28 447
Regeling met betrekking tot tegemoetkomingen in de kosten van kinderopvang en waarborging van de kwaliteit van kinderopvang (Wet basisvoorziening kinderopvang)

nr. 10
BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 13 mei 2003

De vaste Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid vraagt bij brief van 25 april 2003 naar de consequenties van het uitstellen tot 1 januari 2005 van de beoogde invoeringsdatum van de Wet basisvoorziening kinderopvang (Wbk). In het bijzonder wordt informatie gevraagd over de gevolgen van het afbouwen van gemeentelijke kinderopvangsubsidies als gevolg van anticipatie van gemeenten op de invoering van het wetsvoorstel op 1 januari 2004.

Met het uitstellen van de invoeringsdatum naar 1 januari 2005 wordt een nieuw zogenaamd «overgangsjaar» gecreëerd, het jaar 2004. Onze inzet daarbij is dat het bestaande volume en de bestaande budgetten voor kinderopvang beschikbaar blijven. Vanzelfsprekend is besluitvorming hierover aan het nieuwe kabinet.

De invoering van de Wbk heeft ingrijpende gevolgen voor de subsidierelaties tussen gemeenten en kinderopvangondernemers. Veel gemeenten verstrekken immers op grond van de Welzijnswet 1994, in combinatie met de Algemene wet bestuursrecht, subsidies aan kinderopvangorganisaties ten behoeve van de exploitatie of huisvesting. Ook kopen gemeenten subsidieplaatsen in; door de gemeenten in verordeningen aangewezen groepen ouders kunnen hiervan gebruik maken. Met de invoering van de Wbk wijzigt de Welzijnswet 1994. Aan bovengenoemde subsidierelaties komt dan een einde.

Teneinde gemeenten te ondersteunen in de voorbereiding op de Wbk heeft de VNG – in samenwerking met het Programmabureau implementatie Wbk – gemeenten per brief van 19 november 2002 (kenmerk SEZ/2002004209, Lbr. 02/159) geadviseerd de gesubsidieerde kinderopvangorganisaties zo vroeg mogelijk te informeren over het feit dat inwerkingtreding van de Wbk het einde van de subsidierelatie van die instelling met de gemeente betekent.

Nu de invoering van de Wbk niet per 1 januari 2004 zal plaatsvinden, is het niet nodig dat de subsidierelaties per 1 januari 2004 worden verbroken. Van de VNG is vernomen dat zij op korte termijn gemeenten nader zullen informeren over de consequenties van het uitstellen van de Wbk. Hierbij zullen dan tevens de subsidierelaties met de kinderopvangorganisaties aan de orde worden gesteld.

Naast het anticiperen van gemeenten op beëindiging van de subsidierelatie op het moment dat de Wbk in werking treedt, bereiken ons signalen dat gemeenten reeds nu al subsidies in verband met de komst van de Wbk aan het afbouwen zijn. Hierover willen wij het volgende opmerken.

Ons is niet gebleken dat gemeenten anticiperend op de Wbk op grote schaal subsidies voor kinderopvang aan het afbouwen zijn. Uit het onderzoek naar de oorzaken van prijsstijgingen in de kinderopvang (Deloitte en Touche, 2003, kenmerk 03-R002/MS) blijkt dat 9% van de kinderopvangondernemers het terugtrekken van de gemeentelijke exploitatiesubsidie en eveneens 9% van de kinderopvangondernemers het terugtrekken van de gemeentelijke kindplaatssubsidie als oorzaak van de prijsstijgingen noemt. Hiermee is geen inzicht verkregen in de hoogte van het subsidiebedrag dat met het terugtrekken van subsidies is gemoeid, noch met het aantal gebruikers dat hiervan consequenties ondervindt. Zoals bekend reageren ondernemers bij het wegvallen van subsidies met het meer in overeenstemming brengen van de vraagprijs met het prijsniveau van commerciële kinderopvangondernemers. Deze prijsverhoging komt naast de ouders, ook bij de overheid en werkgevers terecht.

In dit verband is het van belang op te merken dat de voorgenomen uitname van kinderopvangmiddelen uit het gemeentefonds, die in relatie tot de invoering van de Wbk is voorzien, als gevolg van het uitstel van de invoering van de Wbk niet per 1 januari 2004 zal plaatsvinden, maar per 1 januari 2005. Gemeenten worden zoals gebruikelijk hierover geïnformeerd via de circulaires van het gemeentefonds.

Gezien het bovenstaande zien wij geen aanleiding voor gemeenten om nu subsidies voor kinderopvang af te bouwen. Naar onze mening ligt het in de rede dat gemeenten voorzover ze van plan waren subsidierelaties anticiperend op de Wbk af te bouwen, dit besluit heroverwegen nu de invoeringsdatum is verschoven naar 1 januari 2005.

Omdat gemeenten over de financiële consequenties van de nieuwe invoeringsdatum reeds geïnformeerd worden door de VNG en via bovengenoemde circulaire, zien wij thans geen reden voor aanvullende acties onzerzijds richting gemeenten.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

K. L. Phoa

Naar boven