28 475
Wijziging van enige bepalingen van de Wet op de waterhuishouding ten behoeve van de introductie van algemene regels in het kader van het waterkwantiteitsbeheer en enkele andere onderwerpen

nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 26 augustus 2003

Het voorstel van wet wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel I, onderdeel H, komt te luiden:

H

In de eerste zin van artikel 40 wordt na de zinsnede «wijzigen of intrekken van een vergunning» toegevoegd: of het vaststellen of wijzigen van een algemene regel als bedoeld in artikel 33a.

B

Artikel I, onderdeel J, komt te luiden:

J

Artikel 59, eerste lid, komt te luiden:

1. Handelen in strijd met het in artikel 24, eerste lid, omschreven verbod, een krachtens artikel 24, vierde lid, aan een vergunning verbonden voorschrift, dan wel een krachtens artikel 33a gestelde algemene regel, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de vierde categorie.

C

Artikel I, onderdeel G wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 33a, tweede lid, komt te luiden:

2. De regels kunnen enkel betreffen de lozing, onttrekking, aanvoer of afvoer van waterhoeveelheden die, niet zelfstandig maar wel in samenhang met andere lozingen, onttrekkingen, aanvoer of afvoer, van nadelige invloed kunnen zijn op de peilregeling, de grondwaterstand of de waterbeweging, dan wel de kwantiteitsbeheerder kunnen nopen tot bijzondere beheersmaatregelen.

Toelichting

De onderdelen A en B van de Nota van Wijziging hebben een wetstechnisch karakter en vloeien voort uit de wijzigingen die inmiddels in de Wet op de waterhuishouding zijn aangebracht door de Wet van 16 mei 2002, houdende vervanging van paragraaf 17 van de Waterstaatswet 1900 door algemene regels inzake voorbereiding op en optreden bij gevaar voor waterstaatswerken (Stb. 292).

Onderdeel C is opgenomen opdat het wetsvoorstel voldoet aan de eis die voortvloeit uit artikel 11, onderdeel e, van de kaderrichtlijn water1. Dit onderdeel van de kaderrichtlijn vereist dat de onttrekking van zoet oppervlaktewater en grondwater en de opstuwing van zoet oppervlaktewater worden onderworpen aan de eis van voorafgaande toestemming, waarbij geldt dat onttrekkingen en opstuwingen die geen significant effect hebben op de watertoestand, hiervan kunnen worden vrijgesteld. De onderhavige wijziging van het wetsvoorstel legt uitdrukkelijk vast, dat toepassing van het instrument algemene regels mogelijk is voor die gevallen van lozing, onttrekking, aanvoer of afvoer van waterhoeveelheden waarvoor het vergunningeninstrument per geval te zwaar zou zijn, maar die in samenhang met andere gevallen toch optreden van de kwantiteitsbeheerder wenselijk maken. Met het gewijzigde voorstel voor artikel 33a, tweede lid, wordt duidelijk dat het instrument van de algemene regels alleen mag worden toegepast in plaats van het vergunningeninstrument, indien er per geval geen sprake is van een significant effect op de watertoestand.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus


XNoot
1

Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEG L327).

Naar boven