28 444
Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met leer-werktrajecten in de basisberoepsgerichte leerweg van het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (regeling leer-werktrajecten vmbo)

nr. 7
AMENDEMENT VAN HET LID VAN DER VLIES C.S.

Ontvangen 5 december 2002

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

In artikel I, onderdeel A, vervalt in artikel 10b3, eerste lid, de zinsnede «, tenzij artikel 10b4, derde lid, toepassing vindt,».

II

In artikel I, onderdeel A vervalt artikel 10b4, derde lid.

III

In artikel I, onderdeel A, vervalt in artikel 10b6, eerste lid, de zinsnede «, onverminderd artikel 10b4, derde lid,».

IV

Na artikel IIa wordt een artikel IIb ingevoegd, luidend:

Artikel IIb. Overgangsregeling inschakeling nog niet erkende leerbedrijven

1. In afwijking van artikel 10b4, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs zoals luidend door artikel I, onderdeel A, van deze wet, kan het in dat artikel bedoelde bevoegd gezag beslissen dat het buitenschoolse praktijkgedeelte wordt verzorgd door een nog niet door het desbetreffende landelijk orgaan voor het beroepsonderwijs beoordeeld bedrijf of beoordeelde organisatie, indien het bevoegd gezag redelijkerwijs mag verwachten dat die beoordeling een gunstige zal zijn. Het bevoegd gezag deelt toepassing van de eerste volzin zo spoedig mogelijk mede aan het bestuur van het desbetreffende landelijk orgaan voor het beroepsonderwijs, dat vervolgens zorgdraagt voor beoordeling van dat bedrijf of die organisatie binnen drie maanden na de melding. Bij toepassing van de eerste volzin wordt de leer-werkovereenkomst, bedoeld in artikel 10b3, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs zoals luidend door artikel I, onderdeel A, niet mede met het bestuur van het landelijk orgaan voor het beroepsonderwijs ondertekend.

2. In geval van een gunstige beoordeling wordt dit tot uitdrukking gebracht doordat het bestuur van het landelijk orgaan voor het beroepsonderwijs de in artikel 10b3, eerste lid, bedoelde overeenkomst alsnog ondertekent. Indien de eerste volzin van het eerste lid is toegepast en een gunstige beoordeling niet wordt gegeven, is het bedrijf of de organisatie vanaf dat moment niet langer bevoegd het buitenschoolse praktijkgedeelte te verzorgen en treft het bevoegd gezag na overleg met het bestuur van het betrokken landelijk orgaan voor het beroepsonderwijs een passende voorziening voor de leerlingen die op dat moment deelnemen aan het desbetreffende leer-werktraject.

V

In artikel III worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A. Na «Deze wet treedt» wordt ingevoegd: , behoudens het bepaalde in het tweede lid,.

B. Toegevoegd wordt een lid, luidende:

2. Artikel IIb vervalt twee jaar na de datum waarop het in artikel I, onderdeel A, opgenomen artikel 10b4 van de Wet op het voortgezet onderwijs in werking is getreden.

Toelichting

De in het derde lid van artikel 10b4 geformuleerde uitzonderingsbepaling behelst voorkoombare risico's voor leerlingen en maakt de regeling nodeloos ingewikkeld. Scholen moeten in staat geacht worden om tijdig een voldoende aanbod van leerbedrijven te organiseren. Er is evenwel begrip voor op te brengen dat scholen in de aanloopfase een beroep op de voorgestelde uitzonderingsbepaling kunnen doen. Daarom wordt in dit amendement voorgesteld om het derde lid van artikel 10b4 te schrappen als structurele bepaling, maar nog wel gedurende twee jaar als overgangsbepaling te handhaven. Daartoe wordt een overgangsartikel IIb voorgesteld.

Van der Vlies

Slob

Van Bochove

Bonke

Naar boven