28 504
Plan van Scholen 2003–2005

nr. 11
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 1 oktober 2003

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen1 heeft op 4 september 2003 overleg gevoerd met minister Van der Hoeven van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over:

de brief van de minister van 11 juli 2003 inzake de stand van zaken met betrekking tot de verplaatsing van de havo/vwo-afdeling van de scholengemeenschap Het Rhedens (28 504, nr. 7);

de brief van de minister van 29 augustus 2003 inzake de notitie «De verkenning van de voorzieningenplanning voor het voortgezet onderwijs (Plan van Aanpak)» (28 504, nr. 9);

de brief van de minister van 29 augustus 2003 inzake de beantwoording van vragen over haar brief van 11 juli 2003 (28 504, nr. 10).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Lambrechts (D66) merkt op dat de omgeving en de scholen rond Het Rhedens de school met succes lijken te hebben gegijzeld. Haar hoop is vervlogen dat de minister in overleg met de instellingen nog een oplossing kan bereiken. Via wetgeving moeten belemmerende elementen voor het stichten van een nieuwe school een minder groot gewicht krijgen in de wet. Zij kiest voor scenario 1 in het plan van aanpak met de aantekening dat er een zware adviesrol voor de regio moet zijn in de vorm van het regionaal platform dan wel de provincie. De vraag is evenwel of Het Rhedens moet wachten op nieuwe wetgeving. Zij stelt voor dat, als voor Het Rhedens slechts een aanpassing van het toetsingskader van de minister en geen specifieke wetgeving nodig is, dat toetsingskader zo spoedig mogelijk wordt gewijzigd. Mevrouw Lambrechts betreurt het dat er geen oplossing is gevonden, als gevolg waarvan leerlingen veel verder moeten fietsen. Zij wacht het advies van de Raad van State af, ook al biedt dat haar weinig hoop.

Mevrouw Hamer (PvdA) betreurt het eveneens dat de regio niet in staat is geweest om tot een oplossing te komen. Hoe heeft de minister het vervolgtraject na het algemeen overleg van 26 juni 2003 ervaren en waar ligt de oorzaak van de stagnatie? Belangrijker dan de unilocatie is dat in de regio scholen met elkaar samenwerken en een oplossing wordt gevonden die aan alle ouders en leerlingen recht doet. Hoe schat de minister de uitnodiging in van een aantal scholen om weer met de andere scholen en gemeenten te overleggen? Ziet zij kans om het gestagneerde proces weer op gang te krijgen? Dat is mevrouw Hamer wel iets waard, ook op het punt van compensatie.

In het algemeen overleg van 26 juni 2003 is vastgesteld dat de huidige wetgeving niet passend is. Om te voorkomen dat er zich na Het Rhedens vergelijkbare situaties voordoen, vraagt zij de minister snel over te gaan tot het uitwerken van de scenario's in het plan van aanpak, waarvan scenario 1 het meeste perspectief lijkt te bieden. In scenario 3 is het risico van wildgroei zeer groot, terwijl in scenario 2 ook goed zal moeten worden gekeken naar de positie van de gemeenten. Voorts vraagt zij de minister om bij de uitgangspunten expliciet het criterium te betrekken dat scholieren binnen een redelijke afstand naar school moeten gaan. Zij spreekt de hoop uit dat het resultaat van deze verkenning binnen twee maanden tegemoet kan worden gezien, zodat het wetgevings- en veranderingstraject zo snel mogelijk op gang kan komen.

Mevrouw Kant (SP) is teleurgesteld over de opstelling van de scholen in de regio en boos over de gevolgen hiervan voor de leerlingen. Zij weegt het belang van zowel de leerlingen van Het Rhedens als de leerlingen van de andere scholen. Zij neemt de brieven van de andere scholen serieus, maar vindt de suggestie onjuist dat het voortbestaan van deze scholen wordt bedreigd. Er zijn voldoende scholen in Zutphen en Doetinchem om de gevolgen op te vangen van het leerlingenverlies waarmee zij zullen worden geconfronteerd.

De Kamer heeft zich eerder unaniem uitgesproken voor de unilocatie in Dieren. Mevrouw Kant heeft echter de indruk dat de minister in de gesprekken met de regio een andere koers heeft gevolgd. Niet alleen is het initiatief weer gelegd bij de partijen in de regio om tot een convenant te komen, maar ook heeft de minister geen druk uitgeoefend op de omliggende scholen om geen bezwaar te maken tegen een oplossing voor de huisvesting van Het Rhedens, omdat dit niet hoort in een rechtsstaat. De Kamer heeft de minister echter eerder gevraagd om druk uit te oefenen ten behoeve van de beoogde unilocatie in Dieren en de mening van de Kamer in de gesprekken in de regio uit te dragen. Mevrouw Kant is dan ook teleurgesteld dat de minister zich niet harder heeft opgesteld tegenover de regio. Het hoort wel degelijk in een rechtsstaat dat de minister van Onderwijs opkomt voor de belangen van leerlingen. Zij trekt het zichzelf aan dat de politiek niet in staat is een oplossing te vinden voor deze kwestie. Is het inderdaad nodig dat de wet wordt aangepast om het toetsingskader te veranderen?

In het vervolgtraject zullen alle elementen zorgvuldig en in alle rust tegen het licht moeten worden gehouden. Het specifieke punt dat de weging van belangen ertoe kan leiden dat sommige partijen andere kunnen gijzelen, zal weliswaar zorgvuldig maar ook sneller moeten worden aangepakt. Mevrouw Kant is een voorstander van een noodwet om situaties zoals die van Het Rhedens voortaan te voorkomen.

De heer Van der Vlies (SGP) is eveneens teleurgesteld over de gang van zaken in de regio na het algemeen overleg van 26 juni. Helaas is het niet gelukt te komen tot een gedoogvariant waaraan alle partijen zich kunnen committeren. De wet verbiedt dat de minister de knoop doorhakt; gerechtelijke procedures zullen ertoe leiden dat men terug naar af gaat. Het prudente evenwicht in de onderwijswetgeving inzake de planning en stichting van scholen luistert zeer nauw; voorkomen moet worden dat grote schade wordt aangericht. Nu het toetsingskader niet toereikend is gebleken, moet men terugvallen op de wet en daarbij oog hebben voor de belangen van alle scholen en alle leerlingen.

De heer Van der Vlies concludeert dat de minister al het mogelijke heeft gedaan, maar de grenzen van haar mogelijkheden heeft bereikt. Hij doet een ultiem beroep op de regio om in onderling overleg een oplossing te vinden. Er moet zorgvuldig en zo snel mogelijk worden gewerkt aan een herijking van de wet- en regelgeving op dit punt, zodat ook andere regionale knelpunten kunnen worden aangepakt. Daarbij mag echter geen sprake zijn van gelegenheids- of verlegenheidswetgeving. Een noodwet voor Het Rhedens is fragiel en riskant vanwege het incidentele karakter ervan.

Scenario 3 is uit ideëel oogpunt aantrekkelijk, maar leidt tot te grote risico's en biedt geen toereikende oplossing voor de spreiding van voorzieningen. Scenario 2 biedt geen oplossing voor de problemen van de randen van de regio's en de bovenregionale problemen. De heer Van der Vlies kiest vooralsnog voor scenario 1 en vraagt welk tijdpad de minister voor ogen heeft.

De heer Van Bochove (CDA) betreurt het ook dat de betrokken partijen niet tot een convenant zijn gekomen. Volgens de regio hebben alle partijen, met uitzondering van de gemeente Rheden en Het Rhedens, de absolute overtuiging dat er op 19 juni jongstleden een akkoord was, dat echter is opgezegd door de gemeente Rheden en Het Rhedens in de verwachting dat de Kamer een door hen gewenste oplossing tot stand zal brengen. Dit is echter niet zonder risico, omdat aanpassing van weten regelgeving lang duurt, de uitkomst ervan onzeker is en beroep mogelijk blijft. Weliswaar zullen alle partijen een stap terug moeten zetten ten opzichte van de door hen gewenste oplossing om een convenant te bereiken, maar dat biedt wel zekerheid en rust, alsmede de mogelijkheid om te werken aan de versterking van het onderwijs in het belang van de leerlingen. De heer Van Bochove begrijpt dat de minister nog steeds bereid is hierop in te zetten en roept de partijen op alsnog tot een convenant te komen. Hij steunt de vervolgstappen van de minister op wetgevingsgebied en wijst op het belang van goede toekomstgerichte wet- en regelgeving. Hij ziet de uitwerking van de scenario's 1 en 2 tegemoet; scenario 3 heeft niet zijn voorkeur. Hij stemt in met de voorgenomen werkwijze en stappen en beklemtoont dat snelheid van belang is.

Mevrouw Kraneveldt (LPF) vraagt naar de stand van zaken rond een mogelijk convenant tussen de betrokken partijen. Uit de stukken blijkt niet altijd duidelijk wat er in het overleg tussen de partijen heeft plaatsgevonden. Zij heeft zich onder meer geërgerd aan de chantage-achtige toon waarmee sommige partijen tegen beter weten in bleven aandringen op een snelle oplossing. Door de minister en de Kamer is alles gedaan om een oplossing te bereiken; nu zijn de partijen in de regio aan zet. Vastgesteld moet worden dat de huidige wetgeving de unilocatie niet toestaat. Het is niet goed om aandacht te blijven besteden aan de specifieke problematiek van Het Rhedens zolang de wettelijke situatie niet is veranderd.

Uit de situatie van Het Rhedens moet lering worden getrokken, want andere scholen zitten in vergelijkbare problemen. Zij trekt zich de kritiek aan van de omliggende scholen dat de Kamer ook voor de belangen van hun leerlingen moet opkomen en spreekt zich uit tegen overhaaste gelegenheidswetgeving om Het Rhedens tegemoet te komen. Benadrukt wordt dat zorgvuldigheid een vereiste is. Mevrouw Kraneveldt onderschrijft de uitgangspunten van de minister in het plan van aanpak en herkent de daarin geschetste knelpunten. Zij heeft een lichte voorkeur voor scenario 1 en wijst scenario 3 af.

De heer Balemans (VVD) gaat ervan uit dat de patstelling rond Het Rhedens zal moeten worden doorbroken door aanpassing van de wet- en regelgeving in een regulier wetgevingstraject waarbij zowel zorgvuldigheid als snelheid een rol speelt, bij voorkeur via een algemene wet. De mogelijkheid van een noodwet is voor hem bespreekbaar. Nieuwe wetgeving kan de kloof tussen de politiek en de burgers verkleinen en rust doen ontstaan, wat ook in het belang van de leerlingen is. Hij geeft de voorkeur aan scenario 1 en vraagt of de minister om beleidsmatige redenen nog steeds van oordeel is dat de unilocatie moet worden gerealiseerd, afgezien van de wettelijke barrières, en of zij bereid is om bij de Raad van State uit te leggen dat niet een veranderd beleidsmatig standpunt, maar de juridische mogelijkheden en onmogelijkheden een rol hebben gespeeld. Welk tijdpad staat de minister voor ogen bij de uitwerking van de scenario's en op welke termijn kunnen de resultaten aan de Kamer worden voorgelegd?

Antwoord van de minister

De minister zegt dat uit de geschiedenis rond Het Rhedens kan worden geleerd dat een te grote bemoeienis met individuele situaties soms contraproductief werkt. Zij sluit zich aan bij de oproep van de Kamer aan de regio om datgene te doen waartoe de betrokken partijen eerder zijn opgeroepen, omdat men aanloopt tegen de grenzen van de wet en het toetsingskader. Als de partijen tot een convenant komen, is zij bereid te bekijken hoe daaraan een bijdrage kan worden geleverd.

De minister heeft aangegeven dat het niet past in een rechtsstaat om op de ene partij druk uit te oefenen om geen bezwaar te maken tegen een oplossing voor Het Rhedens, terwijl de andere partij niet onder druk wordt gezet. Het is van wezenlijk belang dat rekening wordt gehouden met de belangen van alle leerlingen. Zoals toegezegd in het algemeen overleg van 26 juni jongstleden heeft zij op 1 juli aan de regio een voorstel gedaan voor een tijdelijke huisvesting in de unilocatie in Dieren met compensatie voor de leerlingenverliezen. Alleen indien alle betrokkenen daarmee instemden, zou zij een gedoogbesluit kunnen nemen gevolgd door een spoedprocedure voor wetswijziging. Na de negatieve reactie daarop van de betrokken partijen is er een nieuwe situatie ontstaan waarin het opnieuw aan de regio is om tot een convenant te komen. Inmiddels hebben de omliggende scholen aangegeven dat er ruimte moet zijn voor afspraken met Het Rhedens. De minister wacht het resultaat hiervan af, waarbij zij aantekent dat elke andere aanpak alleen zal leiden tot bezwaar- en beroepsprocedures. De schuldvraag is wat haar betreft niet aan de orde; een verdere verharding van de standpunten moet worden voorkomen.

De criteria, met name het leerlingenverlies, zijn opgenomen in het toetsingskader, waarbij men te maken heeft met de Wet op het voortgezet onderwijs en met algemeen bestuurlijke principes. Het oprekken van het criterium leerlingenverlies van de omliggende scholen is geen behoorlijk bestuur en zelfs een grove maatregel. Het is geen optie om de wet zo snel mogelijk te wijzigen ten behoeve van een oplossing voor Het Rhedens, omdat men daarmee bezig is met gelegenheidswetgeving voor een incidenteel geval. De minister is dan ook niet bereid een noodwet te entameren voor dit specifieke probleem. Een eventueel initiatief in die richting vanuit de Kamer zal ook leiden tot een besluit waarop bezwaar en beroep mogelijk is. Een snelle oplossing van het probleem kan alleen worden gevonden binnen de regio.

Het is niet aan de minister om zich uit te spreken voor of tegen een unilocatie of bilocatie. Aanvragen worden immers beoordeeld op basis van de geldende spelregels. Over het voorstel om Het Rhedens tijdelijk te huisvesten in de unilocatie zijn in de regio vooralsnog geen goede afspraken gemaakt. Zij heeft geen aanvullende informatie over een hernieuwde start van de besprekingen over het convenant en gaat ervan uit dat de regio de uitkomst afwacht van dit algemeen overleg, waarin de regio wordt opgeroepen tot een convenant te komen.

De minister constateert dat er een kamerbrede voorkeur is voor het uitwerken van scenario 1 en scenario 2 en dat scenario 3 is afgewezen. Zij ziet af van het laatste scenario en stelt voor dat het resultaat van de verkenning tussen de begrotingsbehandeling en het einde van dit jaar aan de Kamer wordt voorgelegd.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Hamer (PvdA) benadrukt het belang van goede afspraken over het wetstraject. Zij vraagt de minister om de Kamer uiterlijk eind november de uitwerking van de scenario's met daarin aangegeven de consequenties voor de wetgeving te doen toekomen, zodat het onderwerp nog voor het eind van dit jaar in de Kamer kan worden besproken. Zij herhaalt haar al meermalen gedane oproep aan de regio om een oplossing te vinden en daarbij meer creativiteit te betrachten.

Mevrouw Kant (SP) twijfelt er niet aan dat de inzet van de minister gericht is geweest op tijdelijke huisvesting in de unilocatie, maar vindt het teleurstellend dat zij blijkbaar het einddoel, de unilocatie in Dieren, niet heeft ingezet in de gesprekken in de regio. Zij is er een voorstander van dat de wetgeving zo snel mogelijk wordt aangepast. In haar optiek is een noodwet geen gelegenheidswetgeving, maar zij constateert dat een dergelijke wet niet haalbaar is. Kan met name scenario 1 nog sneller worden uitgewerkt?

De heer Van der Vlies (SGP) steunt de opstelling van de minister en deelt haar conclusie dat zij geen mogelijkheden meer heeft om in te grijpen en dat de regio zelf een oplossing moet vinden. Hij onderschrijft de voorkeur voor scenario 1 en stelt dat scenario 3 terecht is afgewezen. In verband met scenario 2 vraagt hij expliciet aandacht voor de divergentie tussen de aanpak vanuit de regio en het huidige onderwijsaanbod langs het richtingenbegrip. Dit kan niet alleen binnen de regio, maar ook op bovenregionaal niveau tot spanningen leiden.

De heer Van Bochove (CDA) herhaalt de oproep van de Kamer en de minister aan de regio om op korte termijn een oplossing te vinden. Hij gaat ervan uit dat het resultaat van de uitwerking van de scenario's tijdig beschikbaar is, zodat de Kamer uiterlijk in december hierover met de minister van gedachten kan wisselen. Bij de uitwerking zullen er zich ongetwijfeld problemen voordoen; de verdere uitwerking is geen garantie dat er voor elke situatie een passende oplossing zal zijn. Dat hij akkoord gaat met een verdere uitwerking van de scenario's betekent niet dat hij het ermee eens is. Hij zal de scenario's te zijner tijd zorgvuldig toetsen.

Mevrouw Kraneveldt (LPF) is van harte bereid om mee te werken aan een snel wetgevingstraject waarbij de zorgvuldigheid voorop staat. Zij stemt in met de uitwerking van de scenario's binnen de door de minister aangegeven termijn met het voorbehoud dat hierover nog een nadere discussie kan worden gevoerd. Ook zij roept de regio op om gezamenlijk een oplossing te vinden.

De heer Balemans (VVD) vraagt of de scenario's sneller kunnen worden uitgewerkt dan de minister heeft geschetst en spreekt de hoop uit dat het de regio duidelijk is geworden welke richting de Kamer wil volgen.

De minister zegt toe het resultaat van de verkenning tijdig voor een algemeen overleg in december beschikbaar te stellen, zodat nog voor het reces een gedachtewisseling hierover kan plaatsvinden. De Kamer is, voordat zij de scenario's zorgvuldig heeft getoetst en op basis daarvan tot een oordeel is gekomen, nog niet inhoudelijk gebonden aan een scenario. Bij de verkenning zal ook het criterium «binnen redelijke afstand» worden betrokken. Zorgvuldigheid is een vereiste voor de (mede)wetgever. De minister benadrukt dat de wetgeving als een geheel moet worden gezien: haalt men er één onderdeel uit, dan kan dat leiden tot andere effecten dan bedoeld is. Zij voelt dan ook niet voor een noodwet. Binnen het afgesproken traject tot wijziging van de wetgeving zullen de verschillende opties worden bekeken.

De voorzitter constateert dat de minister heeft toegezegd dat in december van dit jaar een gedachtewisseling kan plaatsvinden over de verkenningen, waarover een stuk de Kamer tijdig, dat wil zeggen in november, zal moeten bereiken. Voorts constateert hij dat zowel de Kamer als de minister de regio heeft opgeroepen om gezamenlijk een oplossing te vinden in de vorm van een convenant.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

Cornielje

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

De Kler


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Nieuwenhoven (PvdA), Van de Camp (CDA), Kalsbeek (PvdA), Cornielje (VVD), voorzitter, Lambrechts (D66), Hamer (PvdA), Karimi (GroenLinks), Van Bommel (SP), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Blok (VVD), Balemans (VVD), Slob (ChristenUnie), Vergeer (SP), Tichelaar (PvdA), Joldersma (CDA), Jan de Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Eski (CDA), Eijsink (PvdA), Leerdam (PvdA), ondervoorzitter, Van Miltenburg (VVD), Kraneveldt (LPF), Hermans (LPF), Van Dam (PvdA) en Visser (VVD).

Plv. leden: Kruijsen (PvdA), Ferrier (CDA), Verbeet (PvdA), Rijpstra (VVD), Van der Laan (D66), Boelhouwer (PvdA), Halsema (GroenLinks), Lazrak (SP), Tonkens (GroenLinks), Van Oerle-van der Horst (CDA), Hirsi Ali (VVD), Örgü (VVD), Van der Vlies (SGP), Kant (SP), Dijksma (PvdA), Hessels (CDA), Sterk (CDA), Atsma (CDA), Van Bochove (CDA), Van Hijum (CDA), Arib (PvdA), Stuurman (PvdA), De Krom (VVD), Varela (LPF), Nawijn (LPF), Adelmund (PvdA) en De Grave (VVD).

Naar boven