht dat ze op de toekomst zijn toegesneden. Met betrekking tot kennis en innovatie zij nog opgemerkt dat er een innovatieplatform komt. Bovendien kan gemeld worden dat de 700 mln euro die gereserveerd zijn in het kader van de enveloppe 2, besteed zullen worden aan de gehele onderwijsparagraaf.

Indachtig de eerdere opmerkingen over de mores in deze Kamer doet de minister mede namens de twee staatssecretarissen de belofte dat alledrie met één mond zullen spreken. Dat laat overigens onverlet dat waar elk van de bewindslieden eigen portefeuilles hebben, ze op basis van die onderscheiden verantwoordelijkheden individueel het woord voeren. Wat die mores betreft kan het overigens geen kwaad om soms een beetje dwars te zijn. Het is goed om ook als bewindspersoon kritisch te blijven richting de Kamer en het veld, opdat je alsdan in het duale bestel een open debat kunt voeren. Een zekere vorm van dwarsheid van de bewindslieden van OCW mag dan ook wel verwacht worden onder het gelijktijdige respect voor de Kamer en indachtig de aansluiting op de dualistische verhoudingen.

Het streven bij de doorlopende leerwegen gedurende de komende vier jaar is om uit te komen op nul procent uitval en een dikke voldoende voor het tot stand gebrachte beleid.

In reactie op de opmerking van mevrouw Lambrechts over visie en geld benadrukt de minister dat in de Miljoenennota en de begroting duidelijk tot uitdrukking zal worden gebracht wat die visie inhoudt, waaruit dan zal voortvloeien waar de middelen naartoe gaan. Daar hoort overigens ook een implementatieplan bij. Een beleidsplan zonder financiële vertaling en zonder implementatie is geen goed plan.

Staatssecretaris Nijs geeft aan dat de komende tijd de prioriteiten met betrekking tot het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs zullen worden vastgesteld, waarbij ook aangegeven zal worden welke activiteiten niet haalbaar zijn. Aan die prioriteitenstelling zal een duidelijke visie ten grondslag liggen. Het zou namelijk de verkeerde volgorde zijn om eerst het geld te verdelen om vervolgens te bezien wat er mee moet worden gedaan. Overigens is er naast de kortetermijnvisie uiteraard een langetermijnvisie nodig.

Staatssecretaris Van der Laan onderschrijft van harte de opmerking van de heer Leerdam over het door haar aangegane huwelijk met de commissie voor OCW.

Zij onderschrijft het belang van het bibliotheekwerk dat vele dimensies heeft, onder andere op het terrein van de sociale samenhang, het stimuleren van vernieuwingen en het ondersteunen van met name jongeren. Het besef is bij haar wel degelijk aanwezig dat er financiële middelen nodig zijn om er echt een slag in te maken. Zij zal in ieder geval op zoek gaan naar mogelijkheden om te komen tot inventievere samenwerkingsvormen waardoor de financiële druk op het bibliotheekwerk afneemt of zelfs verdwijnt.

Over de toekomst van de internetvoorzieningen op scholen na 1 januari 2004 wordt momenteel nagedacht op het ministerie. Hoewel er nog geen concrete uitspraken over kunnen worden gedaan, moge het wel duidelijk zijn dat het voor de scholen heel belangrijk is dat de internetvoorzieningen op orde zijn binnen het onderwijs. Met betrekking tot het niveau waarop dat het geval zal zijn, moet nog een nadere afweging gemaakt moeten worden, ook afgezet tegen de kosten die daarmee gemoeid zijn.

Ten slotte is de staatssecretaris het eens met de heer Leerdam dat het belangrijk is dat de nieuwe DG cultuur affiniteit heeft met cultuur als zodanig, hetgeen overigens niet per se behoeft te betekenen dat de desbetreffende persoon ook uit de cultuursector zelf afkomstig moet zijn.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

Cornielje

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

De Kler


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Nieuwenhoven (PvdA), Van de Camp (CDA), Kalsbeek (PvdA), Cornielje (VVD), voorzitter, Van Vroonhoven-Kok (CDA), Hamer (PvdA), Karimi (GroenLinks), Van Bommel (SP), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Blok (VVD), Balemans (VVD), Slob (ChristenUnie), Vergeer-Mudde (SP), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Tichelaar (PvdA), Joldersma (CDA), Eski (CDA), Jan de Vries (CDA), Eijsink (PvdA), Leerdam (PvdA), ondervoorzitter, Van der Laan (D66), Van Miltenburg (VVD), Kraneveldt (LPF), Hermans (LPF), Van Dam (PvdA) en Visser (VVD).

Plv. leden: Kruijsen (PvdA), Ferrier (CDA), Verbeet (PvdA), Rijpstra (VVD), Atsma (CDA), Boelhouwer (PvdA), Halsema (GroenLinks), Lazrak (SP), Tonkens (GroenLinks), Van Oerle-van der Horst (CDA), Hirsi Ali (VVD), Örgü (VVD), Van der Vlies (SGP), Kant (SP),Van Bochove (CDA), Dijksma (PvdA), Hessels (CDA), Van Fessem (CDA), Sterk (CDA), Arib (PvdA), Stuurman (PvdA), Van der Ham (D66), De Krom (VVD), Varela (LPF), Nawijn (LPF), Adelmund (PvdA) en De Grave (VVD).

Naar boven