28 512
Voorstel van wet van het lid Dijksma tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met het stellen van regels omtrent sponsoring van scholen in het primair en voortgezet onderwijs

nr. 14
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zoetermeer, 26 juni 2003

Op woensdag 18 en donderdag 19 juni jl. is in uw kamer het Voorstel van wet van het lid Dijksma tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met het stellen van regels omtrent sponsoring in het primair en voortgezet onderwijs (Kamerstukken II, 2001/02, 28 512, nr. 2) behandeld.

In de 1e termijn is naar aanleiding van vragen van de leden van uw kamer het onderwerp inspectie en de rol die zij heeft bij de naleving van de in de onderwijswetten vastgelegde regelgeving en van het convenant sponsoring aan de orde geweest. In deze brief wil ik ter verduidelijking de rol van de inspectie in dat kader nog eens nader toelichten.

Wettelijke bepalingen WPO, WEC, WVO en WMO 1992

Waar het gaat om de naleving van de wettelijke bepalingen, met name de informatievoorziening naar de ouders/leerlingen in schoolplan en schoolgids en de invloed van ouders/leerlingen via de medezeggenschapsraad, heeft de inspectie de wettelijke taak op de naleving daarvan toe te zien.

In mijn brief van 1 april jl. heeft u al kunnen lezen dat ik met de inspectie afspraken heb gemaakt over een strenger toezicht op de naleving van de wettelijke voorschriften met betrekking tot sponsoring. Met name zal de inspectie controleren of het sponsorbeleid is opgenomen in schoolgids en schoolplan en of de medezeggenschapsraad is betrokken bij beslissingen rondom sponsoring.

Indien de inspectie constateert dat een school zich niet houdt aan de wettelijke bepalingen die in de WPO, de WEC, de WVO en de WMO 1992 zijn vastgelegd, zal zij de school daarop wijzen en de school in staat stellen dit te herstellen. Indien de school weigert zich aan de bepalingen te houden, zal de inspectie mij op de hoogte stellen en bestaat de mogelijkheid de rijksvergoeding geheel of gedeeltelijk in te houden.

Met de inspectie is afgesproken dat in het onderwijsverslag aandacht zal worden besteed aan haar bevindingen op het gebied van sponsoring.

De medezeggenschapsraad

De inspectie kan alleen controleren of het bevoegd gezag zich heeft gehouden aan de medezeggenschapsprocedure die in de WMO 1992 is vastgelegd. Zij heeft geen mogelijkheden de medezeggenschapsraad inhoudelijk aan te spreken op haar beslissingen. De medezeggenschapsraad speelt een rol in de procedure die tot besluitvorming van het bevoegd gezag leidt. Uiteindelijk besluit het bevoegd gezag wat er gebeurt en blijft het bevoegd gezag verantwoordelijk voor zijn beslissingen, ook al heeft de medezeggenschapsraad ingestemd, en het bevoegd gezag kan daarop aangesproken worden.

Convenant sponsoring in het primair en voortgezet onderwijs

Als het gaat om de bepalingen uit het convenant sponsoring, heeft de inspectie wettelijk gezien geen taak om de naleving hiervan te controleren. Echter wanneer sponsoring in strijd is met de bepalingen uit het convenant en tot gevolg heeft dat dat de kwaliteit van het onderwijs negatief wordt beïnvloed door sponsoring, bijvoorbeeld als een onderwijsmethode eenzijdige voorlichting verschaft, kan de inspectie de school hierop wijzen. De achtergrond van zo'n bepaling in het convenant is een onderwijskundige. Immers, de school dient de kinderen deugdelijk en niet eenzijdig te informeren. Dat betekent tevens dat de inspectie dit kan betrekken in haar kwaliteitsoordeel over de school en derhalve op dit vlak haar inspectorale oordeel kan geven.

Als overigens blijkt dat door een school in strijd met het convenant wordt gehandeld, zal ik de betrokken koepelorganisatie als convenantpartner hierop aanspreken met het verzoek contact met de school op te nemen.

Met de ondertekening van het convenant hebben de partners zich verplicht om te bevorderen dat hun achterban zich aan de afspraken houdt. Dit betekent dat ik het ministerie contact zal laten opnemen met de betrokken convenantpartner als blijkt dat een school zich niet zou houden aan het convenant. Uiteraard zal ik mij dan over de uitkomsten laten informeren en zal zo nodig vanuit het ministerie actie worden ondernomen. Uit de integrale evaluatie van het convenant uit 1997 die u bij brief van 22 november 2001 (Kamerstukken II, 2001/02, 28 000 VIII, nr. 26) is aangeboden, bleek overigens dat scholen terughoudend zijn als het gaat om sponsoring en hier bovendien zeer zorgvuldig mee om gaan.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

M. J. A. van der Hoeven

Naar boven