nr. 3
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 1 oktober 2002
De vaste commissie voor Financiën1, belast
met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag
uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop geggeven
antwoorden.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling
van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie,
Tichelaar
De griffier van de commissie,
Berck
1a
Van welk rentepercentage is uitgegaan bij het bepalen
van de meerjarige rentelasten?
Bij het bepalen van de verwachte meerjarige rentelasten wordt uitgegaan
van de rekenrente. Deze rekenrente is bepaald door het CPB in de Macro Economische
Verkenning en wordt in Begroting IXA weergegeven in tabel 4 van de verdiepingsbijlage.
Voor 2003 is er een lange rekenrente van 5,1% gebruikt en voor de daarop volgende
jaren 5,0%. De korte rekenrente voor 2003 bedraagt 3,75% en voor de daarop
volgende jaren is gebruik gemaakt van 4,0%.
1b
Als het rentepercentage één procentpunt
hoger dan wel lager ligt hoeveel lager dan wel hoger liggen dan de rentelasten?
Uitgaande van de huidige geraamde omvang van de vaste schuld en de gemiddelde
omvang van de vlottende schuld in 2003 leidt een theoretische stijging van
een procentpunt in het rentepercentage ceteris paribus tot hogere rentelasten
op de vaste en vlottende schuld van € 460 mln per jaar. Een deel
hiervan komt terecht bij de sociale fondsen. De netto-belasting van het uitgavenkader
bedraagt ongeveer € 350 mln; een daling van de rente met een procentpunt
leidt tot een even zo grote daling van de rentelasten.
2a
Waarom kan Duitsland tegen een lager tarief lenen dan
Nederland?
De belangrijkste reden voor het voortbestaan van de spread tussen de Duitse
en de Nederlandse rente ligt in de omvang en liquiditeit van de Duitse markt,
welke op haar beurt samenhangt met het bestaan van afgeleide producten op
Duitse staatsleningen en met name de zgn. Bund future. Dit is een termijncontract
gebaseerd op Duitse staatsobligaties. De Bund future, die door private marktpartijen
in het pre-Euro tijdperk is gecreëerd, wordt door financiële instellingen
tot zeer intensief gebruikt als instrument in het risicomanagement. Hieruit
vloeit extra vraag voort naar de onderliggende waarde van de future, te weten
Duitse staatsleningen.
2b
Welke invloed heeft de omvang van het EMU-saldo op
het te betalen rentepercentage?
De rechtstreekse invloed van het saldo op het rentepercentage is beperkt,
met name bij relatief beperkte fluctuaties van dat saldo. Een verslechtering
die naar de perceptie van marktpartijen samenhangt met het vermogen van de
overheid om de eigen begroting in de hand te houden kan echter wel invloed
hebben. Indien het vertrouwen in de overheid als debiteur afneemt zal de markt
hiervoor compenseren door een hoger rentepercentage te vragen voor staatsleningen.
3
Hoe moet de zinsnede «indien mogelijk 30 jaar»
gezien worden in het licht de staatsschuld binnen 25 jaar afgelost te hebben?
Moet er een boete worden betaald bij vervroegd aflossen?
De mogelijkheid om ook in de toekomst leningen met een looptijd van dertig
jaar uit te geven hangt af van de omvang van de financieringsbehoefte en gewenste
samenstelling en risicoprofiel van de schuldportefeuille. Vervroegde aflossing
of boete speelt daarbij geen rol. Staatsobligaties kunnen te allen tijde tegen
de normale markttarieven worden ingekocht. Dat is thans evenwel
niet aan de orde. Volgens de huidige planning dient een beslissing over het
al dan niet uitgeven van een dergelijke lening voor het einde van het jaar
te worden genomen. Daarbij zal uiteraard rekening worden gehouden met het
voornemen om de staatsschuld af te lossen. Uw kamer zal daarover tijdig worden
geïnformeerd.
4
Waarom worden er niet alleen 3- en 10-jarige leningen
afgesloten gezien de lagere rentetarieven (zie ook de VS)?
Naast 3- en 10-jarige lenigen worden korte leningen – DTC's ofwel
schatkistpapier – uitgegeven met een looptijd van één
jaar en korter. De mix van deze korte, middellange en lange leningen bepaalt
de rentegevoeligheid van de portefeuille, nu en in de toekomst. De keuze voor
de uitgifte van een langere of kortere lening is derhalve niet gebaseerd op
korte-termijnoverwegingen maar hangt samen met het risicoprofiel van de gehele
schuldportefeuille en de gemiddelde rentekosten op de lange termijn.
XNoot
1Samenstelling:
Leden: Rosenmöller (GroenLinks), Crone (PvdA), Giskes (D66), Van
Oven (PvdA), Hofstra (VVD), Van Hoof (VVD), De Haan (CDA), Van Beek (VVD),
Bussemaker (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Kant (SP), Mosterd (CDA), Blok (VVD),
Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, De Pater-van der Meer (CDA), Alblas (LPF),
Van As (LPF), Veling (ChristenUnie), Tichelaar (PvdA), voorzitter, Teeven
(LN), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), De Nerée tot Babberich
(CDA), Van Loon-Koomen (CDA), Van der Velden (LPF).
Plv. Leden: Vacature (GroenLinks), Bos (PvdA), Bakker (D66), Van Nieuwenhoven
(PvdA), Van den Doel (VVD), Verbugt (VVD), Kortenhorst (CDA), Luchtenveld
(VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Vacature (GroenLinks), Gerkens (SP), Vacature
(CDA), B. M. de Vries (VVD), De Nerée tot Babberich (CDA), Vacature
(CDA), Eberhard (LPF), Stuger (LPF), Van der Vlies (SGP), Koenders (PvdA),
Jense (LN), Jan de Vries (CDA), T. de Graaf (LPF), Mastwijk (CDA), Vacature
(CDA) en Hoogendijk (LPF).