nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in het Wetboek
van Strafrecht de verjaringstermijn voor de vervolging van moord, doodslag
en enkele andere misdrijven te schrappen en enkele aanpassingen door te voeren
in de regeling omtrent de stuiting van de vervolgingsverjaring en de regeling
van de strafverjaringstermijn;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
Artikel I
Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 70 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1» geplaatst.
2. In de aanhef van het eerste lid wordt na «verval door verjaring»
de volgende zinsnede ingevoegd: , behoudens hetgeen geregeld is in het tweede
lid.
3. In het eerste lid vervalt sub 5.
4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Het recht tot strafvordering van de misdrijven, bedoeld in de artikelen
282, derde lid, 282a, tweede lid, 287, 288, 289 en 303, tweede lid, kan niet
door verjaring vervallen.
B
Artikel 72 komt te luiden:
Artikel 72
1. Elke daad van vervolging stuit de verjaring, mits die daad volgens
de regels der strafvordering betekend is.
2. Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan met dien verstande
dat de totale verjaringstermijn niet meer mag bedragen dan maximaal twee maal
het op de straf gestelde strafmaximum.
C
Na artikel 76, tweede lid, wordt een lid toegevoegd, luidende
3. Kan het recht tot strafvordering voor een misdrijf als bedoeld in artikel
70, tweede lid, niet verjaren, dan vervalt het recht tot uitvoering van de
straf of maatregel na dertig jaar.
Artikel II
Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de derde kalendermaand
na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Is een misdrijf, waarvan deze wet ingevolge artikel 70, tweede lid, de
vervolgingsverjaring laat vervallen, bij inwerkingtreding van deze wet inmiddels
verjaard, dan vervalt deze verjaring en herleeft het recht van het Openbaar
Ministerie om tot vervolging over te gaan, voor zover tijdens de looptijd
van de verjaring geen verdachte bekend was en deze pas nadien bekend is geworden.
Was de verdachte tijdens de looptijd van de vervolgingsverjaring bekend,
dan heeft dit wetsvoorstel eerbiedigende werking. Het recht van het Openbaar
Ministerie om tot vervolging van deze verdachte over te gaan herleeft dan
niet.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie,