28 420
Wijziging van de Penitentiaire beginselenwet in verband met het penitentiair programma en het elektronisch toezicht

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende wijziging van de Penitentiaire beginselenwet in verband met het penitentiair programma en het elektronisch toezicht.

De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

10 juni 2002

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de bepalingen ten aanzien van het penitentiair programma te herzien teneinde deelname aan het programma mogelijk te maken bij vrijheidsstraffen korter dan een jaar, en dat het voorts wenselijk is het elektronisch toezicht bij een penitentiair programma wettelijk te regelen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Penitentiaire beginselenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel v door een punt-komma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

w. elektronisch toezicht: een technische voorziening waarbij, gebruik makend van signalen, met regelmatige tussenpozen de aanwezigheid van een bepaalde persoon op een bepaalde tijd en plaats gecontroleerd wordt.

B

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt: of vrijheidsbenemende maatregel. Toegevoegd wordt een volzin, luidende: De deelnemer aan een penitentiair programma kan onder elektronisch toezicht worden gesteld.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Aan een penitentiair programma kan worden deelgenomen gedurende ten hoogste een zesde deel van de opgelegde vrijheidsstraf direct voorafgaand aan de datum van invrijheidstelling, mits:

a. de gedetineerde onherroepelijk is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van ten minste zes maanden,

b. het strafrestant bij aanvang van de deelname aan het penitentiair programma ten minste vier weken en ten hoogste een jaar bedraagt, en

c. er geen andere omstandigheden zijn die zich tegen zijn deelname verzetten.

3. Het derde lid komt te luiden:

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld die in elk geval betreffen:

a. de inhoud van het penitentiair programma,

b. de nadere voorwaarden voor deelname aan het penitentiair programma,

c. het toezicht, waaronder het elektronisch toezicht, tijdens de deelname,

d. de gevolgen van verzuim van deelname aan het programma of niet-nakoming van de daaraan verbonden voorwaarden, en

e. de rechtspositie van de deelnemers aan een penitentiair programma.

C

Aan artikel 15, tweede lid, eerste volzin, wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: en daarbij voor de duur van het programma of een gedeelte daarvan onder elektronisch toezicht worden gesteld.

ARTIKEL II

Deze wet heeft geen gevolgen voor de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen als bedoeld in artikel 1, onder s, van de Penitentiaire beginselenwet, die op het moment van inwerkingtreding van deze wet reeds is aangevangen.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Justitie,

Naar boven