nr. 106
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Zoetermeer, 19 december 2002
Schoonmaakonderhoud in het primair onderwijs heeft de afgelopen jaren
regelmatig in de belangstelling gestaan. Meestal in negatieve zin.
In 1999 is, mede op verzoek van uw leden, een onderzoek uitgevoerd bij
100 scholen om na te gaan hoe de inzet van de financiële middelen voor
het schoonmaken zich verhoudt tot het kwaliteitsniveau van het schoonmaken
van en in de schoolgebouwen in het primair onderwijs. De conclusie van het
onderzoek is dat er geen kwalitatieve relatie is tussen de ingezette financiële
middelen en de schoonmaakkwaliteit. De schoonmaakkwaliteit volgens dat rapport
is matig tot slecht: 39% van de lokalen, 58% van de verkeersruimten en 93%
van het sanitair bleek niet schoon te zijn. Over deze rapportage is overleg
met uw Kamer geweest. Daarbij is afgesproken dat na 2,5 jaar wederom een onderzoek
moet worden uitgevoerd dat gericht is op de evaluatie van de schoonmaak in
de scholen voor het primair onderwijs. Het rapport van dat onderzoek ligt
nu voor.1
Uit de schoonmaakmonitor 2002 komt een positiever beeld naar voren.
De algehele schoonmaakkwaliteit is verbeterd ten opzichte van het onderzoek
in 1999, maar nog zijn de scholen niet schoon.
Vergelijking «voldoende» schoon uit het onderzoek 1999 en
2002.
| 1999 | 2002 |
---|
Ruimtegroep | Voldoende | Voldoende |
---|
Leslokalen | 60,9% | 66,7% |
Sanitair | 7,6% | 23,5% |
Verkeersruimten | 42,4% | 65,7% |
Bureaukamers | n.v.t. | 64,0% |
Als we het percentage van het sanitair afzetten tegen de resultaten van
de Toilettest 2002, een jaarlijkse toilettest uitgevoerd door de schoonmaakbranche zelf, blijkt dat we er met de scholen (ruim 23%) beter voor
staan dan het landelijk gemiddelde van de openbare gebouwen (17%), zoals bijvoorbeeld
in de gezondheidszorg (21%). We zijn op de goede weg, maar we zijn er nog
niet.
Naast de technische kwaliteitsmeting is nagegaan hoe de beleving van de
gebruikers is over schoon of niet schoon van het schoolgebouw. 53% van de
gebruikers is positief over de schoonmaakkwaliteit. De kwaliteitsbeleving
van de gebruiker komt niet altijd overeen met de resultaten van de technische
meting. In 25% van de gevallen bleek dat de schoonmaak in de beleving van
de gebruiker voldoende tot zeer goed aangaf, terwijl de technische meting
een onvoldoende gaf te zien. Het omgekeerde bleek in 12% van de gevallen.
Om het gewenste kwaliteitsniveau te krijgen wordt er frequent gebruik
gemaakt van derden, zoals conciërges (ID-banen in het basisonderwijs),
leerkrachten en ouders.
Dit komt zowel voor bij scholen waar de schoonmaak is uitbesteed (ruim
85% van de scholen) als bij scholen die de schoonmaak in eigen beheer uitvoeren.
De onderzoekers vinden het opmerkelijk dat in het merendeel de rijksvergoedingen
voor schoonmaak hoger zijn dan de uitgaven, hetgeen in tegenstelling is met
de beleving van de schoolleiders, die in de veronderstelling verkeren dat
er meer geld wordt uitgegeven dan ontvangen.
De scholen hebben ingaande 2002 meer geld voor materiële instandhouding
gekregen.
Er is € 20 mln extra budget voor schoonmaak beschikbaar. Blijkbaar
kost het tijd om de contracten voor schoonmaak en de daarmee verbonden uitgaven
aan te passen.
Er is dus nog financiële ruimte om de schoonmaak de komende jaren
te verbeteren.
De onderzoekers besluiten het rapport met een aantal aanbevelingen. Zij
adviseren de schooldirecteuren om heldere afspraken te maken, deze afspraken
te controleren en adequaat eventuele tekortkomingen aan te pakken. Een aantal
van deze aanbevelingen is reeds verwerkt in de in april dit jaar gestarte
schoonmaakcampagne.
In samenwerking met de Ondernemersorganisatie Schoonmaak- en Bedrijfsdiensten
(OSB), de besturenorganisaties en het ministerie zijn aan de scholen handreikingen
geboden om aan de hand van schoonmaakkaarten afspraken met de schoonmaakdienst
vast te leggen, regelmatig controlebeurten uit te voeren en bij onvoldoende
schoonmaak de verantwoordelijke daarop aan te spreken.
Over 2,5 jaar zal wederom een schoonmaakmonitor worden uitgevoerd waarvan
ik verwacht dat de schoonmaakkwaliteit, als gevolg van de inzet van de instrumenten
en middelen, verbeterd zal zijn.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
M. J. A. van der Hoeven