nr. 10
MOTIE VAN DE LEDEN PALM EN TEEVEN
Voorgesteld 11 december 2002
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende, dat na 48 jaar Statuut en een ruime inzet van ontwikkelingsgelden
de maatschappelijke omstandigheden op de eilanden in de West ons Koninkrijk
onwaardig zijn;
constaterende, dat er sprake is van falende rechtshandhaving, financiële
tekorten, rechtsongelijkheid, een slechte gezondheidszorg, gebrekkig onderwijs,
structurele werkloosheid, grote armoede in veel gezinnen en een brain drain;
constaterende, dat hierdoor veel Antillianen en Arubanen naar Nederland
vluchten en inmiddels de helft van de bevolking in Nederland woont en dat
mede door de kleinschaligheid van de eilanden en het gebrek aan middelen en
mensen het land de Antillen en het land Aruba niet in staat zijn gebleken,
de sociale, economische en maatschappelijke problemen van deze tijd adequaat
te bestrijden;
voorts overwegende, dat volgens artikel 43, tweede lid, van het Statuut
het waarborgen van de rechten, vrijheden, rechtszekerheid en de deugdelijkheid
van het bestuur een aangelegenheid is van het Koninkrijk;
van mening, dat het Statuut in de huidige vorm bewezen heeft niet meer
toereikend te zijn om tegemoet te komen aan de wensen van de bevolking en
eisen van deze tijd en derhalve op de helling moet;
verzoekt de regering op korte termijn te onderzoeken op welke wijze de
verhouding tussen de afzonderlijke eilanden in de West en Nederland doeltreffender
kunnen worden georganiseerd met als voorbeeld het Franse bestuurlijke model
van een département d'outre mer en de Kamer hierover binnen zes maanden
te rapporteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Palm
Teeven