28 474
Agentschap Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees (RVV)

nr. 5
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 6 december 2002

De vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij1 heeft op 7 november 2002 overleg gevoerd met minister Veerman van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij over:

– de brief van de minister van LNV van 12 juli 2002 over zijn voornemen tot instelling baten-lastendienst RVV per 1 januari 2003 (28 474, nr. 1);

– de brief van de minister van LNV van 15 oktober 2002 met de antwoorden op de feitelijke vragen over de interne verzelfstandiging van de RVV (28 474, nr. 2);

– de brief van de minister van LNV van 1 november 2002 over de procedure van de verzelfstandiging van de RVV (LNV-02-773).

Een tabel met tarieven slachthuiskeuring is als bijlage bij dit verslag gevoegd.

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Ormel (CDA) wijst op de procedureel gezien bizarre situatie dat de Kamer een begroting van het ministerie van LNV heeft ontvangen waarin de Rijksdienst voor de keuring van vee en vlees (RVV) reeds als apart agentschap is opgenomen, terwijl de Kamer nog kan besluiten dat er geen agentschap RVV komt.

De ministeries van LNV en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) zullen opdrachtgever zijn van de RVV en de RVV zal deel uitmaken van de Voedselen warenautoriteit (VWA), die beheersmatig onder het ministerie van VWS valt. De RVV is ontstaan uit een fusie van gemeentelijke keuringsdiensten, waaraan de toenmalige Veterinaire dienst is toegevoegd. De opheffing van de Veterinaire dienst heeft geleid tot een wel erg breed takenpakket voor de RVV: de zorg voor voedselveiligheid en volksgezondheid, maar ook voor diergezondheid, dierwelzijn en de georganiseerde dierziektebestrijding. De heer Ormel is van mening dat de drie laatstgenoemde onderwerpen onder de directe verantwoordelijkheid van het ministerie van LNV behoren te blijven en overweegt een motie van deze strekking in te dienen.

Mond- en klauwzeer (MKZ), varkenspest en andere lijst-A-dierziekten hebben niets met voedselveiligheid of volksgezondheid te maken. Door de bestrijding ervan bij de VWA onder te brengen, kan het beeld ontstaan dat toch een risico voor de volksgezondheid aanwezig is. Bovendien zal de neiging bestaan, te bezuinigen op taken die niet direct van belang zijn voor de volksgezondheid en de voedselveiligheid. Onderscheid moet worden gemaakt tussen dierziekten die schadelijk zijn voor de volksgezondheid en de voedselveiligheid en dierziekten die dat niet zijn, maar wel gevolgen hebben voor economie en voor dierwelzijn. Nederland dient in dezen internationale wetgeving te volgen. De heer Ormel roept de minister op, zich er in internationaal verband voor in te zetten dat dit onderscheid wordt gemaakt.

De georganiseerde dierziektebestrijding dreigt een ondergeschoven kindje te worden. In de begroting van het ministerie van VWS wordt de taakstelling inzake de beheersing van dierziekten door de VWA niet eens genoemd. Een kleine en deskundige veterinaire dienst onder directe verantwoordelijkheid van het ministerie van LNV is wenselijk. Deze dienst kan bij een dierziekte-uitbraak gebruik maken van de expertise van de Gezondheidsdienst voor dieren, van de infrastructuur van de RVV en van praktiserende dierenartsen. Uit evaluatie van de laatste MKZ-uitbraak blijkt de toegevoegde waarde van lokale practici en het belang van zelfstandige dierenartsenprakijken. Deze veterinaire infrastructuur is er al; coördinatie vanuit één loket bij het ministerie van LNV is gewenst. Denkt de minister dat een verzelfstandigde RVV, onderdeel van de VWA en kampend met tekorten, nog initiatieven op dit terrein zal ontplooien?

Hoewel de medewerkers van de RVV met veel inzet hun werk verrichten, hoort de heer Ormel vele signalen over onvoldoende dienstverlening door de RVV. Nederland is in belangrijke mate afhankelijk van export; daarbij hoort een flexibele, klantgerichte, op maat gesneden dienstverlening. Het bedrijfsleven is afhankelijk van de RVV; deze monopoliepositie schept verplichtingen. Zijn er mogelijkheden voor een centraal meldpunt voor klachten over de RVV? Kunnen deze klachten de Kamer op regelmatige basis worden gerapporteerd? Een snelle en effectieve afhandeling van klachten is noodzakelijk voor het vertrouwen in de organisatie.

De fysieke controle van het slachtproces en het grensoverschrijdende verkeer van vee en vlees is dermate omvangrijk dat de kwaliteit van tijdige dienstverlening onder grote druk staat. Bedrijven moeten in de nabije toekomst hun verantwoordelijkheid nemen en, geborgd door ketengarantiesystemen, zelf een deel van de controle verzorgen. In dit model zal een toezicht-op-toezichtsituatie ontstaan, waarin de RVV kwaliteitssystemen controleert en eventueel sancties oplegt. Wanneer wordt deze situatie bereikt? In Europees verband wordt gewerkt aan een nieuwe ordening en uniformering van wet- en regelgeving op dit terrein. Is het wel verstandig om de RVV midden in zo'n veranderingsproces te verzelfstandigen?

De vorige directeur van de RVV heeft de sector een worst voorgehouden: de tarieven zijn gestegen door het verzelfstandigingsproces, maar door een grotere efficiency en differentiatie zouden de tarieven uiteindelijk weer dalen. Dat punt is evenwel nog steeds niet bereikt. De heer Ormel maakt zich grote zorgen over de stelselmatige verhoging van de tarieven door de RVV. Sinds 1998 zijn de keuringskosten per rund met 75% en per varken met 85% toegenomen. De nieuwe directeur van de RVV gaf in zijn kennismakingsbrief aan dat de RVV zich, mede door het teruglopende aantal slachtingen en de daarbij behorende bedrijfssluitingen, in een moeilijke situatie bevindt. Wie krijgt de rekening gepresenteerd? Kan het bedrijfsleven in januari een tariefstijging van 10 tot 20% of zelfs nog meer tegemoetzien? Er is nu al sprake van concurrentievervalsing doordat de keuringstarieven in Nederland hoger zijn dan in het buitenland.

De minister heeft aangegeven, alle vertrouwen te hebben in een verzelfstandiging van de RVV; de heer Ormel deelt dit vertrouwen niet. Hij acht verzelfstandiging per 1 januari 2003 prematuur en niet in het belang van de cliënten of van de RVV zelf. Behalve als de minister andere mogelijkheden ziet, is de heer Ormel van mening dat de verzelfstandiging van de RVV dient te worden uitgesteld totdat de RVV als agentschap een gezonde uitgangspositie heeft om een betaalbare en goede dienstverlening te bieden. Desnoods zal hij de regering hier met een motie om verzoeken, onder het motto «een koe die niet helemaal fit is, houd je op stal, die jaag je niet de wei in».

De heer Geluk (VVD) vraagt zich af welke positie de RVV precies zal hebben binnen de VWA. Het is duidelijk dat de nadruk meer komt te liggen op de voedselveiligheid. Hoe wordt binnen de RWA de verantwoordelijkheid verdeeld tussen Keuringsdienst van waren en RVV? Welke verbanden zijn er precies tussen de RVV en de ministeries van LNV en VWS? Uit de stukken blijkt dat de minister van LNV de inhoudelijke opdrachtgever blijft voor de taken waarvoor hij eerstverantwoordelijke is en dat de ministeriële verantwoordelijkheid voor deze onderwerpen dus van kracht blijft. Welke verantwoordelijkheden betreft het hier? Dit betreft waarschijnlijk de dierziektebestrijding, maar hoe zit het met de ministeriële verantwoordelijkheid voor dierziektebestrijding in het kader van de volksgezondheid, zoals in het geval van BSE? Is hier sprake van een dubbele ministeriële verantwoordelijkheid?

Volgens de brief van 15 oktober is het ministerie van VWS primair verantwoordelijk voor de doelmatigheid en de kwaliteit van de bedrijfsvoering van de RVV. Hoe moet dit worden gezien in het licht van het voorgaande? De minister schrijft dat de ministeries van LNV en VWS nog afspraken moeten maken over de financiering van de bestrijding van dierziekten door de RVV. Zijn deze afspraken inmiddels gemaakt? Is inmiddels overleg gepleegd tussen het ministerie van LNV en de VWA over de aansturing inzake de dierziektebestrijding en de rol van de RVV hierin?

De heer Geluk benadrukt dat het instellen van 24-uursdiensten in de grote internationale havens, slachterijen en dergelijke van zeer groot belang is voor de concurrentiepositie van Nederland. Uit de stukken blijkt dat al veel aandacht wordt besteed aan het verbeteren van de service, onder andere door het instellen van tweeploegendiensten. De heer Geluk sluit zich op het punt van de dienstverlening door de RVV aan bij de vragen van de heer Ormel. De RVV is een monopolist; mede daarom is het van belang dat wordt gewaarborgd dat hij zo klantgericht mogelijk te werk gaat.

Wanneer wordt de RVV kostendekkend? Het bedrijfsleven heeft te maken met een overhead op de keuringskosten van ongeveer 100%. Is dat nu marktconform? Zo niet, bestaat dan de mogelijkheid dat een andere organisatie de keuring overneemt zodat wat meer concurrentie ontstaat? Hoe worden de prijzen van de diensten van de RVV eigenlijk berekend? Hoe zal dit na verzelfstandiging plaatsvinden? Heeft de overheid er dan nog grip op? Het is de heer Geluk ter ore gekomen dat de afvloeiingsregeling van boventallige RVV-medewerkers wordt doorberekend in de keuringstarieven. Wil de minister dat toelichten?

Concluderend heeft de heer Geluk geen bezwaren tegen het verzelfstandigen van de RVV, mits een en ander marktconform gebeurt.

Mevrouw Van Heteren (PvdA) deelt een groot deel van de zorgen die de heer Ormel naar voren heeft gebracht, maar wil niet op de rem gaan staan. De belangrijkste vraag is of de overgang naar een baten-lastenstelsel bijdraagt aan het effectief behalen van de doelen die de RVV zijn gesteld. Bij de verzelfstandiging van de RVV spelen twee grotere processen een rol. Naast de drang tot interne verzelfstandiging van uitvoeringsorganen van de overheid, is er het specifieke traject waarmee de Nederlandse Voedsel- en warenautoriteit moet worden vormgegeven. De knelpunten bij een dergelijk intern verzelfstandigingsproces zitten hem vaak in het financiële beheer en in het vormgeven van de doelmatigheidswinst. De rijksoverheid heeft hierop reeds gereageerd, bijvoorbeeld door het formuleren van de twaalf voorwaarden die vaak aan zo'n proces worden gesteld.

De minister geeft in de brief van 12 juli duidelijk aan wat nodig is voor verantwoord verzelfstandigen en noemt daarbij een groot aantal punten van die lijst van twaalf voorwaarden. Op enkele criteria, zoals het proefdraaien, is echter nog niet of onvoldoende ingegaan. Mevrouw Van Heteren sluit zich aan bij de vragen van de heer Ormel inzake de dienstverlening van de RVV. Meent de minister dat de eerder geconstateerde belemmeringen in de dienstverlening van de RVV binnen de nieuwe orde worden weggenomen? Zullen geen nieuwe belemmeringen ontstaan door de invlechting in de VWA? De minister constateert terecht dat de keuringspraktijk een grote omslag zal doormaken van de fysieke controle op slachtingen en grensoverschrijdend verkeer naar controle op voedselveiligheid en de gehele voedselketen. Is de RVV daar voldoende klaar voor? Welke problemen ziet de minister zelf nog?

Van de RVV wordt zowel gevraagd om een bedrijfseconomische omslag te maken als om een cultuuromslag te maken in de doelstellingen en dienstverlening. Hoewel dit een forse taak is, is mevrouw Van Heteren van mening dat die uitdaging moet worden aangegaan. De minister stelt dat de RVV een eind op streek is met de bedrijfseconomische reorganisatie, die al vanaf 1999 loopt. Waar zitten volgens de minister mogelijkerwijs nog hiaten in dit proces? Hoe zit het met de kostendekkendheid bij nieuwe ontwikkelingen en onverwachte calamiteiten?

Het risico bestaat dat de intern verzelfstandigde RVV de kosten van de opstart- en overgangsproblemen door middel van hogere, wellicht te hoge tarieven wil terugverdienen. Om die discussie niet te vertroebelen, moeten de kosten voor de cultuuromslag en de kosten voor de bedrijfseconomische omslag uit elkaar worden gehaald. Wil de minister de Kamer in dit licht nader informeren over hoe de financiering op beide punten is gedekt? De discussie over de tarieven kan dan wellicht op een andere manier worden gevoerd. Kan de omslag niet voor een nader te bepalen transitietijd worden ondersteund?

De heer Van der Vlies (SGP) roept in herinnering dat hij indertijd lang heeft dwarsgelegen in de discussie over de instelling van, de taakstelling voor en de aanhechting van hetgeen nu de VWA heet. Indertijd heeft hij bepleit dat de VWA zou worden aangehecht bij het ministerie van LNV in plaats dat van VWS. Uiteindelijk is anders besloten en is het proces in werking gesteld; de heer Van der Vlies heeft zich daarbij neergelegd. De enige relevante vraag is op dit moment nog of de RVV klaar is voor verzelfstandiging per 1 januari 2003. De heer Van der Vlies sluit zich aan bij de vragen die op dit onderdeel reeds zijn gesteld. Is het «point of no return» reeds gepasseerd? Dat moment had er toch nog moeten zijn; niet zozeer om de wezenlijke route te bepalen, maar wel voor het vaststellen van de fasering van die route en van de concrete datum van 1 januari a.s.

In de brief van 15 oktober wordt het spanningsveld duidelijk. De VWA wordt ingericht als een baten-lastendienst, maar de minister van LNV blijft volledig en onverkort inhoudelijk opdrachtgever voor de taken waarvan de verantwoordelijkheid bij LNV ligt. Hoe zit die aansturing precies in elkaar? Is er wel een adequate oplossing gevonden in het voorstel voor de verzelfstandiging van de RVV?

Antwoord van de minister

De minister brengt in herinnering dat Nederland is gekomen tot de instelling van de Voedsel- en warenautoriteit per 1 januari a.s. in het kader van de Europese wens om het toezicht op voedsel te versterken,. De achtergrond daarvan is het streven om de activiteiten van de Keuringsdienst van waren en de RVV, de twee componenten van de VWA, zodanig te combineren dat de uitvoering van de feitelijke taken wordt verbeterd. In de gekozen structuur komen de verantwoordelijkheden van de minister van LNV enerzijds en die van VWS anderzijds niet in het geding. Het vorige kabinet heeft besloten dat het beheer plaatsvindt onder verantwoordelijkheid van de minister van VWS. De opdrachtgeverrelatie is onveranderd: LNV is verantwoordelijk voor de aan de RVV verstrekte opdrachten en dus ook voor de uitkomsten daarvan.

Om de Voedsel- en warenautoriteit met haar twee componenten te kunnen laten functioneren, dient het departement op afstand te worden geplaatst door middel van een interne verzelfstandiging, waarbij het overgaan op een baten-lastenstelsel noodzakelijk is. In tegenstelling tot het kasstelsel biedt dit bedrijfseconomische systeem duidelijkheid over waar de kosten worden gemaakt, of deze adequaat kunnen worden verantwoord, waar de baten worden gegenereerd, hoe kosten en baten zich tot elkaar verhouden en of sprake is van een gezonde bedrijfsvoering. Ingeval van een calamiteit kan de minister van LNV onverwijld en volledig beschikken over de capaciteit van de RVV. Daarover zijn harde afspraken gemaakt en er is een apart budget voor beschikbaar. De verantwoordelijkheid voor die activiteiten berust uiteindelijk bij de minister van LNV.

De tarieven zijn een belangrijk punt. Om daar goed zicht op te krijgen, is de overgang op een baten-lastenstelsel cruciaal, anders blijft de sluier van de kasboekhouding er overheen liggen. Wat de hoogte van de tarieven betreft, is het uitgangspunt altijd geweest dat de RVV zichzelf moet kunnen bedruipen. De bedoeling van de verzelfstandiging is immers niet alleen om de efficiency zichtbaar te maken, maar ook om deze te vergroten. Gegeven de positie van de RVV als monopolist moeten de tarieven op correcte wijze worden samengesteld. Met het oog daarop is onderzoek gedaan door een erkend accountantsbureau, dat een schema heeft opgesteld op basis waarvan de kostencalculatie tot stand moet komen. Zo kan worden gecontroleerd of de directie van de RVV er inderdaad in slaagt om de werkzaamheden uit te voeren tegen deze voorcalculatorische tarieven.

De minister constateert dat de vraag naar versterking van de dienstverlening toeneemt, zowel kwalitatief als kwantitatief. Aan de andere kant worden veel vragen gesteld over de hoogte van de tarieven. Er kunnen niet twee ruggen uit één varken worden gesneden: of de dienstverlening wordt niet uitgebreid omdat de tarieven dan te hoog worden, of er wordt geaccepteerd dat de tarieven hoger worden omdat de kwaliteit en de kwantiteit van de dienstverlening worden verbeterd. Dat laatste zou moeten gebeuren op basis van een voorcalculatorisch systeem, dat achteraf is te controleren door de Kamer. Het ministerie van LNV heeft de afgelopen jaren tekorten aangevuld; daaraan moet een einde komen. De organisatie dient zich aan te passen aan de vraag en de tarieven moeten worden aangepast aan de daarbij behorende kosten. In reactie op het betoog van mevrouw Van Heteren zegt de minister dat de omslag bij de RVV al geruime tijd geleden in gang is gezet; men is erop voorbereid. De enige manier om de verzelfstandiging gestalte te geven, is om haar als gepland te laten doorgaan.

Op de opmerkingen van de heren Ormel en Geluk over het in gevaar komen van de Nederlandse concurrentiepositie, zegt de minister dat Nederland op geen enkele wijze uitsteekt boven de rest van Europa. De gemiddelde keuringskosten per rund bedragen in de Europese Unie bijvoorbeeld 4,50 euro; in Nederland minder dan de helft van dat bedrag. Het staatje waarin deze gegevens zijn opgenomen, is aan het verslag toegevoegd. Het is wel van belang dat genoemde tarieven op de juiste wijze worden geïnterpreteerd; de minister stelt graag ambtelijke ondersteuning ter beschikking voor eventuele nadere vragen over deze bedragen.

De minister is met de heer Ormel van mening dat het niet verstandig is diergezondheid en voedselveiligheid van elkaar te isoleren. Ten eerste zijn de taken inzake de volksgezondheid en de taken inzake de diergezondheid in de praktijk niet te splitsen. Ten tweede is ingeval van een uitbraak van een dierziekte de gehele dienst nodig voor het bestrijden van die dierziekte. Een dergelijke crisisaanpak dient grootschalig te worden opgezet; het bestaan van aparte, relatief kleine organisaties kan de bestrijding ernstig in gevaar brengen. Ten derde is het beleid erop gericht de zaken integraal te bekijken en aan te pakken. Het gaat niet alleen om veterinaire, maar ook om sociaal-economische en ethische aspecten en om aspecten die de volksgezondheid betreffen. Ten slotte zou een eigen veterinaire dienst in strijd zijn met de internationale trend.

Nadere gedachtewisseling

De heer Ormel (CDA) is van mening dat het voor de RVV belangrijker is om in te zetten op de verbetering van de dienstverlening dan op het najagen van de verzelfstandiging. De tarieven voor de sector baren hem nog zorgen. In de begroting werd eerst uitgegaan van min of meer gelijkblijvende tarieven, terwijl nu te zien is dat de geschatte opbrengsten dalen van 92,5 mln euro in 2003 tot 77,5 mln in 2006. Dit wordt opgevangen door fors te bezuinigen op het personeel. Is die bezuiniging wel te realiseren?

De heer Ormel meent dat het kabinet heeft afgesproken dat de Algemene Rekenkamer bij verzelfstandiging in actie komt. Wat is de mening van de Rekenkamer over deze verzelfstandiging? Kan de verzelfstandiging in de ogen van de minister gewoon doorgaan als de Rekenkamer tekortkomingen constateert? Ook is afgesproken dat de ministeries van Financiën en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) voorstellen tot verzelfstandiging dienen te toetsen en goed te keuren. Is dat reeds gebeurd?

De heer Ormel houdt vast aan zijn pleidooi voor het instellen van een generale staf ten aanzien van de veterinaire infrastructuur, zodat de betrokkenen bij één loket terechtkunnen.

De heer Geluk (VVD) stelt voor om de verzelfstandiging van de RVV na twee jaar te evalueren, zodat duidelijk wordt hoe een en ander is gegaan en of eventueel verbeteringen moeten worden aangebracht.

De minister benadrukt dat de verzelfstandiging en het invoeren van een baten-lastenstelsel onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Als de RVV onderdeel blijft van het departement, moet worden vastgehouden aan het kasstelsel, terwijl de grote drijfveer achter de verzelfstandiging het verhogen van de transparantie en de efficiency is. Er is reeds afgesproken dat de verzelfstandiging wordt geëvalueerd.

De door de heer Ormel genoemde bezuinigingen zijn inderdaad omvangrijk. De directie van de te verzelfstandigen RVV heeft zich evenwel kunnen vergewissen van de taak die haar wacht en acht het uitvoeren van die taak mogelijk. Door op voorhand ruimte te geven voor het ter discussie stellen van de bezuinigingen, zou de taak van de directie wel zeer worden vereenvoudigd. Daarnaast komt een deel van de bezuinigingen voort uit het inzetten van minder vast personeel en meer flexibel personeel, hetgeen gevolgen heeft voor de totale loonsom.

Aan de criteria van de ministeries van Financiën en BZK is voldaan; anders had het voorstel nimmer het kabinet gepasseerd en had het de Kamer niet bereikt. De Algemene Rekenkamer stemt altijd pas in na controle achteraf. De controle achteraf geschiedt door de accountantsdienst van het ministerie, die uit registeraccountants bestaat; over de objectiviteit en competentie behoeft dus niet te worden getwijfeld.

Wat het pleidooi van de heer Ormel voor een generale staf betreft, moet onderscheid worden gemaakt tussen beleid en uitvoering. Het beleid wordt gemaakt op het departement, door de directie Veterinaire en voedselaangelegenheden (VVA). Een belangrijke persoon binnen die directie is de chief veterinary officer (CVO), die contacten onderhoudt en in geval van een dierziekte-uitbraak de belangrijkste raadgever is van de minister. De uitvoering van het beleid, waarover het in dit geval gaat, is een taak van de RVV en wordt door middel van de verzelfstandiging op afstand van het departement geplaatst. Zaken als beschikbaarheid, capaciteit en kwaliteit blijven evenwel binnen de verantwoordelijkheid van de minister vallen.

De heer Ormel (CDA) zegt na de uitleg van de minister geen behoefte meer te hebben de Kamer om een nadere uitspraak te vragen.

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Meijer

De wnd. griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Van Leiden

BIJLAGE TARIEVEN SLACHTHUISKEURING

Tabel 1 Tarieven voor keuring van vlees in slachthuizen, uitgedrukt in euro's per dier. Het betreft de voorcalculatorische standaardtarieven per dier eind 2001. De nacalculatorische tarieven kunnen afwijken van de hier genoemde bedragen.

 EUBUKSFFNLPESP
Rund4,505,254,504,504,122,024,913,281,95
Kalf2,502,032,504,501,681,122,511,851,08
Schaap/Geit         
< 12 kg0,1751,170,1750,140,221,380,120,075
12 – 18 kg0,351,170,350,240,221,380,260,15
> 18 kg0,501,170,500,240,221,380,370,22
Varken <25 kg0,500,8880,501,300,380,580,98*0,360,22
Varken >25 kg1,300,8881,301,300,790,582,17**0,950,56
Eenhoevigen4,405,254,403,051,984,913, 281,90

* varkens < 35 kg; ** varkens >35 kg

Verklaring van de afkortingen in bovenstaande tabel:
EU: Europese Unie; de vastgestelde tarieven in Richtlijn 96/43/EG;
B:België;
UK:Groot-Brittannië;
SF:Finland;
F:Frankrijk;
NL:Nederland;
Oö:Land Oberösterreich, één van de negen Länder van Oostenrijk;
P:Portugal;
ESP:Spanje.

Bron: Rapport EC-LNV, nr. 2002/113V


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Van Heemst (PvdA), Verbugt (VVD), Vos (GroenLinks), Klein Molekamp (VVD), Meijer (CDA), voorzitter, Buijs (CDA), Schreijer-Pierik (CDA), Atsma (CDA), Oplaat (VVD), Geluk (VVD), Verbeet (PvdA), Van den Brink (LPF), Dekker (LPF), Van den Brand (GroenLinks), Tichelaar (PvdA), Ormel (CDA), Teeven (Leefbaar Nederland), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), De Jong (LPF), Groenink (LPF), Van Loon-Koomen (CDA) en Van Heteren (PvdA).

Plv. leden: Van Dijke (ChristenUnie), K. G. de Vries (PvdA), Van Beek (VVD), Blaauw (VVD), Mosterd (CDA), Spies (CDA), Van Lith (CDA), Rietkerk (CDA), B.M. de Vries (VVD), Cornielje (VVD), Duivesteijn (PvdA), Herben (LPF), Eerdmans (LPF), Duyvendak (GroenLinks), Albayrak (PvdA), Van Bochove (CDA), Jense (Leefbaar Nederland), Mastwijk (CDA), Van Geen (D66), Vergeer-Mudde (SP), Smolders (LPF), Jukema (LPF), Jager (CDA) en Koenders (PvdA).

Naar boven