28 600 IV
Vaststelling van de begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2003

nr. 16
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 mei 2003

Naar aanleiding van het verzoek van de voorzitter van de vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken d.d. 24 april 2003 (kenmerk NAAZ 03-02) naar de laatste stand van zaken ten aanzien van de ondertekening van het protocol van afspraken inzake een ontwikkelingsfonds voor de Nederlandse Antillen kan ik u als volgt berichten.

Tijdens het bezoek dat ik in februari jl. heb gebracht aan de Nederlandse Antillen is mij gebleken dat de tijd rijp is voor het op afstand plaatsen van de uitvoering van beleid, door de oprichting van het ontwikkelingsfonds. Ik ben dan ook zeer verheugd u te kunnen meedelen dat het protocol van afspraken inzake een ontwikkelingsfonds d.d. 6 mei jl. door de Antilliaanse regering is ondertekend. In dit protocol van afspraken is de intentie vastgelegd om op korte termijn te starten met de uitvoering van het advies van de werkgroep-Wijers inzake het Ontwikkelingsfonds, opdat het fonds per 1 januari 2004 operationeel is. Hiertoe is in het protocol een aantal concrete procesafspraken vastgelegd, te beginnen met de instelling van een gezamenlijke implementatiewerkgroep.

De minister-president van de Nederlandse Antillen deelt het standpunt van Nederland ten aanzien van de betrokkenheid van de eilandgebieden bij de implementatie van het ontwikkelingsfonds; omwille van een succesvolle implementatie van het ontwikkelingsfonds is het van groot belang dat bij de eilandgebieden een grote mate van «ownership» ontstaat. Het is zeer verheugend te constateren dat de aanbevelingen van de eilandgebieden in lijn liggen met de uitgangspunten die Nederland hanteert voor de implementatie van het Ontwikkelingsfonds. Zo hebben de eilandgebieden aangedrongen op betrokkenheid bij de samenstelling en taakomschrijving van de implementatiewerkgroep. De inzet van de Antilliaanse regering is, net als Nederland, om het ontwikkelingsfonds te laten starten met de bestaande samenwerkingsprogramma's.

De reacties van de eilandgebieden bevestigen mijn vertrouwen in de op te richten werkgroep die, met een sterk mandaat van de Nederlandse en Antilliaanse regering en het vertrouwen van betrokken partijen, de inhoudelijke uitgangspunten van het advies van de werkgroep-Wijers inzake het Ontwikkelingsfonds zal kunnen uitwerken en implementeren.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes

Naar boven