Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2002-2003 | 28600-VII nr. 51 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2002-2003 | 28600-VII nr. 51 |
Vastgesteld 14 juli 2003
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1 heeft op 19 juni 2003 een kennismakingsoverleg gevoerd met minister Remkes van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en minister De Graaf voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties.
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissie
De heer Cornielje (VVD) zal graag op hoofdlijnen debatteren met beide bewindslieden en vraagt hoe zij zich voornemen met de Kamer te communiceren, ook planmatig, zodanig dat de Kamer tijdig wordt geïnformeerd over hun beleidsvoornemens en wat zij op hun beurt van de Kamer verwachten. Voorts vraagt hij naar de precieze taakverdeling tussen deze bewindslieden.
De heer Haverkamp (CDA) sluit zich aan bij de heer Cornielje en is benieuwd naar de visie van de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties op de rol van ICT in de bestuurlijke vernieuwing.
Mevrouw Fierens (PvdA) is van oordeel dat het lokaal bestuur de mooiste bestuurslaag is, naast de provincie als het «kraakbeen» en de landelijke overheid, die een belangrijke rol heeft ten opzichte van het buitenland alsmede een voorwaardenscheppende rol ten opzichte van het lokaal bestuur. Uit het recente VNG-congres heeft zij de indruk overgehouden dat de gemeenten als het ware van de agenda glijden en in plaats van een belangrijke autonome bestuurslaag een uitvoeringsorganisatie van de landelijke overheid lijken te worden. Zij is uit een oogpunt van vernieuwing en verankering benieuwd hoe beide bewindslieden tegen deze prachtige bestuurslaag aankijken.
De heer Boelhouwer (PvdA) stelt zich voor dat wordt besproken wat men gezamenlijk wil bereiken op het punt van de bestuurskracht en de bestuurlijke organisatie, met name op regionaal niveau. De uitbreiding van de Wet gemeenschappelijke regelingen (WGR-plus), die nog in voorbereiding is, zal de mogelijkheden verruimen om niet vrijblijvend samen te werken. Valt het streven om meer te bereiken op het niveau van de regio en de grote steden onder bestuurlijke vernieuwing of is het een uitwerking van datgene waarmee BZK al bezig was? Hij vraagt hoe de kracht van het lokaal bestuur kan worden versterkt, anders dan door het uitbreiden van de WGR. Het lijkt erop dat de gemeenten die zijn of worden geconfronteerd met herindelingen als het ware de grote stad de rug toekeren. Kan daaraan in de komende periode meer aandacht worden geschonken door BZK?
De heer Van der Ham (D66) vraagt of er naast hetgeen in het Hoofdlijnenakkoord is omschreven in het kader van bestuurlijk vernieuwing nog andere, niet nader omschreven vernieuwingen kunnen worden verwacht. Waaraan denkt de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties in dit verband, onder andere in relatie tot de «nieuwe overheid»? Voorts vraagt hij waarom het woord «Koninkrijksrelaties» in de naam van beide bewindslieden staat. Hij betreurt het dat het Koninklijk Huis niet onder minister De Graaf valt, gelet op diens opvattingen daarover. Wat zijn de ideeën van minister Remkes over de toekomst van het Koninklijk Huis?
De heer Luchtenveld (VVD) vraagt hoe in de praktijk de taakverdeling tussen beide bewindspersonen zal zijn, met name wat de constitutionele zaken betreft.
De heer Dubbelboer (PvdA) sluit zich aan bij de voorgaande sprekers.
Mevrouw Spies (CDA) vraagt hoe de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties aankijkt tegen zijn taak betreffende het optimaal inrichten en functioneren van de rijksdienst, alsmede tegen het eventueel decentraliseren van rijkstaken en tegen de verhouding tussen het Rijk en decentrale overheden op het gebied van deregulering.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties nodigt de commissie uit om na het zomerreces op het ministerie kennis te maken met en te kunnen spreken over de organisatie. Hij wil net als in de vorige kabinetsperiode open en volledig met de Kamer te communiceren en zal daarbij open staan voor suggesties. Voor technische vragen kunnen de leden van de commissie altijd bij het ministerie terecht zonder dat daarover eerst schriftelijke vragen hoeven te worden gesteld. Het lijkt hem goed dat kritisch met het instrument van de schriftelijke vragen wordt omgegaan en dat de procedures zorgvuldig in acht worden genomen. De commissie zal schriftelijk worden geïnformeerd over de taakverdeling tussen beide bewindslieden, waarover zij in een redelijk en transparant proces tot overeenstemming zijn gekomen.
Het gebruik van het woord «Koninkrijksrelaties» heeft te maken met de formele positie en de algehele politieke leiding van het ministerie. Duidelijk is dat het onderdeel Koninkrijksrelaties bij de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties is ondergebracht.
De minister is eens met de kwalificatie van het lokaal bestuur als een mooie bestuurslaag, maar niet met de kwalificatie van het provinciaal bestuur als het «kraakbeen» van het huis van Thorbecke. Hij heeft geen enkele indicatie dat de gemeenten van de agenda glijden. Het Hoofdlijnenakkoord en recente wetgeving wijzen juist op een grote decentralisatieoperatie waarin gemeenten meer verantwoordelijkheid en keuzemogelijkheden krijgen. De daaraan verbonden risico's zijn weliswaar inherent aan het proces van decentralisatie, maar hij heeft de indruk dat de gemeenten en de provincies redelijk tevreden zijn over het toekomstige beeld van de algemene uitkeringen uit het Gemeente- en provinciefonds. Achtergrond van het vergroten van de verantwoordelijkheid van de gemeenten is niet een bezuinigingsdoelstelling, maar de overweging dat de besluiten en de consequenties daarvan uit het oogpunt van optimale verantwoordelijkheidsverdeling bestuurlijk zoveel mogelijk in een hand moeten worden gelegd.
Naar aanleiding van de vraag hoe wordt aangekeken tegen de bestuurlijke organisatie op regionaal niveau merkt hij op behandeling van de notitie WGR-plus, die al geruime tijd bij de Kamer ligt, op prijs te stellen. Het beleid van de minister van BZK in het vorige kabinet zal in het huidige kabinet worden voortgezet. Er wordt vastgehouden aan de notitie WGR-plus, de komende maanden zal worden overlegd met de regio's over de vertaling van de notitie op regionaal niveau, er zal worden gewerkt aan het wetgevingsproces en het wetsvoorstel Bestuur in stedelijke regio's zal worden ingetrokken. Over de hoofdlijnen van de notitie is in zorgvuldig en uitvoerig overleg een redelijke consensus bereikt met de VNG en het IPO. De bestuurlijke organisatie van het binnenlands bestuur alsmede het Koninklijk Huis vallen onder de verantwoordelijkheid van de minister van BZK.
Het kabinet is niet voornemens aanpassingen voor te stellen op het herindelingskader dat reeds geruime tijd bij de Kamer ligt. Bij de behandeling hiervan kan de kwestie stad versus ommeland, die de naoorlogse bestuurlijke discussie verregaand heeft beïnvloed, aan de orde komen. De vraag is hoe men deze impasse zoveel mogelijk kan doorbreken.
De minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties schetst dat er in de taakverdeling tussen beide bewindslieden raakvlakken en duidelijk onderscheiden verantwoordelijkheden zijn. De dualisering van het provincie- en gemeentebestuur en de wijze van aanstelling van de burgemeester vallen onder zijn verantwoordelijkheid, de bestuurlijke organisatie van het binnenlands bestuur onder de verantwoordelijkheid van de minister van BZK. Dit zal vorm moeten krijgen in een goede, openhartige en transparante samenwerking. Er heeft in goed overleg een verdeling van de constitutionele zaken over beide portefeuilles plaatsgevonden.
ICT is een buitengewoon belangrijk voertuig voor vernieuwing van de organisatie en werkwijze van de overheidsdiensten en de samenwerking tussen deze diensten, alsmede voor het realiseren van besparingen. Belangrijk is ook de servicegerichtheid van een betere en slagvaardigere overheid voor de burgers.
Onder het begrip «bestuurlijke vernieuwing» kan een groot aantal onderdelen van de portefeuille van de minister worden gerangschikt, zoals democratische vernieuwingen en de modernisering van onderdelen van de Grondwet. Hij stelt zich voor het grotestedenbeleid te coördineren binnen de overheid en daarbij in te zetten op ontbureaucratisering van de verhoudingen tussen het Rijk en de grote steden en op het hanteren van brede doeluitkeringen in plaats van specifieke uitkeringen met minder bureaucratische lasten en vereenvoudigde verantwoordingssystemen, waardoor de steden gemakkelijker kunnen werken ten behoeve van de burgers. Voorts streeft hij ernaar dat in het kader van het grotestedenbeleid de betrokkenheid van burgers bij hun wijk wordt vergroot.
In de taakverdeling is vastgelegd dat de koninkrijksrelaties onder de verantwoordelijkheid van de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties vallen. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voert evenwel formeel het beheer over het ministerie en draagt dan ook de naam ervan. Zo is ook in de andere landen van het Koninkrijk duidelijk dat de aandacht tenminste dubbel is.
De minister heeft zich voorgenomen veel tijd en energie te steken in de modernisering van de overheid naar een moderne, goed werkende, servicegerichte en intern goed functionerende overheid. Er zal goed moeten worden gekeken naar de taken van en overlappen tussen delen van de rijksdienst en de eventuele consequenties daarvan. Er zijn financiële afspraken gemaakt, maar voordat er efficiencykortingen en/of volumetaakstellingen worden uitgevoerd zal eerst een discussie over de taken en het functioneren van de ministeries moeten plaatsvinden. Op basis van gegevens over onder andere het verbeteren van de kwaliteit van het werk binnen de rijksdienst, shared services en het verminderen van de inzet van externen moeten goede afspraken binnen het kabinet worden gemaakt, waarop vervolgens zal moeten worden gestuurd. Voorts denkt de minister aan ontbureaucratisering en deregulering, gericht op rationalisatie, vergroting van de efficiency en vermindering van de lasten voor burgers. Hoewel hij een warm voorstander is van decentralisatie, is dit geen doel op zichzelf. Bezien moet worden om wiens taak het gaat, of er sprake is van een rijksverantwoordelijkheid en hoe de uitvoering het beste kan plaatsvinden.
De minister is het ermee eens dat open en transparant met de Kamer zal worden gecommuniceerd. Hij streeft naar een generale afspraak: de Kamer vraagt wat mogelijk is, de minister zegt toe wat haalbaar is en men doet gezamenlijk wat is afgesproken.
De heer Cornielje (VVD) neemt de uitnodiging om de kennismaking op het ministerie voort te zetten graag aan. Om een debat op hoofdlijnen te kunnen voeren en niet te verzanden in detailonderwerpen is het goed om planningsoverleg te voeren, gericht op een zodanige informatievoorziening aan de Kamer dat zij haar controlerende taak kan waarmaken. Zijn de bewindslieden bereid een doen-en-dadenindex te hanteren, zodat hun ambities en resultaten zichtbaar worden?
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gaat ervan uit dat het bij de regeringsverklaring aangekondigde beleidsrapport bij de stukken voor prinsjesdag wordt verstaan als doen-en-dadenindex.
De minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties is een groot voorstander van het houden van hoofdlijnendebatten. Hij neemt zich voor om voorafgaande aan belangrijke onderdelen van zijn programma hoofdlijnennotities aan de Kamer te doen toekomen. Op die manier kan in het traject rekening worden gehouden met de mening van de Kamer en is er duidelijkheid over het vervolg van het wetgevingstraject. Met de in het Hoofdlijnenakkoord genoemde data rond wetgeving zal rekening worden gehouden. Overigens heeft het kabinet reeds een beleidsprogramma aangekondigd waarin in de sfeer van VBTB meetbare en concrete doelstellingen zullen worden opgenomen.
Samenstelling:
Leden: Van Fessem (CDA), Kalsbeek (PvdA), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), voorzitter, Vos (GroenLinks), Cornielje (VVD), Adelmund (PvdA), De Wit (SP), Van Beek (VVD), ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Luchtenveld (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Van As (LPF), Lazrak (SP), Wolfsen (PvdA), Tonkens (GroenLinks), Smilde (CDA), Spies (CDA), Eerdmans (LPF), Sterk (CDA), Haverkamp (CDA), Straub (PvdA), Boelhouwer (PvdA), Hirsi Ali (VVD) en Szabó (VVD).
Plv. leden: Van Bochove (CDA), De Vries (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Fierens (PvdA), Halsema (GroenLinks), Schippers (VVD), Dubbelboer (PvdA), Kant (SP), Rijpstra (VVD), Slob (ChristenUnie), Wilders (VVD), Rambocus (CDA), Varela (LPF), Vergeer-Mudde (SP), Van Nieuwenhoven (PvdA), Van Gent (GroenLinks), Algra (CDA), Çörüz (CDA), Nawijn (LPF), Atsma (CDA), Bruls (CDA), Hamer (PvdA), Leerdam (PvdA), Griffith (VVD), Balemans (VVD), Meijer (CDA) en Giskes (D66).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28600-VII-51.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.