nr. 6
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in het Wetboek
van Strafrecht de verjaringstermijn voor de vervolging van moord en enkele
andere misdrijven te schrappen en de verjaringstermijn voor enige andere misdrijven
te verlengen en enkele aanpassingen door te voeren in de regeling omtrent
de stuiting van de vervolgingsverjaring en de regeling van de strafverjaringstermijn;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 70 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. In onderdeel 4° wordt «vijftien jaren» vervangen door
«twintig jaren» en wordt de puntkomma aan het slot vervangen door
een punt.
3. Onderdeel 5° vervalt.
4. Er wordt een lid toegevoegd, luidend:
2. In afwijking van het eerste lid verjaart het recht tot strafvordering
niet voor misdrijven waarop levenslange gevangenisstraf is gesteld.
B
Artikel 72 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «mits die daad de vervolgde bekend of
hem betekend zij» vervangen door: ook ten aanzien van anderen dan de
vervolgde.
2. Aan het tweede lid wordt een zin toegevoegd, luidend: Het recht tot
strafvordering vervalt evenwel indien vanaf de dag waarop de oorspronkelijke
verjaringstermijn is aangevangen een periode is verstreken die gelijk is aan
twee maal de voor het feit geldende verjaringstermijn.
C
Aan artikel 77d wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Het recht tot strafvordering voor misdrijven waarop levenslange gevangenisstraf
is gesteld, verjaart in twintig jaren.
ARTIKEL II
De Wet internationale misdrijven wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 13 wordt vervangen door:
Artikel 13
Ten aanzien van de in deze wet omschreven misdrijven – met uitzondering
van de feiten, bedoeld in artikel 7, eerste lid, en, voor zover met die feiten
verband houdend, de feiten, bedoeld in artikel 9 – verjaart het recht
tot strafvordering niet. De artikelen 76 en 77d, derde lid, van het Wetboek
van Strafrecht zijn op die misdrijven niet van toepassing.
B
Aan het slot van artikel 21, tweede lid, wordt een zinsnede toegevoegd,
luidende: , tenzij het feit op dat tijdstip reeds is verjaard.
ARTIKEL III
Ten aanzien van de feiten die op het tijdstip waarop deze wet in werking
treedt, zijn verjaard, blijven de wettelijke bepalingen inzake de verjaring
van toepassing zoals zij luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van
deze wet.
ARTIKEL IV
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie,