28 473
Europese Conventie

nr. 14
MOTIE VAN HET LID VAN DIJK C.S.

Voorgesteld in het Nota-overleg van 10 juni 2003

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

gehoord de beraadslaging over de Europese Conventie welke een Europees constitutioneel verdrag voorbereidt, alsmede de overdenkingen betreffende dit Verdrag, in het bijzonder de overwegingen van de parlementaire conventieleden Van der Linden en ....;

overwegende, dat een effectief, doelmatig, en slagvaardig opereren als ook optreden van de Europese Unie – zeker na uitbreiding van de Unie – van doorslaggevende betekenis is voor de geloofwaardigheid bij de Europese burgers en het behoud van dynamiek binnen het Europees integratieproces;

van oordeel, dat de subsidiariteitstoets consequent moet worden toegepast;

is om deze redenen van oordeel dat in de Europese Unie van vijfentwintig lidstaten of meer het voortbestaan van vetorecht specifiek op terreinen met een grensoverschrijdende dimensie verdere Europese vooruitgang zal blokkeren ofwel ernstig belemmeren;

spreekt als haar oordeel uit dat de unanimiteitsregel tot hoge uitzonderingen beperkt dient te blijven;

spreekt voorts als haar oordeel uit dat op alle grensoverschrijdende beleidsterreinen Europese besluitvorming met gekwalificeerde meerderheidsstemming als algemene regel dient te worden ingevoerd, met co-decisie van het Europees Parlement;

merkt op dat de leden Van der Linden, Kohnstamm, Van de Beeten van de Eerste Kamer hebben aangekondigd, de indiening van een gelijkluidende motie in de Eerste Kamer te zullen steunen;

verzoekt de regering, conform te handelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Van Dijk

Timmermans

Van der Laan

Karimi

Naar boven