28 488
Enige wijzigingen van de Successiewet 1956

nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 30 oktober 2002

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

ARTIKEL I wordt als volgt gewijzigd:

A. Onderdeel C wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «aan zijn overlijden voorafgegaan» vervangen door: voorafgaand aan zijn overlijden.

2. Na het eerste lid wordt, onder vernummering van het tweede lid tot derde lid, een nieuw lid ingevoegd, luidende:

2. In het tweede lid wordt «aan het overlijden of de schenking voorafgegaan» vervangen door: voorafgaand aan het overlijden of de schenking.

B. Onderdeel D wordt vervangen door:

D. Artikel 21, derde lid, wordt vervangen door:

3. Voor de effecten die zijn opgenomen in een prijscourant, aangewezen krachtens artikel 5.21 van de Wet inkomstenbelasting 2001, wordt de waarde in het economische verkeer gesteld op de slotnotering die is vermeld in de prijscourant die betrekking heeft op de laatste beursdag voorafgaande aan de dag van de verkrijging.

C. Na onderdeel E wordt een onderdeel toegevoegd luidende:

F. Artikel 53b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt onderdeel b en de zinsnede aan het slot vervangen door:

b. indien het een verkrijging als bedoeld in artikel 35b, tweede lid, onderdeel b, betreft: de verkrijger tot de verkrijging behorende aandelen of winstbewijzen vervreemdt of een gedeelte van de in deze aandelen of winstbewijzen besloten liggende rechten vervreemdt, de vennootschap waarin de aandelen of winstbewijzen zijn verkregen haar onderneming staakt of een gedeelte van die onderneming staakt dan wel een lichaam wordt waarvan de feitelijke werkzaamheid bestaat in het onmiddellijk of middellijk, beleggen van vermogen of een daarmee overeenkomende werkzaamheid;

een en ander indien de waarde van de in onderdeel a en b bedoelde verkrijgingen geheel of voor een deel is aangemerkt als te conserveren waarde.

2. Na het derde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Voor de toepassing van het derde lid, onderdeel b, wordt onder vervreemden mede verstaan een handeling of gebeurtenis als bedoeld in artikel 4.16, eerste lid, onderdelen a, b, c, d, e en i, alsmede het tweede en het vijfde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, ook als deze handeling of gebeurtenis betrekking heeft op aandelen of winstbewijzen die bij de verkrijger niet tot een aanmerkelijk belang behoren in de zin van afdeling 4.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

Toelichting

De nota van wijziging bevat naast enkele technische wijzigingen waarmee wordt beoogd enkele voorgestelde bepalingen te verduidelijken en de leesbaarheid te verbeteren een aanpassing van de faciliteit voor bedrijfsopvolging in de Successiewet 1956. In de praktijk is namelijk inmiddels gebleken dat de voorwaarden waaraan voor de toepassing van de faciliteit moet worden voldaan met betrekking tot verkregen aandelen nadere precisering behoeven.

De wijzigingen worden hierna nader toegelicht.

Toelichting op de onderdelen:

Onderdeel I. A. (artikel 15, eerste lid, van de Successiewet 1956)

De wijziging van artikel 15, eerste lid, betreft geen inhoudelijke wijziging. Deze wijziging heeft slechts tot doel de leesbaarheid van het artikel te verbeteren. Met ditzelfde doel is ook het tweede lid aangepast.

Onderdeel I. B. (artikel 21, derde lid, van de Successiewet 1956)

De wijziging strekt er toe te verduidelijken welke prijscourant gehanteerd dient te worden indien geen prijscourant is verschenen die betrekking heeft op de dag voor de verkrijging, bijvoorbeeld indien deze dag in het weekend valt. In de wettekst was niet éénduidig opgenomen dat uitgegaan dient te worden van de prijscourant die betrekking heeft op de laatste beursdag vóór de dag van de verkrijging. Dit wordt nu expliciet in de wettekst opgenomen.

Onderdeel I. C. (artikel 53b, derde en vierde lid, van de Successiewet 1956)

De Successiewet 1956 bevat een faciliteit voor bedrijfsopvolging op grond waarvan, kort gezegd, 30% van de waarde van krachtens erfrecht of schenking verkregen ondernemingsvermogen of aandelen buiten de heffing blijft. Voorts kan in de waardebepaling rekening worden gehouden met een eventuele onderrentabiliteit van de onderneming. Aan de toepassing van deze faciliteit is een aantal voorwaarden verbonden. Met betrekking tot aandelen geldt onder andere een voorwaarde die als strekking heeft dat de aandelen binnen een periode van vijf jaren na de verkrijging niet mogen worden vervreemd. In de praktijk is gebleken dat de wijze waarop deze voorwaarde in artikel 53b, derde lid, onderdeel b, is verwoord nadere precisering behoeft. De huidige bepaling bevat in dit verband de formulering: «... de verkrijger ophoudt aandeelhouder of winstbewijshouder te zijn..». Deze formulering roept vragen op in situaties waarin bijvoorbeeld een koopoptie wordt verstrekt of een vruchtgebruik wordt gevestigd. De voorgestelde wijziging van het derde lid, onderdeel b, en het nieuwe vierde lid strekken ertoe meer in detail te omschrijven in welke gevallen voor de toepassing van de faciliteit voor bedrijfsopvolging sprake is van een vervreemding van aandelen. Volgens de voorgestelde bepalingen is voor de toepassing van de faciliteit voor bedrijfsopvolging sprake van vervreemding van aandelen in die gevallen waarin op grond van de Wet inkomstenbelasting 2001 sprake is van een reële of fictieve vervreemding van aanmerkelijkbelangaandelen. Hierbij wordt opgemerkt dat niet alle in de Wet inkomstenbelasting 2001 opgenomen fictieve vervreemdingen behoeven door te werken naar de Successiewet 1956. Sommige van deze fictieve vervreemdingen zijn alleen van belang voor de inkomstenbelasting en hebben geen relevantie voor de faciliteit in de successiewet. De doorwerking van artikel 4.16, eerste lid, onderdeel e, van de Wet inkomstenbelasting 2001 zal nog nader worden uitgewerkt bij ministeriële regeling. Daarbij zullen de voorwaarden worden aangegeven waaronder geen vervreemding wordt aangenomen indien aandelen door een overgang onder algemene titel in een huwelijksgemeenschap vallen. Verder zal worden bepaald dat geen vervreemding wordt aangenomen indien door het overlijden van degene die de faciliteit geniet, de periode van vijf jaren waarin de aandelen niet mogen worden vervreemd niet wordt volgemaakt.

Een tweede wijziging in artikel 53b, derde lid, onderdeel b, betreft de in die bepaling opgenomen voorwaarde dat de vennootschap waarin de aandelen of winstbewijzen zijn verkregen haar onderneming binnen een periode van vijf jaren na de verkrijging niet mag staken. Hieraan is, in lijn met de eis die in onderdeel a van dat lid wordt gesteld aan een persoonlijke onderneming, toegevoegd dat ook het staken van een gedeelte van de onderneming niet is toegestaan.

De Staatssecretaris van Financiën,

S. R. A. van Eijck

Naar boven