28 387
Instelling van een vast college van advies op het terrein van veiligheid van gevaarlijke stoffen (Wet Adviesraad gevaarlijke stoffen)

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING1

1. Inleiding

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt / uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State)Het voorliggende wetsvoorstel beoogt de instelling van een adviescollege op het terrein van de veiligheid van gevaarlijke stoffen. Het wetsvoorstel geeft invulling aan het besluit van het kabinet om de huidige ambtelijke Commissie Preventie van Rampen door gevaarlijke stoffen op te heffen en te vervangen door een onafhankelijke adviesraad conform de Kaderwet adviescolleges. Het kabinet heeft hiertoe besloten op aanbeveling van de Commissie onderzoek vuurwerkramp (Kamerstukken II, 2000/01, 27 157, nr. 20).

Het algemeen wettelijk kader waarbinnen nieuw in te stellen adviescolleges tot stand kunnen worden gebracht en waarbinnen zij hun taak kunnen uitoefenen wordt gevormd door de Kaderwet adviescolleges. Het onderhavige wetsvoorstel betreffende Adviesraad gevaarlijke stoffen kan daarom beperkt blijven tot de instelling, naam, taak en omvang van de nieuwe raad.

2. Taak van de raad

In het kabinetsstandpunt Vuurwerkramp (kamerstukken II, 2000/01, 27 157, nr. 20) is de doelstelling van deze nieuwe raad aangegeven: «de ministers onafhankelijk adviseren over het treffen van technische en technisch-organisatorische maatregelen ter voorkoming van ongevallen veroorzaakt door het gebruik, de opslag, de productie en het vervoer van gevaarlijke stoffen en ter beperking van de gevolgen van die ongevallen en rampen». De adviezen van de raad zijn daarmee van belang voor de beleidsterreinen milieubeheer, transportveiligheid, arbeidsveiligheid, rampenpreventie enbestrijding en volksgezondheid.

Als afgeleide van de taak van de raad zal bij adviesaanvragen het integrale veiligheidsaspect uitgangspunt zijn. Dat betekent dat adviezen zoveel mogelijk zijn gericht op de veiligheid van de gehele keten van het gebruik, de opslag, de productie en het vervoer van gevaarlijke stoffen. De vraagstukken waarover wordt geadviseerd worden gekenmerkt door een hoge mate van technische complexiteit

De raad brengt openbare technisch-wetenschappelijke adviezen uit aan de ministers over beleid en algemeen verbindende voorschriften van het rijk.

De adviezen van de raad betreffen specifieke technische vereisten ter voorkoming van ongevallen en rampen. In het kader van de taakomschrijving zal de raad zich onder andere bezig kunnen houden met advisering ten aanzien van:

– technische richtlijnen voor de behandeling (opslag, verwerking en vervoer) van gevaarlijke stoffen op basis van de huidige stand van de wetenschap en techniek, constructienormen, NEN-normen, internationale overeenstemmingen en «best practice»;

– standaarden voor het berekenen van risico's en effecten van gevaarlijke stoffen op basis van de huidige stand van de wetenschap en techniek, constructienormen, internationale overeenstemmingen en «best practice»;

– afstandsdichtheidsrisicotabellen op basis van vastgestelde normen conform deze standaard rekenmethodieken;

– te hanteren faalkansen waarop beleid en/of wet- en regelgeving is/wordt gestoeld op basis van de actuele stand van wetenschap en techniek, constructienormen, internationale overeenstemmingen en «best practice».

3. Samenstelling

De raad bestaat uit een onafhankelijke voorzitter en minimaal 8 en maximaal 10 leden. Hiermee wordt gewaarborgd dat de raad qua expertise een afspiegeling is van de onderscheiden deelbeleidsterreinen waarvoor de adviezen van belang zijn, te weten milieubeheer/externe veiligheid, transportveiligheid, arbeidsveiligheid, rampenpreventie enbestrijding.

De leden worden benoemd door de Kroon voor ten hoogste vier jaar. Streven is een continue gelijkmatige verdeling van nieuwe leden in de tijd, dus niet elke 4 jaar een volledig vernieuwde raad. Herbenoeming kan twee maal, telkens voor ten hoogste vier jaar, plaatsvinden.

De leden zijn deskundigen met een brede oriëntatie op en kennis van veiligheidsvraagstukken. Ze hebben gezag opgebouwd en een reputatie van onafhankelijkheid. Bovendien hebben zij onbesproken gedrag zonder last en ruggespraak met het bedrijfsleven en de politiek. De leden van de raad mogen in persoon niet verantwoordelijk zijn voor de (advisering ten behoeve van de) beleidsvorming, het opstellen van de regelgeving, vergunningverlening, handhaving, etc. om de onafhankelijkheid te kunnen borgen.

Om aan de omschreven taak te kunnen voldoen, dienen de leden de raad deskundig te zijn op een aantal terreinen. Hierbij wordt gedacht aan disciplines als industriële veiligheid, transportveiligheid, arbeidsveiligheid, brandweer en rampenbestrijding, externe veiligheid en aan combinaties daarvan. Potentiële leden zijn op deze terreinen werkzaam in de industrie, in de wetenschap, bij kennisinstituten. De raad dient een afspiegeling te zijn van de genoemde deelterreinen: milieubeheer/externe veiligheid, brandweer en rampenbestrijding, arbeidsveiligheid en transportveiligheid. De leden worden via een open procedure geworven onder (onder andere) hoogleraren, hooggeplaatste deskundigen uit het openbaar bestuur, gezaghebbende vertegenwoordigers uit de private sector, en juridische professionals. Ingevolge de Kaderwet adviescolleges moeten de leden van een adviescollege, om voor benoeming in aanmerking te komen, voldoen aan de vereisten onafhankelijkheid en deskundigheid.

Gelet op de beschreven adviestaak en de daarvoor veelal benodigde specifieke expertise wordt het noodzakelijk geacht dat de raad tijdelijke commissies kan instellen die mede zijn samengesteld uit personen buiten de raad. In de huidige ambtelijke Commissie preventie van rampen door gevaarlijke stoffen (CPR) worden op deze wijze de adviezen voorbereid. Er is voor gekozen deze werkwijze voorlopig voort te zetten. Bij het eerste evaluatiemoment, 4 jaar na instelling van de raad, zal worden beoordeeld of deze werkwijze wijziging behoeft.

Ingevolge artikel 19, tweede lid, van de Kaderwet adviescolleges kan de raad zich doen bijstaan door andere personen, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak nodig is. Naast het zich ten behoeve van de advisering laten voorlichten door ambtenaren kunnen indien nodig externe deskundigen op contractbasis worden ingeschakeld. Het inschakelen van deskundigen kan onder andere zinvol zijn om op een zeer specifiek deelterrein informatie te verkrijgen of een onderzoek te laten uitvoeren.

4. Secretariaat

Om aan de boven omschreven taakopdracht te kunnen voldoen zal de raad moeten worden ondersteund door een hoogwaardig, professioneel en efficiënt optredend secretariaat. Een dergelijk secretariaat is nodig om de raadsleden in staat te stellen binnen een beperkt tijdsbeslag een zo hoogwaardig mogelijke inbreng te leveren. Uiteraard geschiedt de koersbepaling in de advisering door de raad zelf. Het secretariaat heeft als hoofdtaak operationele ondersteuning van de raad. Daarnaast wordt op verzoek van de leden inhoudelijk voorwerk verricht, worden op verzoek concept-adviesteksten geschreven en vergaderingen verzorgd. Het secretariaat moet tevens in staat zijn heldere analyses te plegen, vragen op te werpen, op mogelijke inconsistenties te wijzen, alternatieven te genereren en ondersteuning te bieden door middel van project- en informatiemanagement en redactionele vaardigheden.

5. Financiën

De uitgaven die worden gedaan in verband met taakuitoefening door de raad komen ten laste van het (beherende) Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Voor 2002 is € 0,999 miljoen beschikbaar. In dit bedrag zijn alle kosten begrepen die voor het goed functioneren van de raad zijn vereist (secretariaatskosten, vacatiegelden, extern onderzoek)

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. P. Pronk

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries


XNoot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven