nr. 7
AMENDEMENT VAN HET LID VAN DER VLIES C.S.
Ontvangen 5 december 2002
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
In artikel I, onderdeel A, vervalt in artikel 10b3, eerste lid, de zinsnede
«, tenzij artikel 10b4, derde lid, toepassing vindt,».
II
In artikel I, onderdeel A vervalt artikel 10b4, derde lid.
III
In artikel I, onderdeel A, vervalt in artikel 10b6, eerste lid, de zinsnede
«, onverminderd artikel 10b4, derde lid,».
IV
Na artikel IIa wordt een artikel IIb ingevoegd, luidend:
Artikel IIb. Overgangsregeling inschakeling nog niet
erkende leerbedrijven
1. In afwijking van artikel 10b4, tweede lid, van de Wet op het voortgezet
onderwijs zoals luidend door artikel I, onderdeel A, van deze wet, kan het
in dat artikel bedoelde bevoegd gezag beslissen dat het buitenschoolse praktijkgedeelte
wordt verzorgd door een nog niet door het desbetreffende landelijk orgaan
voor het beroepsonderwijs beoordeeld bedrijf of beoordeelde organisatie, indien
het bevoegd gezag redelijkerwijs mag verwachten dat die beoordeling een gunstige
zal zijn. Het bevoegd gezag deelt toepassing van de eerste volzin zo spoedig
mogelijk mede aan het bestuur van het desbetreffende landelijk orgaan voor
het beroepsonderwijs, dat vervolgens zorgdraagt voor beoordeling van dat bedrijf
of die organisatie binnen drie maanden na de melding. Bij toepassing van de
eerste volzin wordt de leer-werkovereenkomst, bedoeld in artikel 10b3, eerste
lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs zoals luidend door artikel I,
onderdeel A, niet mede met het bestuur van het landelijk orgaan voor het beroepsonderwijs
ondertekend.
2. In geval van een gunstige beoordeling wordt dit tot uitdrukking gebracht
doordat het bestuur van het landelijk orgaan voor het beroepsonderwijs de
in artikel 10b3, eerste lid, bedoelde overeenkomst alsnog ondertekent. Indien
de eerste volzin van het eerste lid is toegepast en een gunstige beoordeling
niet wordt gegeven, is het bedrijf of de organisatie vanaf dat moment niet
langer bevoegd het buitenschoolse praktijkgedeelte te verzorgen en treft het
bevoegd gezag na overleg met het bestuur van het betrokken landelijk orgaan
voor het beroepsonderwijs een passende voorziening voor de leerlingen die
op dat moment deelnemen aan het desbetreffende leer-werktraject.
V
In artikel III worden de volgende wijzigingen aangebracht:
A. Na «Deze wet treedt» wordt ingevoegd: , behoudens het bepaalde
in het tweede lid,.
B. Toegevoegd wordt een lid, luidende:
2. Artikel IIb vervalt twee jaar na de datum waarop het in artikel I,
onderdeel A, opgenomen artikel 10b4 van de Wet op het voortgezet onderwijs
in werking is getreden.
Toelichting
De in het derde lid van artikel 10b4 geformuleerde uitzonderingsbepaling
behelst voorkoombare risico's voor leerlingen en maakt de regeling nodeloos
ingewikkeld. Scholen moeten in staat geacht worden om tijdig een voldoende
aanbod van leerbedrijven te organiseren. Er is evenwel begrip voor op te brengen
dat scholen in de aanloopfase een beroep op de voorgestelde uitzonderingsbepaling
kunnen doen. Daarom wordt in dit amendement voorgesteld om het derde lid van
artikel 10b4 te schrappen als structurele bepaling, maar nog wel gedurende
twee jaar als overgangsbepaling te handhaven. Daartoe wordt een overgangsartikel
IIb voorgesteld.
Van der Vlies
Slob
Van Bochove
Bonke