28 600 IXB
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 2003

28 600 VIII
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (VIII) voor het jaar 2003

nr. 15
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN FINANCIËN EN VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 november 2002

Inleiding

Op 24 april 2002 heeft de Tweede Kamer het amendement Atsma (28 315 nr. 5) op de begroting van OCenW voor de tweede keer aangenomen. De dekking is aangegeven in het amendement Wijn (28 320 nr. 4). Genoemde amendementen houden in dat de begroting van het onderdeel Media wordt verhoogd met € 32 miljoen; en dat begroting IX-B van Financiën (beleidsartikel «Belastingen») wordt verlaagd met hetzelfde bedrag. Het amendement Atsma houdt verband met de fiscalisering van de omroepbijdrage. Door een aantal nieuwe ontwikkelingen geeft het kabinet u dringend in overweging genoemde amendementen te heroverwegen. Onderstaand zal eerst kort de achtergrond worden geschetst, waarna wordt ingegaan op onze overwegingen.

Afschaffing omroepbijdrage

Met ingang van 1 januari 2000 is de omroepbijdrage afgeschaft. De Dienst Omroepbijdragen (DOB), die tot die tijd was belast met de inning van de omroepbijdrage, is opgeheven. De mediabegroting wordt voortaan gevoed uit de algemene middelen (rijksomroepbijdrage). Het toenmalige kabinet heeft toegezegd dat de afschaffing geen nadelige gevolgen mocht hebben voor de publieke omroep; het ging om een budgettair neutrale operatie.

Bij Najaarsnota 2000 is de opheffing van de DOB boekhoudkundig afgewikkeld en verantwoord op de rijksbegroting. Hiertoe zijn de liquide middelen van de DOB per 31 december 1999 binnen begrotingsverband gebracht. Dit is destijds gebeurd door middel van een generale ontvangst op het begrotingsartikel «diverse ontvangsten Belastingdienst» op de begroting van Financiën (begroting IX-B). Dit betekent dat de middelen weliswaar op deze begroting zijn verantwoord, maar dat de Belastingdienst geen voordeel heeft gehad van de op haar begroting verantwoorde ontvangst uit hoofde van deze boekhoudkundige afwikkeling. Bij besluit van 15 november 2001 hebben de minister van Financiën en de staatssecretaris van OCenW, conform de wettelijke bepalingen, de overgang van de vermogensbestanddelen van de DOB op de Staat met terugwerkende kracht vastgelegd.

Amendement Atsma en onderzoek Algemene Rekenkamer

Op verzoek van minister Zalm (Financiën) en staatssecretaris Van der Ploeg (Media en Cultuur) heeft de Algemene Rekenkamer onderzocht of de fiscalisering van de omroepbijdrage budgettair neutraal is verlopen, zoals het kabinet had toegezegd. De Rekenkamer heeft vastgesteld dat er op transactiebasis (het boekhoudkundige stelsel dat het Commissariaat voor de Media en de NOS hanteren) weliswaar een tekort op de Algemene Omroepreserve is ontstaan, maar dat dit niet geldt in termen van het kasstelsel dat de Rijksoverheid ingevolge de Comptabiliteitswet hanteert. Verder constateert de Rekenkamer in haar rapport «Fiscalisering Omroepbijdrage» dat de fiscaliseringsoperatie budgettair neutraal is uitgevoerd en dat de omroepen hebben gekregen waarop ze recht hebben, inclusief de algemene omroepreserve. De Rekenkamer stelt bovendien dat het verhogen van de omroepreserve – zoals het amendement Atsma dat wil – zelfs in strijd is met de budgettaire neutraliteit.

In december 2001 heeft de Tweede Kamer het amendement Atsma op de OCenW-begroting 2002 aangenomen. In de toelichting op het amendement wordt gesteld dat er als gevolg van de fiscalisering van de omroepbijdrage sprake is van een neerwaartse bijstelling van de omroepreserve. Het amendement beoogt de bijstelling met een bedrag van € 32 miljoen ongedaan te maken, en op deze manier te bewerkstelligen dat de omroepreserve per 31 december 1999 niet lager uitkomt dan zonder de fiscalisering het geval zou zijn geweest.

In een brief aan de Tweede Kamer d.d. 4 april 2002 heeft het kabinet aangegeven dat de neerwaartse bijstelling van de algemene omroepreserve en de nadelige gevolgen voor de publieke omroep feitelijk niet hebben plaatsgevonden, en heeft het kabinet besloten het amendement Atsma bij hoge uitzondering ongedaan te maken. Vervolgens heeft de Tweede Kamer op 24 april 2002 opnieuw een amendement met dezelfde strekking aangenomen, en weer € 32 miljoen aan de mediabegroting toegevoegd. De dekking van dit amendement is nu neergezet bij de Belastingdienst, op het beleidsartikel «Belastingen» (overige programma-uitgaven) van begroting IX-B van Financiën.

Nieuwe feiten en ontwikkelingen

Sinds het tweede amendement Atsma hebben zich nieuwe feiten en ontwikkelingen voorgedaan. Het belangrijkste is dat de commissie voor de bezwaarschriften van het ministerie van OCenW eind oktober 2002 advies heeft uitgebracht inzake twee bezwaarschriften van de NOS.

Bij het eerste bezwaar van de NOS, tegen de neerwaartse bijstelling van de omroepreserve, is volgens de commissie geen sprake van voor bezwaar en beroep vatbare besluiten. De commissie heeft dan ook geadviseerd het bezwaarschrift niet-ontvankelijk te verklaren.

Het tweede bezwaar van de NOS richt zich op het niet-uitkeren van een bedrag dat middels het (eerste) amendement Atsma aan de mediabegroting is toegevoegd. De commissie merkt op: «...de handelwijze van de staatssecretaris (en de minister van Financiën) met betrekking tot de aangenomen amendementen Atsma, in het bijzonder of deze verenigbaar zijn met de parlementaire mores, maken onderdeel uit van het besluitvormingsproces in het kader van de begrotingsbehandelingen en vallen dan ook onder de politieke verantwoording aan de Tweede Kamer». De commissie stelt vast dat in het kader van de bezwaarschriftprocedure geen plaats is voor een discussie hierover.

Er is naar het oordeel van de commissie geen reden voor de conclusie dat het besluit geen uitkering te doen onrechtmatig is dan wel dat de staatssecretaris anderszins onjuist of onredelijk heeft gehandeld. De commissie adviseert het bezwaarschrift ongegrond te verklaren en het tot nu toe genomen besluit (tot niet-uitkeren van een bedrag) in stand te laten. Overigens merkt de commissie op dat «...de staatssecretaris zijn standpunt baseert op het rapport van de Algemene Rekenkamer, zijnde een Hoog College van Staat, hetgeen derhalve als een gezaghebbend oordeel valt aan te merken en dat de staatssecretaris zich hierop mag baseren».

Daarnaast speelt voor het Kabinet ook de huidige budgettaire situatie een grote rol in dit afwegingsproces. Deze situatie is sinds het tweede amendement Atsma een stuk minder rooskleurig geworden. Omdat de Tweede Kamer de dekking van het amendement Atsma heeft ondergebracht op het beleidsartikel «Belastingen», betekent de uitvoering van het amendement dat er dit jaar voor een fors bedrag omgebogen moet worden bij de Belastingdienst, wat niet mogelijk is gelet op de taken die de Belastingdienst in 2002 heeft uit te voeren. In wezen komt dit erop neer dat er voor deze € 32 miljoen een beroep gedaan wordt op de algemene middelen, wat in het licht van de huidige budgettaire situatie tot een extra overschrijding zal leiden.

Verzoek aan de Tweede Kamer

Gezien deze nieuwe ontwikkelingen doen wij bij hoge uitzondering een dringend beroep op de Tweede Kamer om het amendement te heroverwegen. Wij hopen dat u op korte termijn een reactie zult kunnen geven gelet op de voorbereiding van de Najaarsnota. Indien heroverweging van het amendement Atsma niet op instemming van de Kamer kan rekenen, dan zal het Kabinet nog dit jaar het bedrag – dat met het amendement aan de mediabegroting is toegevoegd – tot uitbetaling laten komen.

De Minister van Financiën,

J. F. Hoogervorst

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

M. J. A. van der Hoeven

Naar boven