Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 september 2013
Eerder informeerde ik uw Kamer over de instelling van de Commissie Maatschappelijk
verantwoord bestuur en toezicht in de semipublieke sector (Commissie «Behoorlijk Bestuur»;
Kamerstuk 28 479/ 28 844, nr. 66). Vandaag heeft deze commissie haar bevindingen aan mij gepresenteerd. Ik doe u bij
dezen de rapportage, getiteld «Een Lastig Gesprek», toekomen1.
Het niveau van dienstverlening van instellingen in de semipublieke sector is hoog,
ook in internationaal perspectief. De sectoren voegen belangrijke waarde toe aan onze
economie en samenleving. Het kan echter beter. De afgelopen jaren hebben zich betreurenswaardige
incidenten voorgedaan, die het vertrouwen van burgers in het functioneren van bestuurders
en toezichthouders in semipublieke sectoren hebben geschaad, en daarmee het vertrouwen
in de publieke zaak. Werken voor het maatschappelijk belang brengt een morele verantwoordelijkheid
met zich mee. Hieraan heeft het helaas te vaak ontbroken, zo tonen de incidenten aan.
Tegen deze achtergrond heeft het kabinet de commissie gevraagd gedragsregels voor
professioneel en ethisch verantwoord handelen op te stellen voor bestuurders en interne
toezichthouders.
Het rapport van de commissie levert in de eerste plaats een waardevolle bijdrage aan
de discussie over gedrag in de semipublieke sector. De commissie adviseert twaalf
bindende gedragsregels voor iedere instelling. En geeft handvatten over hoe instellingen
en branches zelf kunnen komen tot extra richtlijnen die moeten zorgen voor een cultuur
waarin het «Lastige Gesprek» kan worden gevoerd.
De commissie stelt de klant centraal. Die moet kunnen rekenen op goede zorg, excellent
onderwijs, adequate woonvoorzieningen en goede dienstverlening op het spoor. De overheid
ordent de markt, stelt regels vast, houdt toezicht, maar dat is niet altijd genoeg
om de kwaliteit van dienstverlening voor de burger te kunnen zekerstellen; niet genoeg
om het publieke belang volledig te borgen. Het is het gedrag van professionals dat
de doorslag geeft. Zij worden door ons allen toevertrouwd met de discretionaire bevoegdheid
die nodig is om beslissingen te kunnen nemen in antwoord op de dilemma’s van alledag.
En uiteindelijk is het de invulling van die discretionaire bevoegdheid die de kwaliteit
van de publieke dienst in zeer belangrijke mate bepaalt.
Voor een optimale invulling van hun taak is het van belang dat professionals hun werk
doen in een cultuur waarin ruimte is voor een, zoals de commissie schrijft, «lastig
gesprek». Er moet ruimte zijn voor discussie. Men moet aanspreekbaar zijn, feedback
kunnen ontvangen en geven. Op de werkvloer, én in interactie met de burger. Alleen
dan kunnen de hoge verwachtingen die we allen hebben van semipublieke organisaties
worden waargemaakt.
De commissie wijst ook op het belang van goede ordening, helderheid over de publieke
taak en het effect van ordening en regelgeving op het gedrag van mensen. Bij gebrek
aan tegenkrachten, zoals aandeelhouders en overstapmogelijkheden voor burgers, is
het risico op incidenten en ontsporingen groter, aldus de commissie.
Ik ben de commissie zeer erkentelijk voor haar werk. Ik merk op dat de commissie aanbevelingen
doet aan het kabinet, maar vooral ook bestuurders en brancheorganisaties in de semipublieke
sector aanspreekt. Ik verwacht en hoop dan ook dat het rapport zal leiden tot vele
discussies binnen scholen, zorginstellingen, woningbouwcorporaties, openbaar vervoerbedrijven
en vele andere instellingen in de semipublieke sector over de morele verantwoordelijkheid
die bestuurders en professionals dagelijks dragen.
Het kabinet zal uw Kamer dit najaar een kabinetsreactie zenden waarin tevens zal worden
ingegaan op de bredere thematiek die het kabinet in de Ministeriële Commissie Vernieuwing
Publieke Belangen bespreekt, met als doel effectievere borging van publieke belangen
in belangrijke semipublieke sectoren.
De Minister van Economische Zaken,
H.G.J. Kamp