nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
1.
In onderdeel A worden de punten 6 en 7 vervangen door:
6. Onderdeel rr komt te luiden:
rr. politieke partij: een politieke partij als bedoeld in artikel 1, onderdeel
b, van de Wet subsidiëring politieke partijen.
7. In onderdeel xx wordt «reclame-uiting» vervangen door:
boodschap.
8. In onderdeel yy wordt «algemene landelijke omroep of algemene
omroep door commerciële omroepinstellingen» vervangen door: algemene
omroep.
2.
Na onderdeel E worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:
Ea
In artikel 26, eerste lid, wordt «reclameboodschappen» vervangen
door: reclameboodschappen en telewinkelboodschappen.
Eb
In artikel 27, eerste lid, wordt «reclameboodschappen» vervangen
door: reclameboodschappen en telewinkelboodschappen.
3.
Na onderdeel M wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ma
In artikel 43a wordt «reclameboodschappen» vervangen door:
reclameboodschappen en telewinkelboodschappen.
4.
Onderdeel O wordt vervangen door:
O
Artikel 50, achtste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste en tweede volzin wordt «reclameboodschappen»
telkens vervangen door: reclameboodschappen en telewinkelboodschappen.
2. Na de tweede volzin worden twee volzinnen ingevoegd, luidende: Telewinkelboodschappen
die in het programma van de Stichting Etherreclame worden opgenomen duren
elk ten hoogste één minuut. Een blok als bedoeld in artikel
41a, derde lid, bestaat voor ten hoogste tweederde van de duur uit telewinkelboodschappen.
3. In de vijfde volzin wordt «duidelijk onderscheiden van»
vervangen door: door optische of akoestische middelen duidelijk onderscheiden
van.
5.
Na onderdeel O wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Oa
In artikel 52, eerste lid, wordt «reclameboodschappen» vervangen
door: reclameboodschappen en telewinkelboodschappen.
6.
Na onderdeel Z wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Za
In artikel 76a, eerste lid, wordt «reclameboodschappen» vervangen
door: reclameboodschappen en telewinkelboodschappen.
7.
Na onderdeel CC wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
CCa
In artikel 128, eerste lid, wordt «reclameboodschappen» vervangen
door: reclameboodschappen en telewinkelboodschappen.
8.
Na onderdeel FF wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
FFa
In artikel 166, tweede lid, onderdeel b, wordt «reclameboodschappen»
vervangen door: reclameboodschappen en telewinkelboodschappen.
Toelichting
Onderdeel 1.
Op grond van artikel 39g van de Mediawet kan zendtijd worden toegewezen
aan politieke partijen. Hoewel de Mediawet zelf geen definitie van «politieke
partij» bevat, gaat de Mediawet er van uit dat zendtijd kan worden toegewezen
aan politieke partijen die voldoen aan de definitie van politieke partij zoals
die is opgenomen in artikel 1, onderdeel b, van de Wet subsidiëring politieke
partijen (wet van 17 mei 1999, Stb. 257). Dit blijkt uit de memorie van toelichting
bij die wet (Kamerstukken II, 1997/98, 25 704, nr. 3). Bij die wet is
de in de Mediawet voorkomende omschrijving «politieke partijen en groeperingen»
vervangen door het begrip «politieke partij». In de toelichting
daarop is gesteld dat daarmee aansluiting wordt gezocht bij de definitie van
politieke partij van de Wet subsidiëring politieke partijen. Op grond
daarvan wordt onder «politieke partij» verstaan: een vereniging
waarvan de aanduiding op grond van artikel G 1 van de Kieswet is geregistreerd
in het register van aanduidingen voor de verkiezingen van leden van de Tweede
Kamer. Bij de laatstgehouden verkiezingen voor de leden van de Tweede Kamer
op 22 januari 2003 bleek daarover enige onduidelijkheid te bestaan. Bij die
gelegenheid heeft het Commissariaat voor de Media zendtijd toegewezen aan
de Blanco Lijst E. Ratelband, terwijl deze nog niet aan de definitie van «politieke
partij» voldeed. Om praktische redenen is die zendtijdtoewijzing gehandhaafd.
Om meer duidelijkheid te scheppen wordt in de Mediawet een definitie van «politieke
partij» opgenomen, waarbij verwezen wordt naar de desbetreffende definitie
in de Wet subsidiëring politieke partijen.
Onderdelen 2 tot en met 8.
Bij de wet van 8 juni 2000 tot wijziging van de Mediawet en de Tabakswet
(implementatie wijziging richtlijn «Televisie zonder grenzen»),
Stb. 252, en het besluit van 7 december 1999, houdende wijziging van het Mediabesluit
(implementatie wijziging richtlijn («Televisie zonder grenzen»),
Stb. 545, zijn regels gesteld ter implementatie van de gewijzigde richtlijn
«Televisie zonder grenzen». Deze regels hebben onder meer betrekking
op telewinkelen en richten zich op commerciële omroepinstellingen. In
de praktijk worden nu echter ook korte reclameuitingen in reclameblokken aangeboden
waarin bijvoorbeeld een telefoonnummer, e-mail- of internetadres wordt getoond
of genoemd, al dan niet met de vermelding dat langs die weg het product of
de dienst kan worden besteld. Deze elementen kunnen ertoe leiden dat een dergelijke
reclameuiting als een telewinkelboodschap moet worden aangemerkt. Het uitzenden
van die korte reclameuitingen met telewinkelkenmerken zou voor de publieke
omroep mogelijk moeten kunnen zijn, zonder dat dat leidt tot het uitzenden
van TellSell-achtige programma's. Dat laatste blijft voor de publieke omroep
verboden. Adverteerders sluiten bij de wijze waarop zij het publiek in reclameboodschappen
benaderen aan bij de technische en communicatieve mogelijkheden waar het publiek
gebruik van kan maken. De regelgeving inzake telewinkelen heeft niet tot doel
de publieke omroep van die ontwikkeling af te sluiten. Na overleg met het
Commissariaat voor de Media is overwogen dat er geen bezwaar tegen bestaat
om publieke omroepinstellingen toe te staan korte, niet langer dan één
minuut durende telewinkelboodschappen in reclameblokken op te nemen. Deze
korte reclameuitingen hebben meer gelijkenis met de «gewone» reclameboodschappen.
In zoverre sluit dit ook aan bij de richtlijn, die ook korte telewinkelspots
onderscheidt van de langer durende telewinkelprogramma's. Bepaald is tevens
dat een reclameblok voor niet meer dan tweederde van de duur uit
telewinkelboodschappen mag bestaan.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
C. H. J. van Leeuwen