nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende
enige wijzigingen van de Successiewet 1956.
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
22 juli 2002
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in de Successiewet
1956 bijstellingen en technische verbeteringen aan te brengen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Successiewet 1956 wordt als volgt gewijzigd:
A. In artikel 8, derde lid, ten vierde, wordt
«echtgenoot van de overledene» vervangen door: echtgenoot van
de overledene of verkrijger als bedoeld in artikel 24, tweede lid.
B. Artikel 13a wordt vervangen door:
Artikel 13a
1. Indien aandelen in of winstbewijzen van een vennootschap welker kapitaal
geheel of ten dele in aandelen is verdeeld in waarde zijn gestegen door het
overlijden van de erflater en deze aandelen of winstbewijzen worden gehouden
door een ander dan de erflater, worden deze geacht door de houder krachtens
erfrecht te zijn verkregen, waarbij deze aandelen of winstbewijzen voor het
bedrag van de bedoelde waardestijging in aanmerking worden genomen.
2. Het eerste lid vindt slechts toepassing indien:
a. de aandelen of winstbewijzen behoren tot een aanmerkelijk belang in
de zin van afdeling 4.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en
b. de houder van de aandelen of winstbewijzen de echtgenoot van de erflater
is of behoort tot diens bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad
of hun echtgenoten, dan wel een verkrijger is als bedoeld in artikel 24, tweede
lid.
3. Bij het bepalen van de in het eerste lid bedoelde waardestijging blijven
buiten aanmerking verplichtingen die in verband met het overlijden van de
erflater ontstaan, voorzover deze middellijk of onmiddellijk een waardedrukkend
effect hebben op de waarde van de aandelen of winstbewijzen, behoudens voorzover
deze verplichtingen leiden tot verkrijgingen die ten gevolge van het overlijden
van de erflater op grond van deze wet in de heffing worden betrokken of zijn
vrijgesteld.
4. Indien een verplichting die ingevolge het derde lid buiten aanmerking
blijft, aanleiding geeft tot inkomsten die bij een in het eerste lid bedoelde
houder op grond van de Wet inkomstenbelasting 2001 in de heffing worden betrokken,
wordt de door die houder daarover verschuldigde inkomstenbelasting in mindering
gebracht op de bij die houder in aanmerking te nemen waardestijging
5. Voor de toepassing van dit artikel zijn de artikelen 4.3 tot en met
4.5a van de Wet inkomstenbelasting 2001 van overeenkomstige toepassing.
C. Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt vervangen door:
1. Voor de regeling van het recht van overgang worden bezittingen als
bedoeld in artikel 5, tweede lid, welke door de overledene binnen het jaar
aan zijn overlijden voorafgegaan onder bezwarende titel zijn vervreemd, geacht
krachtens erfrecht te zijn verkregen door degene die die bezittingen hetzij
vóór, hetzij binnen een jaar na dat overlijden, onder bezwarende
titel heeft verkregen, mits de verkrijger uit andere hoofde reeds krachtens
erfrecht verkrijgt.
2. Na het derde lid wordt, onder vernummering van het vierde lid tot vijfde
lid, een nieuw lid ingevoegd, luidende:
4. Een verkrijging als bedoeld in het eerste lid wordt bij een in dat
lid bedoelde verkrijger in aanmerking genomen tot ten hoogste de waarde van
hetgeen die verkrijger krachtens erfrecht door het overlijden van de erflater
heeft verkregen, waarbij voor het bepalen van de laatstbedoelde waarde bezittingen
en schulden als bedoeld in artikel 5, tweede lid, buiten beschouwing blijven.
D. Artikel 21, derde lid, wordt vervangen
door:
3. Voor de effecten die zijn opgenomen in de prijscourant, aangewezen
krachtens artikel 5.21 van de Wet inkomstenbelasting 2001, wordt de waarde
in het economische verkeer gesteld op de slotnotering die is vermeld in die
prijscourant, geldende voor de dag voorafgaande aan de dag van verkrijging.
E. In artikel 32, derde lid, wordt «een
verkrijger als bedoeld in artikel 24, tweede lid, letter b» vervangen
door: een verkrijger als bedoeld in artikel 24, tweede lid, letters a en b.
ARTIKEL II
1. Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de derde
kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt
geplaatst.
2. In afwijking van het eerste lid werkt artikel I, onderdeel E, terug
tot en met 1 januari 2002.
3. De ingevolge artikel I aangebrachte wijzigingen in de Successiewet
1956 vinden voor het eerst toepassing met betrekking tot belastbare feiten
in de zin van de Successiewet 1956 die zich hebben voorgedaan op of na de
datum van inwerkingtreding van de wijziging.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Financiën,