Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2002-2003 | 28504 nr. 10 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2002-2003 | 28504 nr. 10 |
Vastgesteld 29 augustus 2003
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen1 heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen de volgende vragen ter beantwoording voorgelegd over de brief van 11 juli betreffende scholengemeenschap Het Rhedens (Kamerstuk 28 504, nr. 7).
De minister heeft de vragen beantwoord bij brief van 29 augustus 2003.
Vragen en antwoorden zijn hieronder afgedrukt.
Antwoorden op vragen van Kamerleden over verplaatsing bovenbouw havo/vwo van sgs Het Rhedens van Rozendaal
Zou een bepaling dat uitsluitend bestaande scholen op dezelfde grondslag bezwaar mogen maken tegen verplaatsing van een bestaande school, op termijn soelaas kunnen bieden voor de verplaatsing van scholengemeenschap Het Rhedens? Zo neen, waarom niet?
Een bepaling dat uitsluitend scholen op dezelfde grondslag bezwaar mogen maken tegen verplaatsing van een bestaande school zou op termijn verplaatsing van Het Rhedens naar de unilocatie in Dieren mogelijk kunnen maken. Een dergelijke bepaling heeft echter een algemene werking en de voor- en nadelen ervan moeten goed overwogen worden. Vandaar het voornemen om tot een verkenning te komen (raadpleging Kamer, veld en adviesorganen). Daarbij zal de grotere planningsvrijheid ook moeten worden afgewogen tegen andere aspecten, zoals school op menselijke maat en zullen ook mogelijke budgettaire effecten aan de orde moeten komen. Gelegenheidswetgeving is wat mij betreft niet aan de orde.
Ook als de verkenning leidt tot aanpassing van de regelgeving zal nog moeten worden afgewacht of daardoor goedkeuring van de verplaatsing naar Dieren mogelijk is en of die goedkeuring in het specifieke geval van Het Rhedens in stand blijft in bezwaar en beroep.
Op welke wijze heeft u druk uitgeoefend op de omliggende scholen opdat zij geen bezwaar zouden aantekenen tegen een oplossing voor de huisvesting van scholengemeenschap Het Rhedens? Welke mogelijkheden heeft u nog niet benut?
Ik heb mij samen met de provincie en anderen tot het uiterste ingespannen om optimale condities te scheppen voor de regio om tot een convenant te komen. Mocht blijken dat de partijen in de regio alsnog bereid zijn een convenant te sluiten (voorzover bekend zijn omliggende scholen daartoe bereid) dan ben ik opnieuw bereid al mijn mogelijkheden aan te wenden om de condities daarvoor te optimaliseren.
Ik heb geen druk uitgeoefend op de omliggende scholen om geen bezwaar te maken tegen een oplossing voor de huisvesting van Het Rhedens. Dat hoort ook niet zo in een rechtsstaat.
Welke gevolgen heeft het mislukken van de fusiebesprekingen tussen de scholen voor de overlevingskansen van deze scholen?
Doordat er (nog) geen convenant tot stand is gekomen, is ook een fusie tussen het openbaar vo-onderwijs in de regio, althans voor wat betreft de deelname daaraan van Het Rhedens (algemeen bijzonder) vooralsnog van de baan. De gevolgen hiervan zijn dat de scholen individueel in een zwakkere positie staan en dat deels voor hun voortbestaan wordt gevreesd en deels de variëteit in het aanbod onder druk blijft staan.
Is uw reactie: Langs deze hoofdlijnen leken de belangen van Het Rhedens en van de omliggende gemeenten in evenwicht te komen (Kamerstuk 28 504 nr. 7, pag. 2) op het voorstel om tot een convenant te komen, met permanente huisvesting in Rheden, niet in strijd met uw opvatting van de weging van deze belangen?
Het gaat hier om een evenwicht tussen de belangen van Het Rhedens en de omliggende scholen. Het is in eerste instantie een zaak van de regio om de inhoud van het convenant te bepalen. In het beschreven concept was sprake van permanente huisvesting van het havo/vwo in het dorp Rheden. Wat betreft mijn opvatting vind ik inderdaad dat het op 19 juni jl. voorliggend concept-convenant van alle partijen redelijke concessies vroeg. Daarmee werd in lijn met de uitspraken in bezwaar en beroep op een evenwichtige wijze recht gedaan aan de belangen van Het Rhedens en de omliggen-de scholen en hun leerlingen en ouders. In de planning van voorzieningen staat dat centraal. De huisvestingsplichten van gemeenten volgen uit een genomen verplaatsingsbesluit.
Wilt u nogmaals duidelijk uiteenzetten welke uitkomst u een evenwichtige uitkomst van weging van deze belangen vindt?
Het gaat in de eerste plaats om het bereiken van consensus (een convenant) tussen de scholen. Zie ook mijn antwoord op vraag 4.
Wat was uw exacte eindvoorstel voor een convenant?
Mijn eindvoorstel voor het convenant valt af te leiden uit de versie 4 van het concept-convenant; deze is als bijlage bij deze antwoorden gevoegd.
Welke nadere eisen stelden de verschillende betrokken partijen?
De terughoudendheid en de nadere eisen in de reactie van de gemeenten Rheden en Rozendaal vallen af te leiden uit:
– de brief van de gemeente Rheden van 4 juli;
– de brief van de gemeente Rozendaal van 4 juli;
– de brief van Het Rhedens van 4 juli.
De omliggende scholen hebben geen nadere eisen geformuleerd (zie bijlagen 6 t/m 8).
N.B. Het verslag van 1 juli beperkt zich tot de benodigde aanvullingen van het convenant.
Wilt u de onderliggende correspondentie die na het laatste Algemeen Overleg op 26 juni jl. tussen het ministerie en betrokkenen heeft plaatsgevonden, ter kennisgeving aan de Kamer geven?
Ik ben graag bereid de correspondentie, die na het AO van 26 juni jl. tussen het ministerie en betrokkenen heeft plaatsgevonden, ter kennisneming aan de Kamer te sturen. De desbetreffende correspondentie is in de vorm van bijlagen bij deze antwoorden gevoegd.
Wat heeft u precies gezegd tegen de scholen in de regio over uw eindstreven, te weten de unilocatie van scholengemeenschap Het Rhedens in Dieren?
Toen het eindvoorstel geformuleerd na het Algemeen Overleg van 26 juni jl. (namelijk tijdelijke huisvesting in de unilocatie) niet haalbaar bleek, is aan betrokkenen uiteengezet dat de enige vervolgoptie dan is een verkenning van een ruimere planningsvrijheid eventueel gevolgd door wetswijziging zoals ook in het AO met de Kamer besproken op 26 juni. Zowel een goede verkenning als een weloverwogen aanpassing van de regelgeving vergen al snel enkele jaren (zie ook mijn antwoord op vraag 1).
Wat heeft u precies gezegd tegen de verschillende betrokkenen over de aankomende wetswijziging en de consequenties voor de locatie van scholengemeenschap Het Rhedens op de lange termijn?
Zie mijn antwoord op vragen 1 en 9.
Waarom heeft het feit dat er gebruik gemaakt gaat worden van artikel 1:3 van de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB) u er van weerhouden een gedoogbesluit te nemen?
Artikel 1:3 van de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB) geeft een definitie van een besluit; een individueel gedoogbesluit valt ook onder die definitie, hetgeen betekent dat daartegen bezwaar en beroep openstaan. De AWB vormde geen belemmering om een gedoogbesluit te nemen. Ik heb in het AO van 26 juni jl. aan het nemen van een gedoogbesluit de voorwaarde verbonden dat omliggende scholen geen bezwaar maakten tegen een dergelijk besluit. Aan deze voorwaarde werd niet voldaan (zie ook mijn brief van 11 juli jl.). Dat zou dus een nieuwe ronde bezwaar en mogelijk beroep opleveren. Een gedoogbesluit zou dan ook geen oplossing op korte termijn kunnen bieden. Er loopt bovendien een beroepsprocedure, die naar verwachting op 18 november 2003 tot een zitting zal leiden, gevolgd door een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waar geen verder beroep tegen openstaat.
Waarom en hoe zou een dergelijke beslissing van een minister leiden tot schadeclaims?
Als herhaalde malen door de minister besluiten worden genomen die afwijken van uitspraken in bezwaar en beroep, is er de mogelijkheid voor betrokken partijen schadeclaims in te dienen. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn bij investeringen in nieuwbouw.
Heeft u aangegeven dat u in bijzondere gevallen kunt afwijken van het advies van de Commissie voor de bezwaarschriften van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen? Zo neen, waarom niet? Deelt u de mening dat een goede onderbouwing te geven is, aangezien het om een bijzonder geval gaat? Zo neen, waarom niet?
Bij de Commissie voor de bezwaarschriften zijn door OCenW alle bijzondere en zwaarwegende redenen in het geval van Het Rhedens aangevoerd als onderbouwing van de aanvankelijke goedkeuring. Niettemin is de Commissie (voor de tweede keer) tot het advies gekomen het besluit in te trekken. De minister kan in bijzondere gevallen afwijken van dat advies (contrair gaan). Daaraan dient echter een goede onderbouwing ten grondslag te liggen. Aangezien al een beroep is gedaan op bijzondere redenen, zou die onderbouwing meer op objectieve en juridische gronden gebaseerd moeten zijn; in dit geval ontbraken die gronden. Toch contrair gaan leidt dan tot een procedure bij de Raad van State die veelal het advies van de Commissie volgt. Bovendien neemt daardoor de kans op schadeclaims toe.
Hoe staat u tegenover de voorkeur van scholengemeenschap Het Rhedens om snel in Rheden (dorp) de bilocatie te realiseren, zonder dat deze het streven naar de unilocatie opgeeft?
Het concept-convenant van 19 juni ging tevens uit van een bestuurlijke fusie waarvan ook Het Rhedens deel uit zou gaan maken, gekoppeld aan permanente verplaatsing naar Rheden (bilocatie). Dit lijkt mij op dit moment een evenwichtige behandeling van alle belangen (zie ook mijn eerdere antwoorden).
Op welke wijze zullen leerlingen en onderwijspersoneel aan den lijve ondervinden dat u zult toezien op handhaving van uw beslissing om de verplaatsing van de bovenbouw havo/vwo naar de unilocatie niet te gedogen?
Als het schoolbestuur onderwijs gaat aanbieden aan leerlingen in de bovenbouw havo/vwo in de unilocatie in Dieren, terwijl de licentie daarvoor betrekking heeft op Rozendaal, dan zullen die leerlingen niet worden bekostigd. Dit geldt ook voor andere scholen die onderwijs aanbieden op een vestiging zonder dat ze daarvoor over een licentie beschikken (zie ook de brief van 15 juli aan Het Rhedens).
Welke gevolgen heeft het voornemen van Gedeputeerde Staten om de buslijn Brummen-Zutphen op te heffen voor de bereikbaarheid van de locatie in Rozendaal?
De bereikbaarheid van de locatie in Rozendaal is niet in het geding bij het eventueel opheffen van de buslijn Brummen Zutphen.
Vormt het voormalige kantoor van Metoor Beton en thans gekraakte pand aan de Schaarweg in Rheden wellicht een alternatief voor de huisvesting van de bovenbouw van hao/vwo? Zo neen, waarom niet?
De Vereniging Gemeentebelangen adviseert om het voormalige kantoor van Metoor Beton in het dorp Rheden te verbouwen voor de huisvesting havo/vwo van Het Rhedens.
De mogelijkheden voor huisvesting in het dorp Rheden is een zaak van de gemeente Rheden en van het schoolbestuur. Voor mij is elke oplossing die voor betrokken partijen acceptabel is en leidt tot een convenant, zeer welkom. Het voorstel van Gemeentebelangen lijkt een snelle oplossing te bieden voor nieuwe huisvesting op niet al te grote afstand van Dieren.
Wat voor afspraken heeft u gemaakt opdat de kinderen veilig naar het schoolgebouw in Rozendaal kunnen? Is er onderzoek gedaan naar de slechte en onveilige staat van dit schoolgebouw? Hoe kunt u garanderen dat kinderen hier na de vakantie veilig naar school kunnen gaan?
Er is onderzoek gedaan naar de staat van het schoolgebouw in Rozendaal. Met de gemeente en het schoolbestuur zijn er concrete afspraken gemaakt om te garanderen dat de kinderen na de vakantie veilig in Rozendaal onderwijs kunnen genieten (zie ook mijn brief aan Rozendaal en Het Rhedens van juli 2003).
In hoeverre kan de recente wijziging van het toetsingskader betreffende de concrete formulering van substantieel leerlingverlies (10%) in de onderhavige casus van betekenis zijn?
In de procedure bij de Commissie voor de bezwaarschriften (december 2002) is gebleken dat de leerlingverliezen van sommige van de omliggende scholen de 10% belangrijk te boven gaan. De concrete formulering in het toetsingskader schooljaar 2003–2004 dat substantieel leerlingverlies 10% is, zou ook bij een hernieuwde aanvraag niet tot goedkeuring voor de verplaatsing van de bovenbouw havo/vwo van Het Rhedens leiden.
Waarom is een verkenning van de criteria rond stichting en verplaatsing van scholen in het kader van de onderhavige casus nog nodig? Ligt het niet voor de hand om de in de brief van 7 april jl. (OCW0300246) gesuggereerde mogelijkheid om de bescherming van omliggende scholen te beperken tot scholen van dezelfde richting zo spoedig mogelijk door te voeren, zodat deze wijziging ook kan dienen als uitweg voor de steeds nijpender wordende impasse met betrekking tot de huisvesting van scholengemeenschap Het Rhedens?
Ik ben geen voorstander van het snel even beperken bij verplaatsing van de bescherming van de omliggende scholen tot die van de eigen richting. Het gaat hier om een ingrijpende maatregel, die past in een ruimere verkenning van de planningsvrijheid. Al was het alleen al vanwege mogelijke budgettaire gevolgen (zie ook mijn antwoord op vraag 1). Een snelle oplossing voor Het Rhedens is mijns inziens alleen mogelijk op basis van een convenant.
Op welke termijn kan wijziging van de regelgeving effect hebben voor de situering van de bovenbouw havo/vwo van scholengemeenschap Het Rhedens als rekening wordt gehouden met de benodigde tijd voor wijziging van regelgeving, voor het indienen van een nieuwe aanvraag en voor de afhandeling van mogelijke bezwaar- en beroepsprocedures?
Mijn inspanning is er op gericht om de verkenning van grotere planningsvrijheid omstreeks mei 2004 met de Kamer te bespreken. Aanpassing van de wet- en regelgeving vergt 2 jaar. De aanvraagprocedure en een eventuele bezwaar- en beroepsprocedure vergen vervolgens mogelijk ook nog enkele jaren.
Overzicht bijlagen bij beantwoording Kamervragen (Kamerstuk 28 504-7)
Convenant en reacties op convenant1
Besprekingsverslag 19 juni 2003 en convenant versie 4, 24 juni 2003.
Besprekingsverslag 1 juli 2003 en eindversie convenant, 2 juli 2003.
Reactie op eindversie convenant van de gemeente Rheden, 4 juli 2003.
Reactie op eindversie convenant van de gemeente Rozendaal, 4 juli 2003.
Reactie op eindversie convenant van Het Rhedens, 4 juli 2003.
Reactie op eindversie convenant van omliggende scholen, 4 juli 2003.
Reactie op eindversie convenant van het Daltoncollege, 4 juli 2003.
Reactie op eindversie convenant van gemeente Doetinchem en schoolbestuur Rietveld Lyceum, 8 juli 2003.
Huisvesting van Het Rhedens1
Verslag van gesprek over Het Rhedens op 8 juli 2003 over het gebouw van Het Rhedens in Rozendaal, 10 juli 2003.
Brief met verslag van het gesprek op 8 juli 2003 over het gebouw van Het Rhedens in Rozendaal), 10 juli 2003.
Brief van Het Rhedens over het gebouw in Rozendaal, 16 juli 2003.
Antwoordbrief 15 juli aan het bestuur van Het Rhedens over de gevolgen voor de bekostiging bij opvang van leerlingen in de unilocatie (brief Rhedens 9 juli 2003).
Brief van Vereniging Gemeentebelangen over tijdelijke huisvesting Het Rhedens, 22 juli 2003.
Antwoord op vragen van het lid Kant, 4 juli 2003 (Aanhangsel der Handelingen II, vergaderjaar 2002–2003, nr. 1575).
Brief van actiegroep Rhedelijk, 5 juli 2003.
Antwoord op de brief van actiegroep Rhedelijk, 15 juli 2003.
Mail van H.J.Th. Jacobs van den Hof, 13 juli 2003.
Stand van zaken rond Het Rhedens (brief aan alle betrokken partijen), 15 juli 2003.
Samenstelling:
Leden: Van Nieuwenhoven (PvdA), Van de Camp (CDA), Kalsbeek (PvdA), Cornielje (VVD), voorzitter, Van Vroonhoven-Kok (CDA), Hamer (PvdA), Karimi (GL), Van Bommel (SP), Vendrik (GL), Mosterd (CDA), Blok (VVD), Balemans (VVD), Slob (CU), Vergeer-Mudde (SP), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Tichelaar (PvdA), Joldersma (CDA), Eski (CDA), De Vries (CDA), Eijsink (PvdA), Leerdam, MFA (PvdA), ondervoorzitter, Van der Laan (D66), Van Miltenburg (VVD), Kraneveldt (LPF), Hermans (LPF), Van Dam (PvdA) en Visser (VVD).
Plv. leden: Kruijsen (PvdA), Ferrier (CDA), Verbeet (PvdA), Rijpstra (VVD), Atsma (CDA), Boelhouwer (PvdA), Halsema (GL), Lazrak (SP), Tonkens (GL), Van Oerle-van der Horst (CDA), Hirsi Ali (VVD), Örgü (VVD), Van der Vlies (SGP), Kant (SP), Van Bochove (CDA), Dijksma (PvdA), Hessels (CDA), Van Hijum (CDA), Sterk (CDA), Arib (PvdA), Stuurman (PvdA), Van der Ham (D66), De Krom (VVD), Varela (LPF), Nawijn (LPF), Adelmund (PvdA) en De Grave (VVD).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28504-10.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.