28 600 IV
Vaststelling van de begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2003

nr. 13
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 januari 2003

Tijdens de voortzetting van het debat over de begroting van Hoofdstuk IV van de Rijksbegroting op 17 december jl., werden vragen gesteld over de rol van Nederland in het IMF-traject. Hierbij werd verwezen naar de bijdrage van de Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen in het Liber Amicorum voor oud-premier Pourier, waarin werd gesteld dat Nederland in 2001 een akkoord tussen de Nederlandse Antillen en het IMF zou hebben tegengehouden. Dit leidde tot felle discussies in de Antilliaanse media. Ik heb toegezegd na een zorgvuldige analyse van de bijdrage van de gevolmachtigd minister u een reactie hierop te doen toekomen. In deze door u gevraagde reactie ga ik eveneens in op de motie-Rosenmöller/Van Oven. In deze motie wordt de Nederlandse regering verzocht om in samenwerking met de regering van de Nederlandse Antillen en met een (blijvende) betrokkenheid van het IMF, te werken aan een creatieve oplossing van de sociaal-economische en financiële problematiek op de Nederlandse Antillen.

In het Nederlandse beleid ten aanzien van de Antilliaanse overheidsfinanciën staat de wenselijkheid van een akkoord met het IMF over een structureel aanpassingsprogramma centraal. De betrokkenheid van het IMF is op verzoek van de toenmalige Antilliaanse regering tot stand gekomen. Nederland heeft het IMF gemandateerd om in overleg met de Antilliaanse regering een structureel aanpassingsprogramma vorm te geven en te monitoren. Hierbij heeft Nederland zich bereid verklaard tot het beschikbaar stellen van liquiditeitssteun aan de Nederlandse Antillen, indien het IMF hierom gedurende de looptijd van een structureel aanpassingsprogramma zou verzoeken. Nederland heeft via ambtelijk overleg geregeld bij het IMF benadrukt dat de Nederlandse regering zeer veel belang hecht aan een akkoord tussen het IMF en de Nederlandse Antillen. De toenmalige Antilliaanse regering heeft zich zeker inspanningen getroost om de maatregelen te nemen, die het IMF als voorwaarde had gesteld voor de totstandkoming van een akkoord. Toch bleken deze inspanningen naar het oordeel van het IMF niet te hebben geleid tot voldoende resultaten, waardoor vorig jaar een akkoord niet werd bereikt.

Hoewel er op dat moment geen IMF-akkoord was, is na de aanslagen van 11 september 2001 op initiatief van de toenmalige Staatssecretaris De Vries overleg gevoerd met het IMF over aanvullende liquiditeitssteun ter compensatie voor de negatieve gevolgen van de aanslagen voor de Antilliaanse economie. Het IMF heeft vervolgens aan Nederland geadviseerd om in deze uitzonderlijke omstandigheden een bedrag van ANG 40 miljoen aan de Antilliaanse regering beschikbaar te stellen als overbruggingsfinanciering. Begin januari 2002 werd dit bedrag aan de Antilliaanse regering overgemaakt. Ook toen bestond er geen IMF akkoord.

Er was sprake van een constructieve Nederlandse opstelling om te bevorderen dat er een akkoord tot stand zou komen. De suggestie dat Nederland een IMF-akkoord zou frustreren wijs ik van de hand.

Ten aanzien van de motie-Rosenmöller/Van Oven wil ik vooropstellen, dat ik de probleemanalyse deel die aan deze motie ten grondslag ligt. De Nederlandse regering maakt zich grote zorgen over de negatieve spiraal waarin de Antilliaanse economie en de Antilliaanse overheidsfinanciën terecht zijn gekomen en over alle negatieve gevolgen die dit voor de gehele Antilliaanse samenleving met zich brengt. Het zo spoedig mogelijk komen tot een door het IMF gemonitored structureel aanpassingsprogramma is het beste recept om de Antilliaanse overheidsfinanciën en daarmee de Antilliaanse economie een gezonde basis te verschaffen. De belangrijkste voorwaarde is en blijft voldoende politieke committering aan Antilliaanse zijde. Nederland heeft de Antilliaanse overheid bijgestaan met technische expertise op dit belangrijke terrein. Een gebrek aan capaciteit kan daarom niet worden gezien als de reden voor de stagnatie van het IMF-traject.

Naast het IMF-traject zijn in de afgelopen jaren diverse andere gezamenlijke initiatieven ter verbetering van de financiële en sociaal-economische situatie ontplooid, waarbij ook committering van de Antilliaanse politiek een voorwaarde is om tot een daadwerkelijke verbetering van de situatie te komen.

Zo is via bemiddeling door Nederland de Wereldbank bereid gevonden om de Antilliaanse regering op een structurele basis te assisteren. De Wereldbank heeft al een bijdrage geleverd aan de totstandkoming van het samenwerkingsprogramma Duurzame Economische Ontwikkeling en heeft tevens aangegeven een analyse van de overheidsuitgaven en van de armoede te willen uitvoeren. Laatstgenoemde analyse zal inzicht bieden in de omvang en de oorzaken van de armoede op de Nederlandse Antillen. Net als de Antilliaanse regering, is de Nederlandse regering van mening dat dit onderwerp volop de aandacht moet krijgen. Voor de economische ontwikkeling is een goed investeringsklimaat van groot belang. De Foreign Investment Advisory Service (FIAS) heeft in 2001 een door Nederland gefinancierd rapport uitgebracht met talrijke adviezen om het investeringsklimaat op de Nederlandse Antillen te verbeteren. Het belang van uitvoering van deze adviezen is nog steeds zeer actueel en zal de concurrentiepositie van de Nederlandse Antillen sterk kunnen verbeteren.

Diezelfde concurrentiepositie heeft ook te lijden van de inefficiëntie bij de overheidsnv's en van nog steeds bestaande marktbescherming. Daarom dringt Nederland er bij de Antilliaanse regering op aan om te bevorderen dat het beleidsproces op deze terreinen voortgaat.

Het is goed om te memoreren, dat ook Nederlandse ondernemers een bijdrage kunnen leveren aan het economische herstel op de Nederlandse Antillen. Hiertoe wordt door Nederland een aantal economische instrumenten gefinancierd, waarbij Nederlandse en Antilliaanse ondernemers subsidie kunnen ontvangen voor investeringsprojecten.

Bovenstaande initiatieven passen mijns inziens uitstekend in de door de Antilliaanse regering aangegeven prioriteitsstelling en verdienen een daadkrachtig vervolg. Aan bruikbare adviezen is geen gebrek en ik spreek de hoop uit, dat de Antilliaanse regering er alles aan zal doen om deze te implementeren. Nederland zal zich tijdens overleg met de Antilliaanse regering blijven inspannen om tot de uitvoering van de in het bovenstaande genoemde adviezen zoveel mogelijk te faciliteren en om geboden mogelijkheden zoveel mogelijk te benutten.

De eerstvolgende gelegenheid, waarbij onder meer deze problematiek ongetwijfeld aan de orde zal komen, zal zijn tijdens mijn aanstaande bezoek aan de Nederlandse Antillen en Aruba van 23 februari tot 1 maart aanstaande. Ik zal de Kamer verslag doen van de uitkomsten.

Naast bovengenoemde initiatieven ter ondersteuning is Nederland tevens bereid, mits effectiviteit en duurzaamheid verzekerd is, middelen in te zetten om de gevolgen van de sociaal-economische situatie op de Nederlands Antillen voor de bevolking te verzachten. De recent door de Antilliaanse minister-president verstrekte toelichting op het gevoerde beleid maakte ondertekening van het bijgaande protocol voor de nieuwe samenwerking met de Non-gouvernementele organisaties mogelijk. Hiermee heb ik overigens ook gevolg kunnen geven aan de motie van de Kamer, waarin aangedrongen werd op spoedige ondertekening.

Gezien de bovengeschetste activiteiten op zowel sociaal als financieel-economisch vlak, ben ik van mening dat de motie Rosenmöller/Van Oven in uitvoering is. Ten aanzien van nieuwe ontwikkelingen op deze terreinen zal ik de Kamer op de hoogte stellen. De eerste gelegenheid doet zich voor naar aanleiding van mijn reis in februari aanstaande.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes

Naar boven