28 495
Voorstel van wet van de leden Dittrich en Van Haersma Buma tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het vervallen van de verjaringstermijn voor de vervolging van moord en enkele andere misdrijven alsmede enige aanpassingen van de regeling van de verjaring en de stuiting van de verjaring en de regeling van de strafverjaringstermijn (opheffing verjaringstermijn bij zeer ernstige delicten)

nr. 10
AMENDEMENT VAN HET LID EERDMANS

Ontvangen 27 januari 2005

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel I, onderdeel A, wordt in artikel 70, punt 4, aan het tweede lid toegevoegd: , alsmede het misdrijf genoemd in artikel 140a, eerste lid.

II

In artikel I, onderdeel C, wordt in artikel 77d, derde lid, na «levenslange gevangenisstraf is gesteld,» ingevoegd: alsmede het misdrijf genoemd in artikel 140a, eerste lid,.

Toelichting

Terrorisme vormt een van de belangrijkste bedreigingen voor de democratische wereld in het algemeen en de Nederlandse rechtsstaat in het bijzonder. Elke deelnemer aan een terroristische organisatie beoogt door middel van het toepassen van grof geweld, of het faciliteren dan wel ondersteunen daarvan, de fundamenten van die rechtsstaat aan te tasten. Elke deelnemer van een terroristische organisatie levert een bijdrage aan de destructieve doelen die deze organisatie nastreeft.

De redenen voor verjaring van een misdrijf zoals die in de gewijzigde memorie van toelichting door de indieners van het wetsvoorstel worden genoemd en ook gerelativeerd voor de ernstige misdrijven die zij willen vrijwaren van verjaring, te weten de problemen bij bewijslevering door tijdsverloop, de verminderde behoefte aan straf door het verstrijken van de tijd en het doorgemaakte leed in de vorm van bv. ballingsschap door de dader, kunnen volgens indiener ook niet van toepassing zijn op de deelnemer aan een terroristische organisatie.

Het deelnemen aan een terroristische organisatie, die tot doel heeft het plegen van wereldschokkende aanslagen als de aanslagen op 11 september 2001 en 11 maart 2003 en de moord op Theo van Gogh, en het zaaien van angst en haat onder de wereldbevolking is qua ernst te vergelijken met het plegen van misdaden tegen de menselijkheid. De gewijzigde memorie van toelichting bij het wetsvoorstel stelt terecht dat de collectieve herinnering aan misdaden tegen de menselijkheid uiterst langzaam vervaagt en dat de maatschappelijke strafbehoefte voor deze misdaden ook na lange tijd aanzienlijk blijft; deze stellingname lijkt indiener zonder meer ook van toepassing te zijn op terroristische misdrijven.

De terrorist zal daarnaast ook de tijd waarin hij ongestraft blijft niet als een vorm van leed, maar veeleer als een overwinning beschouwen op de rechtsstaat die hij tracht te vernietigen. Ballingschap dan wel onderduiken zal eerder deel uitmaken van zijn werkwijze. Het argument van de na lange tijd moeilijker wordende bewijsvoering gaat bij de vervolging van terroristen eveneens niet op. Naast het feit dat de technische vooruitgang die opsporing na lang tijdsverloop nog mogelijk maakt, neemt de opsporing van terroristische organisaties als Al Qaeda, vanwege de omvang van deze organisaties, vaak jaren in beslag. Met het oppakken van terroristen kan na jaren weer informatie over andere deelnemers worden verkregen. Deze moeten, ongehinderd door een verjaringstermijn te allen tijde opgespoord en vervolgd kunnen worden.

Eerdmans

Naar boven