nr. 68
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 augustus 2003
Gaarne informeer ik u hierbij mede namens de Staatssecretaris van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Drs. P.L.B.A. van Geel over de voortgang
van het verzelfstandigingsproces van het IRC International Water and Sanitation
Centre.
Achtergrond
Het IRC is een onafhankelijk kennisinstituut op het gebied van de drinkwater-
en sanitatieproblematiek in ontwikkelingslanden.
Het IRC heeft ongeveer 35 werknemers en is sinds 31 maart 1999 gehuisvest
in het «Institute for Hydraulic and Environmental Engineering»
(IHE) te Delft.
Het IRC beoogt de toegang tot duurzame drinkwater- en sanitatiesystemen
in ontwikkelingslanden te vergroten door informatie te beheren en te verspreiden,
publicaties uit te brengen en door capaciteitsopbouw in de sector te bevorderen.
Daarnaast verzorgt het IRC trainingen en voert het toegepast onderzoek uit.
Veel activiteiten worden uitgevoerd in samenwerking met partners in ontwikkelingslanden.
Relatie Rijksoverheid – IRC
Vanaf de oprichting in 1968 is het IRC door de Ministeries van Buitenlandse
Zaken (DGIS) en van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
(VROM) ondersteund.
In 1979 is het IRC ondergebracht in een stichting op grond van de machtigingswet
IRC. De Stichting wordt bestuurd door een Raad van Bestuur, waarin volgens
de machtigingswet de voorzitter en twee leden worden benoemd door de Minister
van VROM uit diens Ministerie en twee door de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking
uit het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Halverwege de jaren negentig ontstond bij zowel de Stichting IRC als bij
VROM en het Ministerie van Buitenlandse Zaken (DGIS) de behoefte aan grotere
bestuurlijk-juridische zelfstandigheid van het IRC. Deze bij de drie partijen
aanwezige behoefte leidde tot de instelling van een interdepartementale commissie
die verschillende opties voor verzelfstandiging van het IRC in kaart bracht.
Bij de beoogde mate van zelfstandigheid past niet dat de betrokken ministers
de bevoegdheid hebben om leden van de Raad van Bestuur te benoemen, zoals
in de machtigingswet IRC is vastgelegd. Daarom zal u op korte termijn een
wetsvoorstel worden aangeboden tot intrekking van die machtigingswet, zodat
de door DGIS en VROM benoemde bestuursleden kunnen terugtreden.
Sturing van het beleid van het IRC door de Rijksoverheid zal daarna alleen
nog plaatsvinden door middel van de toekenning van de Rijkssubsidie.
Het conceptwetsvoorstel zal begin oktober 2003 worden geagendeerd bij
de Onderraad (REIA).
Ondersteuning Rijksoverheid IRC 2002–2006
Met het oog op de besluitvorming over ondersteuning van het IRC voor de
periode 2002–2006 is in opdracht van het Ministerie van Buitenlandse
Zaken een externe evaluatie van het IRC uitgevoerd. Uit deze evaluatie kwam
naarvoren dat het IRC toegevoegde waarde heeft op het gebied van de kerntaken,
informatievoorziening en capaciteitsopbouw. Daarnaast is geconstateerd dat
er geen commerciële afzetmarkt is voor de diensten en producten van het
IRC.
De voornaamste aanbeveling aan het IRC was daarom de aandacht te concentreren
op de kerntaken en de voornaamste aanbeveling aan het Rijk was om de uitvoering
van deze kerntaken vrijwel volledig te financieren. De wijze waarop het IRC
hier invulling aan wil geven, is verwoord in het IRC bedrijfsplan 2002–2006.
Op grond van dit bedrijfsplan heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken
een bijdrage van € 11 075 000 toegezegd voor de uitvoering
van dit bedrijfsplan (€ 2 215 000 per jaar).
De Minister van VROM heeft voor deze periode jaarlijks € 678 000
toegezegd. De beoogde VROM-bijdrage is bedoeld voor de huisvesting van het
IRC en voor informatievoorziening en capaciteitsversterking in transitielanden,
omdat VROM met deze landen met name in Oost-Europa samenwerkt in de watersector.
Met het oog hierop blijft VROM betrokken bij de activiteiten van het IRC.
Tot nu toe is in de subsidiebeschikking van VROM ook opgenomen, dat naast
de subsidie ook andere uitgaven dan de reguliere salariskosten aan of ten
behoeve van de kernformatie (personeel dat overgegaan is van het toenmalige
Rijksinstituut voor Drinkwatervoorziening naar de Stichting IRC) voor rekening
van VROM zullen komen. Hierbij valt te denken aan: belastingvrije gratificaties,
langdurig zieken, personeel met verlof (incl. ouderschapsverlof), wachtgelders
en uitkeringsgerechtigden. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft deze
verplichting met ingang van 2003 van VROM overgenomen.
Vanaf 2003 zal de subsidie van VROM bij die van Buitenlandse Zaken
gevoegd worden, zodat het IRC dan nog slechts met één subsidieverlener
van doen zal hebben.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
A. M. A. van Ardenne van der Hoeven