nr. 14
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 januari 2004
Hierbij geef ik u informatie over de stand van zaken met betrekking tot
de regionale arrangementen planningsvrijheid vmbo. Daarnaast stuur ik u als
bijlage het advies «De regiovisie nader bekeken» van de begeleidingscommissie
regiovisie.
Achtergrond
Op 12 juni 2002 (kamerstuk 27 903/24 578, nr. 7) is de Tweede
Kamer akkoord gegaan met de beleidsvoornemens zoals neergelegd in de beleidsnotitie
«Planningsvrijheid in het vmbo» d.d. 3 april 2002 (kamerstuk 27 903,
nr. 4). Doel hiervan is om te komen tot een betere afstemming van het aanbod
van het vmbo in de regio op de leerling en de arbeidsmarkt. Afgesproken is
toen om de komende tijd de grotere planningsvrijheid te beproeven in regionale
arrangementen. Daarbij krijgen vmbo-scholen op basis van consensus en samenwerking
in de regio meer vrijheid bij de planning van hun vmbo-aanbod. De ervaringen
bij de arrangementen zouden mede bepalend zijn voor de definitieve vormgeving
van de wettelijke planningsvrijheid.
Op basis van die ervaringen heeft vervolgens de werkgroep Planningsvrijheid
vmbo mij geadviseerd over de landelijke beleidsvorming en voorbereiding van
de wetgeving met betrekking tot de planningsvrijheid in het vmbo. De werkgroep
heeft het advies «Ruimte voor Scholen» geschreven, dat op 10 juli
2003 aan de Kamer is gezonden. In mijn begeleidende brief heb ik toen vermeld
dat het advies in lijn is met de beleidsvoornemens van 3 april 2002 en goede
bouwstenen voor de geplande wetswijziging levert. Uit het advies bleek verder
dat er een centrale rol is voor de visie op het aanbod van onderwijs in de
regio, wat door de regionale arrangementen de regiovisie wordt genoemd. In
het kader van deze uitkomst is toen besloten om aan de hand van ervaringen
van regionale arrangementen «good practice» te verzamelen over
de vorm en de inhoud van de regiovisie.
Vijf regionale arrangementen zijn benaderd met de vraag om intensief aan
de slag te gaan met de regiovisie. Dit waren de volgende regionale arrangementen:
Maastricht, Utrecht stad, Eindhoven, Dronten Kampen en Haaglanden. Voor dit
project is een begeleidingscommissie ingesteld. Deze begeleidingscommissie
bestond uit medewerkers van de betrokken provincies en medewerkers van de
deelnemende regionale arrangementen. In het project is gekeken naar de plaats
die de regiovisie binnen het regionaal arrangement kan innemen en hoe de regiovisie
bij voorkeur vorm zou moeten krijgen. Verder is gekeken naar een mogelijke
inhoudsopgave voor de regiovisie. Aan de hand van de ervaringen van de deelnemende
regionale arrangementen is een advies geschreven over de rol en de inhoud
van de regiovisie. Dit advies, «De regiovisie nader bekeken»,
is bij deze brief gevoegd1.
Het advies «De regiovisie nader bekeken» geeft veel bruikbare
informatie over de regiovisie en de rol hiervan in het regionale arrangement.
Gezien de bruikbaarheid van het advies, zeker voor arrangementen die in de
startfase zitten, zal ik het advies actief verspreiden onder betrokkenen.
Relatie met verkenning grotere planningsvrijheid voortgezet
onderwijs
De thema's en onderwerpen van het traject rond de planningsvrijheid vmbo
hebben veel raakvlakken met het vorig jaar opgestarte traject rond de verkenning
van de voorzieningenplanning voor het gehele voortgezet onderwijs. Zowel het
advies «De regiovisie nader bekeken» als het eerder uitgebrachte
advies «Ruimte voor Scholen» bevatten belangrijke bouwstenen voor
de uitwerkingsnotitie van deze verkenning. Deze uitwerkingsnotitie is toegezegd
voor de tweede helft van 2004 in het Algemeen Overleg van 17 december 2003
zie het verslag (Kamerstukken II 2003/04, 28 504, nr. 13). Ik acht het
daarom wenselijk vooralsnog af te zien van een wetswijziging voor alleen de
regionale arrangementen. Hier heb ik twee redenen voor:
– Dit zou kunnen leiden tot wetswijzigingen van vrijwel dezelfde
strekking in opeenvolgende jaren, namelijk eerst met betrekking tot de regionale
arrangementen en vervolgens met betrekking tot de verkenning voorzieningenplanning
in het algemeen.
– De noodzaak van wetswijziging voor alleen de arrangementen staat
(nog) niet vast, bovendien is op het punt van regelgeving een terughoudend
beleid gewenst.
Verdere procedure
De beleidsregel regionale arrangementen wil ik in de tussentijd handhaven.
Eventueel kan ik enkele punten uit de adviezen overnemen om ervaring op te
doen vooruitlopend op wetswijziging. U zult daarvan dan op de reguliere wijze
in het voorjaar van 2004 op de hoogte worden gebracht, via mijn brief over
de wijziging van de toetsingskaders voor het komende schooljaar.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. J. A. van der Hoeven