A1
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN VAN DE MEMORIE VAN
TOELICHTING ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOOR ZOVER NADIEN GEWIJZIGD
Memorie van Toelichting
Paragraaf 1, tweede alinea, luidde:
De verruiming van de criteria voor deelname aan een penitentiair programma
vloeit ook voort uit het Masterplan DJI, dat bij brief van 4 mei 2000 aan
de Tweede Kamer werd toegezonden (Kamerstukken II 1999/2000, 24 587,
nr. 48, onderdeel 4.2). Ook in dit stuk is aangegeven dat, in relatie tot
de wettelijke verankering van het elektronisch toezicht gedurende de laatste
fase van de detentie, de criteria voor deelname aan een penitentiair programma
aanpassing behoeven.
Paragraaf 1, derde alinea, derde volzin, luidde:
Het is om die reden dat de wettelijke regeling van elektronisch toezicht
bij straffen korter dan een jaar (zoals in het kader van het Masterplan DJI
is aangegeven) gepaard moet gaan met een wijziging van de criteria voor deelname
aan een penitentiair programma.
Paragraaf 1, vijfde alinea, derde volzin, luidde:
Op dit voorstel werd door de meeste adviesinstanties afwijzend gereageerd,
voornamelijk vanwege de behoefte bij de officier van Justitie en de rechter
om maatwerk in de op te leggen sanctie te kunnen leveren.
Paragraaf 1, vijfde alinea, laatste volzin, luidde:
Kort samengevat behelst het wetsvoorstel thans een wijziging van de grens
voor deelname aan een penitentiair programma van een onherroepelijke en onvoorwaardelijke
vrijheidsstraf van een jaar naar zes maanden en wordt het elektronisch toezicht
wettelijk verankerd.
De laatste alinea van paragraaf 1 is toegevoegd.
Paragraaf 2, tweede alinea, derde volzin, luidde:
Om te kunnen controleren of de veroordeelde op de afgesproken tijden thuis
is, draagt hij een zender in de vorm van een enkelband.
Paragraaf 2, tweede alinea, vierde volzin, luidde:
De zender zendt 24 uur per dag, tweemaal per minuut, een radiografisch
signaal uit.
Paragraaf 2, derde alinea, tweede volzin, luidde:
In de huidige toepassingen van ET wordt een radiografisch signaal afgegeven.
De laatste volzin aan paragraaf 2, derde alinea is toegevoegd.
Paragraaf 3, tweede alinea, luidde:
In de eerste plaats blijkt er binnen de penitentiaire inrichtingen nog
een groep gedetineerden te bestaan die, qua gedrag en reïntegratieperspectief,
geschikt zou zijn voor deelname aan een penitentiair programma, maar hier –
vanwege de eisen gesteld in het huidige artikel 4, tweede lid, Pbw –
niet voor in aanmerking komt. Het gaat daarbij vooral om gedetineerden met
een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes tot twaalf maanden, voor wie
een taakstraf, eventueel gecombineerd met elektronisch toezicht, te licht
werd bevonden. Nu kan bij deze categorie gedetineerden, vanwege hun strafduur,
veelal weinig invulling worden gegeven aan detentiefasering. Toch kunnen zij,
vooral bij een korte voorlopige hechtenis, na ommekomst van het vonnis een
substantieel aantal maanden detentie hebben te ondergaan. Uitbreiding van
het werkingsgebied van het penitentiair programma biedt meer mogelijkheden
om gericht aan maatschappelijke integratie te werken. In de tweede plaats
is uitbreiding gewenst vanwege ontwikkelingen in de opgelegde straffen. Bij
de invoering van het penitentiair programma in 1999 bestonden verwachtingen
ten aanzien van de ontwikkeling van de aantallen en duur van de opgelegde
straffen. Deze verwachtingen zijn niet geheel uitgekomen. Met name de toename
die werd verwacht in de duur van de opgelegde straffen is uitgebleven. Dit
maakt het reservoir van gedetineerden die, gelet op de huidige
grenzen aan het penitentiair programma, voor deelname in aanmerking komt kleiner.
Belangrijke kansen om de resocialisatie van gedetineerden te verbeteren worden
hierdoor gemist.
Voorstel van Wet
Artikel I, onderdeel A, luidde:
w. elektronisch toezicht: een technische voorziening waarbij, gebruik
makend van signalen, met regelmatige tussenpozen de aanwezigheid van een bepaalde
persoon op een bepaalde tijd en plaats gecontroleerd wordt.