Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2002-2003 | 28600-VI nr. 141 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2002-2003 | 28600-VI nr. 141 |
Vastgesteld 29 augustus 2003
Binnen de vaste commissie voor Justitie1 hebben enkele fracties de behoefte over de brief van 21 november 2002 inzake de voorgenomen verhogingen van de legesheffing in vreemdelingenzaken (28 600 VI nr. 73) enkele vragen en opmerkingen aan de minister voor te leggen. Bij brief van 27 augustus 2003 heeft de minister deze beantwoord.
Vragen en antwoorden zijn hieronder afgedrukt.
Vragen en opmerkingen van leden van de CDA-fractie
Waaruit bestaan de handelingen en de behandelkosten inzake aanvragen voor verblijfsvergunningen regulier en naturalisatie?
De handelingen inzake de aanvragen voor verblijfsvergunningen regulier hebben in hoofdlijn betrekking op het registreren, het voorbereiden en maken van de beschikking en het verder afhandelen van de aanvraag. Deze handelingen hebben betrekking op alle aanvragen regulier, dat wil zeggen aanvragen van vergunningen voor bepaalde tijd, onbepaalde tijd, wijzigingen, verlengingen en intrekking van vergunningen.
Daarnaast worden er kosten gemaakt die samenhangen met de aanvragen voor reguliere verblijfsvergunningen en die betrekking hebben op ongewenstverklaring, bezwaar, beroep en voorlopige voorziening. De handelingen die worden uitgevoerd met betrekking tot ongewenstverklaring en bezwaar hebben betrekking op het registreren, het voorbereiden en maken van de beschikking en het afhandelen daarvan. De handelingen die uitgevoerd worden inzake het beroep en voorlopige voorziening hebben betrekking op het registreren, het beoordelen en het uiteindelijk registreren van de uitspraak.
De gemiddelde behandelkosten regulier verblijf uitgevoerd door de IND bedragen € 502. De behandelkosten van de ketenpartners en de documentkosten zijn hierin niet meegenomen. De behandelkosten zijn gebaseerd op een door de IND gehouden kostprijsonderzoek in het jaar 2000.
De handelingen inzake naturalisatie hebben grotendeels betrekking op het registreren van de aanvraag, het voorbereiden van de beslissing en het Koninklijk Besluit en het verder afhandelen van de aanvraag. De gemiddelde behandelkosten voor de IND bedragen € 160. De behandelkosten zijn eveneens gebaseerd op een door de IND gehouden kostprijsonderzoek in het jaar 2000, waar bij de kosten jaarlijks zijn geïndexeerd.
Bij welke bedragen zou sprake zijn van volledige kostendekkendheid?
Bij regulier verblijf wordt volledige kostendekkendheid bereikt bij een legestarief van circa € 502.
Op grond waarvan zijn de aanzienlijke legesverschillen te verklaren?
De onderverdeling in typen leges (aanvraag, verlenging en wijziging) weerspiegelt het verschil in behandeltijd; de eerste aanvraag verblijfsvergunning en de behandeling van een aanvraag tot wijziging kosten meer tijd en het daaraan gekoppelde legesbedrag is dan ook hoger dan bij verlenging. Het tarief van EU/EER-onderdanen is bepaald door de Europese regelgeving en daardoor gemaximeerd tot € 28. De legesverhouding tussen de vergunning voor bepaalde tijd (> 12 jaar) ad € 430 en vergunning voor onbepaalde tijd € 890 is circa 1:2. De historische verhouding was 1:4 (resp. f 125 en f 500). Door de aanpassing van de historische verhouding van de legesbedragen van 1:4 naar 1:2 zijn de legesbedragen meer tot elkaar gekomen. De legesbedragen van verlengingen zijn gebaseerd op het goedkoopste tarief omdat hieraan relatief minder werkzaamheden zijn verbonden.
Welke mogelijkheden ziet de minister om via doelmatiger werkwijzen te komen tot kostenverlaging en daarmee tot verlaging van de legesbedragen?
Op dit moment wordt met de verhoging van de legestarieven de mij opgelegde taakstelling van 20 miljoen Euro gehaald. De legesbedragen zelf zijn daarmee nog niet kostendekkend.
Uitgangspunt van het kabinet is evenwel dat de leges in beginsel kostendekkend dienen te zijn. In het Hoofdlijnenakkoord staat nog een verdere verhoging van de leges genoemd. Ik moet dus constateren dat ik geen enkele ruimte heb voor verlaging van de nu geldende legestarieven.
Dat neemt niet weg dat ik voornemens ben om binnen de gestelde financiële kaders nader te bezien of een meer inzichtelijke kostenonderbouwing en een, in de onderlinge samenhang tussen tarieven, evenwichtigere tariefstelling kan worden bereikt. Daarbij zal ik in principe alle aanvragen betrekken die raken aan de toelating en verblijf van vreemdelingen die het ministerie behandelt dan wel waarbij het ministerie betrokken is. Daarnaast zullen in verband met de geplande overname van de toelatingstaken van de Vreemdelingendiensten door de IND de werkprocessen zo efficiënt mogelijk worden ingericht. Echter, een verlaging van de kosten door een zo efficiënt mogelijke werkwijze impliceert niet automatisch een verlaging van de legesbedragen, aangezien de legesbedragen nog steeds niet kostendekkend zijn. Ik zal u te zijner tijd nader informeren.
Welke gevolgen, voor de hoogte van de legesbedragen, heeft het verschil van mening inzake de legesverhoging tussen de minister enerzijds en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OC&W) en de Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking anderzijds?
Door de betrokken ministeries is gekeken naar mogelijkheden om de legesverhoging voor bepaalde groepen te beperken. Daarbij is geen ruimte gebleken voor verlaging van legestarieven, zoals in het antwoord op vraag 4 is aangegeven. Wel wordt bezien of er voor de categorie studenten een aparte regeling mogelijk is. Voor wat betreft buitenlandse studenten uit ontwikkelingslanden die een beurs ontvangen van OS geldt dat de legeskosten onderdeel uitmaken van de beurs.
Welke andere categorieën vreemdelingen, vergelijkbaar met bijvoorbeeld geprivilegieerde NAVO-vreemdelingen, genieten ontheffing van de legesverplichting? Acht de minister dergelijke ontheffingen niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel?
Van de legesverplichting zijn ontheven geprivilegieerd en niet-geprivilegieerd militair of burgerpersoneel, vreemdelingen aan wie ambtshalve een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd wordt verleend en slachtoffers en getuige-aangevers van mensenhandel.
Naast de categorie van geprivilegieerde NAVO-vreemdelingen zijn op grond van het interstatelijk gelijkheidsbeginsel met ingang van 1 december 1994 ook de niet-geprivilegieerde NAVO-vreemdelingen (militair en burgerpersoneel) ontheven van de legesverplichting in het kader van zowel verlening als verlenging van de verblijfsvergunning.
De categorie vreemdelingen aan wie ambtshalve een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd wordt verleend omvat vreemdelingen die een verblijfsvergunning ontvangen onder de beperking verband houdende met verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling, vreemdelingen die buiten hun schuld niet uit Nederland kunnen vertrekken en vreemdelingen die verblijven op grond van het feit dat niet binnen drie jaren is beslist op een asielaanvraag. Deze categorieën zijn in het algemeen geen leges verschuldigd omdat zij in de regel geen aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier hebben ingediend maar een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel waarvoor geen leges verschuldigd zijn. In het geval zij een aanvraag doen tot verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, zijn zij wel leges verschuldigd. In het geval van de categorie vreemdelingen aan wie een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd wordt verleend in het kader van het driejarenbeleid dient te worden gewezen op de afschaffing van het driejarenbeleid per 1 januari 2003. Dat betekent dat slechts zij die vóór 1 januari 2000 een asielaanvraag hebben ingediend in aanmerking kunnen komen voor inwilliging op grond van het driejarenbeleid en daarmee voor ontheffing van de legesverplichting.
Slachtoffers en getuigen-aangevers van mensenhandel zijn geen leges verschuldigd ter zake van de afdoening van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd omdat en voor zover hun verblijf verband houdt met de vervolging van mensenhandel.
Ik acht strijd met het gelijkheidsbeginsel niet aanwezig omdat er voor genoemde uitzonderingen objectieve rechtvaardigheidsgronden aanwezig zijn.
Welke compensatiemogelijkheden zijn er voor vreemdelingen die financieel minder draagkrachtig zijn?
Bij verblijfsvergunningen regulier zijn er geen compensatiemogelijkheden.
Is het zeker dat de (gewijzigde) Rijkswet op het Nederlanderschap op 1 april 2003 in werking zal treden?
Ja.
Vragen en opmerkingen van leden van de VVD-fractie
Is de minister zich ervan bewust dat de verhoging van de leges voor tijdelijke verblijfsvergunningen een negatief effect zal hebben op het aantal buitenlandse studenten dat in Nederland komt studeren? Kan dit ook gevolgen hebben voor Nederlanders die in het buitenland willen studeren of stage lopen? De Canadese overheid heeft het aantal jonge Nederlanders dat naar Canada mag komen om te werken en reizen en stagelopen al beperkt tot 150 per jaar, wanneer er door de legesverhoging nog minder Canadese studenten naar Nederland komen zal dit aantal nog meer beperkt worden.
Welke maatregelen stelt de minister voor om de mogelijkheden van Nederlandse studenten om in het buitenland te studeren te behouden?
Hoe beoordeelt de minister de klacht van onderwijsinstellingen dat de legesverhoging Nederland een onaantrekkelijk land maakt voor buitenlandse studenten en wetenschappers?
Ziet de minister mogelijkheden om een aparte legescategorie voor studenten en stagiaires in te stellen met een lager tarief?
Tot dusver zijn noemenswaardige dalingen in de aantallen aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf voor studie achterwege gebleven. Ik neem daarom aan dat de daling van de aanvragen van wetenschappelijk personeel evenmin substantieel zal zijn. Aangezien de IND alleen aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf voor arbeid registreert en daarbij niet de aard van de arbeid, is voor het in kaart brengen van gegevens omtrent wetenschappelijk personeel dossieronderzoek nodig, hetgeen tijd vergt. Ik ga er niet op voorhand van uit dat de verhoging van de leges in Nederland gevolgen heeft voor Nederlanders die in het buitenland willen studeren of stage lopen. Zie voorts het antwoord op vragen 4 en 5 van het CDA.
Vragen en opmerkingen van leden van de PvdA-fractie
Kunnen de leden De Vries en Adelmund en het lid Tichelaar, gesteld op respectievelijk 3 december 2002 en 20 december 2002, ervan uitgaan dat de antwoorden op deze vragen mee zullen worden genomen in de beantwoording van dit schriftelijk overleg?
De vragen van het lid Tichelaar zijn bij brief van 13 februari 2003 beantwoord.
De vragen van de leden De Vries en Adelmund zijn inmiddels eveneens separaat beantwoord.
Deelt de minister de mening van de minister van OC&W dat de verdere verhoging van de legesgelden grote gevolgen heeft voor de tienduizenden studenten van buiten de Europese Unie die in Nederland willen studeren? Betekent deze uitspraak dat de regering zijn standpunt heeft herzien op het punt van de verdere verhoging van de legesgelden?
Ik verwijs naar de beantwoording van de vragen van de VVD-fractie.
Vragen en opmerkingen van leden van de SP-fractie
Ontkent de minister dat de verhoging van de leges ook andere doelstellingen kent dan alleen de taakstelling om meer kostendekkend te gaan werken?
Ja. De verhoging van de leges per 1 januari 2003 kent géén andere doelstelling dan het voldoen aan de taakstelling om meer kostendekkend te gaan werken.
Neemt de minister met dit besluit afstand van eerder aanvaarde beleidsdoelstellingen, namelijk de bevordering van integratie en gelijke behandeling van lang verblijvende derdelanders met EU-burgers? De eerste groep betaalt na vijf jaar € 890 voor een vergunning voor onbepaalde tijd. De laatste groep betaalt € 28 voor een verblijfsdocument.
Neen. Echter de Europese richtlijnen verplichten alleen tot het hanteren van een beperkt legesbedrag voor gemeenschapsonderdanen. Dat bedrag mag het bedrag dat wordt gerekend voor de afgifte van een nationaal identiteitsbewijs niet te boven gaan. Het geldende uitgangspunt om de behandelkosten ter afdoening van een aanvraag om een verblijfsvergunning door te berekenen in de leges, kan derhalve niet worden gehanteerd in het geval van EU/EER-onderdanen. Overigens geldt voor EU/EER-onderdanen die er voor kiezen in plaats van een jaarlijkse verlenging van hun E-kaart een aanvraag te doen tot verlening van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, hetzelfde legestarief als voor niet EU-EER-onderdanen.
Is het redelijk om alle nieuwkomers mee te laten betalen voor een relatief kleine groep waaraan de IND veel tijd, geld en arbeidskracht kwijt is?
De huidige kostprijssystematiek maakt slechts een beperkt onderscheid mogelijk in het type aanvraag (eerste aanvraag, verlening, wijziging). Elke kostprijssystematiek kan slechts uitgaan van de gemiddelde werklast van de behandeling van een – type – aanvraag. Het is niet mogelijk om vooraf de kosten van iedere individuele aanvraag te beoordelen. Dus is het ook niet mogelijk om te bepalen welke aanvragen snel en zonder veel werk behandeld zouden kunnen worden.
Erkent de minister een causaal verband tussen een restrictiever toelatingsbeleid en een arbeidsintensivering bij de IND?
Van een causaal verband kan niet zonder meer gesproken worden. In het geval dat er sprake is van strengere toelatingsvoorwaarden, houdt zulks niet automatisch een intensivering in van de door de IND in het kader van toetsing aan die strengere voorwaarden te leveren arbeidsinspanning. In het geval dat aanvullende toelatingsvoorwaarden worden gesteld en derhalve aan meer voorwaarden moet worden getoetst, is er uiteraard wel sprake van meer behandelingswerkzaamheden.
Kan de minister ingaan op de uitspraak van zijn ambtsvoorganger dat een maximum van f 500,– redelijk is?
Op het moment dat deze uitspraak is gedaan, was er nog geen sprake van een directe koppeling tussen de hoogte van de legesbedragen en de kosten die verbonden zijn aan het afdoen van een aanvraag voor een verblijfsvergunning, voor wijziging dan wel verlenging daarvan. Inmiddels geldt als centraal uitgangspunt bij het vaststellen van de legestarieven dat de vergoeding die gevraagd wordt voor de afdoening van een aanvraag in redelijke verhouding tot de behandelkosten moet staan en is in de begroting van het ministerie in verband daarmee een post van 20 miljoen € opgevoerd voor in 2003 te innen legesinkomsten.
Gevraagd wordt een financieel overzicht van de kosten die na 1 januari gemoeid zijn met de afdoening van verblijfsvergunningen, uitgesplitst naar de kostprijs van een document, arbeids- en administratiekosten. Wat zijn de financiële gevolgen van de overheveling van een aantal administratieve taken van de IND naar de gemeenteloketten?
De kosten, bestaande uit directe kosten (in het bijzonder loonkosten) en indirecte kosten (de overige kosten anders dan de loonkosten), bedragen in totaal gemiddeld € 502.
• Voor de indirecte kosten is een opslag van 200% op de loonkosten genomen conform de door de IND gehanteerde kostprijssystematiek.
• De gemiddelde behandelkosten voor de IND bedragen € 502 exclusief de kosten van het document en de behandelkosten van de ketenpartners. De behandelkosten zijn gebaseerd op een door de IND gehouden kostprijsonderzoek in het jaar 2000.
In het kader van de overheveling van toelatingstaken van de Vreemdelingendiensten naar de IND wordt nader in kaart gebracht welke taken (gedacht moet worden aan zogenaamde frontoffice-taken) met het oog op efficiëntie en klantvriendelijkheid het beste bij de gemeenten kunnen worden ondergebracht. Vervolgens zal daarover met (vertegenwoordigers van) de gemeenten overleg over worden gevoerd. Op dit moment is derhalve nog niet aan te geven wat de financiële gevolgen zijn van een mogelijke overheveling van bepaalde taken aan de gemeenten.
Waarom is de minister van oordeel dat het voorliggende besluit niet strijdig is met internationale verplichtingen van artikel 13 van Besluit 1/80 van de Associatieraad EEG-Turkije en artikel 41 van het Protocol bij dit verdrag? Heeft de minister goed gekeken naar de werking van artikel 226 EG-verdrag? Zo ja, tot welke conclusies heeft dat geleid?
De legesheffing geschiedt binnen de kaders van de op mij rustende verplichtingen die voortvloeien uit internationale verdragen. Het in artikel 13 van Besluit 1/80 van de Associatieraad EEG-Turkije of in artikel 41, eerste lid, van het Aanvullend protocol bij het Associatieverdrag EG-Turkije vervatte verbod aan de Lidstaten om nieuwe beperkingen in te voeren, heeft, mede gelet op de EG-jurisprudentie, betrekking op inhoudelijke voorwaarden zoals vestigingsvoorwaarden en niet op legesbepalingen. De legesbepalingen zijn in de Vreemdelingenwet 2000 geregeld (artikel 24, tweede lid) en behandelen de verschuldigde bijdrage in de kosten van de aanvraag. Zij staan daarmee los van de inhoudelijke voorwaarden en zijn om die reden niet aan te merken als beperkingen die verband houden met de vrijheid van vestiging en dienstverlening of met de toegang tot de arbeidsmarkt.
Artikel 226 van het EG-verdrag regelt dat als de Europese Commissie van oordeel is dat een lidstaat een van de krachtens dit verdrag op hem rustende verplichting niet nakomt, zij een met redenen omkleed advies kan uitbrengen en dat als de betrokken staat dit advies niet opvolgt, zij de zaak aanhangig kan maken bij het Hof van Justitie. Over de hoogte van de leges voor verblijfsaanvragen van derde landers zijn tot op heden op Europees niveau geen afspraken gemaakt. Wel is dat gebeurd voor gemeenschapsonderdanen, voor wie dan ook legestarieven worden gehanteerd conform de geldende Europese richtlijnen terzake.
Heeft de minister kennis genomen van de brieven van verschillende belangenorganisaties die zich inzetten voor de belangen van buitenlandse studenten en werknemers? Zo ja, deelt de minister hun grote zorg dat de concurrentiepositie van Nederland als kennisland onder druk komt te staan nu deze hoogopgeleide personen wellicht afzien van hun komst naar Nederland omdat elders geen onevenredige leges betaald hoeven te worden? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs naar de beantwoording van de vragen van de VVD-fractie.
Kan de minister een reactie geven op het artikel van professor C. A. Groenendijk in Migrantenrecht 2002, nr. 3 getiteld «Exorbitante verhoging van de leges: Justitie als grootgrutter met oogkleppen.»
Gelet op het voorliggend Hoofdlijnenakkoord en mijn antwoord op vraag 4 van de fractie van het CDA, lijkt mij een reactie op dit artikel verder overbodig.
Vragen en opmerkingen van leden van de D66-fractie
Hoe beoordeelt de minister het gegeven dat kosten voor het verlenen van een verblijfsvergunning worden doorberekend aan allen die een verblijfsvergunning aanvragen dan wel verlengen en dus feitelijk aan sommigen meer wordt berekend dan de werkelijke kosten van afdoening van de aanvraag?
Ik verwijs naar de beantwoording van vraag 6 van de SP-fractie.
In hoeverre denkt de minister dat de verhoging van de leges zal leiden tot de afname van het aantal migranten dat naar Nederland wil komen? Heeft de wens om de migratie naar Nederland te beperken een rol gespeeld bij de besluitvorming over de verhoging van de legeskosten voor reguliere verblijfsvergunningen? Probeert de minister op deze wijze de migratie naar Nederland af te remmen?
De legesverhoging beoogt niet het afremmen van migratie naar Nederland. De legesverhoging is een direct gevolg van het streven om de leges kostendekkend te maken.
Kan de minister ingaan op de verhouding tussen de wijziging van de legesregeling en de standstill-bepalingen in artikel 13 van het Besluit 1/80 van de Associatieraad EEG-Turkije en in artikel 41 van het Protocol bij dat Associatieverdrag? Kan de minister ingaan op de verplichtingen onder artikel 18 lid 2 van het Europees Sociaal Handvest en de legeswijziging?
Zie mijn antwoord op vraag 7 van de SP-fractie.
Kan de minister aangeven of er met de minister van Onderwijs contact is geweest over de kwestie van de legesverhoging voor buitenlandse studenten? Zo ja, wat is de uitkomst hiervan? Zo neen, zal de minister op korte termijn hierover contact opnemen met de minister van OC&W?
Mijn ambtsvoorganger heeft een aantal malen contact gehad met de (vorige) minister van OC&W. Voor het overige verwijs ik u naar de beantwoording van de vragen 5 van het CDA en 3 en 4 van de VVD-fractie.
Klopt het dat in de ons omringende landen verblijfsvergunningen gratis of tegen administratiekosten van € 50 worden afgegeven? Betekent de enorme verhoging van de legeskosten niet dat buitenlandse studenten en onderzoekers niet langer zullen kiezen voor Nederland? Is de minister van mening dat de enorme kosten voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning in geen enkel opzicht meespelen bij de keuze van een buitenlandse student voor het land van studie?
Ter vergelijking met de legesbedragen die in het buitenland gelden, volgt hierna een beschrijving van de legesbedragen in Engeland, Frankrijk en Duitsland.
Het Verenigd Koninkrijk kent in grote lijnen twee soorten visa: de «no settlement visa» (kort verblijf) en de «settlement visa» (lang verblijf). De leges voor diverse soorten van vergunningen voor bepaalde tijd variëren van 36 Engelse pond (plusminus € 54) tot 88 Engelse pond (plusminus € 132). De leges voor een settlement visum (vergunning voor onbepaalde tijd) bedragen momenteel 260 Engelse pond (plus minus € 390). In juni 2002 zijn de legestarieven verhoogd onder meer om de toegenomen kosten van de behandeling van aanvragen te dekken. Al naar gelang het soort visum bedroeg de stijging tussen 8% en 50%.
Per 1 augustus 2003 worden in Engeland leges geïntroduceerd voor aanvragen tot verlenging van de verblijfsvergunning. De leges daarvoor bedragen respectievelijk 155 Engelse ponden als de aanvraag per post wordt gedaan en 250 Engelse ponden als de aanvraag in persoon wordt gedaan.
In Frankrijk zijn sinds 22 mei 2003 nieuwe legesbedragen van kracht. In het geval van een aanvraag in het kader van arbeid in loondienst wordt een onderscheid gemaakt tussen de door de werkgever te vergoeden kosten en de door de vreemdelingen zelf te bekostigen leges voor de verblijfsvergunning. De leges voor een werkgever bestaan uit een bedrag van € 160 of € 690 of € 1375 al naar gelang het inkomen van de werknemer of het type arbeid. De door de vreemdeling te betalen leges voor de verlening van de verblijfsvergunning bedragen maximaal € 220 uitgezonderd onder meer de leges voor studenten die € 55 bedragen en de leges voor gezinshereniging, waarbij een legesbedrag van € 265 voor alle overkomende gezinsleden samen verschuldigd is.
In Duitsland bedragen de leges voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd € 51. Voor een verlenging van de verblijfsvergunning voor meer dan drie maanden wordt € 25 in rekening gebracht. Voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd bedragen de leges € 61.
Indien blijkt dat de instroom van buitenlandse studenten inderdaad vermindert, zal deze afname ook negatieve gevolgen hebben voor de mogelijkheden voor Nederlandse studenten om aan een buitenlandse instelling te studeren. Immers de meeste uitwisselingsprogramma's zijn gebaseerd op wederkerigheid. Hoe beoordeelt de minister deze gevolgen?
Zie het antwoord op vraag 1 van de VVD.
Klopt het dat, zoals de Rijksuniversiteit Groningen bij brief, gericht aan de minister van Justitie d.d. 4 november 2002, stelt dat er op dit moment bij de Nederlandse Universiteiten een groot tekort is aan goede onderzoekers en dat universiteiten genoodzaakt zijn goede kandidaten uit het buitenland te betrekken? Zo ja, hoe denkt de regering buitenlandse onderzoekers aan te kunnen trekken?
Ik kan niet aannemen dat de hoogte van de leges hier van doorslaggevende betekenis is.
Samenstelling:
Leden: Van de Camp (CDA), voorzitter, De Vries (PvdA), Van Heemst (PvdA), Dittrich (D66), Vos (GL), Rouvoet (CU), Adelmund (PvdA), De Wit (SP), Albayrak (PvdA), Van Fessem (CDA), Luchtenveld (VVD), Wilders (VVD), Weekers (VVD), Çörüz (CDA), Verbeet (PvdA), ondervoorzitter, Lazrak (SP), Wolfsen (PvdA), Tonkens (GL), De Vries (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Eerdmans (LPF), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), Straub (PvdA), Griffith (VVD), Visser (VVD) en De Pater-van der Meer (CDA).
Plv. leden: Van Hijum (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Timmer (PvdA), Van der Laan (D66), Halsema (GL), Van der Staaij (SGP), Kalsbeek (PvdA), Van Velzen (SP), Tjon-A-Ten (PvdA), Ormel (CDA), Van Baalen (VVD), Blok (VVD), Hirsi Ali (VVD), Jager (CDA), Van Heteren (PvdA), Vergeer-Mudde (SP), Arib (PvdA), Karimi (GL), Buijs (CDA), Sterk (CDA), Nawijn (LPF), Joldersma (CDA), Hermans (LPF), Van Dijken (PvdA), Örgü (VVD), Rijpstra (VVD) en Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28600-VI-141.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.