28 495
Voorstel van wet van de leden Dittrich en Van Haersma Buma tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het vervallen van de verjaringstermijn voor de vervolging van moord en enkele andere misdrijven alsmede enige aanpassingen van de regeling van de verjaring en de stuiting van de verjaring en de regeling van de strafverjaringstermijn (opheffing verjaringstermijn bij zeer ernstige delicten)

nr. 11
AMENDEMENT VAN HET LID EERDMANS

Ontvangen 31 januari 2005

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel I, onderdeel A, wordt in artikel 70, punt 4, aan het tweede lid toegevoegd: , alsmede het misdrijf genoemd in artikel 242.

II

In artikel I, onderdeel C, wordt in artikel 77d, derde lid, na «levenslange gevangenisstraf is gesteld,» ingevoegd: alsmede het misdrijf genoemd in artikel 242.

Toelichting

Qua ingrijpendheid en ernst ziet indiener ook verkrachting, een traumatiserend misdrijf dat de slachtoffers vaak hun hele leven met zich meedragen, als een misdrijf waarvoor het principe van verjaring niet zou dienen te gelden. Net als voor moord en doodslag geldt voor dit misdrijf dat innovatie in de bewijsvoering op basis van DNA-materiaal ook na lange tijd opsporing mogelijk maakt. De indiener stelt zich de concrete situatie voor dat na 20 jaar, de verjaringstermijn die bij aanname van het wetsvoorstel komt te gelden voor verkrachting, een tot voorheen onverdacht persoon wordt opgepakt die op basis van DNA-onderzoek een lang gezochte serieverkrachter blijkt te zijn, een situatie die zich bijvoorbeeld kan voordoen in het geval van de serieverkrachter van Utrecht (waarnaar het onderzoek al 10 jaar loopt). Als de verjaring van de delicten niet door een daad van vervolging gestuit is kan deze dader volgens het wetsvoorstel na twintig jaar niet meer vervolgd worden. Een onwenselijke situatie: de dader in kwestie heeft een spoor van verwoesting getrokken door de levens van meerdere mensen en mag daar simpelweg nooit mee wegkomen, ook niet na 20 jaar.

Eerdmans

Naar boven