28 419
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Roemenië inzake de export van socialeverzekeringsuitkeringen; Boekarest, 13 november 2001

nr. 378
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 juni 2002

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 10 juni 2002.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 10 juli 2002.

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer U hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 13 november 2001 te Boekarest totstandgekomen verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Roemenië inzake de export van socialeverzekeringsuitkeringen (Trb. 2001, 202).1

Een toelichtende nota bij dit verdrag treft U eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. van Aartsen

TOELICHTENDE NOTA

1. Algemeen

1.1. Wet beperking export uitkeringen

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State).Op 1 januari 2000 zijn de Wet beperking export uitkeringen (Wet van 27 mei 1999, Stb. 250) en de Wijzigingswet beperking export uitkeringen (Wet van 22 december 1999, Stb. 594) in werking getreden. Op grond van deze wetten heeft de verzekerde geen recht op een socialeverzekeringsuitkering gedurende de periode dat hij, of degene ten behoeve van wie de uitkering wordt verstrekt, niet in Nederland woont. Deze exportbeperking geldt niet, indien de betrokkene woont in een land waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op uitkering kan bestaan.

Achtergrond van deze wetgeving is de omstandigheid dat de rechtmatigheid van de socialeverzekeringsuitkeringen die over de grens worden verstrekt, niet afdoende kan worden gewaarborgd. De uitvoeringsorganen beschikken dikwijls niet over de mogelijkheden om buiten Nederland de voor de uitvoering van de sociale verzekeringen noodzakelijke verificaties en controles te verrichten zoals die ook in Nederland plaatsvinden. Het doel van de Wet beperking export uitkeringen is om de rechtmatigheid van de uitkeringen te verbeteren door de handhaafbaarheid van de socialeverzekeringswetten over de grens te versterken. Het middel hiertoe is om met de landen waar Nederlandse uitkeringen worden betaald, bij verdrag afspraken te maken die ten aanzien van dat land de handhaafbaarheid van de socialeverzekeringswetten, en daardoor de rechtmatigheid van de uitkeringen, verbeteren. Hiertoe behoren tevens afspraken die de terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkeringen vergemakkelijken.

Op grond van de wet kunnen uitkeringen alleen worden geëxporteerd naar landen waarmee Nederland een verdrag heeft gesloten met handhavingsafspraken als hiervoor bedoeld.

1.2. Handhavingsafspraken

Het verdrag met Roemenië voorziet in de handhavingsafspraken die noodzakelijk zijn in het licht van de Wet beperking export uitkeringen. Deze afspraken zijn erop gericht om verificatie en controle mogelijk te maken ten aanzien van de volgende aspecten die van belang zijn voor de uitvoering van de socialeverzekeringswetten:

• identiteit

• in leven zijn

• leefvorm

• inkomen van de betrokkene

• inkomen van de partner

• samenloop van uitkeringen

• arbeidsongeschiktheid

• bestaan/leeftijd/inkomen/onderwijs van het kind

• detentie

Daarnaast is afgesproken dat wederzijds de voor tenuitvoerlegging vatbare beslissingen van de uitvoeringsorganen en uitspraken van de rechter inzake de terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkeringen en de invordering van verschuldigde premies, alsmede opgelegde boeten en maatregelen, worden erkend. Het verdrag verschaft derhalve een executoriale titel voor tenuitvoerlegging van deze beslissingen en uitspraken in beide landen. Ten slotte zijn in het verdrag bepalingen opgenomen die de uitvoeringsorganen de bevoegdheid verschaffen om uitkeringen te weigeren, te schorsen of in te trekken indien de betrokkene of het orgaan nalaat (tijdig) inlichtingen te verstrekken c.q. onderzoeken te ondergaan.

De uitvoeringsorganen hebben kenbaar gemaakt dat dit verdrag voldoende basis vormt om het handhavingsdoel van de Wet beperking export uitkeringen te bereiken. Op grond van het verdrag wordt de exportbeperking ten aanzien van Roemenië dan ook opgeheven.

Overigens geldt in de relatie tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Roemenië de Europa-Overeenkomst, waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Roemenië, anderzijds, in werking getreden op 1 februari 1995 (PbEG L 357).

Krachtens artikel 39 van de Europa-Overeenkomst kunnen aan in Nederland of Roemenië wettig tewerkgestelde werknemers die Roemeens onderdaan of onderdaan van een lidstaat zijn, en aan hun wettig in dat land verblijvende gezinsleden, uitkeringen wegens ouderdom, overlijden, een arbeidsongeval of een beroepsziekte dan wel wegens de eruit voorvloeiende invaliditeit, alsmede gezinsbijslagen worden betaald.

Krachtens artikel 40 van de Europa-Overeenkomst stelt de Associatieraad bij besluit passende bepalingen en gedetailleerde regels vast ter uitvoering van de in artikel 39 genoemde doelstelling en voor de administratieve samenwerking tussen Roemenië en Nederland.

Bij afwezigheid van nadere regels, zoals voorzien in artikel 40, zijn in het onderhavige verdrag tussen Nederland en Roemenië nadere afspraken gemaakt. Dat betreft enerzijds gedetailleerde afspraken ten aanzien van de rechtshandhaving met betrekking tot de betaling van de uitkeringen. Anderzijds vult het verdrag de exportbepaling uit artikel 39 van de Europa-Overeenkomst aan. De materiële werkingssfeer, die is beperkt tot uitkeringen inzake ouderdom, overlijden, invaliditeit en kinderbijslag, omvat in het verdrag tevens uitkeringen bij ziekte. De personele werkingssfeer is, in tegenstelling tot artikel 39, niet beperkt tot Roemeense onderdanen of onderdanen van een EG-lidstaat.

2. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Dit artikel bevat definities van in het verdrag gebruikte begrippen.

Artikel 2

In dit artikel is voor beide landen de wetgeving opgenomen die onder de materiële werkingssfeer van het verdrag vallen. Voor Nederland zijn dit de sociale verzekeringswetten waarop de exportbeperking van de Wet beperking export uitkeringen betrekking heeft. Voor de Toeslagenwet (TW) en de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) geldt een wettelijk exportverbod. Deze wetten vallen daarom niet onder de werkingssfeer van het verdrag. Evenmin onder de werkingssfeer van het verdrag vallen de loonbetalingen waarop de werknemer recht heeft bij ziekte (artikel 7:629 Burgerlijk Wetboek). De Wet beperking export uitkeringen ziet op uitkeringen en niet op (contractuele) verplichtingen op grond van het Burgerlijk Wetboek. Voor Roemenië valt de sociale zekerheidswetgeving betreffende de uitkeringen bij ziekte en moederschap, de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, de ouderdomspensioenen, de nabestaandenpensioenen en de overheidsbijslagen voor kinderen onder de materiële werkingssfeer van het verdrag.

Artikel 3

In dit artikel is geregeld wie onder de personele werkingssfeer van het verdrag vallen. Voor de toepassing van de Nederlandse wetgeving dienen onder gezinsleden te worden begrepen de partner in verband met de partnertoeslag op grond van de Algemene ouderdomswet (AOW), de halfwees in verband met de halfwezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw), en het kind in verband met de kinderbijslag op grond van de Algemene kinderbijslagwet (AKW).

Artikel 4

Het in dit artikel bepaalde heft de exportbeperking op van de Wet beperking export uitkeringen. De voor het recht op uitkering geldende wettelijke eis dat de uitkeringsgerechtigde of zijn gezinslid in Nederland dient te wonen, geldt niet voor de in Roemenië wonende uitkeringsgerechtigden en hun gezinsleden.

Artikel 5

In dit artikel is een identificatieverplichting neergelegd voor de betrokkene in verband met de vaststelling van zijn uitkeringsrechten of de beoordeling van de rechtmatigheid van betalingen aan hem. Tevens is de procedure geregeld in verband met de identificatie.

Artikel 6

De in dit artikel opgenomen bepalingen bieden de rechtsbasis voor de verificatie van de gegevens zoals hiervoor vermeld onder punt 1.2, en het gegevensverkeer tussen de betrokken instanties. Tevens is de mogelijkheid opgenomen voor de diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen om werkzaamheden in het kader van dit verdrag uit te oefenen.

Artikel 7

Dit artikel bevat specifieke bepalingen over de medische controle van de uitkeringsgerechtigde of degene die een uitkering aanvraagt.

Artikelen 8 en 9

De bepalingen van deze artikelen strekken ertoe de terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkeringen en de invordering van verschuldigde premies, alsmede opgelegde boeten en maatregelen, te vergemakkelijken.

Artikel 10

Op grond van dit artikel hebben de uitkeringsorganen de bevoegdheid om de uitkering te weigeren, te schorsen of in te trekken bij niet-nakoming door betrokkene van de informatieverplichting of de verplichting om onderzoeken te ondergaan. Bovendien wordt de uitkeringsorganen de bevoegdheid gegeven om de uitkering te weigeren of te schorsen, indien het orgaan in het andere land niet de informatie verstrekt waarom wordt verzocht.

Het betreft hier een bevoegdheid die beleidsmatig dient te worden ingevuld. Hierbij dient dan een evenwicht te worden nagestreefd tussen enerzijds de noodzaak van handhaving, en anderzijds de bescherming van de belanghebbende tegen nadelige gevolgen die louter zouden zijn toe te rekenen aan nalatigheden van het buitenlandse uitvoeringsorgaan.

Artikel 11

Dit artikel regelt de bescherming van persoonlijke gegevens die in het kader van het verdrag worden uitgewisseld. Uitgangspunt is dat terzake de wetgeving van het verstrekkende land van toepassing is. Verdere verstrekking, wijziging of vernietiging van deze gegevens is onderworpen aan de wetgeving van het ontvangende land. Gebruik van persoonlijke gegevens voor andere doeleinden dan sociale zekerheid is in beginsel onderworpen aan de toestemming van de betrokkene.

Voor Nederland is de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp; Wet van 6 juli 2000, Stb. 302) terzake relevant. Met deze wet is Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegvens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PhEG L 281) geïmplementeerd. Uitgangspunt van de wet is dat persoonsgegevens slechts worden doorgegeven naar een land buiten de Europese Unie indien dat land een passend beschermingsniveau waarborgt. Is daarvan geen sprake, dan is doorgifte niettemin mogelijk indien o.a. de betrokkene daarvoor zijn ondubbelzinnige toestemming heeft gegeven (artikel 77, eerste lid, onder a, Wbp, ter uitvoering van artikel 26, eerste lid, onder a, van de Richtlijn).

Gelet op het feit dat de Nederlandse bevoegde organen bij de uitvoering van het verdrag de betrokkene vragen schriftelijk te verklaren ermee in te stemmen om zijn gegevens ter verificatie door te geven aan de Roemeense autoriteiten, kan in het midden blijven of Roemenië een passend beschermingsniveau biedt, eveneens mogelijk indien de doorgifte noodzakelijk is vanwege een zwaarwegend algemeen belang, of voor de vaststelling, de uitvoering of de verdediging in rechte van enig recht (artikel 77, eerste lid, onder d, Wbp, ter uitvoering van artikel 26, eerste lid, onder d, van de Richtlijn). In dat kader zij gewezen op overweging 58 bij de hiervoor genoemde Richtlijn, waarin internationale gegevensuitwisselingen tusen voor de sociale zekerheid bevoegde diensten specifiek worden genoemd. Derhalve kan worden gesteld dat in het kader van de toepassing van het verdrag wordt voldaan aan de vereisten van de Wet bescherming persoonsgegevens en van de Richtlijn.

Artikel 15

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van het verdrag. Om de export van uitkeringen op grond van het verdrag zo spoedig mogelijk te hervatten, is de voorlopige toepassing van artikel 4 in het tweede lid opgenomen.

3. Koninkrijkspositie

Het verdrag zal wat het Koninkrijk betreft, alleen voor Nederland gelden.

De Staatssecretaris van sociale zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. van Aartsen


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven