28 430
Wijziging van de Algemene Ouderdomswet inzake het buiten toepassing laten van de korting op het ouderdomspensioen voor vrouwen die in de periode van 1 januari 1957 tot 1 januari 1980 gehuwd waren met personen die niet verzekerd waren voor de Algemene Ouderdomswet

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 20 juni 2002

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

ALGEMEEN

De leden van de CDA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het voorliggende voorstel. Deze leden vinden het in de huidige tijd en binnen de huidige Algemene Ouderdomswet (AOW) onbillijk dat de groep vrouwen waarvan de mannen tussen 1957 en 1980 geen AOW-premie hebben betaald, thans nog steeds vanwege dit feit op het ouderdomspensioen gekort worden. Dit temeer daar de Hoge Raad reeds bepaald heeft dat na 1 januari 1980 deze uitzonderingstoestand voor vrouwen niet meer is toegestaan. Deze leden stellen snelle behandeling en afdoening van dit voorstel op prijs en de ingangsdatum met terugwerkende kracht tot 1 jan 2002 ondersteunen zij.

Dit voorstel kost € 11 miljoen. De dekking wordt gevonden door dit bedrag, oorspronkelijk bedoeld voor het gemeentefonds, aan de Rijksbijdragen sociale fondsen toe te voegen. Gezien het belang dat de leden van de CDA-fractie altijd hebben gehecht aan het op grond van gelijke behandeling repareren van deze korting op het oudersdomspensioen, hebben zij met deze dekking ingestemd.

Begrijpen de leden van de CDA-fractie het goed dat dit alleen vrouwen betreft en niet mannen die in een soortgelijke situatie verkeren dan deze vrouwen?

Een herziening van het AOW-pensioen kan gelet op de beschikbare gegevens alleen plaatsvinden wanneer de betrokkene zich meldt. Dit kan juist bij de categorie ouderen problemen opleveren. In dit verband willen de leden van de CDA-fractie wijzen op de mogelijkheden van belastingteruggave onder de nieuwe belastingwetgeving die door vele ouderen niet benut worden. De regering speelt daar nu actief op in na vragen van de leden leden Verburg en Mosterd van de CDA-fractie over onvolledig AOW-pensioen. Kan ook in dit geval niet actiever voorlichting gegeven worden? Het is voor de Sociale Verzekeringsbank (SVb) toch duidelijk welke vrouwen een onvolledig AOW-pensioen hebben. Binnen die groep bevinden zich ook de vrouwen die onder deze regeling vallen. Bovendien zal deze problematiek juist in de grensgebieden het sterkst spelen. De leden van de CDA-fractie vragen een actieve inzet om deze personen te bereiken. De regering stelt terecht dat dit voorstel geen betrekking heeft op personen die onder de Toeslagenwet vallen. Echter, er is in de Kamer wel een motie aangenomen die de relatie tussen toeslagenwet en VUT en prepensioen wil wijzigen. Hoe ver is de regering met de uitvoering van deze motie?

De leden van de CDA-fractie merken op dat de regering in de brief van 17 juni 2002 vraagt de behandeling van het voorliggende wetsvoorstel op te schorten in verband met een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens inzake Wessels-Bergervoet. Deze leden zijn op dit moment niet overtuigd van de noodzaak van dit uitstel. Immers, de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens bevestigt datgene wat in het voorliggende voorstel ook wordt beoogd. Een voorspoedige behandeling lijkt de leden van de CDA-fractie dan ook alleen maar meer gewenst. Anders gezegd, aanpassing van de AOW in deze zin is en blijft noodzakelijk. Het punt wat wel veranderen kan zijn de financiële gevolgen, maar dan in incidentele zin, van dit voorstel. De aanpassing van de AOW zal juist door de uitspraak van het Europees Hof onontkoombaar zijn. Om voornoemde redenen ziet zij niet in waarom het voorstel van wet opgehouden moet worden. Graag op dit punt een verduidelijking van de visie van de regering.

De leden van de LPF-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel.

Dit wetsvoorstel kan op de instemming van deze leden rekenen. Zij verzoeken de regering de nota naar aanleiding van het verslag zo snel mogelijk aan de Kamer te doen toekomen opdat het wetsvoorstel nog voor het zomerreces kan worden afgehandeld.

De leden van de VVD-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Dit wetsvoorstel is dan ook, zoals ook gesteld in de memorie van toelichting, een gevolg van een door leden van de VVD- en PvdA-fractie ingediend amendementen (28 000 B, nr. 15 en 28 000 XV, nr. 19).

Deze leden zijn tevreden over het feit dat er in het wetsvoorstel sprake is van terugwerkende kracht. De regeling gaat in per 1 januari 2002. Zij vragen zich wel af of er voor de komende jaren ook in dekking voor het voorstel is voorzien. Kan de regering derhalve bevestigen dat het gaat om een dekking op structurele basis? Kortom, is er dus sprake van een afdoende bedrag dat afdoende geregeld is?

Tenslotte willen deze leden de regering bedanken voor de snelle totstandkoming van dit wetsvoorstel. Zij zeggen niet anders dan heel positief te kunnen zijn tegenover deze uitvoering van de aangenomen amendementen staan.

De leden van de PvdA-fractie hebben met vreugde kennis genomen van het onderhavige wetsvoorstel. De snelle uitvoering door de regering van de amendementen-Noorman-den Uyl/Wilders (28 000 B, nr. 15 en 28 000 XV, nr. 19) waarderen zij. Te meer, omdat in de financiering een terugwerkende kracht voorzien is tot 1 januari 2002 en omdat voor velen de bestaande korting als een grote onbillijkheid wordt gezien. Deze leden hebben enkele vragen.

De regering geeft aan op basis van welke jurisprudentie zij haar positie kiest. Inmiddels is er een nieuwe uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens waarover de regering in een brief van 17 juni 2002 melding heeft gemaakt. De leden van de PvdA-fractie hebben enkele vragen die in de eerste plaats betrekking hebben op deze brief, waarin wordt gemeld dat het Europees Hof de klager (de heer Wessels) in het gelijk heeft gesteld: de korting op de AOW is in strijd met artikel 14 van het Europese Verdrag voor de Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, te samen met artikel 1 van het bijbehorende protocol. Deze leden zien deze uitspraak als een ondersteuning van dit wetsvoorstel, waarmee de genoemde korting ongedaan gemaakt wordt en wel per 1 januari 2002. Acht de regering het mogelijk dat op grond van deze uitspraak er een verdere terugwerkende kracht ontstaat? Zo ja, tot welk tijdsstip?

Gezien de unanimiteit van de Kamer op dit onderwerp en de juridische duidelijkheid die is ontstaan over de onrechtmatigheid van de huidige AOW-korting, achten de leden van de PvdA-fractie een zo spoedig mogelijke inwerkingtreding van dit wetsvoorstel zeer wenselijk. Zij kunnen zich echter voorstellen dat de uitspraak van het Europees Hof nadere bestudering vraagt. Dit hoeft de invoering van het voorliggende voorstel echter niet op te houden, mits mogelijke nabetalingen over eerdere jaren dan op een later tijdstip dit jaar kunnen worden bepaald. Denkbaar is het om met een kleine toevoeging aan dit wetsvoorstel het tijdstip van mogelijke rechten die voor 1 januari 2002 kunnen ontstaan, later wordt ingevuld bijvoorbeeld via een voor te hangen algemene maatregel van bestuur. Graag vragen deze leden een reactie van de regering op dit voorstel.

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering om een actuele inschatting van het aantal mensen met een gekorte AOW voor 2002 vanwege de in het buitenland werkende partner. Kan de regering een raming maken van de kosten?

Zijn er gevolgen voor andere uitkeringen, zoals het Belgische nabestaandenpensioen? Heeft de regering een grenseffectrapportage gemaakt, ook ten aanzien van de in Duitsland geldende regels voor nabestaandenpensioenen, zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Wat is daarvan het resultaat?

De regering geeft uitdrukkelijk aan dat de toeslag voor de jongere partner onder de 65 jaar met dit wetsvoorstel niet wordt gecorrigeerd. De leden van de PvdA-fractie vragen of de uitspraak van het Europese Hof niet ook van toepassing moet wordt verklaard op de toeslag op de AOW indien een 65-plusser een jongere partner (jonger dan 65 jaar) zonder inkomen heeft?

Indien een 65-plusser met een onvolledig AOW-pensioen en met een jongere partner (jonger dan 65 jaar) een bijstandsaanvulling nodig heeft, is dan het totaal inkomen gelijk aan het inkomen op AOW-niveau, of krijgt de 65-plusser een bijstandsaanvulling tot het relevante 50% AOW-niveau en de jongere partner een aanvulling tot 50% bijstandsniveau?

De leden van de PvdA-fractie vragen of in de uitvoering door de SVb ook rekening wordt gehouden met thans niet in Nederland verblijvende rechthebbende. Zo ja, op welke wijze?

De leden van de GroenLinks-fractie zijn verheugd over het voorliggende wetsvoorstel. Zij zijn het met de regering eens dat wijziging van de AOW zeer gewenst is om zo de kortingen op de AOW-pensioenen van gehuwde vrouwen als gevolg van het niet-verzekerd zijn van hun echtgenoten ongedaan te maken.

Naar aanleiding van de brief van de regering van 17 juni 2002 willen de leden van de GroenLinks-fractie enkele vragen stellen over de consequenties van de uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van Mens in de zaak Wessels-Bergervoet voor het voorliggende wetsvoorstel.

Welke onbedoelde negatieve consequenties zou ongewijzigde invoering van de wet kunnen hebben in het licht van de uitspraak van het Hof?

Op welke wijze wordt naar de mening van de regering het wetsvoorstel door de uitspraak beïnvloed? En wat zijn de eventuele financiële consequenties indien het onderhavige wetsvoorstel gewijzigd dient te worden in de lijn van de genoemde uitspraak?

Is de regering van mening dat naar aanleiding van de genoemde uitspraak terugwerkende kracht tot eerder dan 1 januari 2002 in de wet zou moeten worden opgenomen? Overweegt de regering daartoe een nota van wijziging in te dienen? Welke overwegingen spelen daarbij een rol?

De leden van de SP-fractie juichen het wetsvoorstel toe. Zij vragen zich echter af waarom de terugwerkende kracht wordt beperkt tot 1 januari 2002. Zij vragen de regering aan te geven wat de consequenties zijn van maximale terugwerkende kracht en of dit niet alsnog gerealiseerd moet worden, mede gezien de recente uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.

De leden van de fractie van D66 hebben verheugd kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel.

Het is de leden van deze fractie reeds lange tijd een doorn in het oog dat er een groep vrouwen bestaat die hun leven lang in Nederland hebben gewoond en toch geen recht hebben op AOW-pensioen omdat hun partner in het buitenland heeft gewerkt. De wens om dit te repareren bestaat bij deze leden al geruime tijd, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de motie-Stroeken/Schimmel (26 834, nr. 4).

En dan is er nu ook de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak Wessels-Bergervoet, waarin staat dat de korting op het AOW-pensioen in strijd is met artikel 14 van het Europees Verdrag voor de Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden in samenhang met artikel 1 van het eerste protocol. De leden van de fractie van D66 zouden graag zien dat de regering in de nota naar aanleiding van het verslag haar mening geeft over deze uitspraak en de implicaties ervan.

De belangrijkste vraag is natuurlijk de terugwerkende kracht. Uit punt 63 van de uitspraak van het Europees Hof blijkt dat aanspraak gemaakt kan worden op reparatie met terugwerkende kracht en rente over de financiële schade die is opgelopen. Volgens het Europees Hof heeft de Nederlandse regering onvoldoende duidelijk gemaakt hoe de financiële schade die mevrouw wessels-Bergervoet heeft opgelopen gerepareerd zal gaan worden. Waarom is dit op onvoldoende wijze duidelijk gemaakt? Betekent dit ook dat nabestaanden van vrouwen die al zijn overleden alsnog een beroep kunnen doen op reparatie?

Wat betekent deze uitspraak voor de aanspraken die gemaakt kunnen worden op de AOW-toeslag?

De leden van D66-fractie achten het van groot belang dat deze uitspraak niet leidt tot onnodig uitstel van de (gedeeltelijke) reparatie van de groep die nu onder de reikwijdte van het wetsvoorstel valt. Is de regering hiertoe bereid?

Heeft de uitspraak nog consequenties voor de uitvoering? Dat wil zeggen, heeft de regering nu de verplichting om zelf actief de groep die onder de reikwijdte van de uitspraak van het Europees Hof valt, op te sporen? Hoe zal dit plaats kunnen vinden als de SVb daar niet toe in staat is, zoals gesteld in de memorie van toelichting?

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel en de daarbij behorende toelichting.

Het wetsvoorstel is erop gericht om de korting op het ouderdomspensioen voor vrouwen tussen 1957 en 1980 buiten toepassing te laten. Deze leden hebben op zichzelf begrip voor de situatie dat deze vrouwen in een moeilijker positie zitten dan vrouwen waarvan de man al die jaren in Nederland hebben gewerkt. Zij vragen zich wel af of de argumentatie die destijds gehanteerd werd, namelijk dat voorkomen moest worden dat deze vrouwen kosteloos verzekerd waren, nu niet meer geldt. Is het gevolg van deze wet dat deze categorie vrouwen alsnog kosteloos verzekerd zijn, zo vragen deze leden?

De regering heeft de uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak Wessels-Bergervoet naar de Kamer gestuurd. Kan de regering aangeven wat de consequenties zijn van deze uitspraak voor dit wetsvoorstel, zo vragen de leden van de SGP-fractie.

ARTIKELEN

Artikel I

Artikel 13a

De leden van de PvdA-fractie merken op dat in het artikel de werkingssfeer wordt beperkt tot de vrouwelijke pensioengerechtigde die gehuwd was met een niet verzekerde persoon. Kan de regering zich voorstellen dat er mannelijke pensioengerechtigden zijn die geen inkomen hadden in de betreffende periode, in Nederland woonden en gehuwd waren met een vrouw die in de bedoelde periode in het buitenland werkte? Zo ja, waarom wordt in dit artikel alleen de vrouwelijke pensioengerechtigde genoemd, vragen de leden van de PvdA-fractie?

Artikel II

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering het gewenst acht, gelet op de uitspraak van het Europees Hof, in dit artikel een bepaling op te nemen, opdat mogelijk op een later tijdstip de werkingssfeer naar voorgaande jaren kan worden uitgebreid?

De fungerend voorzitter van de commissie,

Terpstra

De griffier van de commissie,

Nava


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Terpstra (VVD), fng. voorzitter, Rosenmöller (GroenLinks), Noorman-den Uyl (PvdA), Duivesteijn (PvdA), Kamp (VVD), Van Dijke (ChristenUnie), Bakker (D66), B. M. de Vries (VVD), Van Blerck-Woerdman (VVD), Verburg (CDA), Bussemaker (PvdA), Halsema (GroenLinks), Wijn (CDA), Mosterd (CDA), Van Ruiten (LPF), Jense (LN), Rambocus (CDA), Tichelaar (PvdA), Wiersma (LPF), De Ruiter (SP), Ferrier (CDA), Smolders (LPF), Bruls (CDA), Zeroual (LPF) en Sterk (CDA).

Plv. leden: Vacature VVD, Tonkens (GroenLinks), Vacature PvdA, Vacature (PvdA), Vacature (VVD), Van der Vlies (SGP), Van Geen (D66), Vacature VVD, Vacature VVD, Koopmans (CDA), Vacature PvdA, Van Gent (GroenLinks), Van Oerle-van der Horst (CDA), Vacature CDA, Stuger (LPF), Teeven (LN), Vacature CDA, Vacature PvdA, De Jong (LPF), De Wit (SP), Vietsch (CDA), Smulders (LPF), Hessels (CDA), Bijlhout (LPF) en Vacature CDA.

Naar boven