28 600 VI
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2003

27 223
Arbeidsmarktbeleid etnische minderheden 2000–2003

nr. 129
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 mei 2003

Tijdens het algemeen overleg met de vaste commissies voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid en voor Justitie op 20 maart 2003 (kamerstuk 27 223, nr. 43) heb ik toegezegd u te zullen informeren over een mogelijke wijziging van de leges in vreemdelingenzaken regulier, met name over eventuele mogelijkheden de leges voor de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor buitenlandse studenten te verlagen.

Met deze brief bericht ik u tussentijds over de stand van zaken, aangezien het thans nog niet mogelijk is gebleken een bevredigende oplossing voor dit vraagstuk te vinden. Zoals u bekend is vloeit de verhoging van de legesheffing in vreemdelingenzaken regulier per 1 januari jl. voort uit de taakstelling die het ministerie van Justitie in het strategisch akkoord is opgelegd en die in de goedgekeurde Justitie-begroting voor 2003 is vastgelegd. Zoals ik u in mijn brief van 21 november 2002 heb laten weten,1 heb ik mij daarbij gesteld op het uitgangspunt dat de burger voor diensten van de overheid een vergoeding behoort te betalen die in redelijke verhouding staat tot de kosten die daarvoor worden gemaakt. Van kostendekkendheid evenwel is met de recente legesverhoging, waar het de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd regulier betreft, nog geen sprake.

Waar het gaat om eventuele mogelijkheden de leges voor de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor buitenlandse studenten te verlagen bericht ik u het volgende. Bij de aanvraag door vreemdelingen ouder dan twaalf jaar die geen EU/EER-onderdanen zijn voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd regulier, waaronder begrepen het volgen van studie, is thans een legestarief van € 430 verschuldigd. In 2002 hebben ca. 9000 vreemdelingen een verblijfsvergunning voor het volgen van studie aangevraagd. Ongeveer 7200 van deze buitenlandse studenten – dus ca. 80% – waren afkomstig uit ontwikkelingslanden. Indien voor deze categorie de legesverhoging van 1 januari jl. wordt teruggedraaid (met € 172 tot € 258) is de inkomstenderving per jaar ca. € 1,2 miljoen. Afgezet tegen het bedrag van € 20 miljoen dat in de begroting is neergelegd als financiële taakstelling uit leges regulier is die eventuele verlaging een majeure inkomstenderving. Voorshands zie ik geen mogelijkheden deze inkomstenderving te compenseren. Thans is nog ambtelijk overleg op hoog niveau gaande over de wijze waarop die inkomstenderving eventueel zou kunnen worden opgevangen.

Op zo kort mogelijke termijn zal ik u nader informeren, alsmede een antwoord geven op de vragen van de leden van uw Kamer K. G. de Vries en Adelmund over dit onderwerp.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

H. P. A. Nawijn


XNoot
1

Kamerstukken II, 2002–2003, 28 600 VI, nr. 73.

Naar boven