28 512
Voorstel van wet van het lid Dijksma tot wijziging van de wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met het stellen van regels omtrent sponsoring van scholen in het primair en voortgezet onderwijs

nr. 10
AANVULLEND VERSLAG

Vastgesteld 5 juni 2003

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft op 27 mei 2003 verslag uitgebracht van haar bevindingen. Hierbij is ten onrechte de inbreng van de D66-fractie niet opgenomen.

Onder het voorbehoud dat de hieronder gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

ALGEMEEN DEEL

Noodzaak van het wetsvoorstel

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorliggende initiatiefwetsvoorstel. Deze leden zijn met de indiener van mening, dat het ongewenst is dat scholen afhankelijk worden van sponsering. Ook het risico van ongewenste beïnvloeding wordt door deze leden erkend. De vraag voor deze leden is echter of dit initiatiefwetsvoorstel het passende antwoord op die zorg is.

De aan het woord zijnde leden zijn van mening dat scholen zo min mogelijk met onnodige wetgeving en regels moeten worden belast en delen dan ook veel van de bezwaren die de Raad van State en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen tegen dit initiatiefwetsvoorstel hebben ingebracht. Het antwoord van de indiener op deze bezwaren heeft de leden van de D66-fractie nog niet kunnen overtuigen. Waarop baseert de indiener haar stelling dat sponsering een steeds groter probleem vormt in het onderwijs, zo vragen deze leden. Op dit punt zien zij graag goed onderbouwde cijfers tegemoet.

De leden van de D66-fractie hechten zeer aan de rol van de medezeggenschapsraad in beslissingen rondom sponsering en donaties. De wijze waarop dat nu in het «convenant sponsoring in het primair en voortgezet onderwijs 2002» geregeld is, komt in hoge mate tegemoet aan deze wens. Dat maakt het voor deze leden des te minder noodzakelijk om tot extra wetgeving over te gaan.

De voorzitter van de commissie,

Cornielje

De griffier voor dit verslag,

Franke


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Nieuwenhoven (PvdA), Van de Camp (CDA), Kalsbeek (PvdA), Cornielje (VVD), voorzitter, Atsma (CDA), Hamer (PvdA), Karimi (GL), Van Bommel (SP), Vendrik (GL), Mosterd (CDA), Blok (VVD), Balemans (VVD), Slob (CU), Vergeer-Mudde (SP), Van Bochove (CDA), Tichelaar (PvdA), Joldersma (CDA), Hessels (CDA), De Vries (CDA), Eijsink (PvdA), Leerdam, MFA (PvdA), ondervoorzitter, Van der Laan (D66), Van Miltenburg (VVD), Kraneveldt (LPF), Hermans (LPF), Van Dam (PvdA) en Visser (VVD).

Plv. leden: Kruijsen (PvdA), Ferrier (CDA), Verbeet (PvdA), Rijpstra (VVD), vacature CDA, Boelhouwer (PvdA), Halsema (GL), Lazrak (SP), Tonkens (GL), Van Oerle-van der Horst (CDA), Hirsi Ali (VVD), Örgü (VVD), Van der Vlies (SGP), Kant (SP), vacature CDA, Dijksma (PvdA), Van Haersma Buma (CDA), vacature CDA, Sterk (CDA), Arib (PvdA), Stuurman (PvdA), Van der Ham (D66), De Krom (VVD), Varela (LPF), Nawijn (LPF), Adelmund (PvdA) en De Grave (VVD).

Naar boven