28 380
Financiële verantwoordingen over het jaar 2001

nr. 10
FINANCIËLE VERANTWOORDING VAN HET MINISTERIE VAN JUSTITIE (VI) OVER HET JAAR 2001

INHOUDSOPGAVE

 Deel I Algemeen deel7
   
 Inleiding7
   
 Hoofdstuk 1 Beleid9
 Beleidsterrein 1: Strategie9
 Beleidsartikel 1.1 Strategie9
 Beleidsterrein 2: Regelgeving9
 Beleidsartikel 2.1 Wetgeving9
 Beleidsartikel 2.2 wetgevingskwaliteitsbeleid13
 Beleidsterrein 3: Preventie en Rechtshandhaving14
 Beleidsartikel 3.1 Preventie14
 Beleidsartikel 3.2 Slachtofferzorg17
 Beleidsartikel 3.3 Rechtshandhaving18
 Beleidsartikel 3.4 Jeugdbescherming27
 Beleidsterrein 4: Rechtspleging en Rechtsbijstand31
 Beleidsartikel 4.1 Rechtspleging31
 Beleidsartikel 4.2 Rechtsbijstand34
 Beleidsartikel 4.3 Schuldsanering36
 Beleidsartikel 4.4 Juridische dienstverlening37
 Beleidsterrein 5: Sancties38
 Beleidsartikel 5.1 Tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties38
 Beleidsartikel 5.2 Boeten en transacties43
 Beleidsterrein 6: Asiel en Migratie44
 Beleidsartikel 6.1 Toelating asiel en regulier verblijf45
 Beleidsartikel 6.2 Opvang asielzoekers52
 Beleidsartikel 6.3 Tegengaan illegaal verblijf54
   
 Hoofdstuk 2 Bedrijfsvoering56
2.1Inleiding56
2.2Besturing en organisatie56
2.3Financieel beheer58
2.4Informatievoorziening61
2.5Bedrijfsvoering Openbaar Ministerie62
2.6Misbruik en oneigenlijk (M&O) gebruik regeling gefinancierde rechtsbijstand63
2.7Invoering van de euro64
   
 Hoofdstuk 3 Hoofdlijnen per beleidsterrein66
3.1Toelichting per beleidsterrein66
3.2Vergelijking realisatiecijfers uitgaven en ontvangsten over de jaren 1998 tot en met 2001 (horizontale toelichting)72
   
 Bijlage I: Beleidsprioriteiten 200175
 1. Jeugd en Geweld75
 2. TBS100
 3. Reclassering104
   
 Deel 2 Artikelsgewijze toelichting en saldibalans107
   
 Hoofdstuk 4 Artikelsgewijze toelichting107
4.1Begroting en realisatie107
4.2Toelichting op de uitgaven110
4.3Toelichting op de ontvangsten154
   
 Hoofdstuk 5 De saldibalans162
   
 Hoofdstuk 6 Agentschappen175
6.1Immigratie-en Naturalisatiedienst175
6.2Dienst Justitiële Inrichtingen190
6.3Centraal Justititieel incassobureau224
   
 Bijlage II afkortingen241
   
 Bijlagen III trefwoorden247

Financiële verantwoording van het Ministerie van Justitie (VI) over het jaar 2001

De financiële verantwoording bestaat uit:

– De rekening van verplichtingen, uitgaven en ontvangsten, voorzien van een toelichting;

– De op deze rekening aansluitende saldibalans per 31 december 2001, voorzien van een toelichting.

De financiële verantwoordingen van de agentschappen Immigratie- en Naturalisatiedienst, Dienst Justitiële Inrichtingen en Centraal Justitieel Incassobureau bestaan uit:

– De balans per 31 december 2001, voorzien van een toelichting;

– De rekening van baten en lasten, voorzien van een toelichting:

– De rekening van kapitaaluitgaven en -ontvangsten, voorzien van een toelichting.

Den Haag, 5 juni 2002

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Staat behorende bij de financiële verantwoording van het Ministerie van Justitie (VI) over het jaar 2001. Staat behorende bij de financiële verantwoording over het jaar 2001 Rekening 2001 Ministerie van Justitie (VI) Onderdeel uitgaven en verplichtingen (in € 1000)

   (1)(2)(3)=(2)–(1)
Art.OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
   Verplich-tingenUitgavenVerplich-tingenUitgavenVerplich-tingenUitgaven
   €1000€1000€1000€1000€1000€1000
  TOTAAL4 416 2774 406 3914 927 8154 928 211511 538521 820
01 Algemeen194 740195 489261 313230 58566 57335 096
 01Personeel en materieel ministerie139 944139 944214 124187 33074 18047 386
 03Bijdragen en contributies9129807 6983 3866 7862 406
 04Post-actieven3 2153 2152 9772 923– 238– 292
 06Onvoorzien22722700– 227– 227
 07Loonbijstelling28 34528 34500– 28 345– 28 345
 08Prijsbijstelling000000
 09Diversen12 06112 06125 83725 81413 77613 753
 11Internationale samenwerking9939931 1281 173135180
 13Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum9 0249 7059 5079 917483212
 14Adviescolleges181842422424
         
07 Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken1 204 6801 204 6801 335 0311 405 049130 351200 369
 01Bijdrage Immigratie- en Naturalisatiedienst250 978250 978306 271306 27155 29355 293
 02Opvang asielzoekers953 702953 7021 028 7601 098 77875 058145 076
         
08 Preventie, Jeugd en Sancties1 713 5461 702 9111 876 6271 859 793163 081156 882
 01Personeel en materieel Raad voor de kinderbescherming105 646105 646116 027115 25910 3819 613
 02Subsidies Preventie, Jeugdbescherming en Reclassering476 947466 312526 652508 52249 70542 210
 03Schadefonds geweldsmisdrijven1 7141 7142 7432 7611 0291 047
 04Bijdrage Centraal Justitieel Incasso Bureau44 69444 69448 29949 8173 6055 123
 05Bijdrage Dienst Justitiële Inrichtingen1 063 0951 063 0951 154 2471 154 24791 15291 152
 06Bestuurszaken20 99220 99228 26728 7217 2757 729
 07College van toezicht op de kansspelen458458392466– 668
         
09 Wetgeving, Rechtspleging en Rechtsbijstand1 174 6231 174 6231 322 6131 299 884147 990125 261
 05Dienst Rechtspleging/OM/Rijksrecherche859 135859 135945 971957 08286 83697 947
 06Gerechtskosten39 94439 94455 36055 36015 41615 416
 07Gefinancierde rechtsbijstand265 789265 789310 743277 31544 95411 526
 08Schuldsanering9 7549 75410 53910 127785373
         
10 Rechtshandhaving128 688128 688132 231132 9003 5434 212
 01Nederlands Forensisch instituut21 48921 48924 06424 5552 5753 066
 02Bijzondere uitgaven Rechtshandhaving43 03043 03044 64444 6381 6141 608
 03Personeel en materieel overige diensten62 58162 58161 70861 892– 873– 689
 05Geheime uitgaven1 5871 5871 8151 815228228

Mij bekend

De Minister van Justitie,

Staat behorende bij de Financiële verantwoording van het Ministerie van Justitie (VI) over het jaar 2001. Staat behorende bij de financiële verantwoording over het jaar 2001 Rekening 2001 Ministerie van Justitie (VI) Onderdeel ontvangsten (in € 1000)

   (1)(2)(3) =(2)–(1)
Art.OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingMutaties (+ of –) op grond van eerste suppletore begrotingMutaties (+ of –) op grond van tweede suppletore begroting
   OntvangstenOntvangstenOntvangsten
   €1000€1000€1000
  TOTAAL818 4441 070 952252 508
      
01 Algemeen8 98513 2654 280
 01Diverse ontvangsten ministerie8 98513 2654 280
 02Vervallen   
      
07 Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken172 455273 175100 720
 01Overige ontvangsten172 455273 175100 720
      
08 Preventie, Jeugd en Sancties25 27691 74666 470
 01Diverse ontvangsten Jeugdbescherming en Reclassering14 65882 49567 837
 02Ontvangsten DBZ10 6189 251– 1 367
      
09 Wetgeving, Rechtspleging en Rechtsbijstand559 543633 07873 535
 01vervallen   
 02Boeten en transacties438 906490 31151 405
 03Griffierechten97 903102 2154 312
 04Diverse ontvangsten rechtspraak18 60536 64418 039
 05Diverse ontvangsten rechtsbijstand4 1293 908– 221
      
10 Rechtshandhaving52 18559 6887 503
 01Diverse ontvangsten politie52 18559 6707 485
 02Geheime ontvangstenp.m.1818

Mij bekend

De Minister van Justitie,

Financiële verantwoording van het Ministerie van Justitie (VI) over het jaar 2001. Staat behorende bij de financiële verantwoording over het jaar 2001 Rekening 2001 Ministerie van Justitie (VI) Baten-Lastendiensten (in 1000)

   (1)(2)(3) =(2)–(1)   
Art.OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingMutaties (+ of –) op grond van eerste suppletore begrotingMutaties (+ of –) op grond van tweede suppletore begroting   
   €1000€1000€1000   
01 Immigratie en Naturalisatiedienst      
  Totaal baten259 355313 28453 929   
  Totaal lasten270 926315 58044 654   
  Saldo van Baten en Lasten– 11 571– 2 2969 275   
  Totale Kapitaaluitgaven16 92828 21011 282   
  Totale Kapitaalontvangsten04 8144 814   
         
02 Dienst Justitiële Inrichtingen      
  Totaal baten1 193 4901 312 161118 671   
  Totaal lasten1 193 4901 289 48195 991   
  Saldo van Baten en Lasten022 68022 680   
  Totale Kapitaaluitgaven78 920146 01867 098   
  Totale Kapitaalontvangsten39 84266 10426 262   
         
03 Centraal Justititeel Incassobureau      
  Totaal baten44 85350 7195 866   
  Totaal lasten44 76252 0527 290   
  Saldo van Baten en Lasten91– 1 333– 1 424   
  Totale Kapitaaluitgaven12 4814 698– 7 783   
  Totale Kapitaalontvangsten9 9041 360– 8 544   

Mij bekend

De Minister van Justitie,

DEEL I ALGEMEEN DEEL

INLEIDING

De Verantwoording 2001: De laatste verantwoording in «oude stijl»

Deze Financiële Verantwoording over het jaar 2001 gaat in op de realisatie van het in de Begroting 2001 aangekondigde beleid en de besteding van de begrote middelen. De Financiële Verantwoording over het jaar 2001 is de laatste verantwoording in «oude stijl». Dat wil zeggen dat de indeling en opzet hoofdzakelijk is gebaseerd op de oude begrotingsartikelen en de daarmee samenhangende indeling naar beleidsterreinen. Wel is in het beleidsgeoriënteerde hoofdstuk 1 van het algemeen deel van de Memorie van Toelichting zoveel mogelijk de indeling van de beleidsartikelen van de VBTB-begroting 2002 gehanteerd. Daarnaast luidt de verantwoording in euro's. Omdat het begrotingsjaar 2001 nog volledig in guldens heeft plaatsgevonden, is de verantwoording achteraf geconverteerd naar euro's. Hierdoor is het mogelijk dat enkele minimale afrondingsverschillen zijn ontstaan.

De Verantwoording over het jaar 2002, dan departementaal jaarverslag geheten, is de eerste verantwoording die volledig in het teken van Van Beleidsbegroting Tot Beleidsverantwoording (VBTB) zal staan.

Beleidsprioriteiten in 2001

Deze Verantwoording bevat meer specifieke informatie over de beleidsprioriteiten (1) Jeugd en Geweld, (2) TBS en (3) Reclassering. In bijlage I na het algemeen deel van de Memorie van Toelichting is een gedetailleerde rapportage opgenomen van de overeengekomen prestatiegegevens van deze beleidsprioriteiten.

Naar verwachting zal de Financiële Verantwoording over 2001 het laatste jaar zijn waarin separaat dient te worden ingegaan op speciale beleidsprioriteiten. Overeenkomstig het gedachtegoed van VBTB zal de Verantwoording over het jaar 2002 immers meer beleidsinhoudelijk van aard zijn.

Leeswijzer

De departementale verantwoording bestaat uit 2 delen.

In deel I is opgenomen de rekening en het algemeen deel van de Memorie van Toelichting. Dit algemeen deel bestaat uit een korte inleiding en drie hoofdstukken. Hoofdstuk 1 geeft een terugblik op de realisatie van het beleid. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op majeure beleidsthema's zoals Jeugd, Asiel en Strafrechtelijke handhaving. Vervolgens wordt in hoofdstuk 2 teruggekeken op de bedrijfsvoering waarbij onderwerpen als financieel beheer en informatievoorziening aan de orde komen. In hoofdstuk 3 tenslotte wordt in hoofdlijnen een overzicht gepresenteerd van de voornaamste ontwikkelingen op de verschillende beleidsterreinen van Justitie. Dit hoofdstuk kan als samenvatting van de artikelsgewijze toelichting worden beschouwd. Bij deel I van de Memorie van Toelichting is een bijlage bijgevoegd waarin gedetailleerd wordt weergegeven wat de invulling is van de beleidsprioriteiten waarover Justitie zou rapporteren.

In deel II is in hoofdstuk 4 de artikelsgewijze toelichting opgenomen waarbij ieder begrotingsartikel gedetailleerd wordt toegelicht. Hoofdstuk 5 bevat de saldibalans en de toelichting van het ministerie van Justitie. Vervolgens wordt in hoofdstuk 6 een toelichting gegeven bij de rekening van de agentschappen IND, DJI en het CJIB met de bijbehorende balansen. Bijlagen 2 en 3 tenslotte bevatten een afkortingenlijst en een trefwoordenlijst.

HOOFDSTUK 1 BELEID

Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de vraag in welke mate de beleidsvoornemens uit de begroting 2001 zijn gerealiseerd. Vooruitlopend op het van kracht worden van de eisen die VBTB met ingang van 2002 aan de verantwoording stelt, wordt in dit hoofdstuk bericht langs de VBTB-indeling van de Justitie begroting. De zes beleidsvelden van Justitie komen in dit hoofdstuk aan de orde.

BELEIDSTERREIN 1: STRATEGIE

Beleidsartikel 1.1 Strategie

Strategische agenda

In september 2001 is, tegelijk met de justitiebegroting 2002, de eerste strategische agenda van het ministerie van Justitie verschenen. Deze agenda, een lijst van thema's die naar verwachting in de toekomst voor Justitie cruciale vragen oproepen en waarbij per thema wordt aangegeven hoe menings- en besluitvorming in gang wordt gezet, is vastgesteld na uitgebreide consultatie van betrokkenen binnen en buiten het ministerie van Justitie, het Openbaar Ministerie en de rechtsprekende macht. Aan de basis van die discussie lag de strategische verkenning «Justitie over morgen», die eveneens in 2001 is gepubliceerd.

De in de begroting aangekondigde nadere verkenningen naar aanleiding van de internationale vergelijking – naar de mogelijkheid om op diverse terreinen criminogene aspecten meer te betrekken bij de beleidsontwikkeling en de verschillen in omvang van staande en zittende magistratuur tussen diverse landen – zijn nog niet afgerond.

Beleidsevaluatie

In 2001 hebben diverse grote beleidsevaluaties plaatsgevonden die werden uitgevoerd door of in opdracht van het WODC: van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen, van de TBS-wetgeving van 1997 en de evaluatie herziening Jeugdstrafrecht. In het kader van het opstellen van de begroting 2002, de eerste volgens de VBTB-systematiek, is uitgebreid aandacht besteed aan de meetbaarheid en de betrouwbaarheid van de daarin opgenomen prestatie-indicatoren.

Kennismanagement

De reeds enige jaren voorgenomen Justitiebrede onderzoeksdatabase is vanwege technische en organisatorische problemen helaas nog niet operationeel.

BELEIDSTERREIN 2: REGELGEVING

Beleidsartikel 2.1 Wetgeving

Het jaar 2001 was voor Justitie een oogstjaar waar het de formele wetgeving betrof. In totaal werden 57 wetten in formele zin in het Staatsblad gepubliceerd waarbij Justitie enige of medeondertekenaar was. Het jaar 2001 vergde van de wetgever bijzondere inspanningen zoals het tot stand brengen van de wetgeving inzake de modernisering van de rechterlijke organisatie, herziening van het burgerlijk procesrecht en de inwerkingtreding van de Vreemdelingenwet 2000.

Eind 2001 stond de Justitie-wetgeving, als gevolg van de aanslagen op 11 september, voor een deel in het teken van grote inspanningen terzake van de implementatie van anti-terrorismeverdragen.

Rechterlijke organisatie

De beoogde inwerkingtreding van de wetsvoorstellen Raad voor de rechtspraak, Organisatie en bestuur gerechten alsmede de daarbij behorende Aanpassingswet op 1 januari 2002 is gerealiseerd, mede dankzij de inzet van beide Kamers bij de spoedige afhandeling. In december werden genoemde wetten in het Staatsblad gepubliceerd, samen met de wetsvoorstellen tot herziening van het burgerlijk procesrecht.

Vreemdelingenwetgeving

De in de begroting aangekondigde inwerkingtreding van de Vreemdelingenwet 2000 kreeg zijn beslag op 1 april 2001. Kort voor de inwerkingtreding kwam de eerste aanpassingswet (technische wijzigingen) Vreemdelingenwet 2000 tot stand.

Bestuursrecht

De beoogde inwerkingtreding van de Wet kosten bestuurlijke voorprocedures en de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure is vertraagd: de Eerste Kamer wenste gezamenlijke behandeling van deze wetsvoorstellen met de Eerste Evaluatiewet Awb, welke behandeling op 22 januari 2002 plaatsvond. De Eerste Kamer aanvaardde toen de drie genoemde wetsvoorstellen. Het wetsvoorstel rechtstreeks beroep is aanhangig bij de Tweede Kamer; het voorstel samenhangende besluiten verkeert nog in de fase van voorontwerp. Een wetsvoorstel elektronisch bestuurlijk verkeer ligt inmiddels voor advies bij de Raad van State. Het aangekondigde wetsvoorstel vierde tranche Awb kon vanwege capacitaire problemen niet bij de Tweede Kamer worden ingediend. Het wetsvoorstel verkeert nog in de concept-fase.

Euthanasie

De Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding zal per 1 april 2002 in werking treden. Dit als gevolg van de noodzakelijke uitvoeringsregelgeving, het organiseren van de toetsingscommissies en de voorlichting aan en overleg met de medische stand.

Wet bescherming persoonsgegevens

Deze wet trad op 1 september 2001 in werking. De daarbij behorende lagere regelgeving is in 2001 tot stand gebracht en eveneens op dezelfde datum in werking getreden.

Illegaal wapenbezit

Begin 1999 publiceerde de CDA-fractie een voorontwerp van een initiatiefwet «Aanpak Vuur- en steekwapengeweld». Het initiatiefwetsvoorstel, is op 29 oktober 1999 ingediend.

De regering heeft op 6 februari 2001 het wetsvoorstel gebiedsgebonden wapenwettelijke bevoegdheden ingediend. De PvdA-fractie publiceerde in de tweede helft van 1999 een voorontwerp van een initiatiefwet tot wijziging van de Wet wapens en munitie strekkend tot verruiming van de mogelijkheid om vervoermiddelen te onderzoeken op basis van de Wet wapens en munitie welk voorstel op 16 februari 2001 is ingediend.

Op 15 februari 2001 heeft de Voorzitter van de Tweede Kamer de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, alsmede de indieners van twee verwante initiatiefwetsvoorstellen respectievelijk het lid Van de Camp en het lid Kuijper, verzocht om de mogelijkheden van samenvoeging van beide initiatiefwetsvoorstellen en het regeringsvoorstel te verkennen. Het resultaat van dit overleg is neergelegd in de derde nota van wijziging bij het initiatiefwetsvoorstel van het lid Van de Camp. Op 5 juli 2001 is het (gewijzigde) initiatiefwetsvoorstel Van de Camp door de Tweede Kamer aangenomen.

Politiewetgeving

In het wetsvoorstel tot wijziging van art. 45 Politiewet is de nota naar aanleiding van het verslag uitgebracht. De Eerste Kamer wacht met een voorstel voor een datum voor plenaire behandeling op de aangekondigde Algemene Maatregel van Bestuur.

Een wetsvoorstel inzake wijziging van de politieklachtregeling is aanhangig bij de Tweede Kamer evenals het wetsvoorstel aanpassing van de bevoegdheden op regionaal niveau. Over dit laatste wetsvoorstel heeft de Tweede Kamer een nader verslag uitgebracht.

Privaatrecht

Burgerlijk procesrecht

Zoals eerder gememoreerd is de herziening van het burgerlijk procesrecht gezamenlijk met de voorstellen in het kader van de modernisering van de rechterlijke organisatie door de Eerste Kamer aanvaard en op 1 januari 2002 in werking getreden.

Corporate governance

Nadat de Sociaal Economische Raad daarover in januari 2001 had geadviseerd kon in december 2001 een wetsvoorstel tot wijziging van de structuurregeling bij de Tweede Kamer worden ingediend. In dat wetsvoorstel is ook een regeling over agendering door aandeelhouders opgenomen. De wet over kwijting en vaststelling van de jaarrekening trad op 1 december in werking. Het wetsvoorstel beschermingsconstructies ligt voor plenaire behandeling gereed.

Personenrecht

De parlementaire afhandeling van de wetsvoorstellen homohuwelijk en homoadoptie is in 2000 afgerond. Publicatie in het Staatsblad vond begin 2001 plaats. Zij zijn op 1 april 2001 in werking getreden. De afhandeling van het wetsvoorstel conflictenrecht afstamming heeft vertraging ondervonden als gevolg van concentratie op de activiteiten rond tijdige inwerkingtreding van de wetsvoorstellen homohuwelijk en homoadoptie. Naar verwachting kan afhandeling door de Eerste Kamer plaatsvinden vóór het verkiezingsreces. Hetzelfde geldt voor de erfrechtelijke voorstellen.

Nationaliteitswetgeving

De in de begroting aangekondigde inwerkingtreding van de nieuwe nationaliteitswetgeving zal zijn beslag krijgen in twee fases, nl. per 1 februari 2001 en in de loop van 2002.

Faillissementsrecht

In het verslagjaar heeft het insolventierecht ruime aandacht gekregen. Eind 2001 bracht de Marktwerking, Deregulering en Wetgeving (MDW)-werkgroep haar rapport uit over de herziening van de faillissementswet. Een kabinetsstandpunt is in december naar de Tweede Kamer gezonden.

Vermogensrecht

De nieuwe verjaringsregeling van personenschade heeft enige vertraging opgelopen. De Eerste Kamer heeft inmiddels een nader voorlopig verslag uitgebracht. Het wetsvoorstel tot implementatie van de Richtlijn elektronische handtekening is sinds eind 2001 gereed voor plenaire behandeling door de Tweede Kamer.

Auteursrecht en naburige rechten

De EG-richtlijn Auteursrecht en naburige rechten in de informatiemaatschappij is in december 2001 aan de Raad van State voorgelegd.

Straf- en sanctierecht

De periode na de terroristische aanslagen op 11 september werd gedomineerd door aanmerkelijke inspanningen van wetgevende aard op het terrein van het straf- en sanctierecht. De wetsvoorstellen tot goedkeuring en uitvoering van de verdragen inzake bomterrorisme en financiering van terrorisme zijn met voortvarendheid ter hand genomen en door het parlement nog vóór het kerstreces afgehandeld. Het betrof de Rijkswet ter goedkeuring van het Verdrag van New York inzake bestrijding terroristische bomaanslagen, de Rijkswet tot uitvoering Verdrag van New York ter bestrijding terroristische aanslagen en veiligheid VN-personeel, de Rijkswet tot goedkeuring Verdrag van New York ter bestrijding van de financiering van het terrorisme en de Rijkswet uitvoering Verdrag van New York ter bestrijding van de financiering van het terrorisme.

Voorts is de goedkeurings- en uitvoeringswetgeving inzake de EU-rechtshulpovereenkomst voor advies aan de Raad van State aangeboden. Datzelfde geldt voor de goedkeurings- en uitvoeringswetgeving van het bij de EU-rechtshulpovereenkomst behorende protocol inzake informatieplichten van financiële instellingen.

Ongeveer tegelijk met het bereiken van een politiek akkoord over het kaderbesluit inzake terrorismebestrijding is ter uitvoering daarvan de Wet terroristische misdrijven aan de Raad van State voor advies aangeboden.

Een politiek akkoord is tot stand gekomen over het Europees aanhoudingsbevel, terwijl ook de uitbreiding van de richtlijn witwassen tot grote waarde-handelaren en vrije beroepsbeoefenaren tot stand is gekomen en inmiddels ook is uitgevoerd.

Strafrecht in de informatiemaatschappij

In 2001 zijn de onderhandelingen over het Raad van Europa-Verdrag «Crime in cyberspace» afgerond. Door de onverwachte intensiteit van de onderhandelingen in het jaar 2001 en de prioriteit die in de tweede helft van het jaar aan wetgeving in verband met terrorismebestrijding is toegekend, is het niet mogelijk gebleken om te reageren op het verslag inzake het wetsvoorstel computercriminaliteit II.

In mei 2001 is het rapport van de Commissie Strafvorderlijke gegevensvergaring in de informatiemaatschappij (Commissie Mevis) aan mij aangeboden. Het rapport is aan de Tweede Kamer gezonden en voor commentaar aan een groot aantal organisaties. Eind juni 2001 heeft over het rapport een congres plaatsgevonden.

Het wetsvoorstel inzake het vorderen van gegevens van telecommunicatiebedrijven is ingediend.

DNA-onderzoek

De nieuwe wettelijke regeling van DNA-onderzoek in strafzaken (Stb. 2001, 335) is in 2001 in werking getreden. In het verslagjaar is voorts het wetsvoorstel DNA-onderzoek uiterlijk waarneembare kenmerken bij de Tweede Kamer ingediend en is het wetsvoorstel DNA-onderzoek bij veroordeling voor advies aan een aantal instanties aangeboden.

Financieel-economische criminaliteit

In 2001 zijn de goedkeuringswetten van enkele verdragen inzake de bestrijding van fraude en corruptie II tot wet verheven. In oktober 2001 is het wetsvoorstel tot aanpassing van de ontnemingswetgeving ingediend. Eind 2001 bereikte het Staatsblad de wijziging van o.a. het Wetboek van Strafrecht i.v.m. de strafbaarstelling witwassen van opbrengsten van misdrijven.

Het ter uitvoering van het kaderbesluit eurovalsemunterij voorbereide wetsvoorstel inzake strafbaarstelling eurovalsemunterij is door het parlement aanvaard en op 23 mei 2001 in werking getreden.

Sanctierecht

In 2001 zijn in het licht van de voorstellen in de nota «Sancties in perspectief» twee werkgroepen ingesteld ter uitwerking van de ideeën over onderscheidenlijk de straf van vrijheidsbeperking en de voorwaardelijke invrijheidstelling. Voorts is het wetsvoorstel tot wijziging van de Penitentiaire beginselenwet in verband met elektronisch toezicht en penitentiair programma voor advies aan de Raad van State aangeboden.

Internationaal Strafrecht

In 2001 is de goedkeuringswetgeving voor het Statuut voor het Internationaal Strafhof door het parlement aanvaard. Bij de Tweede Kamer zijn in het verslagjaar twee wetsvoorstellen ingediend die samenhangen met de oprichting van het Internationaal Strafhof, te weten de uitvoeringswet Internationaal Strafhof en een daarbij behorende aanpassingswet. Verder is eind 2001 de Wet internationale misdrijven voor advies aan de Raad van State aangeboden.

Beleidsartikel 2.2. Wetgevingskwaliteitsbeleid

In 2001 zijn alle activiteiten als bedoeld in de nota Wetgevingskwaliteitsbeleid in uitvoering genomen of gerealiseerd.

Toetsing van voorgenomen regelgeving

De quick scan en de kosten-batenanalyse zijn geïntroduceerd in het proces van toetsing van voorgenomen regelgeving. Deze methoden zijn bedoeld om behulpzaam te zijn bij het kiezen van beleidsinstrumenten in de eerste fase van het wetgevingsproces. In 2001 is een begin gemaakt met het onderwerpen van enkele wetgevingsvoornemens aan deze nieuwe procedures.

MDW-operatie, 2e en 3e fase

De in het najaar 2000 gestarte derde tranche is in 2001 met rapporten en kabinetsstandpunten afgerond. Het betreft de onderwerpen: Vouchers en persoonsgebonden budgetten, Zaaizaad- en plantgoedwet, Buisleidingen, Toezicht op het bedrijfsleven, Toetredingsbelemmeringen medische beroepen en Doelmatigheid van de scholingsmarkt. Enkele projecten uit de tweede tranche, te weten Onteigeningswet, Openbare inrichtingen, worden onder leiding van Justitie geïmplementeerd. Voor deze projecten zijn in 2001 implementatieplannen opgesteld en is de voorbereiding van wetsvoorstellen ter hand genomen. Verder is een vierde tranche projecten gestart.

Interdepartementale Commissie Europees Recht (ICER)

De werkzaamheden van de ICER zijn in 2001 voortgezet. Zo heeft de ICER de minister van VWS geadviseerd inzake de Europeesrechtelijke aspecten van het stelsel van ziektekostenverzekeringen. Aan de minister van Justitie is advies uitgebracht over een aantal specifieke vragen die zijn gerezen bij de implementatie van de nieuwe EG-richtlijn auteursrecht. Ook is in 2001 een nieuw deel uitgekomen van de SDU-serie «Gereedschap voor de wetgevingspraktijk», dat in ICER-verband is ontwikkeld. Het betreft de 101 Praktijkvragen over de implementatie van EG-besluiten en de EG-checklist.

Kenniscentrum Wetgeving

In 2001 is het op 1 november 2000 gestarte Kenniscentrum Wetgeving nader vorm gegeven. De geplande projecten zijn van start gegaan: operationalisering van kwaliteitseisen, leidraad overgangsrecht, overzicht van toetsen, onderhandelend bestuur. Interdepartementale werkgroepen zijn daartoe ingesteld. In 2001 werd met het oog op de functie van de bevordering van de communicatie tussen de wetgevingsjuristen een site ontwikkeld en beheerd. Het overzicht van toetsen werd in 2001 gerealiseerd (en op de site geplaatst). Een pilotproject inzake: «overzicht van het formele en feitelijke wetgevingsproces in de EU-landen» is in 2001 opgestart. Daarnaast is «Het meesterschap van de wetgevingsjurist» gepubliceerd.

Tweede ronde visitatie wetgevingsfunctie

De tweede ronde langs de departementen in het kader van de visitatie wetgeving is in 2001 afgerond. De Visitatiecommissie zal haar eindrapport begin april 2002 afronden.

Project Gemeenschappelijk personeelsbeleid wetgevingsjuristen

De aangekondigde voornemens op dit terrein hebben geleid tot de oprichting van de Stichting Academie voor wetgeving. In september zijn een twintigtal aankomend wetgevingsjuristen, verdeeld over de wetgevingsafdelingen van de verschillende departementen, in dienst getreden. In november 2001 hebben de Secretarissen-Generaal ingestemd met een vervolgproject gericht op de opleiding en vorming van zittende wetgevingsjuristen

Virtueel kenniscentrum ICT en Recht

Ter uitvoering van een motie-Wagenaar is in december 2001 het Virtueel Kenniscentrum ICT en Recht (VKC) opgericht. Het eerste product van het VKC is een website onder de titel eJure.net.

BELEIDSTERREIN 3. PREVENTIE EN RECHTSHANDHAVING

Beleidsartikel 3.1 Preventie

Criminaliteit in relatie tot de integratie van etnische minderheden (CRIEM)

Het beleid is gericht op de ontwikkeling en uitvoering van specifieke maatregelen ten aanzien van de betrokkenheid van allochtone jongeren bij criminaliteit. In dit kader zijn in 2001 circa 250 individuele trajectbegeleidingen Criem gestart. Tevens werd een commissie Antillianen geïnstalleerd, die overeenkomstig de afspraken, in december 2001 aan de bewindslieden van BZK en Justitie haar rapport Nèt Loke Falta, ontbrekende schakels, missing links uitbracht. Ook werd het project «In Zicht» voorbereid. Dit project is gericht op netwerkvorming en kaderontwikkeling onder Marokkaanse Nederlanders. Het project sluit aan bij de adviezen van de commissie Azzougarh.

Aanpak jeugdcriminaliteit

In de eindrapportage over het functioneren en de samenstelling van de 19 arrondissementale platforms jeugdcriminaliteit wordt een aantal aanbevelingen gedaan. Een werkgroep bestaande uit leden van het Landelijk Platform Jeugdcriminaliteit zal binnenkort mede op basis van deze bevindingen en aanbevelingen een notitie opstellen die nader ingaat op taak en functie van de arrondissementale platforms jeugdcriminaliteit enerzijds en het breder georiënteerde Arrondissementale Justitiele Beraad anderzijds.

De individuele trajectbegeleidingen in de varianten harde kern en CRIEM zijn in bijna alle gezinsvoogdij- en jeugdreclasseringslokaties beschikbaar. Tot september 2001 zijn 186 ITB harde kern trajecten en 192 ITB CRIEM trajecten opgelegd en is voorzien in het alsnog laten instromen van 160 harde kern jongeren en 250 CRIEM jongeren.

In 2001 heeft een kort verkennend literatuuronderzoek naar aard en omvang van de relatie tussen jeugdcriminaliteit en drugsgebruik plaatsgevonden. De resultaten van dit onderzoek leverden onvoldoende dringende reden op om nader onderzoek naar dit fenomeen op te zetten.

Eind 2000 zijn twee studies verschenen: Aanpak groepscriminaliteit; een inventarisatie van preventie- en interventiemaatregelen gericht op jeugdgroepen en Jeugdcriminaliteit in groepsverband ontrafeld; tussen rondhangen en bendevorming. Naar aanleiding hiervan is in 2001 gestart met de opstelling van een beleidsnotitie. Teneinde mede rekening te kunnen houden met nieuwe inzichten die naar verwachting in de Nota inzake versterking aanpak jeugdcriminaliteit worden neergelegd, zal de beleidsnotitie over groepscriminaliteit in 2002 aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

Wijkprogramma's Opvoeding en ondersteuning/ Communities that Care

Gestreefd is door een systematische verbetering van het opvoedingsklimaat in probleemwijken overlast en criminaliteit te voorkomen. Overeenkomstig de voornemens lopen in vier gemeenten pilot-projecten Communities that Care. Van de drie projecten opvoeding en ondersteuning is die in Utrecht afgevallen, omdat deze stad de afstemming van jeugdbeleid op eigen wijze heeft weten te organiseren. De overige projecten zijn voldoende op schema om in 2002 over een bredere implementatie te kunnen adviseren.

Justitie in de buurt (JIB)

In 2001 werden negen nieuwe JIB-kantoren geopend. Tevens is een grootscheeps evaluatieonderzoek gestart waarover in het voorjaar 2002 wordt gerapporteerd.

Vroegtijdige signalering

In 2001 is een aantal pilotprojecten gericht op vroegtijdig signaleren van en interveniëren bij probleemgedrag op jonge leeftijd uitgevoerd. In samenwerking tussen scholen, politie, jeugdzorg en buurtwerk wordt snel en vraaggericht hulp geboden aan gezinnen die het risico lopen dat hun kinderen crimineel gedrag gaan vertonen. Resultaten van een evaluatie hiervan zullen in 2002 beschikbaar komen.

In mei 2001 is aan de Tweede Kamer het plan van aanpak Justitieketen en opvoedingsondersteuning aangeboden. Het algemeen doel is het systematisch betrekken van ouders na politiecontact van jongeren en het zonodig (doen) aanbieden van opvoedingsondersteuning.

Na consultatie van een aantal belangrijke uitvoeringsorganisaties is in juli 2001 de Tweede Kamer geinformeerd over landelijke invoering van de Stopreactie per 1 augustus 2001. Naar verwachting zal het volledige implementatietraject nog het gehele jaar 2002 in beslag nemen.

Onderwijs

In 2001 is onder meer gewerkt aan het voorkomen van schoolverzuim. Met Basta, een taakstraf voor spijbelende jongeren, en de cursus voor ouders van hardnekkige spijbelaars is in 2001 verder geëxperimenteerd. Beide worden in 2002 geëvalueerd. De leerplicht vormt ook één van de thema's van het actieprogramma van de stuurgroep «Handhaven op niveau» (stuurgroep Welschen). De stuurgroep ontwikkelt best practices voor de handhaving van de leerplicht. In het jaar 2001 is een pilot met betrekking tot handhaving van de leerplicht voortgezet in Breda.

Er is bijgedragen aan regionale conferenties (in 2000 en 2001) om het Plan van Aanpak Voortijdig Schoolverlaten te vertalen in een Plan van Aanpak Voortijdig Schoolverlaten per regio. Dit heeft onder meer geresulteerd in het opstellen van kernpunten en knelpunten die nu binnen de regio's verder uitgewerkt worden.

Het onderzoek als vervolg op het adviesrapport «Diploma's en goed gedrag» is in 2000 onder de naam Junger Tas II opgepakt. De maatschappelijke functie van het onderwijs wordt hierin bezien vanuit justitieel perspectief. Binnen het basisonderwijs is het project Taakspel ontwikkeld. Dit project is een preventieve interventie met als doel de ontwikkeling van agressief, delinquent en overactief probleemgedrag op jonge leeftijd aan te pakken. Begin 2002 wordt het evaluatie-onderzoek van Taakspel afgerond.

Geweld op straat

Het beleid is gericht op het vergroten van de veiligheid op straat door middel van activiteiten op landelijk en lokaal niveau die bijdragen aan het voorkomen en bestrijden van geweld op straat. Eind 2001 heeft het Landelijk Platform tegen Geweld op Straat zijn werkzaamheden afgerond. Op 1 maart 2001 is het Nederlands Instituut voor de Classificatie van Audiovisuele Media (NICAM) formeel opgericht. Het NICAM informeert via de Kijkwijzer over de mogelijke schadelijke inhoud van films, video's DVD's, tv-programma's en computergames voor kinderen en jongeren tot zestien jaar.

In de maanden juli en augustus 2001 is een media campagne gevoerd tegen geweld op straat onder de noemer «weet wat je te doen staat als het om geweld gaat». Uit de evaluatie blijkt dat de campagne haar doelstellingen qua bereik, kennis en houding ruimschoots heeft gehaald en boven het gemiddelde uitstijgt in vergelijking met soortgelijke campagnes.

In december 2001 is het tweede deel van het onderzoek naar geweld tussen onbekenden verschenen.

Huiselijk geweld

Het reguliere Justitiebeleid richt zich vooral op het creëren van voorwaarden voor een effectieve aanpak en preventie van huiselijk geweld. Daartoe ondersteunt Justitie onder meer lokale initiatieven die erop gericht zijn samenwerkingsverbanden en methodieken te ontwikkelen voor de bestrijding van huiselijk geweld; daartoe is een website opgezet en wordt een kwartaalkrant uitgegeven. In 2001 is voor het landelijk project Huiselijk Geweld een Plan van Aanpak opgesteld. In 2001 is het draaiboek voor de aanpak van huiselijk geweld op lokaal niveau breed verspreid. Onderzoek naar huiselijk geweld onder allochtone groepen is in 2001 gestart. Onderzoek is ook verricht naar belaging en de relatie tussen huiselijk geweld en straatgeweld. Over kinderen als getuige van huiselijk geweld is een literatuurverkenning uitgevoerd en vond een expertmeeting plaats.

Seksueel misbruik

In 2000 is het Nationaal Actieplan aanpak seksueel misbruik van kinderen (NAPS) opgesteld. In 2001 is een handboek samengesteld waarin zes projecten op het gebied van de aanpak van kinderprostitutie worden beschreven. Het handboek bevat adviezen en handreikingen voor gemeenten die vergelijkbare projecten willen opzetten. Een website dient als centraal verzamelpunt waar het publiek terecht kan voor informatie over seksueel misbruik van kinderen.

Preventie georganiseerde criminaliteit

Onderzoek is verricht naar misbruik van buitenlandse rechtspersonen. Een verkennend onderzoek gericht op de signalering van misbruik van rechtspersonen is afgesloten.

Publiek-private samenwerking

Het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing heeft het rapport «Balans in veiligheidszorg door Publiek-private samenwerking» opgesteld. Het rapport bevat een visie op publiek-private samenwerking en beschrijft faal- en succesfactoren bij het opzetten en/of evalueren van publiek-private samenwerking.

BIBOB

BIBOB (Bevordering Integriteitsbeoordeling door het Openbaar Bestuur), heeft als hoofddoelstelling: het ontwikkelen van een effectief bestuurlijk instrument om te voorkomen dat binnen het openbaar bestuur ongewild criminele activiteiten worden gefaciliteerd. Het wetsvoorstel BIBOB is in 2001 door de Tweede Kamer aangenomen. Het ontwikkelen van Bureau BIBOB is in 2001 voortgezet. Tevens is er dit jaar een bewustwordingstraject voor bestuursorganen gestart. Dit traject is nodig om de bestuursorganen te informeren over de mogelijkheden en gevolgen van Wet BIBOB, alsmede het creëren van draagvlak.

Het inrichten en operationaliseren van het Bureau BIBOB heeft enige vertraging opgelopen.

VOG

Voornemen in 2001 was een Centraal Orgaan Verklaringen Omtrent het Gedrag (COVOG) in te richten. Deze operationele doelstelling is niet gehaald. De werving van medewerkers kwam moeizaam op gang. Het projectteam was daardoor pas halverwege 2001 op volle sterkte, waardoor oplevering van wezenlijke producten, zoals een digitaal informatiesysteem, is vertraagd. Daarnaast heeft de vertraging in het wetgevingstraject ertoe geleid dat uitvoering van bepaalde activiteiten is uitgesteld.

Beleidsartikel 3.2 Slachtofferzorg

Slachtofferhulp

In 2001 is intensief gewerkt aan de uitwerking van het voornemen om de 25 regionale stichtingen Slachtofferhulp samen te voegen tot één landelijke stichting. Eind 2001 accepteerde de Vereniging Slachtofferhulp Nederland het door het bestuur voorgelegde reorganisatieplan. Outputsturing van slachtofferhulp met ingang van 1 januari 2002 wordt niet gehaald. De samenloop van de reorganisatie en het tot stand brengen van een outputsysteem bleek te veel voor de organisatie. Verwacht wordt dat invoering in 2002 op proef kan geschieden. De Vereniging Slachtofferhulp Nederland heeft in 2001 66 966 zaken behandeld, het aantal geholpen slachtoffers bedraagt 74 531.

Schadefonds Geweldsmisdrijven

Begin 2001 verscheen een onderzoeksrapport waaruit blijkt dat de doelgroep van het fonds tussen de 20 000 tot 30 000 slachtoffers ligt. Het bereik ligt rond de 5 000. De uitkomsten van het rapport hebben geleid tot acties om de bekendheid en het bereik van het Schadefonds te verbeteren. Er waren 4 856 aanvragen in 2001 tegenover 3 658 in 2000. Door de gestage groei van het aantal verzoeken om een tegemoetkoming in de schade en daardoor van het aantal personeelsleden, is de huidige huisvesting van het Schadefonds te klein geworden. Daarom is eind 2001 besloten het Schadefonds Geweldsmisdrijven te herhuisvesten in een groter pand. De verhuizing zal in 2002 zijn beslag krijgen.

Figuur 1: Beslissingen Schadefonds Geweldsmisdrijvenkst-28380-10-1.gif

bron: DPJS

Bemiddeling

In 2001 is voortgegaan met experimenten met (strafrechtelijke) bemiddeling (real justice, herstelrechtelijke bemiddeling, verzoeningskamer). De experimenten worden in 2002 en 2003 geëvalueerd. In 2001 hebben 9 buurtbemiddelingsprojecten een startsubsidie ontvangen. Het totale aantal sinds 2000 door Justitie gesubsidieerde buurtbemiddelingsprojecten komt daarmee op 19. In totaal zijn er thans 35 buurtbemiddelingsprojecten verspreid over 24 gemeenten.

Beleidsartikel 3.3 Rechtshandhaving

Handhaven op Niveau

Ter uitvoering van het kabinetsstandpunt «Handhaven op Niveau» werkt Justitie vanaf het jaar 2000 tot 2005 verder aan professionalisering van de handhaving van ordeningswetgeving en aan verbetering van de samenwerking tussen verschillende handhavingsinstellingen. Dit krijgt zijn beslag in het actieprogramma Handhaven op Niveau.

Het actieprogramma Handhaven op Niveau stimuleert en faciliteert overheden en handhavende instanties bij het werken aan handhaving en wordt uitgevoerd onder regie van de stuurgroep «Handhaven op Niveau» (Stuurgroep Welschen). Aan deze stuurgroep nemen handhavers van alle bestuurslagen en handhavende organisaties deel.

Het werk van de Stuurgroep is in 2001 mede naar aanleiding van de gebeurtenissen in Volendam in een stroomversnelling gekomen. Zo zijn ten aanzien van de best-practice ontwikkeling op de thema's «landelijk gebied», «milieu» en «brandveiligheid» quick scans gestart en afgerond waarna deskundigen zich tijdens expertmeetings bogen over de resultaten. De thema's «landelijk gebied» alsmede het thema «prostitutie» en «leerplicht» zijn in 2001 verder gevorderd, er zijn diverse locale pilots opgestart. Dit moet leiden tot de oplevering van de eerste best-practices in 2003 en 2004. Ten behoeve van de thema's «prostitutie» en «landelijk gebied» werden tussen belanghebbenden, waaronder de Landelijke Coördinatiecommissie Milieuwethandhaving (LCCM), convenanten afgesloten, die de verdere samenwerking bevorderen.

Daarnaast is de Stuurgroep in 2001 gestart met een tweede programmalijn: die van het «programmatisch handhaven». Hiermee reikt het actieprogramma Handhaven op Niveau middels diverse publicaties decentrale overheden een concept aan voor een structurele en integrale aanpak van de handhaving. Het concept stond centraal tijdens het congres «de handhavende bestuurder», welke werd bezocht door ruim 200 bestuurders van decentrale overheden en tijdens het congres «de handhavende ambtenaar» (ruim 400 bezoekers). In 2001 werd middels de eerste uitgave van de «Handhavingskrant» een bredere doelgroep van handhavers eveneens in staat gesteld kennis te maken met de uitgangspunten van «programmatisch handhaven». «Programmatisch handhaven» blijkt te voorzien in een grote behoefte bij decentrale bestuurders om weer grip te krijgen op de (kwaliteit van) handhaving. In dit kader past ook de Stimuleringsregeling Programmatisch Handhaven 2001 waarbij acht gemeenten, provincies en waterschappen een stimuleringsprijs van € 45 378 ontvingen.

Het actieprogramma Handhaven op Niveau heeft in 2001 een start gemaakt met een monitoringsonderzoek teneinde inzicht te verkrijgen op visies op handhavingsbeleid binnen decentrale overheden.

Implementatie kabinetstandpunt BOD'en & beleidsplan bijzondere opsporing

De uitvoering van het kabinetsstandpunt inzake de bijzondere opsporingsdiensten (BOD) is in 2001 doorgezet. Bij de ministeries van Financiën, LNV, SZW en VROM is organisatorische scheiding aangebracht tussen opsporing en toezicht. Per 1 januari 2002 zijn twee nieuwe BOD'en ingericht bij SZW de Sociale Inlichtingen en Opsporings Dienst (SIOD) en bij VROM de VROM-IOD (Inlichtingen en Opsporings Dienst). In goed overleg met de betrokken vakdepartementen is gewerkt aan de opstelling van een wet op de BOD-en. Naar verwachting wordt het wetsvoorstel medio 2002 bij de Tweede Kamer ingediend.

In samenwerking met het ministerie van BZK, het KLPD en de 4 betrokken ministeries is een Besluit instelling criminele inlichtingen eenheid voorbereid. Dit besluit zal van kracht worden wanneer het Besluit Politieregisters is gewijzigd. Naar verwachting zal dit eind maart 2002 zijn beslag kunnen krijgen.

Een eerste Beleidsplan BOD-en is op 19 april 2001 naar de Tweede Kamer gezonden. In 2001 is binnen het OM een nieuwe organisatie, een nieuwe landelijke voorziening, het zogenoemd Functioneel OM (FOM) voorbereid.

Politieonderwijs

Het project Politieonderwijs 2002 behelst een verandering van het politieonderwijs op een zodanige wijze dat dit meer dan thans het geval is, gebaseerd is op de actuele beroepspraktijk en beter aansluit op het reguliere beroepsonderwijs. De voorbereidingen voor de invoering van het initiële deel van dit vernieuwde onderwijs zijn thans afgerond. De invoering heeft op 1 januari 2002 plaatsgevonden. Voorts is een begin gemaakt met de vormgeving van de specialistische opleidingen en de managementopleidingen, die in 2002 nader gestalte zullen krijgen waarna naar verwachting op 1 januari 2003 de invoering kan volgen.

Naar verwachting zal de LSOP (Landelijke Selectie- en Opleidingsinstituut Politie)-wet, thans in behandeling bij de Tweede Kamer, in de loop van 2002 kunnen worden ingevoerd.

Invoering DNA-forensisch onderzoek

Door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) is in 2001 geïnvesteerd om de verwachte toestroom van het aantal DNA-onderzoeken te kunnen verwerken. Deze toestroom van DNA-onderzoeken is gebaseerd op de voorgestelde verruimde toepassingsmogelijkheden voor DNA-onderzoek in strafzaken en de intensivering van het rechercheren op biologische sporen. Het NFI heeft in 2001 een nieuw laboratorium en nieuwe apparatuur in gebruik genomen en de personele bezetting is inmiddels van ongeveer 20 naar 35 fte's uitgebreid. Dat heeft ertoe geleid dat in 2001 de beoogde groei van de capaciteit naar 5 000 DNA-onderzoeksaanvragen is gerealiseerd. Die capaciteit is echter nog niet volledig benut omdat de Wet tot wijziging van de regeling van het DNA-onderzoek in strafzaken pas op 1 november 2001 van kracht is geworden. Het NFI heeft in 2001 wel ruim 2 000 DNA-onderzoeksvragen verwerkt. Omdat een DNA-onderzoeksaanvraag in veel gevallen bestaat uit twee of meer analyses komt dat overeen met ruim 10 000 bepalingen van DNA-profielen.

Meer in het algemeen heeft het NFI in 2001 16 097 onderzoeksaanvragen behandeld met een gemiddelde kostprijs van € 1 443,=. Dat is weliswaar een stijging ten opzichte van voorgaande jaren (2000: 14 420 en 1999: 14 468), maar ligt onder het begrote aantal van 19 890 afgehandelde onderzoeksaanvragen. De verklaring voor dit lagere aantal kan worden gevonden in het DNA-traject, zoals hierboven is uiteengezet.

Figuur 2: Produktie van het Nederlands Forensisch Instituutkst-28380-10-2.gif

bron: NFI

Aanpak georganiseerde criminaliteit

In 2001 is het onderzoek naar de effecten van de Wet Bijzondere opsporingsbevoegdheden voortgezet. Het onderzoek zal in 2003 worden afgerond. Het evaluatieonderzoek heeft inmiddels geleid tot een concept tussenrapportage (publicatie in 2002). Tegelijk met deze evaluatie zijn ook de effecten van de herziening van het gerechtelijk onderzoek onderzocht. Ook in dit onderzoek ligt een tussenrapport voor dat in 2002 zal worden gepubliceerd.

In 2001 is de evaluatie van de kernteams gestart. Deze evaluatie komt voort uit de parlementaire enquête naar de opsporingsmethoden, in 1996. Vijf jaar later zou de meerwaarde van de kernteams ten opzichte van de regionale recherche-eenheden duidelijk moeten zijn. In het begin van 2002 zullen de onderzoekers rapporteren.

Al in 2000 kwamen de resultaten van de evaluaties van de Unit Synthetische Drugs (USD) en van de Unit Mensensmokkel (UMS) beschikbaar. Beide units functioneerden op basis van convenanten met een looptijd van 4 jaar. Gezien de positieve resultaten van beide onderzoeken is besloten de beide units te laten voortbestaan

Financieel-economische criminaliteit

Op 19 december 2001 is de rijksbrede voortgangsrapportage «bestrijding financieel-economische criminaliteit 2000» met de Tweede Kamer besproken. Thans is een kabinetsnotitie in voorbereiding waarin wordt teruggeblikt op de resultaten van het intensiverings-programma. In de notitie (die naar verwachting in april aan de Kamer zal worden gezonden) wordt tevens vooruitgeblikt naar de periode 2002–2006.

Witwassen

Op 4 december 2001 is de herziene EU-richtlijn witwassen definitief tot stand gekomen.

Vooruitlopend op de totstandkoming van de richtlijn is in de tweede helft van 2001 in Nederland reeds met de implementatie van de belangrijkste elementen van de richtlijn begonnen. Handelaren in zaken van grote waarde vallen als gevolg hiervan sinds 28 december 2001 onder de Wet MOT (Meldpunt Ongebruikelijke Transacties) en de WID (Wet op de Identificatieplicht). Op 14 december 2001 is ook de nieuwe specifieke strafbaarstelling van witwassen (artikel 420bis e.v. Sr.) in werking getreden. Hiermee wordt een effectievere aanpak van witwassen mogelijk.

Met het oog op de komst van Euro is voor een snelle en daadkrachtige opsporing van witwasdelicten, de HARM (Hit and Run Money)-methode ontwikkeld. Het gebruik van de HARM-methode, welke gebaseerd is op een landelijke coördinatie van de opsporingsactie, is uiterst succesvol gebleken.

Ter voorbereiding van de Euroconversie hebben MOT en BLOM (Bureau politiële ondersteuning voor de landelijke officier van Justitie inzake de Wet MOT) voorts een gezamenlijke analyse-unit gevormd om sneller te kunnen reageren op witwasmeldingen die directe opsporing verlangen.

Figuur 3: Meldpunt ongebruikelijke Transactieskst-28380-10-3.gif

bron: MOT

Corruptie

In mei 2001 vond het Global Forum on Fighting Corruption and Safeguarding Integrity II plaats in Den Haag. Nederland sprak daarbij uit bereid te zijn het initiatief te nemen tot het schrijven van een ontwerp VN-verdrag tegen corruptie. Voorts werd eind 2000 een landelijk officier van justitie voor corruptiebestrijding en de Rijksrecherche benoemt. Deze heeft zich in 2001 met name geconcentreerd op de reorganisatie van de Rijksrecherche en het vormgeven van zijn taakvelden.

In februari 2001 werden, als gevolg van de ratificatie van enkele internationale corruptieverdragen, een aantal wetswijzigingen van kracht op het gebied van de bestrijding van de private en de buitenlandse corruptie.

Ontneming

In 2001 is de doelstelling voor Plukze-opbrengsten ruim gehaald. De realisatie bedroeg € 9,1 miljoen, tegenover een raming van € 6,5 miljoen. Fluctuaties in de opbrengsten zijn gebruikelijk, aangezien de hoogte ervan mede beïnvloed wordt door de mate waarin grote ontnemingszaken met een groot financieel belang, tot een definitieve afronding komen. De aangekondigde versterking van het BOOM (Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie) heeft het afgelopen jaar zijn beslag gekregen. Voorts is het wetsvoorstel tot wijziging van de ontnemingswetgeving, waarmee wordt beoogd een aantal in de praktijk gebleken knelpunten weg te nemen, op 7 november 2001 aan de Tweede Kamer aangeboden.

Financieel rechercheren

Eind 1996 is het Project Financieel Rechercheren van start gegaan. In 2001 is het IFT (Interregionale Fraude Teams)-concept uitgebreid naar de politieregio's Rotterdam-Rijnmond en Amsterdam-Amstelland, waarmee er thans 7 IFT's zijn ingericht. Ook is veel energie gestoken in het ontwikkelen van specifieke opleidingen op vier verschillende niveaus, voor de politie en het OM. Aandachtspunt is nog de aangiftebereidheid: hoewel de IFT's hun taakstelling (2 zware en 15 middelzware zaken per jaar) halen, is het aantal aangiften op het gebied van horizontale fraude vooralsnog achtergebleven bij de veronderstellingen. Mede daarom worden met diverse private partners handhavingsarrangementen afgesloten, waarin afspraken worden vastgelegd over verbetering van de samenwerking. In 2001 zijn met het Verbond van Verzekeraars en de Nederlandse Vereniging van Banken een handhavingsarrangement respectievelijk een intentieverklaring ondertekend. Ook met de EVO (Europese Verladers Organisatie), TLN (Transport en Logistiek Nederland) en de telecombranche zijn in 2001 besprekingen gestart over het afsluiten van handhavingsarrangementen.

Jeugdcriminaliteit

In 2001 zijn interregionale platforms voor de politiële jeugdtaak opgericht en in relatie daarmee een landelijk platform politiële jeugdtaak. Het landelijk platform fungeert als centraal afstemmingsorgaan tussen de interregionale platforms. Daarnaast adviseert het landelijk platform de Raad van Hoofdcommissarissen ten aanzien van de politiële jeugdtaak. Het landelijk platform fungeert tevens als centraal afstemmingsorgaan van het landelijk project «Intensivering politiële jeugdtaak» van de Raad van Hoofdcommissarissen. Doelstellingen van dit project zijn het leveren van een bijdrage aan de borging van de politiële jeugdtaak in de basispolitiezorg en in de gebiedsgebonden politiezorg, het versterken van de reeds ingezette professionaliseringsslag en het verankeren van de politiële jeugdtaak in de ketengerichte aanpak van jeugdcriminaliteit. Het project is in februari 2001 van start gegaan voor de duur van 3 jaar. Het project voorziet onder meer in het organiseren van uitwisseling van good practices en in de validering daarvan.

Mensenhandel

De politie en het OM hebben in 2001 prioriteit gegeven aan de bestrijding van mensenhandel. Het project Prostitutie/Mensenhandel bij de Nederlandse Politie werpt zijn vruchten af. De politie heeft het bestuur intensief begeleid en geadviseerd bij de formulering van het prostitutiebeleid en bij de implementatie van het vergunningenstelsel voor de exploitatie van prostitutie. De controles in de prostitutiebranche zijn op gang gekomen, waarmee de informatiepositie van de politie sterk is verbeterd. In de eerste helft van 2001 bedroeg het aantal mensenhandelonderzoeken bij de politie 91. De Nationaal Rapporteur Mensenhandel (NRM) heeft in 2001 onderzoek gedaan naar de ontwikkelingen op het terrein van de mensenhandel en de bestrijding daarvan. De eerste rapportage van de NRM zal in het eerste kwartaal van 2002 verschijnen.

Discriminatie

In 2001 is het Landelijk Expertise Centrum Discriminatie bij het OM voortgegaan met deskundigheidsbevordering bij en overleg tussen discriminatieofficieren van Justitie.

Verder zijn de inspanningen vooral gericht geweest op het terugbrengen van het aantal sepots in discriminatiezaken. Dit is gelukt, want op het totaal van 219 afgedane discriminatiefeiten (271 in 2000) is het aantal sepots afgenomen tot 51 (ca. 23%). In 2000 was dit nog 87 (ca. 32%).

Het Meldpunt Discriminatie Internet (MDI) registreerde ruim 600 meldingen van racistische uitingen op het Internet (550 in 2000). Na interventie door het MDI is ca. 90% van alle uitingen die door het MDI als strafbaar werden beoordeeld, na een daartoe strekkend verzoek van het MDI van het Internet gehaald (89% in 2000).

Eind december 2001 is een nota naar aanleiding van het verslag naar de Tweede Kamer gezonden inzake de wijziging van het Wetboek van Strafrecht ter verhoging van de strafmaat bij structurele vormen van discriminatie. Daarnaast is in de nota naar aanleiding van verslag ingegaan op een motie van Dittrich over de verhouding van de vrijheid van godsdienst en meningsuiting, in relatie tot het discriminatieverbod. Een nota naar aanleiding van een verslag van een schriftelijk overleg over «haatzaai-bepalingen» was daarbij gevoegd. Voorts is het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht ter strafbaarstelling van discriminatie wegens een handicap aan de Tweede Kamer toegezonden.

Milieuhandhaving/handhaving Meststoffenbeleid

De pilots in het kader van de proef met de strafrechtelijke transactie in handen van het bestuur voor eenvoudige milieudelicten komen langzamerhand op stoom. Invoeringsproblemen en ook de MKZ-crisis zorgden voor enige vertraging. Afronding van de evaluatie en vaststelling van een kabinetsreactie zijn voorzien in de loop van 2003.

Versterking Openbaar Ministerie en Rechterlijke Macht

In 2001 besteedde het OM € 4,5 miljoen om het capaciteitstekort te bestrijden en beleid op verschillende gebieden te intensiveren. In verband met het toenemende aantal jeugdzaken en het beleidsoverleg van het jeugd-OM werden extra jeugdofficieren aangesteld. Voorts werd voor de behandeling van politiek en maatschappelijk gevoelige megazaken de capaciteit op de parketten uitgebreid. Om invulling te geven aan de extra zorg rond deze zaken, werd daarbij veelal gezorgd voor een dubbele personele bezetting, waardoor collegiaal overleg en reflectie mogelijk was en het afbreukrisico door uitval van personeel werd beperkt. Daarnaast kreeg de Rijksrecherche mede naar aanleiding van de nota «Integriteit van het openbaar bestuur» een financiële impuls. Voor de bestrijding van de grensoverschrijdende criminaliteit en voor de intensivering van het internationaal overleg werd het Landelijk Parket uitgebreid.

Oorlogsmisdaden

In december 2001 is besloten dat de formatie van het Nationaal Opsporingsteam Voor de opsporing van Oorlogsmisdrijven (het NOVO-team) wordt verdubbeld met het oog op de komst van het Internationaal Strafhof (International Criminal Court, ICC).

De inrichting van nationale meldpunten van gezochte oorlogsmisdadigers in EU-verband heeft enige vertraging opgelopen. Verschillende landen hebben amendementen ingediend op het Nederlandse voorstel. De besprekingen in EU-verband worden nog voortgezet, met de bedoeling dit jaar tot een afronding te komen.

Europol

De beoogde uitbreiding van Europol en de beoogde intensivering van de activiteiten van Europol in 2001 zijn gerealiseerd. De bouw van het Europol informatiesysteem is niet afgerond; dit zal in 2002 geschieden.

Nederland heeft in 2001 een actieve rol gespeeld in de Raad van Bestuur van Europol en de Werkgroep Europol in het kader van de JBZ-Raad. Geregeld is dat de opsporingdiensten actief informatie verstrekken aan nieuwe analysebestanden waarbij Nederland een belang heeft. Europol vormt het coördinatiepunt voor de bestrijding van vervalsingen van de Euro. De gebeurtenissen op 11 september hebben aanleiding gegeven tot het oprichten van een Task Force tot bestrijding van het Islamitisch extremistisch terrorisme.

Mensensmokkel

De Task Force mensensmokkel bestaat uit drie uitvoerende onderdelen: het Informatie- en Analysecentrum Mensensmokkel (IAM), de Unit Mensensmokkel (UMS) en teams Grensoverschrijdende Criminaliteit van de Koninklijke Marechaussee (GOC's). Het IAM heeft als taken het verzamelen, veredelen en analyseren van informatie over mensensmokkel en maken van onderzoeksvoorstellen voor de politie. Het IAM kwam in 2001 op sterkte. De UMS is in 2001 geëvalueerd. Het team blijkt de opgedragen taken (ministens twee kernteamwaardige onderzoeken gelijktijdig) kwalitatief en kwantitatief goed te vervullen. De GOC's die deel uitmaken van de Task-Force zijn ondergebracht bij de politie in de drie grote steden. Zij deden, in assistentie aan de politie, middenzware criminaliteitsonderzoeken met de nadruk op mensensmokkel.

Door de Task Force werd in 2001 een risicoanalyse (dreigingsbeeld mensensmokkel) uitgebracht. Door de verhoogde instroom van Alleenstaande Minderjarige Asielzoekers (AMA's) werd extra aandacht aan deze doelgroep besteed. Verdrag en Protocol ter bestrijding van mensensmokkel zijn nog niet in werking getreden, omdat deze nog niet door voldoende landen geratificeerd zijn.

Eurojust

In 2001 zijn de onderhandelingen over de oprichting van Eurojust zo goed als afgerond: in de JBZ-Raad van december 2001 is een politiek akkoord bereikt over het daarvoor benodigde rechtsinstrument. In de JBZ-Raad van 28 februari 2002 zal de tekst formeel worden vastgesteld. Tevens is tijdens de Europese Raad van Laken in december 2001 besloten dat Eurojust voorlopig gevestigd zal worden in Den Haag, in afwachting van definitieve besluitvorming hierover onder het huidige Spaanse voorzitterschap.

Het Schengen Informatiesysteem

In maart 2001 zijn de vijf Noordse staten probleemloos geintegreerd in het Schengen Informatiesysteem (SIS). Besluitvorming over de wijze waarop het Verenigd Koningrijk aangesloten zal worden op het SIS moet nog plaatsvinden.

In december 2001 heeft de Raad besloten dat de financiering van de ontwikkeling van de nieuwe generatie van het SIS, het SIS II project, door de Gemeenschap zal plaatsvinden. De planning is dat het SIS II in 2006 gereed zal zijn. Tevens zijn in 2001, in het kader van SIS II, besprekingen voortgezet over wijziging van functies en toegang tot het SIS.

Bilaterale samenwerking met EU-landen

Het Memorandum Of Understanding (MOU) met Frankrijk inzake de politiesamenwerking van april 1998 is geëvalueerd door Nederland en Frankrijk. Aan Nederlandse kant is dit gedaan door de Inspectie van Politie van het ministerie van BZK. Er is besloten geen wijzigingen aan te brengen in het MOU. Wel is besloten de samenwerking tussen Nederland en Frankrijk op basis van het MOU op gebieden te intensiveren. Het opzetten van samenwerkingsverbanden tussen zustersteden, het verbeteren van de samenwerking ter bestrijding van illegale immigratie en de uitwisseling van Nederlandse kennis en ervaring met betrekking tot wijkgerichte politiezorg zijn hierbij een aantal aandachtspunten.

Ten aanzien van het overleg met Frankrijk, België en Luxemburg over het tegengaan van drugshandel en drugsrunners – bekend onder de naam «Hazeldonck» – is besloten dat het overleg wordt verdeeld in een strategisch overleg (1 maal per jaar) en een operationeel overleg (3 à 4 maal per jaar). In het laatste overleg worden de concrete acties voorbereid. Tevens is besloten synthetische drugs aan de agenda van het operationeel overleg toe te voegen.

Gemeenschappelijke onderzoeksteams

De pilot projecten met Frankrijk inzake de samenwerking in joint teams hebben goede resultaten geboekt. Alhoewel het EU rechtshulpverdrag nog geen verdragsrechtelijke basis kon bieden voor een daadwerkelijke volledige samenwerking in gemeenschappelijke onderzoeksteams, zullen de afgeronde pilot projecten zowel bijdragen aan de gemeenschappelijke bestrijding door Frankrijk en Nederland van de grensoverschrijdende drugscriminaliteit, als aan de op te bouwen expertise voor de toekomstige werkelijke gemeenschappelijke onderzoeksteams. De Raad van de EU heeft in 2000 een aanbeveling aangenomen waarin ondersteuning van Europol aan de gemeenschappelijke onderzoeksteams wordt vermeld. Voor verdergaande stappen is wijziging van de Europol-Overeenkomst noodzakelijk. Hieraan wordt thans de Raadswerkgroep Europol gewerkt.

Internationale politiesamenwerking

Het eind 2000 opgerichte Nederlands Centrum voor Internationale Politiesamenwerking (NCIPS) heeft in 2001 activiteiten ontplooid die op het centrale niveau meer zicht bieden op de internationale (en dan met name de niet-operationele) activiteiten van politiekorpsen. De informatie over reeds lopende, maar ook over voorgenomen, samenwerkingsprojecten wordt vervolgens voorgelegd aan de Stuurgroep Internationale Politiesamenwerking (STIPS). Deze stuurgroep, waarin naast de bij de internationale politiesamenwerking betrokken Directeuren-Generaal van de Ministeries van Justitie en BZK ook vertegenwoordigers van de Politieberaden zitting hebben, geeft mede op basis van deze informatie richting aan het beleid op het vlak van de internationale politiesamenwerking.

Internationale rechtshulp

De inspanningen binnen de Europese Unie om te komen tot een verregaande vereenvoudiging van de procedures van internationale rechtshulp zijn in 2001, mede door de terroristische aanslagen op 11 september in New York, sterk toegenomen. Afgezien van de totstandkoming van een protocol bij het EU Rechtshulpverdrag dat vooral gericht is op een verbetering van de samenwerking bij de bestrijding van met name de financiële criminaliteit, zijn enkele instrumenten voor wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen nagenoeg afgerond. Tevens is overeenstemming bereikt over een Europees Arrestatiebevel waarmee de uitlevering van personen aanzienlijk kan worden versneld.

Eind 2001 is binnen de Raad van Europa het 2e Aanvullend Protocol bij het Europees Rechtshulpverdrag afgerond en voor ondertekening opengesteld. Na inwerkingtreding van dit Protocol zal het rechtshulpverkeer tussen de landen van de Raad van Europa aanzienlijk gemoderniseerd zijn.

Binnen Nederland is de oprichting van een Landelijk netwerk van Internationale Coördinatiecentra (ICC) inzake rechtshulp afgerond. Afgezien van een landelijk loket, heeft Nederland 8 regionale ICC's die allen belast zijn met de registratie, voortgangs- en kwaliteitscontrole op de uitvoering van politiële- en justitiële rechtshulpverzoeken. Deze laatste verzoeken worden sinds 1 januari 2002 allemaal in het Landelijke registratiesysteem LURIS geregistreerd. Voorts is besloten tot de bouw van LURIS 2 waarin tevens de uitgaande rechtshulpverzoeken en de uitleveringen zullen worden geregistreerd.

Drugs

In oktober zijn de onderzoeksrapporten naar de coffeeshopcriteria en het drugstoerisme als ook naar de aantallen coffeeshops naar de Tweede Kamer gezonden. Aan het eind van 2001 is een nieuw onderzoek naar het THC-gehalte in cannabis uitgevoerd. In december heeft de door Justitie georganiseerde internationale stedenconferentie over lokaal cannabisbeleid plaatsgevonden. Naast steden uit EU-Lidstaten waren ook steden uit Canada, Noorwegen, Zwitserland, en 3 toetredingslanden uitgenodigd.

Met de aangescherpte aanpak van de XTC-criminaliteit in Nederland is een start gemaakt als gevolg van de nota «Samenspannen tegen XTC». Internationaal heeft het Nederlands-Duitse politieproject voor betere samenwerking bij de aanpak van drugscriminaliteit geresulteerd in een aantal rapportages die de basis vormen voor verdere actie. De samenwerking met Frankrijk op het terrein van de drugs wordt besproken tijdens een jaarlijks overleg op hoog ambtelijk niveau en vindt concreet plaats in het kader van Hazeldonck en in gemeenschappelijke teams.

Ter bestrijding van drugscriminaliteit en overlast in de gemeente Venlo is begin 2001 een start gemaakt met het project Hektor. Justitie financiert de verbetering van de handhaving. Een onderzoek ten behoeve van een nul-meting loopt nog.

Doping

Op het terrein van doping bevindt het onderzoek naar de aard en omvang van de illegale dopinghandel in het licht van de wijziging van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening zich in de afrondende fase.

Beleidsterrein 3.4 Jeugdbescherming

Regie in de jeugdzorg

Medio 2000 werd het Beleidskader Wet op de jeugdzorg vastgesteld. Daarna is gelijktijdig met de voorbereiding van het wetsvoorstel Wet op de jeugdzorg een implementatietraject gestart. Het wetsvoorstel met het nader rapport is nog voor het kerstreces aan de Tweede Kamer aangeboden.

De eerste fase, van medio 2000 tot circa april 2001, bestond uit de uitwerking van de stappen die zouden moeten worden genomen om per 1 januari 2003 de wet in werking te kunnen laten treden: het implementatieprogramma Wet op de jeugdzorg. Voor de sturing van de voorbereiding van de invoering van de wet (de implementatie) is een taakverdeling bepaald tussen het rijk en de provincies en de grootstedelijke regio's. De provincies hebben zelf implementatieplannen opgesteld die door het rijk zijn getoetst. In iedere provincie dient per 1 januari 2003 een onafhankelijke stichting Bureau jeugdzorg te zijn ingericht die de taken die in de Wet op de jeugdzorg worden genoemd uitvoert. Voor de activiteiten op rijksniveau is een gezamenlijke projectstructuur van VWS en Justitie ingericht. Nog veel moet nader worden uitgewerkt. Dit betreft in de eerste plaats de uitwerking van de nadere eisen die in AMvB's worden vastgelegd. Voorts de nadere uitwerking van de sturing en wijze van financiering in het nieuwe stelsel en de ondersteuning van de implementatie.

In 2000 is gestart met het Landelijk Programma-management Jeugdzorg. Het Landelijk Programma-management Jeugdzorg is medio 2001 geherpositioneerd. Dit komt tot uitdrukking in de nieuwe naamgeving: Landelijk Platform Jeugdzorg. Het Landelijke Platform heeft de functie gekregen van het uitwisselen van ervaringen en het rapporteren over de voortgang van de implementatie op het niveau van de uitvoering.

Figuur 4: Pupillen voogdij- en gezinsvoogdijinstellingenkst-28380-10-4.gif

bron: RvdK

Versterking gezinsvoogdij

In 2001 is uitwerking gegeven aan het amendement Kalsbeek (TK, 2000–2001, 27 400 VI, nr. 13) dat ertoe strekt het uitgavenbedrag voor de voogdij en gezinsvoogdij-instellingen te verhogen met circa € 13,6 miljoen, ten einde de case-load per gezinsvoogd substantieel te verlagen. Als gevolg van de krapte op de arbeidsmarkt kon een deel van deze verhoging in 2001 niet direct worden ingezet voor de uitbreiding van de contacttijd. Dit deel is met het oog op de invoering van de Wet op de Jeugdzorg en de daarmee samenhangende overgang van de kinderbeschermings- en jeugdreclasseringstaken naar de Bureaus Jeugdzorg eenmalig ingezet om de voogdij en gezinsvoogdij-instellingen (materieel ) te versterken. Daarmee zijn knelpunten is de sfeer van de bedrijfsvoering zoveel als mogelijk opgelost.

Project doorlooptijden jeugdstrafrechtketen

Na de brief van 23 april 2001 (TK, 2000–2001, 27 400 VI, nr. 60) is binnen het project begonnen met een inventarisatie. Doel van deze inventarisatie was onder meer het op arrondissementaal niveau inzichtelijk maken van de historische doorlooptijden, de verschillende werkwijzen, de wijzen van samenwerking en de good-practices bij de afhandeling van jeugdzaken. In het najaar van 2001 zijn deze bevindingen getoetst via een interviewronde met vertegenwoordigers van alle betrokken organisatie op arrondissementaal niveau.

De tot op heden verkregen resultaten vormen een nulmeting. Deze nulmeting geeft inzicht in de knelpunten, de oplossingen, de good-practices en de specifieke aanbevelingen voor iedere organisatie. De nulmeting vormt een goede basis voor het vervolg van het project in 2002.

Alleenstaande minderjarige asielzoekers (ama's)

Op 1 mei 2001 zijn maatregelen aangekondigd met als doel om de instroom van alleenstaande minderjarige asielzoekers te beperken en de terugkeer te bevorderen. De jaarlijks toenemende instroom van nieuwe ama's, de georganiseerde smokkel en de belangen van het kind zelf, zijn de belangrijkste redenen waarom ingezet wordt op terugkeer. Wegens de actuele situatie (de grote en in het algemeen georganiseerde instroom, geen of weinig terugkeer en het misbruik van de ama-voorzieningen door meerderjarigen), is gekozen voor een consequent toelatings- en terugkeerbeleid, een intensivering van de aanpak van illegale immigratie en mensensmokkel en mensenhandel én een zichtbare scheiding tussen de opvangmodaliteiten, zowel in formeel als in materieel opzicht. De implementatie van de maatregelen wordt thans binnen een projectstructuur door de Taskforce Implementatie Amabeleid voorbereid en – waar mogelijk – reeds uitgevoerd.

Herziening maatregelen van kinderbescherming

De onderzoeken naar de effectiviteit van de Onder Toezichtstelling (OTS) en de transgenerationele overdracht van kinderbeschermings-maatregelen zijn uitgevoerd en eind 2001 aan de Tweede Kamer aangeboden. De onderzoeken hebben een aantal aanbevelingen opgeleverd voor de verbetering van de uitvoeringspraktijk. De onderzoeksresultaten hebben geen aangrijpingspunten geleverd voor een besluit inzake een eventuele herziening van de maatregelen van kinderbescherming. Voor dit doel zal alsnog een analyse worden gemaakt van de knelpunten.

Figuur 5: Door de Raad van de Kinderbescherming afgedane zakenkst-28380-10-5.gif

bron: RvdK

De Raad voor de Kinderbescherming: civiele zaken

Door achterblijvende instroom, ziekteverzuim en vacatures is het in 2001 niet mogelijk gebleken de voornemens te realiseren. Van de beoogde 8 350 beschermingszaken, 3 900 scheiding- en omgangszaken en 2 650 overige civiele zaken, zijn er in 2001 uiteindelijk respectievelijk 8 002, 3 374 en 2 807 gerealiseerd.

De Raad voor de Kinderbescherming: strafzaken

De totale doorlooptijd van strafonderzoeken en taakstraffen is hetzelfde gebleven als in 2000. Er is met name nog winst te behalen door het verder terugdringen van de wachttijden. Op dit moment wordt per vestiging van de Raad een plan ontwikkeld en uitgevoerd om dit te realiseren.

Toename aantal zaken jeugdreclassering bij de Gezinsvoogdij-instellingen

Met de inzet van de Regeerakkoord-gelden was het in 2001 mogelijk om 566 extra jeugdreclasseringszaken uit te voeren.

Rechten van het kind

Het onderzoek (motie Arib/Ravestein ) op welke wijze er invulling kan worden gegeven aan een instituut kinderombudsman in Nederland is afgerond. Het verslag van dat onderzoek en het verslag van het daarover gehouden jongerenpanel, zijn op 5 december 2001 aan de Tweede Kamer aangeboden. De conclusie is dat er in Nederland ruimte is voor de instelling van een onafhankelijk instituut kinderombudsman.

BELEIDSTERREIN 4. RECHTSPLEGING EN RECHTSBIJSTAND

Beleidsartikel 4.1 Rechtspleging

Modernisering Rechterlijke Organisatie

In december 2001 is het project Rechtspraak in de 21e eeuw afgerond. Dit grootschalige project heeft een belangrijke basis gelegd voor de modernisering van de rechterlijke organisatie. Per 1 januari 2002 is de wet Raad voor de Rechtspraak en de wet Organisatie en bestuur gerechten in werking getreden. Hiermee is de Raad voor de Rechtspraak een feit geworden en zijn de gerechten zelfstandige organisaties geworden met eigen integrale verantwoordelijkheden en bevoegdheden. De Minister van Justitie is politiek verantwoordelijk voor het kunnen functioneren van het stelsel van rechtspraak als geheel. De Raad voor de Rechtspraak is bestuurlijk verantwoordelijk voor het organisatorische functioneren van de rechtspraak en het bevorderen van de juridisch inhoudelijke kwaliteit van de rechterlijke professie.

Raad voor de Rechtspraak

In 2001 hebben tal van voorbereidende activiteiten plaatsgevonden om de Raad voor de Rechtspraak met ingang van 1 januari 2002 van start te kunnen laten gaan. Eind oktober 2001 is door de minister van Justitie en de kwartiermakers van de Raad een informatieprotocol ondertekend. Dit protocol regelt de informatieuitwisseling tussen de Raad voor de Rechtspraak en de minister van Justitie. Daarnaast bestaat inmiddels een concept bekostigings-AMvB waarin de financiering van de rechtspraak geregeld wordt. Voorts is de bestuurlijke verhouding tussen de Raad voor de Rechtspraak en de gerechten aan de orde. Tevens wordt thans gewerkt aan een strategische agenda van de Raad voor de Rechtspraak.

Ontvlechting Gemeenschappelijk beheer

In de eerste helft van 2001 hebben de arrondissementen implementatieplannen ingediend voor de lokaal te vormen beheerorganisaties. In de zomer is de beoordeling van deze plannen afgerond. Voor een deel van de arrondissementen leidde dit tot een geconditioneerde goedkeuring, omdat een aantal elementen nog onvoldoende was uitgewerkt. In september hebben deze arrondissementen de voortgang van de reorganisatie beschreven. Dit leidde in de meeste gevallen in september/oktober tot definitieve goedkeuring van de plannen. De aanpassing van de financiële en personele systemen aan de nieuwe organisatiestructuur van de rechterlijke organisatie werd begin 2001 in een separaat project FPW ondergebracht. De Raad voor de Rechtspraak en het College van Procureurs-generaal hebben met ingang van 1 januari 2002 de verantwoordelijkheid voor het project overgenomen van het ministerie en de projectleiding. Aan de hand van een rapportage per arrondissement is nagegaan of daadwerkelijk elk gerecht en parket gereed was om de verantwoordelijkheid voor de beheerinfrastructuur over te nemen. Dit bleek voldoende het geval. Het projectteam werd per 1 november ontbonden.

Project versterking rechterlijke organisatie (pVRO)

Geheel volgens plan is het pVRO na drie jaar op 31 december 2001 beëindigd. De meeste van de landelijke projecten zijn in de loop van 2001 afgerond en afgesloten. Via het project Bestuur gerechten zijn alle gerechten voorbereid op de veranderingen per 1 januari 2002 door de invoering van de Wet organisatie en bestuur gerechten, inclusief de bestuurlijke invoeging van de sectoren kanton bij de rechtbanken. Een aantal organisatorische eenheden die in het kader van pVRO zijn ingesteld zullen de komende jaren doorgaan onder verantwoordelijkheid van de Raad voor de Rechtspraak: de Vliegende brigade en het Landelijk Ondersteuningsteam Hoven (LOTH) ten behoeve van het wegwerken van de achterstanden in de civiele sectoren, BISTRO in Utrecht voor de verdere ontwikkeling en invoering van internettoepassingen binnen de rechtspraak en het ICT-Proeflokaal in Zutphen. Daarnaast wordt het project Kwaliteit als zelfstandig project voortgezet onder de Raad. De implementatie van landelijk ontwikkelde instrumenten in de gerechten zal ook in 2002 nog doorgaan. In het kader van het project Evaluatie pVRO in de gerechten is een visitatiecommissie ingesteld. Deze commissie heeft geconcludeerd dat in het algemeen van een geslaagd veranderingsproces kan worden gesproken.

Strafrechtketen

In 2001 is geïnvesteerd in de versterking van de strafketen door een uitbreiding van het aantal strafkamers. Daarnaast is gezocht naar een manier om de verstoring van megazaken op de reguliere afdoening van zaken te reduceren. Op voorstel van een werkgroep is in het najaar van 2001 voorgesteld om in Rotterdam een coördinatiecentrum voor megazaken op te richten. De keuze voor Rotterdam is met name het gevolg van de aanwezigheid aldaar van het Landelijk Parket. Op dit moment wordt onderzocht of dit advies kan worden gerealiseerd.

Evaluatieprogramma

Het evaluatieprogramma Rechtspraak 21ste eeuw heeft geresulteerd in een algemene beschrijving van de stand van zaken rondom het functioneren van het stelsel van de rechtspraak ten tijde van de moderniseringsactiviteiten binnen dat stelsel.

Vanwege de complexiteit van de materie en het feit dat het voor sommige onderdelen zeer lastig is gebleken om feitelijke (en betrouwbare) informatie te verzamelen moeten de resultaten van het evaluatieprogramma vooral worden beschouwd als een schets c.q. een momentopname van bepaalde aspecten van de rechterlijke organisatie tijdens de moderniseringsoperatie. Hiervoor is gebruik gemaakt van evaluatieonderzoek, van imagometing via een enquêtering onder burgers en van de kennis die is opgedaan tijdens de uitvoering van het PVRO-project kwaliteit. In dit project zijn door de rechterlijke macht zelf meetinstrumenten ontwikkeld, die gebruikt kunnen worden voor het volgen van het functioneren van de rechterlijke organisatie.

Voor de evaluatieonderzoeken en het imago-onderzoek vormden de doeleinden van de Contourennota (eenheid van rechtspraak, tijdigheid, toegankelijkheid en externe oriëntatie) het vertrekpunt.

Tussentijdse resultaten van deze uitwerking zijn als afzonderlijk hoofdstuk gepresenteerd in de vierde en de vijfde voortgangsrapportage van de Contourennota. Wat betreft de concrete producten die in het kader van het evaluatieprogramma zijn verschenen, kan worden gemeld dat in december 2001 een onderzoeksrapport «Eenheid van rechtspraak: een verslag van een eerste meting bestuursrecht» is verschenen, evenals een handboek dat gebruikt kan worden voor een vergelijkbare studie op het terrein van het civiel recht en het strafrecht. Daarnaast is in 2001 gewerkt aan de uitvoering van een onderzoek naar doorlooptijden in vier zaakscategorieën (bestuursrechtelijke bodemzaken, meervoudige strafzaken, contradictoire handelszaken en echtscheidingszaken). De resultaten van dit onderzoek worden in het eerste kwartaal van 2002 gepubliceerd.

Herziening Rechterlijke Organisatie (HRO) 3e fase

De derde fase HRO heeft betrekking op de (definitieve) vormgeving van de bestuursrechtspraak. In de eerste helft van 2001 is gewerkt aan de voorbereiding van de discussienota derde fase HRO. Hiertoe is een tweetal onderzoeken uitgevoerd en heeft over de conceptnota een werkconferentie plaatsgevonden. In mei 2001 is de discussienota aan de Tweede Kamer aangeboden. Doel van deze discussienota is het op gang brengen van een discussie over de vraag of er in het kader van de derde fase HRO sprake is van zodanige problemen dat een stelselwijziging in enigerlei vorm noodzakelijk is, of dat volstaan kan worden met een enkele aanpassing op een enkel onderdeel.

Ten aanzien van een onderdeel is de besluitvorming naar voren gehaald. Het betreft de voorbereiding van invoering van een tweede feitelijke instantie in belastingzaken. Om deze beslissing uit te voeren is inmiddels een werkgroep van start gegaan die in het eerste kwartaal van 2002 haar rapport zal uitbrengen, met een conceptwetsvoorstel.

In december 2001 heeft een algemeen overleg met de Vaste Commissie voor Justitie uit de Tweede Kamer plaatsgevonden over de nota. Als uitvloeisel van dit overleg is voor de verkiezingen een brief toegezegd waarin zal worden ingegaan op een eventuele samenvoeging van de hoogste bestuursrechters en een rechtseenheidsvoorziening.

Hoge Raad

De personele uitbreiding bij de Hoge Raad is nagenoeg volgens plan uitgevoerd. Met de in 2001 en verder beschikbaar gestelde middelen is een uitbreiding gerealiseerd van circa 28 fte.

College van beroep voor het bedrijfsleven

In 2000 is vastgesteld dat het College (met name als gevolg van een belangrijke stijging van de instroom in voorgaande jaren) een achterstand heeft opgebouwd, welke nagenoeg neerkomt op een jaarproductie. Voor het wegwerken van die achterstand heeft het College extra middelen ontvangen. Met name doordat de instroom vanaf 2000 belangrijk is gedaald en sedertdien vooralsnog stabiel blijft is eind 2001 een groot deel van de achterstand ingelopen.

WSO

In 1999–2001 is het project «Werving, Selectie en Opleiding leden Rechterlijke Macht» (WSO RM) uitgevoerd. De belangrijkste korte termijn doelstelling was het wegwerken van de personele capaciteitsproblematiek bij de Zittende Magistratuur in 1999 en 2000. Deze doelstelling is gerealiseerd. Tevens zijn er maatregelen genomen die een effect op de (middel)lange termijn beoogde te bereiken. Deze betroffen de optimalisering van het gehele instroomproces. Maatregelen ter optimalisering van dit instroomproces zijn o.a. de ontwikkeling van een capaciteits-prognosemodel, een landelijke arbeidsmarktstrategie en wervingscampagne, herziening en verkorting van de selectieprocedures, versterking van de lokale opleidingscapaciteit en de ontwikkeling van een «Functiegericht Opleidingsprogramma Rechterlijke macht» (FOR).

Inmiddels is het project afgesloten, hetgeen in het voorjaar 2001 door middel van de afsluitende voortgangsrapportage aan de Tweede Kamer is gerapporteerd.

Rechtspleging en wetenschap

Er worden twee onderzoeken uitgevoerd in het kader van het programma Rechtspleging en Wetenschap. Een onderzoek van de Rijksuniversiteit Leiden naar het gebruik van civiele en bestuursrechter sinds de Tweede Wereldoorlog. En een onderzoek van de Universiteit Utrecht naar specialisering binnen de rechterlijke macht. Inzake de hoogleraarstoelen is geen noemenswaardige voortgang geboekt, één en ander vanwege de prioriteiten inzake de modernisering van de rechterlijke organisatie.

Europees kenniscentrum

In 2001 is in het kader van het project «Eurinfra» een begin gemaakt met de versterking van de kennisinfrastructuur rondom het Europees recht. Ten eerste zijn er gerechtscoördinatoren Europees recht aangesteld die onder meer tot taak hebben de belangrijkste Europeesrechtelijke ontwikkelingen onderling te bespreken en binnen hun gerecht onder de aandacht te brengen. Ten tweede is een intranetportaal ontwikkeld via welke de rechter op eenvoudige en snelle wijze Europese jurisprudentie en wetgeving kan raadplegen geïntegreerd met nationale jurisprudentie en wetgeving.

Projecten mediation bij de rechterlijke organisatie en de rechtsbijstand

Bij de gerechten zijn in de loop van 2000 vijf projecten in gang gezet. Deze zijn in 2001 gecontinueerd. Daarbij worden verschillende modaliteiten voor doorverwijzing naar een mediator beproefd naar fasen van de procedure en naar rechtsgebieden. In het stelsel van de gesubsidieerde rechtsbijstand (GRb) zijn in het verslagjaar projecten voor doorverwijzing naar mediation gestart bij stichtingen rechtsbijstand in Haarlem, Middelburg en Zwolle. Het gaat daarbij om conflicten waarbij nog geen procedure aanhangig is gemaakt en waarbij ten minste één van beide partijen aanspraak kan maken op gesubsidieerde rechtsbijstand. Ook hier worden zoveel mogelijk verschillende modaliteiten beproefd. De projecten lopen tot en met 2002. In 2003 is een evaluatie voorzien.

Mediation bij echtscheiding en omgangsproblematiek

De experimenten scheidings- en omgangsbemiddeling zijn beëindigd. In juli 2001 heeft de afronding van het wetenschappelijk evaluatie-onderzoek plaatsgevonden aan de hand van de ervaringen met de experimenten tot en met 2000. In afwachting van het eindrapport en het advies daarover van de begeleidingscommissie heeft in 2001 voortzetting van de experimenten plaatsgevonden ter overbrugging van de periode tot aan de besluitvorming. Met de voortzetting van de experimenten werd en wordt voorkomen, dat deze voorziening (en de opgebouwde expertise) na een genomen besluit over de definitieve voortzetting daarvan opnieuw moet worden opgebouwd. Consultatie van de extern betrokkenen vond eind 2001/ begin 2002 plaats. Naar verwachting zal in de loop van het voorjaar de Kamer geïnformeerd kunnen worden over het standpunt over de uitkomsten van de evaluatie.

Over de geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht voor de mediator zijn betrokken organisaties geconsulteerd in het verslagjaar. De Kamer zal over de uitkomsten begin 2002 worden geïnformeerd.

Beleidsartikel 4.2. Rechtsbijstand

Verbetering van de toegankelijkheid en de kwaliteit van rechtsbijstand

Voor de zomer 2001 heeft een algemeen overleg met de Tweede Kamer plaatsgevonden over de ontwikkelingen met betrekking tot de Wet op de rechtsbijstand (Wrb). In de daaraan voorafgaande brief met ondersteunende stukken werden drie beleidsvoornemens aan de orde gesteld:

1. uitwerking van de voorstellen in het rapport «Toekomstverkenning gefinancierde rechtsbijstand»;

2. verhoging van de vergoeding (met € 7,26) zo mogelijk per 1 januari 2002 voor advocaten;

3. voorbereiding van de vervanging en drastische vereenvoudiging van de huidige inkomenstoets.

Ter uitvoering van het beleidsvoornemen onder 1. is een onafhankelijke commissie onder leiding van drs. H. Ouwerkerk ingesteld met als taak voor 1 februari 2002 advies uit te brengen over de toekomstige bestuurlijke inrichting van het stelsel, in het bijzonder ten aanzien van de positionering van de bureaus rechtshulp en het juridisch loket.

Verder werd een werkverband opgezet, bestaande uit participanten in het stelsel, met als taak (eveneens) voor 1 februari 2002 een concreet plan van aanpak op te stellen voor de praktische inrichting van in een experiment te beproeven loketten. Na ontvangst van beide rapportages worden de betrokken organisaties geconsulteerd, waarna een Kabinetsstandpunt wordt bepaald.

In 2001 werd een interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) in gang gezet naar de mogelijkheden binnen de gesubsidieerde rechtsbijstand van resultaatsafhankelijke beloningen. Tevens wordt aandacht besteed aan de gewenste hoogte van de vergoeding in combinatie met een kwaliteitsverbetering en de effecten van tariefdifferentiatie voor de vraag, het aanbod en de kwaliteit van rechtsbijstand. In afwachting van uitkomsten van dit onderzoek wordt de motie van het lid Kuijper aangehouden.

De ontwikkeling en uitvoering van monitoring van de effecten van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb)

Overleg over de ontwikkeling van de rechtsbijstandmonitor is in 2001 gestart.

Vernieuwing van de organisatie van de rechtsbijstand binnen het raamwerk van de Wrb

De overgang naar een ander draagkrachtbegrip voor de gesubsidieerde rechtsbijstand (van netto-inkomen naar belastbaar inkomen) betekent, zo is inmiddels vastgesteld, een belangrijke stap om enerzijds de M&O-problematiek (Misbruik en Oneigenlijk gebruik) te verminderen en anderzijds de administratieve lasten die kleven aan de uitvoering van de regeling aanmerkelijk terug te dringen. In het najaar van het verslagjaar zijn – met instemming van de Tweede Kamer op hoofdlijnen – voorbereidingen voor de implementatie van de overgang ter hand genomen. Mede gelet op de noodzakelijke wijzigingen in wet- en regelgeving zal de herziening niet voor 1 april 2004 kunnen worden geïmplementeerd

Het bevorderen van kwaliteitsborging in de beroepsuitoefening binnen de juridische dienstverlening voor een zo groot mogelijk publiek

Met de Nederlandse Orde van Advocaten (NovA) en de andere betrokken partijen is overeenstemming bereikt over een kwaliteitstoets m.b.t. de procesborging: zelfevaluatie advocatuur met een externe audit. Het overleg over de (permanente) opleiding, vormen van intercollegiale toetsing en klanttevredenheidsonderzoeken, de overige drie wegen voor kwaliteitszorg, wordt voortgezet. Aan het einde van het verslagjaar was het overleg met NovA en raden over de voorwaarden voor de kwaliteitstoets nog gaande.

Op initiatief van de beroepsorganisaties werd een stichting Steunpunt Kwaliteitsinitiatieven Rechtsbijstand (SkiR) opgericht die met ingang van het verslagjaar functioneert. In het voorjaar van 2002 zullen haar activiteiten worden onderworpen aan een eerste beoordeling.

Figuur 6: Aantal afgegeven toevoegingen rechtsbijstandkst-28380-10-6.gif

bron: DRJB

Tolken

Budgettaire en beleidsmatige problemen, uitgebrachte onderzoeksrapporten, overleg met de beroepsgroep en een dreigende schaarste aan deelnemende tolken, gaven aanleiding in het beleid accentwijzigingen aan te brengen.

Samengevat komen de accentwijzigingen in het beleid, waarover de Tweede Kamer bij brief van 8 november 2001 werd ingelicht, erop neer, dat:

– afnemers zelf het tolkenbudget dienen te beheren;

– de verantwoordelijkheid voor de organisatie van certificering in handen van een op te richten onafhankelijk kwaliteitsinstituut wordt gelegd;

– in overleg met de ministeries van VWS en BZK wordt bezien langs welke weg de verantwoordelijkheid en het budget voor de inzet van tolken in handen van politie, welzijn en gezondheidszorg kan worden gelegd;

– voor het kwaliteitstraject meer tijd wordt uitgetrokken. In plaats van per 2003 zullen afnemers binnen Justitie, politie en Koninklijke Marechaussee van alle tolken verlangen dat zij uiterlijk op 1 januari 2005 zijn gecertificeerd.

Voorts is besloten, dat:

– voor de implementatie van het bovenstaande een projectorganisatie wordt ingericht;

– er een beleidsonderzoek naar het tolkendossier wordt ingesteld.

Beleidsartikel 4.3 Schuldsanering

In 2001 is het evaluatierapport Wsnp (Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen) «Van schuld naar schone lei» aan de Tweede Kamer aangeboden met de mededeling dat naar aanleiding van de beleidsaanbevelingen in het najaar een standpunt zou worden ingenomen. De consultatie van de diverse betrokken partijen vergde meer tijd dan was voorzien. Het standpunt zal thans in het eerste kwartaal van 2002 worden toegezonden.

In het evaluatierapport wordt geconstateerd dat de wet nog te kort in werking is om een gefundeerd oordeel te vellen over de werking ervan. Wel is gebleken dat «de stok achter de deur» niet zo werkt als was bedoeld. Schuldeisers laten het in veel gevallen bewust aankomen op een wettelijke schuldsanering. Ook is gebleken dat het minnelijk traject dat voorafgaat aan het wettelijk traject onvoldoende grondig wordt uitgevoerd, waardoor geen minnelijk akkoord tot stand komt. Relatief weinig schuldenaren bereiken daarna het wettelijk traject. Bovendien blijkt uit het onderzoek dat onvoldoende inspanningen zijn gericht op het bereiken van een duurzame schuldsanering die ervoor zou moeten zorgen dat schuldenaren niet nogmaals in problemen komen (integrale schuldhulpverlening). Extra aandacht is nodig voor ondernemers natuurlijke personen. Hiervoor zijn in 2001 in samenwerking met de ministeries van SZW en EZ voorstellen gedaan die in 2002 moeten worden geïmplementeerd.

In 2000 heeft de Adviescommissie monitoring bewindvoerdersubsidie Wsnp advies uitgebracht. Op basis daarvan zijn de tarieven (substantieel) verhoogd en is besloten de activiteiten door de commissie te laten voortzetten. Voorzien is dat de commissie eind 2002 haar eindrapport uitbrengt op basis waarvan het structurele niveau van de bewindvoerdersubsidie kan worden vastgesteld.

Beleidsartikel 4.4 Juridische dienstverlening

Nadere afbakening van de (mogelijkheden voor) marktwerking in de beroepsuitoefening

Een verruiming van het toestaan van interdisciplinaire samenwerking door notarissen (artikel 18, Wet op het notarisambt) werd – mede ter voorkoming van een overmatige druk op het notariaat door teveel veranderingen ineens – voor drie jaar uitgesteld. Ter voorbereiding van de uitvoering van een motie van het lid G. de Jong tijdens de behandeling van de Wet op het notarisambt werd de werkgroep Van den Haak ingesteld, met als opdracht over het al dan niet toestaan van interdisciplinaire samenwerking (IDS) advies uit te brengen. De Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) heeft na overleg met Justitie een tijdelijke verordening opgesteld die voorlopig inhoud geeft aan artikel 18. Deze verordening bevat de oude regeling van samenwerking door notarissen met andere beroepen zoals door de KNB voorheen was geregeld. Het eindrapport van de werkgroep over een IDS-verordening wordt begin 2002 verwacht.

De effecten van de gefaseerde vrijlating van de notaristarieven zijn voor het tweede achtereenvolgende jaar door de onafhankelijke Commissie monitoring notariaat gevolgd, op basis waarvan per 1 oktober 2001 een volgende stap is gezet in de richting van het vrijlaten van tarieven. Gelet op de in het rapport geduide ontwikkeling van de tarieven in de familiepraktijk is besloten een kostprijsonderzoek daarnaar te laten verrichten. Een eventuele volledige vrijlating komt in 2002 aan de orde. De Gerechtsdeurwaarderswet en de algemene maatregel van bestuur voor de herinrichting van het tariefsteem overeenkomstig het advies van de Commissie Van de Winkel traden gelijktijdig in werking op 15 juli 2001.

Het bevorderen van evenwicht tussen vraag en aanbod in de juridische dienstverlening door vergroting van transparantie van het aanbod van diensten

De voorbereidingen voor de opzet van een model voor periodiek te herhalen – trendrapportages ondervonden vertraging doordat het overleg hierover met de betrokken beroepsorganisaties meer tijd vergde dan verwacht. De verwachting is dat het model medio 2002 gereed is.

Versterking van het toezicht en van het tuchtrecht t.a.v. de gereglementeerde beroepen

Door wijziging van de Advocatenwet wordt erin voorzien dat – aanvullend op het tuchtrecht – preventief kan worden opgetreden door middel van onderzoek naar een onbehoorlijke praktijkuitoefening en dat, indien daarvan sprake blijkt te zijn, advocaten tijdelijk kunnen worden geschorst. Indien het wetsvoorstel ook aanvaard wordt in de Eerste Kamer wordt de inwerkingtreding van deze maatregel voorzien in maart 2002.

Het rapport van de werkgroep Toezicht notariaat is ontvangen. Een standpuntbepaling over haar adviezen is voorzien voor mei 2002, in combinatie met de evaluatie van de Wet op het notarisambt. Met de inwerkingtreding van de Gerechtsdeurwaarderswet (per 15 juli 2001) is voorzien in een Kamer voor Gerechtsdeurwaarders als tuchtrechter met als beroepsinstantie het Gerechtshof Amsterdam.

BELEIDSTERREIN 5: SANCTIES

Beleidsartikel 5.1 Tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties

Capaciteits prognoses sancties 2001

Om ook in de komende jaren blijvend te kunnen voldoen aan de vraag naar sanctiecapaciteit en de ontwikkeling daarvan, is een goede planning nodig. Hiervoor is inzicht in de toekomstige behoefte aan sanctiecapaciteit onontbeerlijk. De basisprognoses, jaarlijks opgesteld door het WODC, worden in planningskaders vertaald in samenwerking met de uitvoeringsorganisaties op het terrein van strafrechtelijke sancties. De capaciteitsprognoses 2001 zijn volgens toezegging in mei 2001 bij Voorjaarsnota naar de Tweede Kamer gezonden. De uitkomsten van de prognoses zijn verwerkt in de begroting 2002 en de Voorjaarsnota 2001.

Vanaf medio 2001 was er sprake van een toename in het aantal te detineren personen en een extra grote toename in het aantal vrouwen. Mede in verband met de knellende personele problematiek in de justitiële inrichtingen in het algemeen leidde dit in het gevangeniswezen in 2001 tot 327 incidentele versnelde ontslagen uit detentie wegens plaatsgebrek (IVO's). Hiermee bleef het aantal IVO's, binnen de beschikbare capaciteit en in samenhang met enkele getroffen noodmaatregelen zoals de inrichting van elektronische detentiehuizen, de benutting van een aantal SOV-plaatsen (Strafrechtelijke Opvang Verslaafden) voor «reguliere» gedetineerden en enkele andere tijdelijke herbestemmingen, tot het minimum beperkt. Hierover is in 2001 meerdere malen met de Tweede Kamer mondeling en schriftelijk van gedachten gewisseld. In de loop van 2001 is de druk op de gevangeniscapaciteit sterk opgelopen. Oorzaken waren onder meer een intensivering van de strafrechtelijke handhaving in het algemeen, een in korte tijd sterk gegroeid aantal te detineren vrouwen, en een snel groeiende stroom drugskoeriers. De groeiende behoefte aan plaatsen in de justitiële jeugdinrichtingen was al eerder voorzien.

Effectiviteit van sancties/maatschappelijke (re)integratie

In 2001 zijn de beoogde producten gerealiseerd en de geplande activiteiten verricht. Zo heeft de handleiding Effectieve strafrechtelijke interventies tot doel de uitvoeringsorganisaties tot richtsnoer te dienen bij de beoordeling, selectie en evaluatie van – met name nieuwe – programma's en projecten. Een goede omschrijving van doelgroep, bijpassende methoden en ambitieuze doch haalbare eindtermen kan substantieel bijdragen aan recidivevermindering en verbetering van de maatschappelijk reïntegratie. De handleiding is volgens plan in 2001 gereedgekomen en onder de organisaties verspreid. De handleiding is mede gebaseerd op WODC-onderzoek naar ervaringen in het buitenland.

Vanaf 2002 zullen de ervaringen in binnen- en buitenland verder worden benut in het project Effectieve Reïntegratie. Doel is bij te dragen aan vergroting van de veiligheid in de samenleving en het terugdringen van de recidive. Hiertoe behoren onder meer effectieve programma's in detentie, en een nieuw accent van de reclassering op de aanpak van de harde kern recidivisten en veroorzakers van overlast. Volgens plan maakt het project tevens deel uit van de uitvoering van de nota Criminaliteitsbeheersing van juni 2001.

De Recidivemonitor van het WODC heeft tot doel om het systematische inzicht in de mate van recidive van vele verschillende categorieën justitiabelen te vergroten en de gegevens door de jaren heen te monitoren. Dit draagt bij tot groter inzicht in effectieve strafrechtelijke interventies. In 2001 is het systeem volgens plan verder ontwikkeld. Op basis van het Justitieel Documentatie Systeem wordt een bestand aangemaakt waaruit de recidive-gegevens kunnen worden betrokken. De monitor zal in de komende jaren verder worden uitgebouwd, inclusief het volgen van ex-gedetineerden door DJI op het punt van nieuwe detenties. Op termijn zal de ontwikkeling van de recidive kunnen worden gehanteerd als prestatie-indicator van de justitie-organisaties.

In oktober is een internationaal congres over het onderwerp gehouden. Het congres heeft voldaan aan het doel om het draagvlak bij de uitvoeringsorganisaties voor een effectieve aanpak van recidive-vermindering en maatschappelijke reïntegratie verder te vergroten. De aanzet is gemaakt tot een erkenningsregeling voor effectieve programma's met accreditatiecommissie.

Sancties in perspectief

In juni 2001 is de Nota Sancties in Perspectief in de Tweede Kamer behandeld. De nota bevat een heroriëntatie op het sanctiestelsel en doet voorstellen om meer inzicht te verkrijgen in de opbouw en samenhang binnen het sanctiestelsel. De voorstellen zijn het afgelopen jaar nader uitgewerkt. Het wetsvoorstel om de toepassingsgrenzen van het penitentiaire programma (PP) te verruimen en het elektronisch toezicht bij de PP's te verankeren is in oktober naar de Raad van State gegaan. Er zijn twee externe commissies ingesteld, die binnen anderhalf jaar rapport uitbrengen met zo mogelijk een conceptwetsvoorstel voor een herziening van de vervroegde invrijheidsstelling en voor een straf van vrijheidsbeperking. Voorstellen inzake de voorwaardelijke veroordelingen en de schorsing van de voorlopige hechtenis worden betrokken bij de uitkomsten van de externe commissies, gezien de verwantschap met de onderwerpen die in die commissies worden uitgewerkt.

Capaciteit Justitiële jeugdinrichtingen

In de begroting 2001 is aangegeven dat de druk op de capaciteit in de justitiële jeugdinrichtingen groot is.

Om de groeiende vraag naar justitiële jeugdplaatsen het hoofd te bieden is in 2001 een ambitieus bouwproject gestart. Dit project omvat een capaciteitsuitbreiding van ruim 500 plaatsen die voor 2005 in gebruik dienen te zijn. Volgens de prognoses die in 2001 beschikbaar kwamen, werd er rekening gehouden met een verdere stijging van de capaciteitsbehoefte met nog eens enkele honderden plaatsen. In 2001 is besloten nieuwe locaties te zoeken en grond te verwerven voor eventuele nieuwbouw indien de prognoses zich in het komende jaar met dezelfde trend voortzetten. In het voorjaar van 2002 zal het WODC met nieuwe prognoses komen.

Alle voor 2001 geplande capaciteitsuitbreidingen zijn in het lopende jaar gerealiseerd. Hierdoor kon de capaciteit van de justitiële jeugdinrichtingen ten opzichte van de realisatiecijfers over 2000 in 2001 met op jaarbasis gemiddeld 230 plaatsen worden verhoogd.

Aanvullende noodmaatregelen ter beperking van de capaciteitsnood Jeugd

In 2001 is voorts bijna € 2,3 miljoen besteed aan het ombouwen van open naar gesloten capaciteit van jeugdinrichtingen.

Forensische zorg

In 2001 is er geïnvesteerd in het verbeteren van de kwaliteit en kwantiteit van bijzondere zorg, het uitbreiden van capaciteit voor bijzondere zorg en het versterken van het Psychomedisch overleg. Verder zijn er zeven voorbeeldprojecten gestart waarin de zorg in detentie wordt uitgebreid met een behandelaanbod vanuit forensische poliklinieken en/ of ambulante instellingen voor geestelijke gezondheidszorg. Een deel van de projecten is gericht op het verminderen van psychische problematiek bij gedetineerden die aan een ernstige psychiatrische aandoening lijden. Een ander deel van de projecten is gericht op het beperken van recidivegevaar bij met name de plegers van ernstige gewelds- en/ of zedenmisdrijven. Tevens is een onderzoek gestart naar de behoefte aan hulp of behandeling onder 200 gedetineerden in Penitentiaire Inrichting (PI) Vught en naar de factoren die een rol spelen bij het vragen van hulp. De voorbeeldprojecten, wetenschappelijk onderzoek, werkbezoeken en literatuur bieden het inzicht op basis waarvan in 2002 wordt besloten op welke manier en voor welke doelgroep tot een landelijk dekkend aanbod van behandeling in detentie kan worden overgegaan.

Toezicht zedendelinquenten

In 2001 zijn voorbeeldprojecten gestart waarin de zorg voor (pedo)seksuele delinquenten in de gevangenis is uitgebreid met een behandelaanbod vanuit forensische poliklinieken en/ of ambulante instellingen voor geestelijke gezondheidszorg. In de zomer is een conceptwetsvoorstel voor advies voorgelegd aan de Raad van State waarin wordt voorgesteld de maximumduur van de voorwaardelijke beëindiging van de tbs-verpleging te verlengen tot zes jaar. Een goede invulling van het reclasseringtoezicht tijdens deze voorwaardelijke beëindiging is van essentieel belang. Het OM, de reclassering, het ministerie van VWS, het ministerie van Justitie en Geestelijke Gezondheidszorg (GGz)-Nederland hebben de knelpunten bij het huidige reclasseringstoezicht in kaart gebracht en oplossingsrichtingen aangegeven. Het eindrapport van de werkgroep is in augustus voorgelegd aan de betrokken uitvoeringsorganisaties met het verzoek te adviseren over de uitvoerbaarheid van de oplossingsmaatregelen. Het laatste advies wordt in januari 2002 verwacht, waarna het rapport wordt vastgesteld en de maatregelen uitgevoerd.

Strafrechtelijke opvang verslaafden (SOV)

In 2001 zijn de SOV-voorzieningen, volgens planning van start gegaan. Het gaat om drie voorzieningen voor in totaal negen steden. In de drie grote steden (Amsterdam, Rotterdam en Utrecht) is de regie in handen van zogenaamde lokale bestuursteams, voor de zes middelgrote steden in zogenaamde lokale coördinatie teams. De samenwerking tussen de deelnemende steden en de Dienst Justitiële Inrichtingen is in convenanten vastgelegd. Een landelijke stuurgroep SOV stuurt en bewaakt het totale proces. Zowel in de landelijke stuurgroep als in de lokale bestuursteams zijn alle deelnemende organisaties vertegenwoordigd. De gemeente Den Haag doet vooralsnog niet mee. Besprekingen daarover zijn nog gaande. De instroom in de SOV in de drie grote steden verloopt goed. Vanuit de zes zuidelijke gemeenten komt de instroom nu langzaam op gang. Stagnatie in de oplevering van de SOV inrichting in Utrecht waar de zuidelijke gemeenten plaatsen hebben ingekocht, was hier debet aan.

Het implementatie proces vereist een forse inspanning. Ketenbenadering en circuitvorming zijn vernieuwende elementen binnen de SOV. Dit vraagt van de verschillende deelnemende organisaties een gezamenlijke en consistente aanpak. Soms sluit dit niet geheel aan bij de werkstructuur en cultuur die tot dusver aan de afzonderlijke organisaties eigen zijn. Voor de zes middelgrote gemeenten in het zuiden des lands betekent het dat, naast de locale circuit vorming, ook de afstemming tussen de zes gemeenten onderling tot logistieke knelpunten leidt.

Het verbeteren van de toeleiding naar zorg voor verslaafde justitiabelen is volop in ontwikkeling en maakt integraal onderdeel uit van het project reïntegratie en nazorg. Een beleidsgroep die zich de komende tijd gaat buigen over ketenzorg en het ontwikkelen van pilots is in oprichting. Het ministerie van VWS zal in de beleidsgroep participeren.

Masterplan DJI

Het Masterplan DJI is een geïntegreerd plan voor de invulling van de ombuigingstaakstelling van € 52,2 miljoen en intensivering ten behoeve van capaciteitsuitbreiding, beide uit het Regeerakkoord 1998–2002. De politieke wens tot versobering in het gevangeniswezen stond aan de basis.

Bij de invulling van de taakstelling is rekening gehouden met de behoefteprognoses sanctiecapaciteit uit 1999: een capaciteitsoverschot bij gevangeniswezen en tekorten bij TBS en Jeugd. Dit gaf aanleiding tot herschikking van capaciteit. Ter afdekking van de tekorten en financiering van de herbestemming van een deel gevangenis-capaciteit was in de begroting 2001 structureel € 68,1 miljoen opgenomen.

Van de Regeerakkoord-taakstelling kan ca. € 44 miljoen structureel worden gerealiseerd volgens de uitgangspunten. Waarvan ongeveer de helft door middel van versobering en efficiëntieverbeteringen en de andere helft door capaciteitsbeperkende maatregelen zoals substitutie (vervanging celstraf door extramurale modaliteiten). Ik heb hierover met de Kamer in de loop van 2001 enkele malen gesproken.

Reeds in september 2000 gaf de Tweede Kamer tijdens het Algemeen Overleg over het Masterplan DJI te kennen dat de grenzen aan de versobering in het gevangeniswezen naar haar mening in zicht kwamen. In 2001 zijn er op dit vlak geen nieuwe initiatieven genomen.

De effectiviteit van de TBS

In 2001 is het kabinetsstandpunt van 1999 om enerzijds de intramurale behandelduur te verkorten en desondanks de recidive te verlagen, verder uitgewerkt. Conform de planning hebben zes werkgroepen advies uitgebracht over diverse aspecten van de uitvoering rond de TBS-maatregel. Daarnaast heeft de Commissie beleidsvisie terbeschikkingstelling onder voorzitterschap van de heer Kosto, in haar rapport «Veilig en wel» advies uitgebracht over de samenwerking tussen de TBS-instellingen en de GGz.

In reactie op dit rapport is eind 2001 een kabinetsstandpunt uitgebracht, dat inzet op een voortvarend uitbouwen van de samenwerking tussen TBS-inrichtingen met GGz-instellingen. Integratie wordt echter prematuur geacht.

In 2001 is de voorbereiding van een meerjarenbeleidsprogramma voor de uitvoering van de TBS ter hand genomen, waarin de uit het bovenstaande voortvloeiende actiepunten worden opgenomen. Hierop vooruitlopend zijn ook reeds activiteiten gestart.

Voor de aanpak van enkele uitvoeringskwesties rond de plaatsing van ter beschikking gestelden in TBS-inrichtingen is besloten twee commissies in te stellen; er zijn voorbereidingen verricht, zodat in 2002 alle TBS-inrichtingen preklinische interventie kunnen aanbieden; er is samen met het ministerie van VWS een subsidieregeling ten behoeve van circuitvorming op hofressortniveau opgesteld en er is een inventarisatie van zorgprogramma's uitgevoerd, die is besproken tijdens een werkconferentie; ten behoeve van de kwaliteitsverbetering is een Bouwbestuur aangesteld ten behoeve van de opzet van een Expertisecentrum voor de forensische psychiatrie en er werd een certificatieschema opgesteld; de financieringswijze van de TBS-inrichtingen werd aangepast. Voorts is eind 2001 een conceptrapport uitgebracht over een pilotonderzoek naar het risicotaxatie-instrument de HKT-30, waaraan alle TBS-inrichtingen hebben deelgenomen.

In welke mate deze activiteiten zullen resulteren in het behalen van de doelstellingen «verkorten van de intramurale behandelduur» en «verminderen van de recidive» zal in de komende jaren worden nagegaan.

Vanwege het lange intramurale verblijf van de ter beschikking gestelden zullen de effecten van nieuw beleid pas na vele jaren zichtbaar worden. In 2002 zal worden gestreefd om de prestatiegegevens «intramurale verblijfsduur en recidive» verder uit te werken.

Het vierde en laatste grote recidiveonderzoek naar de TBS dateert uit 1999. In dit onderzoek werd geconcludeerd dat de ernstige recidive over de vier tot dan toe uitgevoerde recidiveonderzoeken een nagenoeg constant blijvend percentage mislukte TBS-behandelingen van tussen de 15 en de 20% laat zien. Mede naar aanleiding van dit rapport is nagegaan op welke wijze het toezicht door de reclassering op TBS-gestelden die onder voorwaarden buiten de TBS-inrichting verblijven, kan worden aangescherpt. Eén van de aspecten is een betere samenwerking tussen TBS-inrichting en de Reclassering. Dit heeft er onder andere toe geleid dat er een concept modelconvenant is opgesteld tussen de TBS-inrichtingen en de Reclassering.

Gratie

Het gehele gratieproces wordt opnieuw ingericht zodat doorlooptijden worden verkort en afstemming met ketenpartners wordt verbeterd. Daartoe zijn verschillende trajecten ingezet: wetswijziging, bedrijfsvoering en communicatie. De benodigde wetgeving zal – later dan aanvankelijk aangenomen – inwerkingtreden op 1 januari 2003.

Figuur 7: Beslissingen op gratieverzoekenkst-28380-10-7.gif

bron: DBZ

Beleidsartikel 5.2 Boeten en transacties

Verkeershandhaving

De geplande intensivering van de verkeershandhaving in de vorm van de regionale projecten is gerealiseerd. Alle regionale korpsen voeren thans een derdelijk project uit. De ministers van V&W, BZK en Justitie hebben hun standpunt in reactie op het rapport van de Rijksuniversiteit Groningen over kansen en risico's van varianten van verkeershandhaving op 15 november 2001 naar de Tweede Kamer verzonden. De lijn van de reactie – alleen parkeerhandhaving overhevelen naar de wegbeheerder en voor het overige werken aan «best practices» voor de samenwerking tussen wegbeheerders, politie en justitie bij de verkeershandhaving – heeft inmiddels de steun van de Tweede Kamer gekregen.

Figuur 8: Productie CJIBkst-28380-10-8.gif

bron: CJIB

BELEIDSTERREIN 6: ASIEL EN MIGRATIE

Minder grenzen, meer beleid

De inzet van Nederland is onverminderd gericht op een spoedige totstandkoming van een geharmoniseerd en geïntegreerd asielbeleid. De voortgang van de samenwerking op dit terrein is echter in hoge mate afhankelijk van de planning van het voorzitterschap, de Commissie en de opstelling van individuele lidstaten. Met name deze laatste factor kan zo nu en dan vertragend werken. De belangrijkste vertragende factor is de geringe bereidheid onder de lidstaten hun nationale beleid zo nodig aan te passen. Er wordt soms duidelijke vooruitgang geboekt, zoals bijvoorbeeld door het aannemen van de richtlijn tijdelijke bescherming, het Vluchtelingenfonds en Eurodac. De Europese Raad van Laken in december 2001 heeft erkend dat de voortgang op sommige deelterreinen minder snel en minder wezenlijk is dan verwacht zoals dat was vastgelegd in het Actieplan van Wenen. Nederland heeft zich in Laken ingezet voor een nieuw politiek engagement aan de ambities van de Europese Raad van Tampere. De geïntegreerde aanpak van asiel en migratie, die in het verdrag van Amsterdam aangemoedigd werd, krijgt het meest concreet vorm in de werkzaamheden en de actieplannen van de Werkgroep op Hoog Niveau Asiel en Migratie (HLWG). De werkzaamheden van de HLWG hebben een grote stimulans gekregen doordat het Europees Parlement de Europese Commissie een budgetfaciliteit ter beschikking heeft gesteld voor «samenwerking met derde landen op het gebied van migratie» van € 10 miljoen voor het jaar 2001. De selectie van projecten voor deze budgetlijn bevat drie projecten die door Nederland zijn voorgedragen.

AMA-beleid

Op 1 mei 2001 is een beleidsnota over het beleid ten aanzien van alleenstaande minderjarige asielzoekers (ama's) aan de Tweede Kamer aangeboden. De nota, die op 12 juni 2001 door de Tweede Kamer is goedgekeurd, bevat de uitwerking van de kadernota van 24 maart 2000 alsmede nieuw ontwikkeld beleid.

De doelstellingen van het nieuwe beleid zijn beperking van de instroom van ama's, bevordering van de terugkeer en een intensivering van de aanpak van illegale immigratie en mensensmokkel. Terugkeer wordt een vast onderdeel bij de begeleiding van het kind. In de opvangmodaliteiten wordt een zichtbare scheiding aangebracht: een opvang gericht op terugkeer voor minderjarigen van wie duidelijk is dat ze slechts tijdelijk in Nederland zullen verblijven en een opvang gericht op integratie voor minderjarigen van wie verwacht wordt dat ze permanent in Nederland zullen mogen blijven.

Voor het implementatietraject is binnen Justitie een projectstructuur ingericht met een aantal deelprojecten, die gecoördineerd worden door de betrokken uitvoeringsorganisaties (Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA), OM, Nidos). Aan de implementatie van de maatregelen in de beleidsnota is al hard gewerkt. Dit wordt in 2002 voortgezet. De transformatie van het oude naar het nieuwe opvangmodel zal daarbij een langere doorlooptijd hebben dan de operationalisering van de andere beleidsmaatregelen. Overigens is in 2001 voortvarend gewerkt aan het voorbereiden van een aantal experimenten met het nieuwe opvangconcept. Over de voortgang van de implementatie van de beleidsnota wordt de Tweede Kamer in de vreemdelingenketenrapportage geïnformeerd.

Voor wat betreft de instroom van ama's kan worden gemeld dat die in het jaar 2001 is gedaald met ca. 700 ten opzichte van het voorgaande jaar.

Beleidsartikel 6.1 Toelating asiel en regulier verblijf

Internationale ontwikkelingen

In 2001 heeft Nederland zich ingezet voor de totstandkoming van de EU ontwerp-richtlijn voor tijdelijke bescherming van ontheemden. Deze richtlijn is in juli 2001 aangenomen. In het kader van de in 2000 door de Commissie uitgebrachte Mededelingen over asiel en migratie zijn er twee brieven aan de Tweede kamer gestuurd, namelijk over de asielrichtlijnen (23 mei 2001) en het communautair immigratiebeleid (15 oktober 2001). De Europese Raad heeft de Commissie verzocht gewijzigde voorstellen in te dienen ten aanzien van de minimumnormen voor asielprocedures, gezinshereniging en de verordening Dublin II (inzake de verantwoordelijkheid van lidstaten voor het in behandeling nemen van asielverzoeken). Nederland heeft erop gewezen dat deze nieuwe voorstellen niet van een lager ambitieniveau dienen te zijn.

In Laken is vooruitgang geboekt wat betreft de aanpak van illegale immigratie. De Europese Raad heeft de Commissie verzocht de mechanismen te bepalen voor samenwerking tussen de diensten die belast zijn met de controle aan de buitengrenzen en de voorwaarden te bestuderen waaronder het mogelijk is een gemeenschappelijk mechanisme of gemeenschappelijke diensten te creëren voor de controle aan de buitengrenzen.

De Nieuwe Vreemdelingenwet

De wet beoogt het versnellen van de procedure, het wettelijke waarborgen van de kwaliteit van de beslissing het voorkomen van procedures en het bevorderen van vertrek.

De belangrijkste veranderingen die de wet met zich meebrengt zijn het beperken van het aantal statussen, het vervallen van de bezwaarfase in de asielprocedure, de introductie van hoger beroep in vreemdelingenzaken en het verbeteren van de kwaliteit van de beslissing op de asielaanvraag. De Vreemdelingenwet (VW) 2000 is volgens plan in april 2001 in werking getreden. De IND en de andere ketenpartners hadden zich goed voorbereid op de introductie van de nieuwe wet. Desalniettemin traden er enkele kinderziektes op in de geautomatiseerde systemen, waardoor gedurende enige maanden de productie is tegengevallen in reguliere procedures.

Ook is gebleken dat enkele aannames op het gebied van de gevolgen van de wet voor de normen die de IND hanteert, te laag waren ingeschat. In het kader van het Groot Project invoering VW 2000 wordt de Tweede Kamer regelmatig uitgebreid geïnformeerd over de productie van de IND en de overige ketenpartners en over de uitvoering van de VW2000.

Evaluatie agentschapsconstructie IND

Het in de begroting voor de tweede helft van 2001 aangekondigde vervolgonderzoek op de evaluatie van de agentschapsconstructie IND heeft nog niet plaatsgevonden. In januari 2002 is hier een start mee gemaakt door de Departementale Accountantsdienst.

Uitbreiding IND

In de loop van 2001 is het vierde aanmeldcentrum in Ter Apel volledig operationeel geworden en heeft de uitbreiding van het aantal medewerkers dat zich bezig houdt met procesvertegenwoordiging zijn beslag gekregen. De extra capaciteit waarover de IND thans beschikt op het gebied van asiel wordt enerzijds ingezet om meer zaken reeds in de Aanmeldcentrum (AC) fase af te wikkelen (begroot 17%, gerealiseerd 22%) en anderzijds om de voorraad bezwaarzaken weg te werken. De totale personeelsformatie bedroeg eind 2001 3 472 fte. Daarvan waren 3 410 plaatsen bezet (stand per begin december). Er is dus sprake van een gering percentage vacatures. Dit duidt er op dat de IND ondanks de krapte op de arbeidsmarkt weinig problemen heeft bij het vinden van voldoende en geschikt personeel. Van het totaal aantal medewerkers is 75% in vaste dienst, een lichte stijging ten opzichte van vorig jaar, toen dit nog 72% was. De gemiddeld gerealiseerd loonsom bedroeg € 39 479. Het ziekteverzuim was in 2001 9,1%. Ook hier is sprake van een lichte stijging ten opzichte van vorig jaar.

Aantal beslissingen
 Realisatie 2000Begroting 2001Realisatie 2001
Asiel   
Aanmeldcentra39 22460 00029 708
Gehoor47 27951 00036 227
Beslissing58 01151 00039 294
Herziening en bezwaar23 354Pm33 549
Beroep8 61930 00011 923
Voorlopige voorziening10 4892200012 666
Regulier   
Eerste aanleg68 85560 00060 023
Bezwaar21 51821 50018 945
Beroep6 6879 0006 369
Voorlopige voorziening9 6929 5007 513
Visa25 24329 00023 233
Naturalisatie36 44945 00033 643
Terugkeer49 09453 00040 920
Conservatoir8 5659 50012 769

De capaciteit van de IND is afgestemd op de verwerking van een totale asielinstroom van 60 000. In het afgelopen jaar hebben ruim 29 000 asielzoekers de Aanmeldcentrum (AC)-procedure doorlopen, wat ongeveer 10 000 minder is dan in het voorgaande jaar. Als gevolg van de lagere instroom was het mogelijk een hoger AC-afdoeningspercentage te realiseren dan gepland (22% in plaats van 17%). Hiermee hangt samen het lagere aantal afgenomen gehoren: 36 227 tegen 47 279 in 2000. De voorraad asiel gehoor is in het afgelopen jaar flink afgenomen.

Het aantal genomen beslissingen in asielprocedures was met 39 294 lager dan waarmee in de begroting rekening was gehouden en ook lager dan in 2000. Dit houdt onder meer verband met de invoering van de VW 2000. De asielprocedure neemt nu meer tijd in beslag dan onder de oude wet, als gevolg van de voornemenprocedure, hetgeen in de maanden na de invoering van de nieuwe wet tijdelijk tot een lagere productie heeft geleid. Bovendien is gebleken dat de effecten van de VW 2000 op de behandeltijd bij de IND is onderschat, hetgeen de lagere productie mede verklaart.

Het aantal afgehandelde beroepszaken en voorlopige voorzieningen was voor wat betreft asiel hoger dan in 2000, maar lager dan gepland. Dit laatste is vooral veroorzaakt door het feit dat Vreemdelingenkamers meer zaken af te handelen kregen die met voorrang behandeld moesten worden, met name bewaringszaken als gevolg van de inwerkingtreding van de 10-dagen toets. Dit is ten koste gegaan van de productie in zowel asiel als reguliere zaken.

In reguliere eerste aanleg zaken is ongeveer evenveel geproduceerd als gepland, terwijl de bezwaarproductie in geringe mate is achtergebleven bij de planning. Dit is vooral te wijten aan het feit dat er rond de aanpassing van de geautomatiseerde systemen van de IND als gevolg van de invoering van de VW 2000 enkele kinderziektes bleken te zitten. Inmiddels zijn deze problemen opgelost.

Op het gebied van naturalisatie en visa is de productie achter gebleven bij de planning als gevolg van het lage aanbod. Dit wordt voor wat betreft naturalisatie vooral toegeschreven aan het feit dat naturalisatie voor sommigen minder aantrekkelijk is nu het niet meer in alle gevallen mogelijk is de oude nationaliteit te behouden. Voor wat betreft visa geldt dat steeds meer ambassades zelfstandig aanvragen in behandeling kunnen nemen voor kort verblijf visa en deze niet meer hoeven voor te leggen aan de IND.

Figuur 9: Gewogen productiekst-28380-10-9.gif

bron: IND

Een van de indicatoren voor de ontwikkeling van de productiviteit van de IND wordt gevormd door de gewogen productie. Bij de berekening van de gewogen productie wordt voor een aantal van de producten van de IND de totale jaarproductie vermenigvuldigd met de normtijd. Aan deze methodiek is een aantal beperkingen verbonden. Zo is voor een beperkt aantal belangrijke producten van de IND (nog) geen normtijd bepaald, bijvoorbeeld procesvertegenwoordiging. Hierdoor heeft de gewogen productie slechts betrekking op een deel van de productie van de IND en kan de gewogen productie niet worden vergeleken met de ontwikkeling van het personeelsbestand van de IND. Door aanpassingen in de regelgeving en het beleid is regelmatig aanpassing van de normtijd noodzakelijk. Hierdoor zijn de gegevens over een reeks van jaren moeilijk vergelijkbaar.

Uit bovenstaande grafiek blijkt dat de gewogen productie in 2001 op ongeveer het zelfde niveau is gebleven als in 2000 maar dat deze is achtergebleven bij het getal waarmee rekening was gehouden in de begroting 2001. Dit wordt door de volgende ontwikkelingen verklaard:

– de asiel instroom is achtergebleven bij de prognose;

– de effecten van de VW2000 op de normtijden van een aantal producten is onderschat. In de normtijden voor 2002 wordt hier wel rekening mee gehouden. Dit geldt met name voor asiel 1e aanleg en voor Vergunning tijdelijk verblijf (VTV) aanvragen.

Uit bovenstaande kan dus ook de conclusie worden getrokken dat de productiviteit van de IND over het hele jaar gezien niet heeft geleden onder de – ingrijpende – wijzigingen die de VW2000 met zich mee hebben gebracht.

Aantal gegrondverklaringen en toewijzingen

Een manier om de kwaliteit van de beslissingen van de IND inzichtelijk te maken, is het bepalen van de aantallen gegrondverklaringen van beroepen en de aantallen toewijzingen van VoVo's (voorlopige voorzieningen) door de rechtbanken. In onderstaande tabel staan de percentages gegrondverklaringen en toewijzingen van het totaal aantal aangespannen procedures in zowel de asiel- als reguliere procedures.

  Realisatie 2000Realisatie 2001
AsielBeroep25% gegrondverklaring28% gegrondverklaringen
 Voorlopige voorziening15% toewijzingen16% toewijzingen
RegulierBeroep23% gegrondverklaringen28% gegrondverklaringen
 Voorlopige voorziening23% toewijzingen15% toewijzingen

Er is slechts in geringe mate sprake van een toename van het aantal gegrondverklaringen in beroepszaken ten opzichte van 2000. Er werd verwacht dat de IND (tijdelijk) meer moeite zou hebben om de kwaliteit van haar beslissingen onder de nieuwe Vreemdelingenwet op niveau te houden. De invloed van de VW2000 is echter gering gebleken op dit terrein in 2001.

Doorlooptijden

De IND streeft er naar om zoveel mogelijk zaken binnen de wettelijke termijn af te handelen. De invoering van de VW2000 is hierbij een belangrijk instrument. In de rapportages Vreemdelingenketen en Groot Project wordt uitgebreid gerapporteerd over de doorlooptijden. Daar waar dat relevant is wordt in die rapportages zowel de doorlooptijd weergegeven vanaf de datum van de aanvraag als vanaf de datum waarop het verzoek bij de IND wordt ingediend. In onderstaande tabel worden de doorlooptijden weergegeven vanaf de datum van de aanvraag. Deze doorlooptijden hebben betrekking op de totale productie.

Tabel gemiddelde doorlooptijden vanaf datum aanvraag (in weken)
 Realisatie 2001Begroting 2001Realisatie 2000
Regulier   
VTV51251251
MVV19141101
Bezwaar4544 40 
Visum 1a7
Naturalisatie 1a1914 15 
Asiel   
Gehoor1115 
Beslis2111 25 
Totaal 1a3718 40 
Bezwaar5545 40 

1 Vanaf datum registratie door IND.

Bij het opstelling van de begroting 2001 werd er van uit gegaan dat de IND voor een belangrijk deel de oude voorraden zou hebben weggewerkt op het gebied van asiel gehoor en asiel beslis voor de inwerkingtreding van de VW 2000. Hier is de IND niet geheel in geslaagd. Omdat de IND in 2001 nog achterstanden had om weg te werken, waren de doorlooptijden langer dan de wettelijke of de wenselijke termijnen. Dit verklaart het verschil tussen begroting en realisatie. Bij Machtiging tot Voorlopig Verblijf (MVV) en VTV waren in de begroting cijfers opgenomen die betrekking hebben op de doorlooptijd binnen de IND, waarbij het traject voorafgaande aan de IND niet in de berekening is meegenomen. De doorlooptijden in bovenstaande tabel hebben betrekking op de totale productie van de IND. Om te zien of de IND er sinds de invoering van de VW 2000 in slaagt om asielverzoeken binnen de wettelijke termijn af te handelen is het noodzakelijk om per maandcohort (de instroom in een bepaalde kalendermaand) te bezien welk deel binnen de wettelijke termijn wordt afgehandeld. In onderstaande grafiek wordt dit weergegeven.

Figuur 10: Percentage afgehandelde maandcohortkst-28380-10-10.gif

bron: IND

In bovenstaande grafiek is er vanuit gegaan dat de wettelijke beslistermijn voor alle zaken die deel uitmaken van een maandcohort 6 maanden bedraagt. In werkelijkheid is dit niet het geval, omdat in die zaken waarin een onderzoek door derden wordt uitgevoerd, de wettelijke termijn met de duur van het onderzoek wordt verlengd. Dit is bij circa 10% van de asielaanvragen het geval. Gesteld kan dus worden dat van het cohort april circa 70% binnen de wettelijke termijn was afgehandeld, van het cohort mei ook en van het cohort juni was circa 75% afgehandeld binnen de wettelijke termijn. Ook het percentage zaken dat binnen 5 maanden is afgehandeld, vertoont nog steeds een lichte stijging. De inspanningen van de IND zijn er op gericht om dit percentage in de komende maanden nog verder te doen stijgen.

Klachten/kwaliteit

Sinds enige jaren beschikt de IND over een eigen klachtenprocedure, die in overleg met de Nationale Ombudsman is opgezet. In 2001 ontving de IND in totaal 5 190 klachten. Het merendeel van de klachten betrof reguliere procedures (56%). Bij 31% van de klachten ging het om een asielprocedure en 11% van de klachten betrof een visumprocedure. De reden voor het indienen van een klacht was meestal gelegen in de behandelduur (79%) van een in behandeling zijnde aanvraag of bezwaarschrift. De invoering van VW2000 heeft ertoe geleid dat aan de behandeling van zaken in eerste aanleg prioriteit is toegekend hetgeen ten koste is gegaan van de behandelingsduur van de oudere zaken. Dit heeft tot extra klachten geleid. 13% van de in 2001 behandelde klachten is middels een telefonische interventie van de Nationale Ombudsman opgelost. In 2001 is 2% van de klachten niet in behandeling genomen, danwel ingetrokken. Van de in 2001 behandelde klachten kon 25% op informele wijze afgerond worden en is 56% van de klachten gegrond, 1% deels gegrond en 3% ongegrond bevonden. In 2001 heeft de Nationale Ombudsman circa 1 520 klachten betreffende de IND ontvangen. Hiervan zijn 655 klachten niet in behandeling genomen. Er is sprake van een daling van 16% ten opzichte van het aantal door de Nationale ombudsman ontvangen klachten betreffende de IND in 2000 (1 805).

In 2000 is een begin gemaakt met de verzending van tussenberichten in reguliere zaken. Sinds 1 januari 2001 wordt in reguliere zaken een ontvangstbevestiging met daarin vermeld de termijn waarop een beslissing kan worden verwacht, verzonden. In 2001 zijn er in reguliere zaken meer dan 18 000 van dergelijke berichten verzonden. In april 2001 zijn voorbereidingen getroffen voor de verzending van een tussenbericht in het merendeel van de asielbezwaarzaken. Deze berichten zijn in mei 2001 verzonden. Het ging hierbij om ruim 31 000 berichten.

AMA-botonderzoek

In het jaar 2001 zijn 2 253 leeftijdsonderzoeken uitgevoerd bij alleenstaande minderjarige asielzoekers bij wie twijfel bestond over de opgegeven leeftijd. Er was nog sprake van een inhaalslag, waardoor dit aantal hoger is dan het in de begroting voorziene structurele aantal van 1 950. In 38% (859) van de gevallen leidde het leeftijdsonderzoek tot de conclusie dat het een meerderjarige betrof en in 61% van de gevallen (1 366) betrof het een minderjarige.

Capaciteit Vreemdelingenkamers (VK's)

De uitbreiding van de vreemdelingenkamers van 10 naar 15 is in 2001 voortvarend ter hand genomen. Met de volledige uitbreiding naar 15 vreemdelingenkamers is circa 150 productieve fte's gemoeid. Van deze uitbreiding was eind 2001 circa de helft gerealiseerd. De voorbereidingen voor de resterende uitbreidingen waren in een vergevorderd stadium. De verwachting is dan ook dat in de eerste helft van 2002 de volledige uitbreiding zal zijn gerealiseerd.

Ketensturing

Sturing in de vreemdelingenketen heeft in 2001 onder regie van de Coördinatiegroep Vreemdelingenketen plaatsgevonden. De Coördinatiegroep is opdrachtgever voor zowel de ketenbrede ICT voorzieningen, als de ketenbrede informatievoorziening. Na de invoering van de VW 2000 is ten behoeve van afstemming in, en sturing van de keten de DG (Directeur-Generaal) VW 2000 aangesteld. De DG VW2000 is voorzitter van de Coördinatiegroep. Door het Project Coördinatie Vreemdelingenketen, tevens stafbureau van de DG, wordt een nader instrumentarium voor ketensturing ontwikkeld. Dit leidt tot een Basisrekenmodel voor de Vreemdelingenketen waaraan alle ketenorganisatie hun eigen reken- en sturingsmodellen kunnen ijken. Daarnaast is de definitiestudie voor de Basisvoorziening Vreemdelingen (1e fase) afgerond. De Basisvoorziening wordt in 2002 geïmplementeerd.

Asielramingen

De instroomraming van het aantal asielzoekers bij aanvang van 2001, is in juli naar beneden bijgesteld tot 38 000. Vanwege de verder dalende instroom, in met name de tweede helft van het jaar, is ook de uiteindelijke instroom over geheel 2001 lager uitgekomen dan de bijgestelde raming, te weten op 32 579. De instroomramingen gaan vanaf 2002 een integraal onderdeel uitmaken van het Basisrekenmodel.

Beleidsartikel 6.2. Opvang asielzoekers

Figuur 11: Bezetting en capaciteit van de opvang asielzoekerskst-28380-10-11.gif

bron: COA

Per 1 januari 2001 verbleven circa 82 400 personen in de opvang. Totaal hebben in 2001 ca. 30 900 vreemdelingen aangegeven een asielaanvraag in te willen dienen. Hiervan zijn in totaal 25 251 in de opvang geplaatst. Dit is 43% minder dan geraamd en ligt dit 24% onder het niveau van 2000. In 2001 hebben 20 085 personen de opvang verlaten zodat het aantal bezette plaatsen per ultimo circa 2001 87 519 bedraagt. Hiervan verbleven 83 754 personen in de centrale opvang (waaronder ZZA (Zelfzorgarrangementen) en COW/KCO (Centrale Opvang Woningen/Kleinschalige Centrale Opvang)) en 3 765 personen in de decentrale opvang. Het aantal bezette decentrale plaatsen nam in 2001 met 354 af. In 2001 is het aantal asielzoekers dat gebruik maakt van het Zelfzorgarrangement verder toegenomen van 11 400 plaatsen tot 12 641 plaatsen ultimo 2001. Ook de bezetting van de COW/KCO is verder toegenomen van 4 600 plaatsen ultimo 2000 tot 5 700 plaatsen ultimo 2001 (COW/KCO is een opvangmodaliteit in door het COA geëxploiteerde woningen). Het aantal statushouders in de centrale opvang is toegenomen met ca. 1 300 tot ca. 7 000 per ultimo 2001. Totaal zijn ca. 7 000 statushouders gehuisvest of hebben zelf huisvesting gevonden. Geraamd was 16 500. Dit aantal is in de loop van 2001 neerwaarts bijgesteld tot ruim 9 000. Ten behoeve van de eerste huisvesting van statushouders voor het jaar 2001 zijn in de circulaires van de minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid van 20 november 2000 en 17 mei 2001 de halfjaarlijkse taakstellingen aan de gemeenten bekend gemaakt. Het aantal te huisvesten statushouders bedroeg voor het eerste halfjaar van 2001 4 800 personen en voor het tweede halfjaar van 2001 4 000 personen. In totaal ging het gedurende het jaar 2000 om 8 800 te huisvesten statushouders. Tijdens het eerste halfjaar van 2001 zijn 2 910 statushouders door gemeenten van eerste huisvesting voorzien. Dit is onder het totaal van 4 800 statushouders dat in de deze periode gehuisvest had moeten worden. In de tweede helft van 2001 zijn 2 850 statushouders van eerste huisvesting voorzien. In totaal zijn in het jaar 2001 5 760 personen door de gemeenten gehuisvest. Hiermee is 65% van de totale taakstelling in 2001 gerealiseerd. De niet-gerealiseerde plaatsen zullen alsnog en bovenop de taakstelling voor het eerste halfjaar van 2002 moeten worden geleverd. Over de achterblijvende realisatie is van rijkswege over de huisvestingstaakstelling intensief met de ketenpartners (VNG (Vereniging van Nederlandse Gemeenten), IPO (Interprovinciaal Overleg) en COA) overlegd teneinde te komen tot een vermindering van de achterstanden bij de uitplaatsing van statushouders. In verband met de toename van de bezetting heeft, evenals dit in 2000 het geval was, in het verslagjaar een aanzienlijke uitbreiding van de totale opvangcapaciteit plaatsgevonden. De omvang van de centrale opvangcapaciteit is toegenomen met ruim 9 100 plaatsen. Hierin is begrepen de uitbreiding van het aantal KCO-plaatsen met ca. 900 plaatsen, de toename van de opvangcapaciteit van de centra met ca. 6 900 plaatsen en een verdere toename van het aantal personen dat gebruikmaakt van het Zelfzorgarrangement met circa 1 300. Door deze substantiële groei heeft zich niet de situatie voorgedaan waarin de vorming van een buffercapaciteit mogelijk was. In 2000 werd het nieuwe opvangmodel aangepast (introductie Kleinschalige Centrale Opvang) waarmee werd verwacht dat de kosten van de opvang structureel met 5%, dus ook in 2001 konden worden teruggebracht. Met deze taakstelling is bij het subsidiëren van het COA rekening gehouden waarmee het bedrag van € 38,1 miljoen volledig werd gerealiseerd. Daarnaast werd de taakstelling met betrekking tot het Zelfzorgarrangement ad. € 27,2 miljoen ook gerealiseerd.

IBO COA

Eind 2001 is het interdepartementale beleidsonderzoek (IBO) COA naar de sturingsrelatie tussen Justitie en het COA en de bekostiging van het COA voltooid. In het eindrapport zijn de belangrijkste conclusies opgenomen, waaronder een indicatieve kostprijs en is tevens een uitgebreid implementatieplan geschetst voor de invoering van een volwaardig output gericht bekostigingssysteem. Definitieve kostprijzen zullen volgens het plan van aanpak gehanteerd gaan worden in de begrotingsvoorbereiding 2004.

OHBA/ OHVA

Voor de financiering van de regeling onderwijshuisvesting basisonderwijs asielzoekers heeft het COA naast de structurele overheveling vanuit de begroting van het ministerie van OCW van € 1,8 miljoen bij Voorjaarsnota 2001 een incidenteel bedarg van € 9,1 miljoen ontvangen.

Vanwege de sterk gestegen instroom van vooral AMA's de afgelopen jaren is er binnen diverse gemeenten ook een probleem ontstaan rond de onderwijshuisvesting in het voortgezet onderwijs (OHVA) aan leerplichtige asielzoekers. Voor de oplossing van dit knelpunt is bij najaarsnota 2001 een incidenteel bedrag van € 5,2 miljoen ontvangen. Met dit bedrag zijn gemeenten die over de jaren 2000 en 2001 aantoonbare problemen hebben ondervonden in de onderwijshuisvesting tegemoetgekomen. Voor 2002 en verder zal er in gezamenlijk overleg met het ministerie van OCW en het COA een structurele regeling volgen.

EVF

Uit het Europees Vluchtelingenfonds (EVF), dat is ingesteld voor vijf programmajaren, krijgt Nederland jaarlijks een bijdrage. Het fonds is bedoeld om bij te dragen aan de kosten voor opvang, integratie en vrijwillige terugkeer van asielzoekers en/of vluchtelingen. Door overheidsorganisaties, onderwijs- en onderzoekinstellingen, opleidingsorganisaties, sociale partners en internationale en niet-gouvernementele organisaties kunnen jaarprojecten worden ingediend. Projecten op de hierboven genoemde terreinen kunnen voor medefinanciering (50%) vanuit het Europees Vluchtelingenfonds in aanmerking komen. Aan Nederland is voor de jaren 2000 en 2001 een bedrag toegekend van respectievelijk € 2 984 948 en € 3 642 649. Deze gelden zijn in 2001 verdeeld. Voor de jaartranche 2000 heeft de interdepartementale stuurgroep 6 projecten goedgekeurd, voor de jaartranche 2001 uiteindelijk 15. Daarnaast zijn er 2001 veel activiteiten ondernomen om het Europees Vluchtelingenfonds in Nederland op poten te zetten. Naast het ontwikkelen van een aanvraagformulier, het Uitvoeringskader en een brochure, is alle informatie over het EVF op de internetsite van Justitie geplaatst. Aan het eind van het jaar 2001 heeft het programmasecretariaat EVF een congres georganiseerd om potentiële subsidieaanvragers te informeren over de jaartranche 2002.

Beleidsartikel 6.3 Tegengaan illegaal verblijf

Terugkeer en doormigratie

Het aantal asielzoekers dat uitgeprocedeerd raakt en waarvan de voorzieningen beëindigd kunnen worden is maandelijks niet groter dan ongeveer 1 500 en komt in 2001 op totaal 16 023. Ten opzichte van het getal dat in de ramingen was opgenomen een tegenvaller van 4 977.

Een oorzaak voor de achterblijvende uitstroom is het feit dat veel asielzoekers tegelijkertijd meerdere procedures hebben lopen, waarvan de uitkomsten moeten worden afgewacht alvorens tot daadwerkelijke beëindiging te kunnen overgaan. Het kan dus enige tijd duren voordat een asielzoeker finaal is uitgeprocedeerd en er stappen gezet kunnen worden om de voorzieningen te beëindigen. Het overgrote deel van deze groep valt vervolgens onder één van de oude Stappenplannen, hetgeen betekent dat er een beëindigingsbeschikking moet worden uitgereikt, waartegen de asielzoeker bezwaar kan maken. Daarbij is voor daadwerkelijke beëindiging van de opvangvoorzieningen nog een ontruimingsprocedure bij de kantonrechter nodig.

Naast de procedurele ingewikkeldheid speelt ten aanzien van de oude groepen mee dat het vaak gaat om mensen die reeds een geruime tijd in Nederland verblijven en deels geïntegreerd zijn in de lokale gemeenschap. Het beëindigen van de (opvang)voorzieningen van deze groep krijgt daarmee een zware lading en leidt in sommige gevallen tot maatschappelijke onrust, hetgeen tot een vertraging van het beëindigen van de voorzieningen kan leiden.

De gerealiseerde daadwerkelijke terugkeer van vreemdelingen is om verschillende redenen bij de prognoses voor 2001 achtergebleven. Als eerste geldt hier dat de uitgeprocedeerde vreemdeling soms niet volledig mee wil werken aan de vaststelling van zijn identiteit en/of nationaliteit, hetgeen de terugkeer bemoeilijkt. Daarbij is ook de medewerking van de landen van herkomst om hun onderdanen terug te nemen, in gevallen waarin de identiteit en/of nationaliteit niet vaststaat of waarin het blijkt dat de vreemdeling niet vrijwillig terug wil keren, gebrekkig. Tenslotte doen zich situaties voor waar de terugkeer van de vreemdeling formeel niet op beletselen stuit, maar de feitelijke uitvoering ernstig wordt bemoeilijkt, door (fysiek) verzet van de vreemdeling in kwestie.

Verder wordt verwezen naar de brief van 1 februari 2002, kenmerk 5123 963/01/DVB, van de Staatssecretaris van Justitie aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal waarin wordt ingegaan op de stand van zaken ten aanzien van het terugkeerbeleid.

Mensensmokkel

Mensensmokkel is per definitie een internationaal grensoverschrijdend delict. Daarom is en wordt op veel gebieden samengewerkt met instanties uit het buitenland. Een voorbeeld van internationale samenwerking op het terrein van bestrijding van mensensmokkel en handhaving van grenscontroles is de High Impact Operation. Begin september 2001 werd door een groot aantal EU-landen, samen met Europol en een aantal kandidaat lidstaten, gedurende 8 dagen gelijktijdig in alle landen grenscontroles gehouden met het oog op vaststelling van mensensmokkelactiviteiten. Samen met België en Luxemburg is Nederland actief geweest in Slowakije aan de grens met de Oekraïne. Tijdens deze operatie zijn ervaringen en kennis uitgewisseld en zijn nieuwe contacten gelegd tussen de meest betrokken uitvoerende diensten. Uit een door Europol gemaakte evaluatie van deze operatie blijkt dat de lidstaten deze vorm van samenwerking en kennisoverdracht zeer zinvol en effectief achten en derhalve voorstellen om deze aanpak te continueren.

In de Europese Unie zullen in het kader van de harmonisatie van wetgeving op het terrein van mensensmokkel een richtlijn en een kaderbesluit «ter bestrijding van hulp bij illegale binnenkomst, doorreis en verblijf» tot stand worden gebracht.

Tot slot heeft de Europese Commissie in november 2001 een mededeling aan de Raad en het Europese Parlement gedaan betreffende een gemeenschappelijk beleid inzake illegale immigratie. De mededeling beoogt onder andere een kader te geven voor toekomstige maatregelen, onderzoeken en samenwerkingsvormen die kunnen leiden tot een doeltreffende gemeenschappelijke bestrijding van illegale immigratie. In deze mededeling wordt onder meer voorgesteld tot een uitbreiding van de rol van Europol om te kunnen samenwerken met de nationale instanties op het gebied van mensenhandel of -smokkel. Dit is in overeenstemming met de conclusies van de operationeel Task Force van Europese hoofden van politie van maart 2001.

HOOFDSTUK 2 BEDRIJFSVOERING

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de belangrijkste punten van de bedrijfsvoering toegelicht. Daarbij is een onderverdeling gemaakt in besturing en organisatie, financieel beheer en informatievoorziening. Ook worden enkele specifieke onderwerpen nader toegelicht.

2.2 Besturing en organisatie

Ten aanzien van de besturing en organisatie zijn de volgende maatregelen getroffen.

2.2.1 Operational audit

Besturing op afstand betekent dat aan beleids- en uitvoeringsorganisaties meer ruimte wordt gelaten voor de uitvoering van de eigen taken. Operational audit is een onafhankelijke toets op de uitvoering die zich niet beperkt tot de financiële huishouding maar zich uitstrekt tot de bedrijfsvoering in brede zin. Bij de toets wordt nagegaan in welke mate de bedrijfsvoering waarborgen biedt voor de verwezenlijking van de gemaakte afspraken. Daarbij wordt nagegaan of in de bedrijfsvoering voldoende beheersingsmaatregelen zijn opgenomen zodat het risico dat doelen niet worden gehaald in voldoende mate zijn afgedekt. Bij het opstellen van het operational audit programma zijn in 2001 de risico's geïnventariseerd en eind november 2001 heeft het audit committee de volgende risico's aangewezen die in 2002 worden geaudit, te weten:

– betrouwbaarheid en adequaatheid prestatiegegevens in het begrotingsjaar 2003;

– informatiebeveiliging;

– beheersing van grote informatiseringsprojecten;

– slachtofferhulp;

– bestuurssensitiviteit.

2.2.2 Accountantscontrole

De ontwikkelingen van de afgelopen jaren hebben ertoe geleid dat de accountantsdienst bij de uitvoering van zijn controletaken in toenemende mate kan steunen op de door de diensten uitgevoerde interne controlewerkzaamheden. Dit biedt ruimte voor de accountantsdienst om niet alleen terugkijkend te controleren (certificerende functie) maar ook vooruitkijkend te analyseren en adviseren (onderzoeksfunctie). In 2001 is een risico-analyse uitgevoerd, die de agenda bepaalt voor de onderzoeksfunctie van de accountantdienst. Dat past in de aanbevelingen van het rapport De auditfunctie in het VBTB-tijdperk (rapport Kordes), dat is verschenen in mei 2001. Inmiddels is de vorming van auditdiensten opgenomen in het kabinetsstandpunt als reactie op het rapport Kordes. De accountantsdienst had al enige schreden in deze richting gezet. In het auditplan 2001 werd naast rechtmatigheidsonderzoek nadrukkelijk capaciteit ingeruimd voor operational auditing en IT-auditing.

2.2.3 Toezicht

Mede op basis van de onderzoeksresultaten van het project Government Governance alsmede het kabinetsstandpunt op het eindrapport van de ambtelijke commissie Toezicht, hebben in 2001 activiteiten plaatsgevonden op het gebied van toezicht. Zo is er bijvoorbeeld interne regelgeving van kracht geworden die er toe zal leiden dat het financieel-economisch toezicht op het grote aantal rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT's) dat Justitie kent, meer geuniformeerd gaat worden.

2.2.4 INK-managementmodel

Aan de realisatie van de visie van Justitie en het invullen van de daarin besloten ambitie levert het INK-managementmodel een bijdrage. Justitie kiest er voor om dit hulpmiddel blijvend in te zetten en kwaliteitsverbetering door te voeren met als hulpmiddel het managementmodel van het Instituut Nederlandse Kwaliteit (INK). In 2001 is verder gewerkt aan de invoering en toepassing van dit «total quality» model.

Bij diverse onderdelen van Justitie hebben positiebepalingen, zelfevaluaties en audits in 2001 dan ook geleid tot daadwerkelijke verbeteringen (procesbeschrijving, processturing, persoonlijke ontwikkelingsplannen, samenwerking met ketenpartners e.d.). De periodieke metingen onder (een deel van) het personeel en de belangrijkste stakeholders zijn bronnen voor verbeteracties.

2.2.5 Resultaatgericht besturingsmodel

Invoering baten-lastenstelsel

In voorgaande jaren is besloten om bij een vijftal Justitie-onderdelen het baten-lastenstelsel in te voeren. Voor de Raad voor de Kinderbescherming, de directie Bestuurszaken en het Nederlands Forensisch Instituut zijn projecten gestart om te voldoen aan de door het ministerie van Financiën gestelde eisen en per 1 januari 2003 te starten met het baten-lastenstelsel. Eind 2001 heeft de Raad voor de Kinderbescherming als gevolg van een reorganisatie de invoering van het baten-lastenstelsel uitgesteld tot 2004. De directie Bestuurszaken en het Nederlands Forensisch Instituut zijn inmiddels zo ver dat het voornemen deze diensten in te stellen als baten-lastendienst waarschijnlijk begin juni 2002 aan de Tweede Kamer kan worden voorgelegd. In 2001 stond bij het Openbaar Ministerie en de Zittende Magistratuur de ontvlechting van het gemeenschappelijk beheer centraal. Wel zijn er voorbereidende activiteiten uitgevoerd voor het invoeren van het baten-lastenstelsel zodat in 2002 gestart kan worden met het officiële invoeringstraject.

Outputsturing Stichting Reclassering Nederland (SRN)

In 1995 is bepaald dat de reclassering op output wordt gefinancierd. De invoering daarvan in 1997 bleek niet geheel haalbaar onder meer door het ontbreken van een betrouwbaar registratiesysteem. De Algemene Rekenkamer heeft zich een aantal malen kritisch uitgelaten over de M & O (misbruik en oneigenlijk gebruik)-gevoeligheid van de delen van de subsidie aan de reclassering. In 1999 is daarom het project Outputsturing gestart dat beoogde de reclassering met ingang van 2002 daadwerkelijk op output te financieren en om op die manier de efficiënte besteding van middelen te waarborgen. In 2001 heeft het project Outputsturing de volgende resultaten opgeleverd:

Model voor outputsturing

De op 17 juli 2001 opgeleverde Eindrapportage van het project Outputsturing bevat het model voor outputsturing en de bijbehorende spelregels. De eindrapportage is in de afgelopen maanden besproken met het Ministerie van Financiën en met de Algemene Rekenkamer. Beide instanties hebben positief gereageerd op de bereikte resultaten en de wijze waarop Outputsturing met ingang van 1 januari 2002 van start zal gaan.

Vastgestelde kostprijzen

In 2001 is binnen de gestelde termijn een kostprijsmodel opgeleverd, dat het mogelijk maakt om met de opgestelde tijdnormen per product een kostprijs vast te stellen.

Procesbeschrijvingen

Binnen één arrondissement zijn beschrijvingen van de primaire processen gemaakt en vastgelegd. Deze dienen als basis voor het kwaliteitssysteem.

Geautomatiseerde cliëntvolgsysteem (CVS)

Rond de jaarwisseling 2002 is het CVS met succes geconverteerd naar een nieuwe versie waarmee de outputsturing kan worden gefaciliteerd en producten telbaar zijn gemaakt. Derhalve kon op 1 januari 2002 de systematiek van outputsturing bij de SRN daadwerkelijk van start gaan.

2.3 Financieel beheer

Ten aanzien van het financieel beheer is bij het bestuursdepartement een ingrijpend verbeterprogramma gestart. Ook is de administratieve organisatie met betrekking tot de financiële processen in 2001 grondig herzien. De inkoop- en aanbestedingsprocessen zijn eveneens verbeterd.

2.3.1 Verandertraject Directie Bedrijfsvoering en Ondersteuning Bestuursdepartement

2.3.1.1 Versterking ondersteuning bestuursdepartement

Als onderdeel van een veranderingstraject ter verbetering van de ondersteuning van het bestuursdepartement is eind 2001 de veranderingsorganisatie «Versterking Ondersteuning Bestuursdepartement» (VOBD) opgezet die een versterking van het financiële beheer binnen het bestuursdepartement tot doel heeft. Onderdeel van deze veranderingsorganisatie, die overigens een breder terrein bestrijkt dan alleen het financiële beheer en ook de kerntaken van het facilitair bedrijf en het personeelsbeheer omvat, is het project Verbetering en Positionering Financiële functie.

2.3.1.2 Administratieve organisatie (Ao) bestuursdepartement

In 2001 is in het kader van de invoering van het systeem Jurist 2002 per 1 januari 2002, een beschrijving van de AO met betrekking tot de financiële processen gereed gekomen. Deze beschrijving die justitiebreed is opgezet, en door het toepassen van een gewijzigde beschrijvingssystematiek een aanmerkelijk betere toegang tot de procedurebeschrijvingen biedt, is binnen het bestuursdepartement specifiek gemaakt.

Met betrekking tot de naleving van de procedures die in de AO zijn opgenomen fungeert het Voorafgaand toezicht (VAT) als graadmeter. Het VAT rapporteert maandelijks over haar bevindingen. De werkzaamheden van het VAT vormen de basis voor de controle van de departementale accountantsdienst (DAD). De DAD reviewt hiertoe het VAT. Naarmate het VAT meer de rol van interne controle gaat uitoefenen (in de loop van 2002), zal die afdeling meer specifieke AO-audits gaan uitvoeren.

Personele uitgaven

De ontwikkelingen met betrekking tot de reorganisatie van de salaris-verwerkingsorganisatie SAFIR, de geautomatiseerde gegevensverwerking en achterstanden in de produktie hebben bij SAFIR in 2001 geleid tot bijzondere aandacht ten aanzien van werkzaamheden op het terrein van administratieve organisatie en interne controle (AO/IC). De intensivering van de interne controleactiviteiten door SAFIR heeft volgens de Accountantsdienst geleid tot een belangrijke daling van fouten en daarmee ook de omvang van de bedenkingen en onzekerheden ten aanzien van de rechtmatigheid van de uitgaven.

De intensivering van de interne controleactiviteiten heeft er onder meer toe geleid dat SAFIR de controle op de volledigheid van de ontvangsten ten aanzien van de WAO-gelden van het Algemene Arbeidsongeschiktheidsfonds (AAF/WAO) heeft uitgevoerd. Uit de door de Accountantsdienst uitgevoerde controle blijkt dat de volledigheid over 2001 is gewaarborgd. Dit in tegenstelling tot de bevindingen uit voorgaande jaren.

Enkele activiteiten met betrekking tot de centrale control-functie behoeven nog aandacht. Het heeft betrekking op werkzaamheden die verband houden met de bewaking van de afdoening van de controle op aanwezigheid van personeel, de terugkoppelingsoverzichten en verwerkingsverslagen. Ook de huidige registratie van verlofuren biedt (nog) onvoldoende waarborgen voor een volledige en juiste registratie van verlofdagen. De AO/IC met betrekking tot de verlofprocedures is in februari gereed gekomen. Thans wordt gewerkt aan een plan tot implementatie van de desbetreffende procedurebeschrijvingen, gericht op het stand brengen van een adequate AO/IC.

In 2000 heeft de bestuursraad besloten dat naast SAFIR de decentrale personeelsdiensten gebruik gaan maken van het PeRCC-systeem. Dit systeem zal als personeelsinformatiesysteem gebruikt gaan worden en daarbij Interpers vervangen. Daarnaast zal het systeem ook door de decentrale personele afdelingen worden gebruikt om salarismutaties in te voeren in het IPA-systeem. In 2001 zijn uitgangspunten geformuleerd en een plan van aanpak opgesteld die de basis vormen voor de uitrol van het PeRCC-systeem. Daarnaast is een audit uitgevoerd naar de implementatie van het PeRCC, waarbij rekening is gehouden met de bevindingen van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de AO/IC en de gedane verbetervoorstellen door de EDP Audit Pool naar aanleiding van de beoordeling van het PeRCC/NFI. Hoewel de uitrol van het PeRCC in een eerder stadium is vertraagd, verloopt de feitelijke uitrol inmiddels conform de (aangepaste) planning. Tijdens de eerste implementatie bleek dat de doelstelling met betrekking tot decentrale invoer van salarismutaties nog niet haalbaar was. In overleg met de sectoren wordt hiervoor een nieuw voorstel ontwikkeld. De opgeleverde en goedgekeurde AO/IC gaat uit van deze beperking.

2.3.1.3 Het verplichtingenbeheer bij het bestuursdepartement

Aan het verplichtingenbeheer, onderdeel van het totale financiële beheer, is bij het bestuursdepartement ook in 2001 veel aandacht besteed. Er is in 2001 weer een cursus georganiseerd voor de financiële medewerkers van budgethouders waarin het verplichten, het registreren daarvan en het betalen op die verplichtingen, aan de orde kwamen. Voorts is bij de budgetbeheerdersoverleggen in 2001 regelmatig aan de orde gekomen wat de mogelijkheden van het nieuwe Juristsysteem zijn voor het verplichtingenbeheer. Een van die mogelijkheden is de bestelfunctionaliteit met een automatische koppeling naar de verplichtingenadministratie. Naar verwachting zal, indien de procedure wordt gevolgd, het niet meer mogelijk zijn dat verplichtingen op grond van bestellingen onder bestaande contracten te laat geregistreerd worden. Daarnaast zullen de budgethouders de mogelijkheid hebben om andersoortig aangegane verplichtingen, zoals het verstrekken van subsidies en bijdragen, zelf in het Jurist-systeem vast te leggen. Hierdoor houden de budgethouders hun verantwoordelijkheid voor een tijdige en juiste registratie meer in eigen hand, en wordt het knelpunt, dat aangeboden verplichtingen en wijzigingen daarop zich ophopen bij één afdeling, weggenomen.

2.3.1.4 Europese aanbesteding

De naleving van de regelgeving inzake Europese aanbesteding diende te worden verbeterd. Aangezien de gesignaleerde tekortkomingen reeds enkele jaren bestonden, heeft de Algemene Rekenkamer in 1999 medegedeeld dat zij in haar rechtmatigheidsonderzoek over 2000 een bezwaaronderzoek zou uitvoeren. Op grond van de resultaten van de in 2000 door alle aanbestedende diensten uitgevoerde verbeteractiviteiten inkoop heeft de Algemene Rekenkamer voorjaar 2001 besloten over 2000 geen bezwaar te maken.

Verbetertraject Inkopen

In het kader van het Verbetertraject Inkopen zijn in 2001 de volgende verbetermaatregelen getroffen, te weten:

– ontwikkelen van een standaard inkoopplan voorzien van een toelichting en vervolgens integreren in de Jaarplanaanschrijving 2002 ter verbetering van de kwaliteit van de inkoopplannen. Hierdoor is ook bereikt dat de inkoop met ingang van 2002 in de departementale planning & controlcyclus is ingebed;

– invulling van de functie van de Coördinerend Directeur Inkoop (CDI). De uitwerking, positionering en bemensing zal begin 2002 qua vorm en inhoud nader zijn vastgesteld;

– het ontwikkelen en opnemen van een inkoopmodule in het justitiebrede Jurist 2002, waarmee is voorzien in een gestructureerde afhandeling van het inkoopproces. Met het invoeren van deze geheel nieuwe inkoopfunctionaliteit in Jurist 2002 is voorzien in een contractenregistratiefunctie, bestelfunctionaliteit met een automatische koppeling naar de verplichtingenadministratie alsmede is de mogelijkheid geschapen van elektronische aanmelding van goederenontvangst. Dit systeem is in januari 2002 in gebruik genomen;

– het in januari 2002 uitbrengen van een nieuw Handboek Inkopen waarmee een stroomlijning van kaders, richtlijnen en procesbeschrijvingen inkoop is afgerond. In dit handboek worden onder meer de Europese richtlijnen behandeld. Daarnaast zijn onderwerpen zoals de inkoopplannen, de vraagbundeling en de dossiervorming in het handboek opgenomen. Voorts is in het handboek nadrukkelijk aandacht besteed aan de betrokkenheid van het management bij het inkoopproces door duidelijk aan te geven waar de beslismomenten liggen;

– de informatievoorziening over de inkoopregelgeving en de ondersteuning zijn verbeterd d.m.v. het on-line aanbieden van actuele informatie op het Justitie intranet («Justweb»). Hierop is ook met name praktisch toepasbare informatie opgenomen zoals een overzicht van de reeds bestaande Europees aanbestede mantelovereenkomsten, het Handboek inkoop alsmede het Platform Europees Aanbesteden dat op deze wijze als kenniscentrum gaat functioneren.

Medio 2001 is door de Departementale Accountantsdienst een audit op het inkoopproces uitgevoerd om na te gaan of alle aanbestedende diensten de toegezegde (structurele) verbetermaatregelen hebben geïmplementeerd. De Accountantsdienst heeft geconstateerd dat de getroffen verbetermaatregelen in opzet een goede uitvoering van de inkoop waarborgen. Daarnaast is geconstateerd dat de naleving van deze verbetermaatregelen nog voor verdere verbetering vatbaar is. Over de voortgang en de verbetermaatregelen wordt met de Algemene Rekenkamer en de Directie Accountancy Rijksoverheid van het Ministerie van Financiën overlegd.

Naleving regels Europese Aanbesteding bij het bestuursdepartement

De naleving van de regelgeving inzake Europese Aanbesteding bij het bestuursdepartement diende te worden verbeterd. Hiertoe zijn de volgende verbetermaatregelen genomen:

– het concreet opnemen van de vraagstelling m.b.t. de inkoopvoornemens (inkoopplan) van de directies in de jaarplannen, en het verzorgen van specifieke voorlichting hierover, om te kunnen komen tot een integraal Inkoopjaarplan Bestuursdepartement 2002;

– het aanbieden van workshops over de bestaande regelgeving op het gebied van inkoop en Europees Aanbesteden en de juiste wijze waarop deze in de praktijk dienen te worden geïnterpreteerd en toegepast.

Daarnaast is een initiatief genomen tot een Justitiebreed pilot-project «E-procurement», waarin een verdere ontwikkeling van de elektronische wijze van bestellen wordt vormgegeven. Hiervan maken o.a. een uitgebreide elektronische catalogusfunctie en de volledig elektronische informatie-uitwisseling van het gehele besteltraject (t/m de levering) met de mantelcontractpartners deel uit. De resultaten hiervan en de mogelijkheden tot justitiebrede toepassing, zullen in 2002 bekend worden.

Professioneel Inkopen en Aanbesteden (PIA)

De uitvoering van PIA is bij Justitie een verantwoordelijkheid van de diensten die als zelfstandig aanbestedende dienst zijn aangewezen. Deze diensten zijn in 2001 gestart met het uitvoeren van een diagnose van de inkoopportfolio. De diagnose moet inzicht bieden in wat er allemaal door de diensten wordt ingekocht en door wie er wordt ingekocht. Vervolgens kunnen de volgende stappen van het PIA worden uitgevoerd. Met de oprichting van de coördinerende eenheid inkoop zal in 2002 de coördinatie en monitoring van de uitvoering van PIA zijn belegd.

2.4 Informatievoorziening

Wat betreft de geautomatiseerde informatievoorziening hebben in 2001 de volgende ontwikkelingen plaatsgevonden:

Financiële informatievoorziening (Jurist)

Conform de planning is het financiële systeem Jurist 2002 begin januari 2002 in gebruik genomen. Daarmee zijn de doelstellingen met betrekking tot VBTB, invoering euro en verbetering inkoopmanagement in de financiële administratie gerealiseerd. Daarnaast is een grote verbetering bereikt ten aanzien van uniformering en standaardisering. Niet alleen het systeem maar ook het rekeningschema en de administratieve organisatie zijn vernieuwd.

Informatiebeveiliging

Op basis van het plan van aanpak Informatiebeveiliging is de informatiebeveiliging in 2000 en 2001 zowel op centraal als op decentraal niveau projectmatig aangepakt. Doel van het project was om in 2001 Justitiebreed te voldoen aan het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst uit 1994 (VIR).

Beveiliging JustitieNet

Doel van de uitgevoerde werkzaamheden was om het berichtenverkeer over JustitieNet op hoog niveau te beveiligen tegen misbruik en ongewenste kennisneming. Hiertoe zijn op de koppelvlakken van de Justitielocaties voorzieningen getroffen die de gegevensstromen van en tussen de Justitieorganisaties (en internet) beveiligen.

Aangezien informatiebeveiliging een primaire verantwoordelijkheid is van het lijnmanagement hebben de diensten (inclusief de ZBO's (Zelfstandige Bestuursorganen) en stichtingen, die op JustitieNet zijn aangesloten) in 2000 projecten gestart om het VIR te implementeren. De doelstelling om per 1 januari 2002 het VIR te hebben ingevoerd, is niet door alle diensten en ZBO's geheel gehaald. Naast de concrete acties om beveiligingsmaatregelen in te voeren hebben de sectoren en diensten eind 2001 een self-assessment gedaan. Met de resultaten uit de self-assesments kan worden aangegeven waar en welke versnelling van de invoering van het VIR mogelijk is.

2.5 Bedrijfsvoering Openbaar Ministerie

Op het terrein van de bedrijfsvoering zijn onder meer de onderstaande activiteiten uitgevoerd:

Europees aanbesteden en inkopen

Een OM-breed inkoopplan waarin de verwachte aanschaffingen zijn opgenomen is beschikbaar en de reguliere planning- en controlcyclus is uitgebreid met een aantal minimale eisen om dit te bewaken. De OM-inkoopsite is inmiddels operationeel en met de Raad voor de Rechtspraak wordt regelmatig overlegd over samenwerking op het gebied van inkoop. Begin 2002 wordt dit verder vorm gegeven door organisatorische inbedding en verankering van de inkoopfunctie.

Inbeslaggenomen gelden

Gezien de complexiteit van de materie is de herstelactie naar verwachting eind april 2002 afgerond. Alle grote financiële posten zijn inmiddels uitgezocht en zonodig is actie ondernomen. Met medewerkers van de parketten en het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie wordt overleg gevoerd om tot structurele verbeteringen te komen op basis van de bevindingen die gedurende de herstelactie zijn geconstateerd.

Boetevonnissen/ ontnemingsmaatregelen

Een gehouden AO/IC-audit toont aan dat het aantal getroffen controlemaatregelen is toegenomen. Een aantal parketten heeft het financieel beheer in 2001 sterk verbeterd maar ook in 2002 dient nog aandacht aan dit onderwerp te worden geschonken.

Een steekproefsgewijze controle op de werking van de beheersmaatregelen toont dat 89% van de geldboetes tijdig ter executie wordt aangeboden (binnen 14 dagen). Ten aanzien van de juistheid en rechtmatigheid zijn geen problemen geconstateerd. Dit laatste geldt ook voor de ontnemingen. Hoewel juistheid en rechtmatigheid zijn geborgd verdient de tijdigheid van registratie en aanmelding nog aandacht. In het controlgesprek tussen de procureur-generaal en het hoofd van dienst worden afspraken gemaakt over de aanpak van de geconstateerde tekortkomingen en de verdere verbetering van het financieel beheer.

Operational audit

In 2001 is het nieuwe instrument operational audit ontwikkeld dat in 2002 naast de bestaande instrumenten zal worden gehanteerd voor de gehele OM-organisatie. Dit instrument zal bijdragen aan een beter toezicht op en inzicht in de mate waarin werkprocessen bijdragen aan goede resultaten en daarmee bijdragen aan de versterking van de bedrijfsvoeringsfunctie.

2.6 Misbruik en oneigenlijk (M&O) gebruik regeling gefinancierde rechtsbijstand

Onderstaand zijn de belangrijkste ontwikkelingen en geboekte resultaten op het terrein van misbruik en oneigenlijk gebruik van de gefinancierde rechtsbijstand weergegeven.

Accountantscontrole Raden voor rechtsbijstand 2000

De jaarrekeningen 2000 van de Raden voor rechtsbijstand, die in de eerste helft van 2001 zijn ontvangen, zijn alle voorzien van een goedkeurende verklaring omtrent de getrouwheid. Voorts hebben de accountants op basis van het controleprotocol in de mededeling omtrent de naleving van de aan de subsidie verbonden voorschriften vastgesteld, dat alle raden – evenals in voorgaande jaren – de tolerantiegrenzen, die met betrekking tot de rechtmatigheid van de uitgaven zijn gesteld, niet hebben overschreden.

M&O-gevoeligheid van de regeling

De gevoeligheid beperkt zich tot die verzoeken om rechtsbijstand, waarbij de draagkracht van de rechtzoekende bepalend is voor het al dan niet in aanmerking komen voor een toegevoegd advocaat. Voor zover aan de draagkrachtcriteria is voldaan is eveneens sprake van M&O-gevoeligheid voor de hoogte van de inkomensafhankelijke eigen bijdrage. Op basis van de uitkomsten van de jaarlijks door de Raden voor rechtsbijstand en de Belastingdienst uitgevoerde steekproef bedraagt de verwachte omvang van onterecht aangegane verplichtingen wegens afgegeven inkomensafhankelijke toevoegingen in 2001 1,40% (2000: 0,73%). Bij 3,71% (2000: 1,95%) van de aangegane verplichtingen op inkomensafhankelijke toevoegingen bestaat in dit verband onzekerheid. Het financiële belang kan daarmee voor fouten worden berekend op € 1,5 miljoen en voor onzekerheden op € 4,1 miljoen. De totale uitgaven voor de gefinancierde rechtsbijstand, waarin het M&O-gevoelig deel is begrepen, bedragen € 272 miljoen.

Deze, in vergelijking met voorgaande jaren, minder gunstige uitkomsten onderstrepen het belang van het zogeheten Vivalt-project. Mede naar aanleiding van het Kabinetsbesluit dat alle inkomensafhankelijke subsidieregelingen het belastbaar inkomen als draagkrachtbegrip dienen te hanteren, is in 2001 onderzoek afgerond naar de mogelijkheid en haalbaarheid om voor de gesubsidieerde rechtsbijstand het netto-inkomen te vervangen door het belastbaar inkomen. De conclusie luidde dat een degelijke overgang uitvoerbaar is, zonder dat dit ten koste gaat van de toegankelijkheid van het stelsel (TK 27 400 VI, nr. 67). In verband daarmee is kort na de zomer van 2001 een projectorganisatie ingericht, die de implementatie van de wijziging zal voorbereiden. Naar verwachting zal deze wijziging, die een aanpassing van de Wet op de rechtsbijstand vergt, in de loop van 2004 kunnen worden ingevoerd.

Met de overstap naar het belastbaar inkomen, en in samenhang daarmee het gebruik van inkomensgegevens van de Belastingdienst, wordt bereikt dat de M&O-gevoeligheid van de regeling tot een minimum wordt beperkt. Met de verstrekking van de inkomensgegevens door de Belastingdienst, waarmee de verificatietaken door de gemeenten komen te vervallen, wordt een duurzame oplossing bereikt. Op korte termijn zijn verdere verbeteringen te bereiken door het publiceren van maatregelen naar aanleiding van onjuiste opgaven en het waar mogelijk intensiveren van het contact tussen raad en rechtzoekende.

2.7 Invoering van de euro

Voortgang

In het jaar 2001 heeft Justitie de interdepartementale mijlpalen voor de testfase en de implementatiefase tijdig en met succes gerealiseerd. Conform planning zijn in december 2001 en januari 2002 alle systemen succesvol geconverteerd. Justitie is vanaf januari 2002 overgeschakeld op de euro. Er hebben zich geen noemenswaardige problemen voorgedaan.

Aanpassing van wet- en regelgeving

De voorbereidingen om de aanpassing van de bedragen in wet- en regelgeving aan de euro, aan het eind van 2001 in Staatsblad en Staatscourant gepubliceerd te krijgen, liepen in het voorjaar enige vertraging op als gevolg van de publiciteit in de media over de wijze van aanpassing van de boetebedragen. Naar aanleiding hiervan heeft de regering besloten de boetebedragen in alle gevallen naar beneden af te ronden. Ondanks deze tussentijdse vertraging bij de aanpassing van de boetebedragen, lukte het om de aanpassing van de bedragen in de formele wetgeving, de Aanpassingswet euro, tijdig (op 1 november) te publiceren in Staatsblad nr. 481.

Op 27 december volgde in Staatsblad nr. 664 de zogenaamde Veegwet aanpassing euro, waarin de laatste aanvullingen en wijzigingen zijn opgenomen. De bedragen in de algemene maatregelen van bestuur werden tijdig gepubliceerd in het Staatsblad. Op 1 november 2001 verscheen het Aanpassingsbesluit euro in Staatsblad nr. 415 en op 27 december 2001 volgde het Veegbesluit met de aanvullingen en de laatste wijzigingen, in Staatsblad nr. 666. De bedragen in de ministeriële regelingen, de beleidsregels en de circulaires tenslotte werden gepubliceerd in een bijlage van de Staatscourant nr. 214 van 5 november 2001. Het laatste restje volgde in Staatscourant nr. 250 van 28 december 2001.

Onderzoek van de Algemene Rekenkamer naar de omrekeningsresultaten van gulden naar euro door de rijksoverheid leverde in december een overwegend positief rapport op.

Uitgaven

In de begroting 2001 was bijna €8 miljoen gereserveerd ten behoeve van de uitgaven samenhangend met de introductie van de euro binnen Justitie. De belangrijkste uitgaven in 2001 waren:

• DJI €3,7 miljoen. Dit bedrag is voornamelijk besteed aan de projectorganisatie (ca. €1,0 miljoen) en aan de aanpassing van de informatiesystemen (herinrichting financiële systemen: ca. €2,0 miljoen);

• DRp €2,0 miljoen. Dit bedrag is vrijwel geheel besteed aan de aanpassing van de informatiesystemen van de rechterlijke macht en het Openbaar Ministerie;

• CJIB €0,9 miljoen. Van dit bedrag is ca. €0,7 miljoen aangewend voor de aanpassing van de informatiesytemen. Ruim €0,2 miljoen is besteed aan de projectorganisatie;

• Personeel en Materieel Ministerie: centrale projectorganisatie ruim €0,8 miljoen. De uitgaven van de centrale projectorganisatie bedroegen in 2001 ruim €0,8 miljoen. Een groot deel van de uitgaven had betrekking op de kosten voor audits (€0,5 miljoen) naar de voortgang en kwaliteit van het europroject en de inhuur van automatiseringsdeskundigen (ruim €0,3 miljoen).

HOOFDSTUK 3 HOOFDLIJNEN PER BELEIDSTERREIN

In dit hoofdstuk wordt per beleidsterrein de meest essentiële informatie uit de Artikelsgewijze Toelichting (AGT) samengevat. Per beleidsterrein wordt aangegeven welke uitgaven zijn gedaan en hoe hoog de ontvangsten zijn geweest gedurende het jaar 2001. Vervolgens worden per beleidsterrein op hoofdlijnen de meest essentiële verschillen tussen de begroting en de realisatiecijfers aangegeven en verklaard. Tenslotte wordt – indien daar aanleiding voor bestaat – een korte analyse gegeven op artikelniveau met betrekking tot wijzigingen in de begrotingen en ramingen. De bedragen die in de tekst van dit hoofdstuk worden genoemd geven slechts op hoofdlijnen de verschillen uit de tabellen weer.

In paragraaf 3.2. wordt een vergelijking gegeven van de realisatiecijfers van de uitgaven en ontvangsten over de jaren 1998 tot en met 2001 (horizontale toelichting).

Voor nadere informatie met betrekking tot uitgaven en ontvangsten wordt verwezen naar de AGT1.

3.1 Toelichting per beleidsterrein

3.1.1 Beleidsterrein 01 Ministerie Algemeen

Op het beleidsterrein Ministerie Algemeen worden de uitgaven en ontvangsten van het ministerie «in enge zin» verantwoord, evenals de uitgaven die niet specifiek tot één van de overige beleidsterreinen behoren. Naast het bestuursdepartement worden onder dit beleidsterrein het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC), de adviescolleges en de uitgaven voor internationale samenwerking weergegeven.

Uitgaven en ontvangsten

 Bedragen x € 1000 
ArtikelOmschrijvingBegrotingRealisatieVerschil
01.01Personeel en materieel ministerie139 944187 33047 386
01.03Bijdragen en contributies9803 3862 406
01.04Post-actieven3 2152 923– 292
01.06Onvoorzien2270– 227
01.07Loonbijstelling28 3450– 28 345
01.08Prijsbijstelling000
01.09Diversen12 06125 81413 752
01.11Internationale samenwerking9931 173181
01.13Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum9 7059 917212
01.14Adviescolleges184225
Totaal uitgaven195 489230 58535 097
Totaal ontvangsten8 98513 2654 280

Uitgaven

Het verschil tussen de raming en de realisatie op de uitgaven van beleidsterrein Ministerie Algemeen bedraagt € 47,4 miljoen.

Op dit beleidsterrein heeft zich het afgelopen jaar een aantal belangrijke ontwikkelingen voorgedaan. De grootste afwijking doet zich voor op het artikel Personeel en materieel ministerie. Dit verschil is onder meer het gevolg van de bijstelling van salarismaatregelen en de uitbreiding van de personeelsformatie met 3 fte. Voor een aantal belangrijke projecten en intensiveringen is extra personeel aangenomen. Daarnaast heeft de uitvoering van een aantal grote projecten als de invoering van de Euro, VBTB, het financieel systeem Jurist en het personeelssysteem PeRCC geleid tot hogere uitgaven. Verder is de afwijking op dit artikel een gevolg van exploitatie-uitgaven en aanschaffingen van onder andere de Microsoft-licenties van bijna € 12,5 miljoen. Op het artikel bijdragen en contributies wordt de afwijking verklaard doordat een drietal bijdragen is opgenomen die niet op dit artikel waren geraamd, waarvan de bijdrage aan de gemeente Venlo voor de bestrijding van drugsoverlast de grootste was. Het verschil van – € 28,3 miljoen op de loonbijstelling wordt veroorzaakt doordat de uitgaven op andere artikelen zijn gerealiseerd.

Ontvangsten

Bij de ontvangsten bedraagt het verschil tussen de raming en de realisatie € 4,3 miljoen. Dit verschil is voor het overgrote deel het gevolg van meerontvangsten in verband met de compensatie van WAO-uitkeringen door het Algemeen Arbeidsongeschiktheidsfonds.

3.1.2 Beleidsterrein 07 Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken

Op het beleidsterrein Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken wordt een beeld geschetst van het totaal aan begrote en gerealiseerde uitgaven en ontvangsten en het verschil daartussen. Op de Immigratie- en Naturalisatiedienst en de opvang van asielzoekers wordt separaat ingegaan.

Uitgaven en ontvangsten

 Bedragen x € 1000 
ArtikelOmschrijvingBegrotingRealisatieVerschil
07.01Bijdrage Immigratie- en Naturalisatiedienst250 978306 27155 293
07.02Opvang Asielzoekers953 7021 098 778145 076
Totaal uitgaven1 204 6801 405 049200 369
Totaal ontvangsten172 455273 175100 720

Uitgaven

Het verschil tussen de raming en de realisatie op de uitgaven van dit beleidsterrein bedraagt € 200,4 miljoen. Voor € 55,3 miljoen wordt dit verschil veroorzaakt door een hogere bijdrage aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). De uitgaven op het artikel Opvang asielzoekers is € 145,1 miljoen hoger dan geraamd. De verschillen worden hierna toegelicht.

Ontvangsten

Bij de ontvangsten bedraagt het verschil tussen de raming en de realisatie € 100,7 miljoen. Dit is voornamelijk een gevolg van het afromen van de reserves van het COA met ongeveer € 90,7 miljoen.

Bijdrage Immigratie en Naturalisatiedienst

De hogere uitgaven op het artikel Bijdrage IND wordt door een aantal factoren veroorzaakt. Voor de aanscherping van het AMA-beleid is de bijdrage verhoogd met € 13 miljoen. Voor een efficiëntere behandeling van asielaanvragen door middel van behandelkantoren is er bijna € 5 miljoen toegekend. Bovendien is de bijdrage aan de IND onder meer verhoogd voor de vestiging van een vierde aanmeldcentrum, de inhuur van extra tolken voor het wegwerken van de bezwaarvoorraad bij asiel, biometrie en extra uitgaven terugkeer en de nog te betalen administratieve kosten aan de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en ter dekking van het exploitatietekort. Ten slotte is per saldo bijna € 12,9 miljoen meer uitgegeven ten gevolge van de loon- en prijsstijgingen.

Opvang asielzoekers

Voor de opvang asielzoekers is in 2001 € 145,1 miljoen meer uitgegeven dan begroot.

Op het artikelonderdeel centrale opvang asielzoekers is in totaal € 120,6 miljoen meer uitgegeven omdat de gerealiseerde bezetting 84 380 bedroeg en dus ruim 15% boven de geraamde bezetting van 72 051 lag.

Bij de decentrale opvang asielzoekers is een bedrag van € 11,3 miljoen voor buffercapaciteit onbesteed gebleven.

Voor de Tijdelijke Noodvoorzieningen Vreemdelingen (TNV) is in 2001 € 10,5 miljoen meer uitgegeven dan begroot. De gemiddelde bezetting bedroeg ca. 720 plaatsen terwijl 2 600 plaatsen beschikbaar waren, waardoor de vaste lasten en de investeringen niet werden gedekt door bezette plaatsen.

De overheveling van de huisvestingstaak basisonderwijsvoorzieningen van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW) naar het ministerie van Justitie heeft geleid tot een verhoging van de uitgaven met € 14,0 miljoen. Het van start gaan van het Europees Vluchtelingenfonds (EVF) in 2001 heeft geleid tot een meeruitgave van € 1,8 miljoen.

De resterende verschillen tussen raming en realisatie bedragen € 9,5 miljoen en hebben voornamelijk betrekking op de centrale opvang.

3.1.3 Beleidsterrein 08 Preventie, Jeugd en Sancties

Op het beleidsterrein Preventie, Jeugd en Sancties wordt een beeld geschetst van het totaal aan begrote en gerealiseerde uitgaven en ontvangsten en het verschil daartussen. Daarnaast worden de artikelonderdelen Subsidies Preventie, Jeugdbescherming en Reclassering en de Bijdrage Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) separaat toegelicht.

Uitgaven en ontvangsten

 Bedragen x € 1000 
ArtikelOmschrijvingBegrotingRealisatieVerschil
08.01P&M Raad voor de kinderbescherming105 646115 2599 613
08.02Subsidie Preventie, Jeugdbescherming en Reclassering466 312508 52242 210
08.03Schadefonds Geweldsmisdrijven1 7142 7611 047
08.04Bijdrage Centraal Justitieel Incassobureau44 69449 8175 123
08.05Bijdrage Dienst Justitiële Inrichtingen1 063 0951 154 24791 153
08.06Bestuurszaken20 99228 7217 728
08.07College van Toezicht op de Kansspelen4584668
Totaal uitgaven1 702 9111 859 793156 882
Totaal ontvangsten25 27691 74666 469

Uitgaven

Op dit beleidsterrein bedraagt het verschil tussen de raming en de realisatie € 156,9 miljoen. Dit verschil wordt voor het grootste deel veroorzaakt door ontwikkelingen op het artikel Preventie, Jeugdbescherming en Reclassering (€ 42,2 miljoen) en de bijdrage DJI (€ 91,2 miljoen).

Ontvangsten

De ontvangsten zijn in 2001 € 66,5 miljoen hoger uitgevallen dan geraamd door hogere ontvangsten van de Raad voor de Kinderbescherming en hogere verrekeningen van eerder verstrekte subsidies PJS.

Subsidie Preventie, Jeugdbescherming en Reclassering

De uitgaven voor de (gezins)voogdij zijn € 17 miljoen hoger uitgevallen dan geraamd vanwege de langere contacttijd van de gezinsvoogden. Daarnaast wordt een belangrijk deel van het verschil (€ 18,5 miljoen) verklaard door de financiering van maatregelen in het kader van het nieuwe ama-beleid. Ongeveer € 20 miljoen van het verschil wordt veroorzaakt door loon- en prijscompensatie en een nieuw functiewaarderingssysteem. Tenslotte is op het artikelonderdeel overige instellingen en projecten € 10 miljoen minder uitgegeven door interne overboekingen en lagere projectuitgaven.

Dienst Justitiële Inrichtingen

Het verschil tussen de raming (€ 1 063 miljoen) en de realisatie (€ 1 154 miljoen) wordt voor € 36,3 miljoen verklaard door beleidsmatige mutaties. De extra middelen zijn ingezet om het capaciteitsoverschot bij het gevangeniswezen her te bestemmen tot capaciteit voor vreemdelingenbewaring. Voorts zijn de middelen ingezet om de vastgestelde capaciteitstekorten in de Jeugdsector terug te dringen en voor de implementatie van resocialisatie-programma's, reclasseringsnazorg en preklinische interventie. Door de loon- en prijsbijstelling is de bijdrage aan DJI met € 58,5 miljoen verhoogd ten opzichte van de begroting 2001. Tenslotte is de bijdrage aan DJI met € 4,5 miljoen verhoogd ter compensatie van de sober-regimeproblematiek.

3.1.4 Beleidsterrein 09 Wetgeving, Rechtspleging en Rechtsbijstand

Op het beleidsterrein Wetgeving, Rechtspleging en Rechtsbijstand wordt een beeld geschetst van het totaal aan begrote en gerealiseerde uitgaven en ontvangsten en het verschil daartussen. Voor het artikel Dienst Rechtspleging, OM en Rijksrecherche wordt een separate toelichting gegeven.

Uitgaven en ontvangsten

 Bedragen x € 1000 
ArtikelOmschrijvingBegrotingRealisatieVerschil
09.05Dienst Rechtspleging/OM/Rijksrecherche859 135957 08297 947
09.06Gerechtskosten39 94455 36015 415
09.07Gefinancierde rechtsbijstand265 789277 31511 526
09.08Schuldsanering9 75410 127372
Totaal uitgaven1 174 6231 299 884125 260
Totaal ontvangsten559 543633 07873 535

Uitgaven

Het verschil tussen de raming en de realisatie van de uitgaven op dit beleidsterrein bedraagt ruim € 125 miljoen. Voor € 98 miljoen is dit verschil terug te vinden op het artikel Dienst Rechtspleging, OM en Rijksrecherche. In 2001 zijn extra middelen toegevoegd voor de oplossing van de capaciteitsproblematiek. Deze capaciteitsuitbreiding is noodzakelijk om meer zaken te kunnen afdoen. Het verschil tussen de raming en de realisatie op het artikel Gerechtskosten is € 15 miljoen. Dit is een gevolg van de verdergaande liberalisering van de telecommunicatiemarkt, de massale introductie van de mobiele telefonie alsmede het toenemend beroep op tolken en vertalers. Het verschil van € 11,5 miljoen op het artikel Gefinancierde rechtsbijstand wordt veroorzaakt door de loon- en prijsbijstelling en de ontwikkeling en ondersteuning van een kwaliteitszorgsysteem.

Ontvangsten

De ontvangsten in 2001 zijn € 73,5 miljoen hoger dan geraamd. De meevaller in 2001 is grotendeels een gevolg van de hogere opbrengsten uit boeten en transacties. Door een incidentele (achterstallige) afdracht van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) inzake de opbrengsten uit Wettelijke Aansprakelijkheid motorrijtuigen (WAM)-overtredingen, 300 000 meer Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)-sancties en intensivering van de verkeershandhaving via de regioplannen en uitvoering van de klimaatnota is de opbrengst € 55 miljoen hoger dan geraamd. Daarnaast is door meevallers in de opbrengst van griffierechten en diverse ontvangsten rechtspraak bovendien € 11 miljoen meer ontvangen dan geraamd.

Rechtspleging/OM/Rijksrecherche

Dienst rechtspleging

Voor € 55,1 miljoen wordt het verschil tussen raming en realisatie veroorzaakt door voornamelijk capaciteitsuitbreiding bij de rechtspraak, de uitbreiding van de vreemdelingenkamers en de algemene loonmaatregel.

OM

Het artikelonderdeel Openbaar Ministerie is in 2001 verhoogd met € 42,8 miljoen. Deze extra middelen zijn vrijwel geheel ingezet voor materiële uitgaven onder andere ten behoeve van de nieuwbouw van het Geïntegreerd Proces Systeem (GPS). De GPS-infrastructuur werd in 2001 door een tiental arrondissementen aangeschaft.

3.1.5 Beleidsterrein 10 Rechtshandhaving

Op het beleidsterrein Rechtshandhaving wordt een beeld geschetst van het totaal aan begrote en geraamde uitgaven en ontvangsten en het verschil daartussen.

Uitgaven en ontvangsten

 Bedragen x € 1000 
ArtikelOmschrijvingBegrotingRealisatieVe rschil
10.01Nederlands Forensisch Instituut21 48924 5553 066
10.02Bijzondere uitgaven rechtshandhaving43 03044 6381 608
10.03P&M overige diensten62 58161 892– 689
10.05Geheime uitgaven1 5871 815228
Totaal uitgaven128 688132 9004 212
Totaal ontvangsten52 18559 6887 503

Uitgaven

Het verschil tussen de raming en de realisatie op dit beleidsterrein bedraagt € 4,2 miljoen. Dit verschil wordt voor € 3 miljoen veroorzaakt door loon- en prijscompensatie aan het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Bovendien waren de materiële uitgaven hoger ten opzichte van de raming als gevolg van de inzet van extra middelen voor de invoering van het baten-lastentraject, de inrichting van een DNA-laboratorium en XTC-onderzoek.

Ontvangsten

De ontvangsten zijn op dit beleidsterrein € 7,5 miljoen hoger uitgevallen dan geraamd. Dit verschil wordt veroorzaakt doordat € 4,8 miljoen meer is binnengekomen aan beveiligingsheffing. Bovendien is de realisatie op dit artikel met € 1,9 miljoen hoger door de bijdragen van andere departementen aan het Crypto-project.

3.2 Vergelijking realisatiecijfers uitgaven en ontvangsten over de jaren 1998 tot en met 2001 (horizontale toelichting)

3.2.1 Uitgaven

Figuur 12: Uitgaven per beleidsterreinkst-28380-10-12.gif

 Bedragen x € 1000 
Beleidsterrein1998199920002001
01 Ministerie algemeen151 835182 011178 971230 585
07 Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken891 4061 100 4171 237 1861 405 049
08 Preventie, Jeugd en Sancties1 205 2401 493 7991 687 8361 859 793
09 Wetgeving, Rechtspleging en Rechtsbijstand1 087 7111 258 6051 099 8181 299 884
10 Rechtshandhaving00115 941132 900
Totaal uitgaven3 336 1924 034 8324 319 7524 928 211

Beleidsterrein 01 Ministerie Algemeen

De uitgaven op het beleidsterrein Ministerie Algemeen geven over de jaren 1998–2001 een stijgend beeld te zien met een zeer lichte daling in 2000 ten opzichte van 1999. De sterke stijging van 1999 ten opzichte van 1998 werd voornamelijk veroorzaakt door de uitgaven voor het millenniumproject en extra huisvestingslasten. De stijging van 2001 ten opzichte van 2000 is het gevolg van de toegenomen personeelsformatie en extra automatiseringsuitgaven en aanschaffingen.

Beleidsterrein 07 Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken

De uitgaven op het beleidsterrein Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken nemen over de jaren 1998–2001 jaarlijks toe. De stijgingen worden hoofdzakelijk veroorzaakt door de toegenomen bezetting in de asielopvang en loon- en prijsbijstelling.

Beleidsterrein 08 Preventie, Jeugd en Sancties

Het beleidsterrein Preventie, Jeugd en Sancties laat in de jaren 1998–2001 een stijgende lijn zien. De oorzaak van deze stijging is het toegenomen aantal alleenstaande minderjarige asielzoekers, de financiering van nieuwe maatregelen in het kader van het ama-beleid en het toenemend aantal OTS-pupillen. Daarnaast zijn er extra middelen toegevoegd voor capaciteitsuitbreiding bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) voor met name jeugd.

Beleidsterrein 09 Wetgeving, Rechtspleging en Rechtsbijstand

De uitgaven op het beleidsterrein Wetgeving, Rechtspleging en Rechtsbijstand laten een wat grilliger verloop zien. De stijging van de uitgaven in 1999 werden vooral veroorzaakt door de stijging van de huisvestingskosten als gevolg van de verzelfstandiging van de RGD en door de versterking van de rechterlijke organisatie. De stijging van 2001 ten opzichte van 2000 is het gevolg van capaciteitsuitbreiding bij de rechtspraak en grote investeringen op het gebied van automatisering.

Beleidsterrein 10 Rechtshandhaving

Het beleidsterrein Rechtshandhaving bestaat in zijn huidige vorm sinds 2000. De stijging van de uitgaven in 2001 is voornamelijk het gevolg van de versterking van overige diensten als Europol, Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie (CIOT) en het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties (MOT).

3.2.2 Ontvangsten

Figuur 13: Ontvangsten per beleidsterreinkst-28380-10-13.gif

 Bedragen x € 1000 
Beleidsterrein1998199920002001
01 Ministerie algemeen8 84913 65915 92813 265
07 Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken4 129122 067214 820273 175
08 Preventie, Jeugd en Sancties15 15615 519136 72491 746
09 Wetgeving, Rechtspleging en Rechtsbijstand430 955495 755536 277633 078
10 Rechtshandhaving0056 54159 688
Totaal ontvangsten459 089647 000960 2901 070 952

Beleidsterrein 07 Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken

De ontvangsten voor Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken kennen vanaf het jaar 1998 een sterke stijging door de doorberekening van de instroomramingen volgens het Official Development Agency (ODA)-budget.

Beleidsterrein 08 Preventie, Jeugd en Sancties

De sterke stijging van de ontvangsten op het beleidsterrein Preventie, Jeugd en Sancties is het gevolg van de nieuwe financieringsystematiek door vreemd vermogen via een leenfaciliteit, waarbij de agentschappen CJIB en DJI dit deel van het eigen vermogen overhevelen naar het kerndepartement.

Beleidsterrein 09 Wetgeving, Rechtspleging en Rechtsbijstand

De opbrengsten boeten en transacties zijn vanaf 1998 voortdurend gestegen. Dit wordt verklaard door de tariefsverhoging en de intensivering van het verkeerstoezicht.

Beleidsterrein 10 Rechtshandhaving

De ontvangsten op het beleidsterrein Rechtshandhaving bestaan voornamelijk uit beveiligingsheffing. Deze zijn de laatste jaren gestegen als gevolg van de voortdurende stijging van het aantal vertrekkende passagiers vanaf de nationale luchthavens.

BIJLAGE I Beleidsprioriteiten 2001

De Tweede Kamer (27 584, nr. 1) heeft aangegeven dat zij in het kader van de beleidsprioriteiten over het jaar 2001 over dezelfde drie onderwerpen informatie wil verkrijgen als voor 2000 het geval was. In deze bijlage wordt aan deze wens tegemoet gekomen. Achtereenvolgens wordt hieronder ingegaan op jeugdbeleid en jeugdcriminaliteit, TBS en reclassering.

1. JEUGD EN GEWELD

1.1 Inleiding

Op 16 mei 2001 is aangegeven (27 700, nr. 11) dat in de Verantwoording 2001 op dezelfde manier zou worden gerapporteerd als in de Verantwoording 2000.

Op 1 oktober 2001 bent u geïnformeerd (28 000 VI, nr. 4) over de beoogde doelstellingen, de middelen die hiervoor worden ingezet en de concrete resultaten die in 2001 nagestreefd worden met de Intensiveringsgelden Jeugd en Geweld en met de gelden die beschikbaar zijn gekomen uit de fiscalisering van de Dienst Omroepbijdragen (DOB). De inhoud van deze brief vormt het uitgangspunt voor de verantwoording over de besteding van genoemde gelden.

Eerst zal een totaaloverzicht worden gegeven over de besteding van de Intensiveringsgelden Jeugd en Geweld en de besteding van de DOB gelden. Daarna wordt verantwoording afgelegd over de diverse projecten. In deze verantwoording worden de doelstellingen slechts summier beschreven. Voor een uitgebreide beschrijving wordt u verwezen naar de hierbovengenoemde brief.

De besteding van de Intensiveringsgelden Jeugd en Geweld
ProjectBudget 2001Realisatie 2001Verschil
1 Civiele zaken2 123 6912 123 691 
2 Forensische diagnostiek945 678583 589– 362 089
3 Werklastverlichting Allochtonen1 179 8291 179 829 
4 Toename aantal strafzaken2 831 5892 831 589 
5 Toename zaken Jeugdreclassering1 969 4061 969 406 
6 CRIEM6 009 8655 473 827– 536 038
7 Wijkprogramma's O&O1 418 517660 477– 758 039
8 Projecten Preventie en Geweld1 936 7341 936 734 
9 Justitie in de buurt*5 891 8824 845 919– 1 045 963
10 Wachtlijsten en AMK's10 542 47110 542 471 

* Dit is inclusief GSB en DOB gelden

De besteding van de DOB gelden
ProjectBudget 2001Realisatie 2001Verschil
1 Meerjarenprogramma versterking regionale samenwerking2 378 2621 128 902– 1 249 360
2 Bestuurlijke Informatievoorziening Jeugd (BIV-Jeugd)2 378 2621 965 219– 413 043

1.2 Intensiveringsgelden Jeugd en Geweld

1.2.1 Versnelling civiele zaken

Doelstellingen

Het belangrijkste doel van het versnellen van de civiele zaken is dat getracht wordt om in het belang van het kind zo snel mogelijk tot een adequate reactie te komen op gesignaleerde problemen. Het neveneffect is dat met de versnelling van civiele zaken er tegelijkertijd een kwaliteitsverbetering wordt bereikt.

In januari 2001 is er een landelijk onderzoek gestart naar de doorlooptijden bij de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).

Dit onderzoek heeft geresulteerd in een voorstel van te hanteren normen per hoofdproduct.

Per fase van het hoofdproduct – waaronder de wachttijd – worden normen voor de doorlooptijd vastgesteld. In dit verband is voorgesteld om voor civiele zaken 75% binnen de norm af te ronden. Voor strafzaken geldt de door de staatssecretaris voorgeschreven norm van 80%. Bij deze normbepaling is gekeken naar de kwaliteitseisen die gesteld worden vanuit het rapport Normen 2000 (beleidsregels met betrekking tot de werkwijze van de Raad voor de Kinderbescherming).

De haalbaarheid van deze normen houdt verband met een realistische planning. Om die reden wordt voor de civiele zaken een traject van enkele jaren noodzakelijk geacht om aan de gestelde normen te kunnen voldoen. Op dit moment wordt per vestiging van de Raad een plan van aanpak opgesteld.

De doorlooptijden bij de civiele zaken bij de onderdelen beschermingszaken en scheiding & omgang (S&O) zijn in 2001 niet verbeterd t.o.v. 2000. De belangrijkste oorzaken hiervoor zijn de (bovenmatige) uit- en instroom van raadsonderzoekers en het hoge ziekteverzuim.

BeschermingszakenRealisatie 1998Realisatie 1999Realisatie 2000Norm 2001Realisatie 2001
Extra beschermingszaken 660*   
Totaal aantal zaken (incl. Intensiveringsgeld)8 4068 5628 3858 3508 002
Wachtstapels (in # zaken)602518744Geen706
Doorlooptijden (in dagen)129117113117125
Wachttijd (in dagen) 1219Geen22
S&O-zakenRealisatie 1998Realisatie 1999Realisatie 2000Norm 2001Realisatie 2001
Totaal aantal zaken3 5763 9633 6763 9003 374
Wachtstapels (in # zaken)560364622Geen605
Doorlooptijden (in dagen)159137136155143
Wachttijd (in dagen) 2432Geen46
Overige civiele zakenRealisatie 1998Realisatie 1999Realisatie 2000Norm 2001Realisatie 2001
Totaal aantal zaken2 7102 6102 4002 6502 807
Wachtstapels (in # zaken)411331455Geen382
Doorlooptijden (in dagen)1169898120108
Wachttijd (in dagen) 2131 32

* ten opzichte van 1998

Ten aanzien van de doorlooptijden is eind 2001 rapport uitgebracht aan het ministerie van Justitie. Dit rapport bevat onderzoeksgegevens naar de doorlooptijden bij de Raad in de afgelopen jaren, met een voorstel voor het hanteren van nieuwe normen. Hiervan maakt de wachttijd onderdeel uit. Begin 2002 zal standpuntbepaling plaatsvinden.

Voor 2002 wordt naar verbetering van de doorlooptijden gestreefd op basis van een voor elke vestiging van de Raad opgesteld plan van aanpak. Uit het kostprijsonderzoek is gebleken, dat een aantal hoofdproducten meer tijd kosten dan aanvankelijk berekend. De kostprijssystematiek wordt vanaf 1 januari 2002 ingevoerd. In de onderstaande tabel zijn de definitieve contractgegevens opgenomen, in samenhang met de gerealiseerde productie.

Productie 2001
KerntakenContract 2001Realisatie 2001% contract
Bescherming8 3508 00296
Scheiding en Omgang3 9003 37487
Overig Civiel2 6502 807106
    
Basisonderzoek20 20019 42296
Vervolgonderzoek3 1752 95493
Taakstraffen12 90013 388104
Casusregie20 20019 42296
totaal in fte's74171396

Activiteiten

De Raad heeft in 2001 veel tijd gestoken in het werven van nieuw personeel en het invullen van de vele vacatures. Dit heeft erin geresulteerd, dat de bezetting nu nagenoeg gelijk is aan de benodigde formatie. Vele nieuwe medewerkers worden momenteel opgeleid. Tijdens deze periode zijn zij nog niet volledig inzetbaar.

Gebleken is dat de instroom bij de Raad voor de Kinderbescherming sterk afhankelijk is van het beleid en de werkwijze van andere organisaties. Deze afhankelijkheid is de laatste jaren sterk toegenomen door de veranderde positie van de Raad. Vanwege deze veranderende positie is de noodzaak van intensivering van netwerken Advies- en Meldpunten Kindermishandeling (AMK), Bureaus Jeugdzorg (BJZ), preventie en het versterken van de ketenverantwoordelijkheid toegenomen.

In het jaar 2001 is er sprake van een verdere daling van de instroom van beschermingszaken bij de Raad. De oorzaak is het ontstaan van wachtstapels bij de AMK's en Bureaus Jeugdzorg. Er is in 2000 geinvesteerd in de inzet van Raadsmedewerkers bij de Bureaus Jeugdzorg en AMK's om deskundigheid over te dragen. Hiervoor is in het jaar 2001 de formatie uitgebreid. Permanente bemensing vanuit de Raad lijkt noodzakelijk om de instroom van zaken te garanderen. Hierover is nog geen beslissing genomen.

In de onderstaande tabel volgt een overzicht van de instroom. Hieruit blijkt de vermindering van het aantal meldingen in Beschermingszaken.

Instroom 2001
KerntakenContract 2001Instroom 2001% contract
Bescherming8 3507 47189
Scheiding en Omgang3 9003 58692
Overig Civiel2 6502 879109
    
Basisonderzoek20 20020 348101
Vervolgonderzoek3 1753 169100
Taakstraffen12 90014 372111
Casusregie20 20020 348101
Kosten
 Budget 2001Realisatie 2001
Civiele Zaken2 123 6912 123 691
Totaal2 123 6912 123 691

1.2.2 Forensische diagnostiek

Doelstellingen

Het project Forensische Diagnostiek heeft tot doel het middels een projectmatige ontwikkeling van de jeugdforensische diagnostiek, passend binnen de Regie in de Jeugdzorg, komen tot een werkbare praktijk. In deze werkbare praktijk dient het voor alle betrokkenen duidelijk te zijn of er sprake is van reguliere dan wel jeugdforensische diagnostiek, aan welke wettelijke vereisten deze moet voldoen, door wie deze wordt bekostigd en onder wiens verantwoordelijkheid deze wordt verricht.

De beoogde werkbare praktijk van jeugdforensische diagnostiek wordt ontwikkeld middels pilot projecten. Vanaf de start van de pilots wordt er een onafhankelijk evaluatieonderzoek verricht. De resultaten van dit onderzoek zullen meegenomen worden in de uiteindelijke aanbevelingen, welke in de tweede helft van 2002 gereed dienen te zijn.

Activiteiten

In 2001 is de opzet van het project gewijzigd. De activiteiten in de pilots zijn getemporiseerd. De nadruk is komen te liggen op het ontwikkelen van een landelijk kader. Eind 2001 zijn er scenario's voor de organisatie van de forensische diagnostiek gereed gekomen. Begin 2002 moet voor één van deze scenario's worden gekozen.

Dit zal de basis vormen voor nadere keuzen met betrekking tot de inhoud, de financiering en het oplossen van eventuele knelpunten met betrekking tot de wet- en regelgeving.

Kosten
 Budget 2001Realisatie 2001
Forensische diagnostiek945 678583 589
Totaal945 678583 589
Verschil – 362 089

Toelichting op de onderuitputting:

De temporisering van activiteiten in de pilots was de oorzaak van de onderuitputting van het budget.

1.2.3 Werklastverlichting allochtonen

Doelstellingen

De Raad wil optimale kwaliteit bieden aan álle kinderen, ongeacht of zij van allochtone of autochtone herkomst zijn. Dat kan alleen als er in het primaire proces vanzelfsprekend rekening gehouden wordt met de etnisch-culturele verscheidenheid van kinderen en hun ouders. En dat ontstaat niet vanzelf; de organisatie, van hoog tot laag, moet zodanig veranderen dat die vanzelfsprekendheid mogelijk wordt.

De Raad wil zich de komende jaren ontwikkelen tot een interculturele organisatie. Dit betekent dat de Raad actief inspeelt op de uitdagingen van de interculturele omgeving en actief werkt aan de opbouw van een intercultureel personeelsbestand. Interculturalisatie is een integraal onderdeel van het algemene beleid van de Raad.

Activiteiten

Op het gebied van werklastverlichting allochtonen zijn er 4 projecten gestart (28 000 VI, nr. 4).

De activiteiten die hebben plaatsgevonden vanuit de projecten (1) Het vervolgonderzoek «De Raad voor de Kinderbescherming in een multiculturele samenleving», (2) Het ontwikkelen van interculturele netwerken en (4) Interculturalisatie van de Raad zijn de volgende:

1. In 2000 is de startnotitie interculturalisatie vastgesteld. In 2001 is deze nota nader uitgewerkt in een meerjarenbeleidsplan interculturalisatie (MJBP-I). Dit geeft het kader aan voor het interculturalisatiebeleid van de Raad voor de komende jaren. Hierin staat welke doelen de Raad heeft op dit gebied, welke hoofdthema's de Raad onderscheidt en op welke manier de doelen de komende jaren (in grote lijnen) nagestreefd zullen worden.

2. Het begeleiden van het tweede deel van het onderzoek van mw. B Oude Breuil (Universiteit Utrecht). Dit onderzoek is een verdieping en uitbreiding van het onderzoek «De Raad voor de Kinderbescherming in een multiculturele samenleving». In het tweede deel zal vanuit de positie van cliënten gekeken worden naar culturele diversiteit in het cliëntenbestand van de raad en de consequenties daarvan. In mei 2002 wordt het onderzoek afgerond.

3. Het ontwikkelen van de theorie t.b.v. intercultureel werken bij de Raad. De methodiek «Werken met allochtone cliënten» is als uitgangspunt gebruikt.

4. Ontwikkeling landenboek.

5. Uitwerken en invoeren van het interculturalisatie in de ressorten op basis van het MJBP-I.

In 2000 een kostprijsonderzoek verricht naar wat de compensatie van extra werklast allochtonenzaken zou moeten zijn. Dit onderzoek is in januari 2001 afgerond. In het kostprijsonderzoek is gekozen voor de definitie van allochtonen uit de Wet SAMEN (Wet Stimulering Arbeids-deelname Minderheden). In de systematiek van de kostprijsberekening is de werklast verdisconteerd.

Ten behoeve van het project (3) «Compensatie extra werklast allochtonenzaken» is in 2001 € 1 miljoen aangewend voor formatie ter compensatie van de extra werklast voor het werken met de wetenschappelijke methodiek «werken met allochtone cliënten». Deze methode draagt bij aan het beter afhandelen door de Raad voor de Kinderbescherming van zaken die betrekking hebben op allochtone gezinnen.

Kosten
 Budget 2001Realisatie 2001
1, 2 en 41 225 207862 182
3 Interculturalisatie van de Raad998 316998 316
Totaal2 223 5231 860 499
Waarvan Intensiveringsgelden1 179 8291 179 829

1.2.4 Toename aantal strafzaken

Doelstellingen

De Raad streeft ernaar meldingen van de politie over strafzaken waarin een minderjarige betrokken is, snel af te handelen, zodat de politie gemotiveerd is om een melding te maken. Dit streven dient gezien te worden in het kader van het algemene doel van de Raad voor de Kinderbescherming om in 100% van de gevallen waarbij een minderjarige betrokken is bij een strafzaak, een melding te krijgen van de politie. Het aantal meldingen door de politie aan de Raad is in vergelijking met 1998 met 20 % toegenomen. Het aantal te coördineren taakstraffen is over dezelfde periode zelfs met 25% toegenomen. Dit betekent dat de Raad voortdurend op de groei van het aantal zaken moet anticiperen en een voortdurende werving en opleiding van nieuw personeel.

In januari 2001 is er een landelijk onderzoek gestart naar de doorlooptijden bij de Raad. Dit onderzoek heeft geresulteerd in een voorstel van te hanteren normen per hoofdproduct. Per fase van het hoofdproduct, waaronder de wachttijd, worden normen voor de doorlooptijd vastgesteld. Voor strafzaken geldt de door de staatssecretaris van Justitie voorgeschreven norm van 80%. Bij deze normbepaling is gekeken naar de kwaliteitseisen die gesteld worden vanuit het rapport Normen 2000 (beleidsregels met betrekking tot de werkwijze van de Raad voor de Kinderbescherming).

De Raad heeft nog geen verbeteringen kunnen bereiken in de doorlooptijden van de strafzaken. Met name de wachttijd is toegenomen. De belangrijkste oorzaken hiervoor zijn de (bovenmatige) uit- en instroom van raadsonderzoekers en het hoge ziekteverzuim. Voor 2002 wordt naar verbetering van de doorlooptijden gestreefd op basis van een voor elke vestiging opgesteld plan van aanpak.

De totale doorlooptijd van de strafonderzoeken en taakstraffen is hetzelfde gebleven als in 2000. Bij de vervolgonderzoeken is in 2001 sprake van langere doorlooptijden ten opzichte van 2000.

Door de wachttijden in 2002 terug te dringen moet het mogelijk zijn verbeteringen in de totale doorlooptijd te bereiken.

BasisonderzoekRealisatie 1998Realisatie 1999Realisatie 2000Norm 2001Realisatie 2001
Extra basisonderzoeken   4 400* 
Totaal aantal zaken15 97617 28318 44420 20019 422
Wachtstapels (in # zaken)1 9331 8602 318Geen2 192
Doorlooptijden (in dagen)6968643854
Wachttijd (in dagen) 1926Geen21
VervolgonderzoekRealisatie 1998Realisatie 1999Realisatie 2000Norm 2001Realisatie 2001
Extra vervolgonderzoeken   550* 
Totaal aantal zaken2 1422 6773 0223 1752 954
Wachtstapels (in # zaken)80163178Geen198
Doorlooptijden (in dagen)11010610873108
Wachttijd (in dagen) 3442Geen46

* ten opzichte van 1998

Ten aanzien van de doorlooptijden is eind 2001 rapport uitgebracht aan het ministerie van Justitie. Dit rapport bevat onderzoeksgegevens naar de doorlooptijden bij de Raad in de afgelopen jaren, met een voorstel voor het hanteren van nieuwe normen. Hiervan maakt de wachttijd onderdeel uit. Begin 2002 zal standpuntbepaling plaatsvinden.

Uit het kostprijsonderzoek is gebleken, dat een aantal hoofdproducten meer tijd kosten. De kostprijssystematiek wordt vanaf 1 januari 2002 ingevoerd. In de onderstaande tabel zijn de definitieve contractgegevens opgenomen, in samenhang met de gerealiseerde productie.

Productie 2001
KerntakenContract 2001Realisatie 2001% contract
Bescherming8 3508 00296
Scheiding en Omgang3 9003 37487
Overig Civiel2 6502 807106
    
Basisonderzoek20 20019 42296
Vervolgonderzoek3 1752 95493
Taakstraffen12 90013 388104
Casusregie20 20019 42296
Totaal in fte's74171396

Activiteiten

De Raad heeft in 2001 veel tijd gestoken in het werven van nieuw personeel en het invullen van de vele vacatures. Dit heeft erin geresulteerd, dat de bezetting nu nagenoeg gelijk is aan de benodigde formatie. Vele nieuwe medewerkers worden momenteel opgeleid. Tijdens deze periode zijn zij nog niet volledig inzetbaar.

In de onderstaande tabel volgt een overzicht van de instroom.

Instroom 2001
KerntakenContract 2001Instroom 2001% contract
Bescherming8 3507 47189
Scheiding en Omgang3 9003 58692
Overig Civiel2 6502 879109
    
Basisonderzoek20 20020 348101
Vervolgonderzoek3 1753 169100
Taakstraffen12 90014 372111
Casusregie20 20020 348101
Kosten
 Budget 2001Realisatie 2001
Toename aantal strafzaken2 831 5892 831 589
Totaal2 831 5892 831 589

1.2.5 Toename aantal zaken Jeugdreclassering bij de Gezinsvoogdij-instellingen

Doelstellingen

Het doel van dit project is het opvangen van de toename in het aantal zaken Jeugdreclassering door de Gezinsvoogdij-instellingen. Hiermee moet worden voorkomen dat een minderjarige verdachte een criminele carrière start of ervoor worden gezorgd dat de criminele carrière van een minderjarige wordt beperkt.

De intensiveringsgelden hebben er de afgelopen jaren aan bijgedragen dat de afhandeling van het alsmaar toenemend aantal jeugdreclasseringszaken gefinancierd kon worden.

 199819992000Norm 20012001
Extra aantal Jeugdreclassering zaken uit Intensiveringsgeld gefinancierd 160330600566
Totaal aantal zaken (inclusief Intensiveringsgeld)3 3163 5864 0864 0454 535
Toename aantal zaken t.o.v. voorgaande jaar636270500 449

Activiteiten

In het jaar 2001 was de gemiddelde prijs per Jeugdreclasseringzaak € 3 477. Op basis van deze gemiddelde prijs was het mogelijk om 566 extra jeugdreclasseringzaken uit te voeren

Kosten
 Budget 2001Realisatie 2001
Kosten uitvoeren extra zaken1 969 4061 969 406
Totaal1 969 4061 969 406

1.2.6 Criem

Doelstellingen

Het doel dat voor ogen staat met het programma CRIEM (Criminaliteit in Relatie tot de Integratie van Etnische Minderheden) is het verbeteren van de positie van de 1e en 2e generatie van de CRIEM doelgroep. Voorkomen dient te worden dat er generaties zullen volgen die in een vergelijkbare moeilijke positie verkeren en die hun situatie weer «overdragen» aan de volgende generatie.

De op te starten ITB (Individuele Trajectbegeleiding)-trajecten (Harde Kern en CRIEM) zijn verplicht om gedurende de eerste twee jaar een evaluatie uit te voeren naar de effectiviteit van het traject. In de loop van 2003 zullen de resultaten van deze evaluaties bekend worden.

Activiteiten

ITB-CRIEM

In 2001 is in nagenoeg elke afdeling jeugdreclassering van de gezinsvoogdij-instellingen in Nederland ITB-CRIEM als produkt tot stand gekomen en aan jongeren die daarvoor in aanmerking komen aangeboden. Aangegeven in een circulaire is dat ITB-CRIEM kan worden aangeboden aan jongeren uit etnische minderheidsgroepen die een geldige verblijfstitel hebben in Nederland. Hierdoor zijn ook jongeren die niet vallen binnen de vier grote minderheidsgroepen onder het bereik van ITB-CRIEM gekomen. Tot 1 september 2001 zijn 192 ITB-CRIEM-trajecten opgelegd. Naar verwachting zouden daar in 2001 nog 250 trajecten bij komen. Het uiteindelijke aantal trajecten is thans nog niet bekend. Naar aanleiding van aanloopproblemen bij de implementatie van ITB-CRIEM en ITB-Harde Kern is in 2001 aan KPMG de opdracht verstrekt om een quick-scan uit te voeren met het doel om concrete handvatten aan te reiken om de uitvoering van ITB te optimaliseren. Genoemd rapport is in november 2001 ontvangen en in aansluiting daarop is een plan van aanpak opgesteld dat alle aanbevelingen omvat. In nauwe samenspraak met de uitvoeringsinstanties zullen de geëigende maatregelen genomen worden. In het kader van de nota aanpak versterking jeugdcriminaliteit zal de wens die in de praktijk geuit is om te komen tot een verbreding van ITB-CRIEM over het hele land worden omarmd en uitgewerkt.

Deze wens is eveneens verwoord in een motie van het lid Verburg c.s. (25 726, nr 11).

ITB Harde kern

In 2001 is ITB harde kern landelijk structureel ingevoerd. Tot 1 september 2001 is 186 keer ITB-Harde Kern opgelegd. De verwachting van de gezinsvoogdij-instellingen die belast zijn met ITB-Harde Kern voor minderjarigen was dat voor de rest van 2001 nog 160 jongeren zouden instromen. Exacte aantallen zijn nog niet bekend. Bovengenoemd rapport van KPMG heeft ook betrekking gehad op de optimalisering van de uitvoering van ITB-Harde Kern.

Op 10 oktober 2001 heeft de werkconferentie «Tussen denken en doen; Marokkaanse Nederlanders en de overheid samen aan de slag» plaatsgevonden. Genoemde conferentie was een vervolg op de aanbevelingen uit het rapport van de commissie Marokkaanse jeugd. Inzet is uitdrukkelijk om samen met Marokkaanse Nederlanders gesignaleerde problemen aan te pakken en nieuwe initiatieven (verder) te ontwikkelen.

Een van die nieuwe initiatieven is het opstarten van het project «Inzicht». Dit project is gericht op het starten van netwerkvorming- en kadertraining van justitiemedewerkers en Marokkanen gezamenlijk. Beoogd is om begin 2002 in de gemeente Utrecht te starten.

Een ander initiatief waarmee een aanvang is gemaakt is het komen tot een Marokkaans-Nederlands Interactieteam Jeugd. Dit team zal voor 2 jaar gaan bestaan en zal zijn samengesteld uit zowel Marokkaanse Nederlanders als autochtone Nederlanders. Het zal zich met name richten op het leveren van een bijdrage aan het terugdringen van problemen met Marokkaanse jongeren op lokaal niveau.

Een en ander strookt met de CRIEM-gedachte om samen met de doelgroep te zoeken naar concrete oplossingen.

In november 2001 is het onderzoeksrapport «Aard en omvang seksueel misbruik en prostitutie minderjarige allochtone jongens» afgerond. Publicatie is voorzien in januari 2002. Genoemd rapport is o.a. een uitvloeisel van het rapport van de Commissie Marokkaanse jeugd.

Op 4 december 2001 heeft de adviescommissie Antilliaans Medeburgerschap in Nederland haar eindrapport overhandigd aan de Staatssecretaris van Justitie en de Minister voor GSI. Hiermee is een einde gekomen aan de commissie. In 2001 is gestart met het opstellen van een kabinetsreactie naar aanleiding van genoemd rapport.

Justitie heeft de totale kosten gedragen van genoemde commissie. De commissie is onder meer een uitvloeisel van de CRIEM-gedachte om de doelgroepen meer te betrekken bij zowel uitdenken als uitvoeren van beleid.

Kosten
 Budget 2001Realisatie 2001
Faciliterende activiteiten680 670464 156
ITB CRIEM2 664 5972 226 561
ITB Harde Kern2 664 5972 310 001
Diverse subsidies inzake Criem197 848
Commissie Antilliaans medeburgerschap275 260
Totaal6 009 8655 473 827
Verschil – 536 038

Toelichting op de onderuitputting

Vanwege aanloopproblemen is men in 2001 pas later gestart met de invoering van ITB-Harde Kern en ITB-Criem. Dit heeft ertoe geleid dat in 2001 er minder ITB-Criem en ITB-Harde Kern trajecten opgelegd zijn dan verwacht, waardoor het budget niet geheel is besteed.

1.2.7 Wijkprogramma's O&O/Jeugd in de Wijk (Communities that care/Opvoedingsondersteuning en Ontwikkelingsstimulering)

Doelstellingen

Het doel van Opvoedingsondersteuning en Ontwikkelingsstimulering (O&O) op Wijkniveau is de ontwikkeling en toepassing van een effectief instrumentarium en aanbod om zo de kansen van jeugdigen te vergroten en uitval en achterstanden te voorkomen.

Communities that Care (CtC) omvat de (proef)implementatie van een in de Verenigde Staten ontwikkeld preventieprogramma. CtC heeft als doel het voorkomen van probleem- en/of crimineel gedrag onder jongeren.

Bij beide projecten (CtC en O&O) is een tussen- en een eindevaluatie gepland. De eindevaluaties zullen in het jaar 2002 plaatsvinden.

Het project Niet-vrijblijvende vormen van opvoedingsondersteuning (NVVVOO) heeft een intensivering van het beleid inzake de opvoedingsondersteuning tot doel.

In het kader van dit project wordt specifiek onderzocht of en hoe vormen van niet-vrijblijvende opvoedingsondersteuning opportuun zijn.

Activiteiten

In het jaar 2001 is in het kader van het project O&O op wijkniveau het volgende bereikt:

• ontwikkeling van een instrumentarium waarmee een beter organisatie van het aanbod O&O door de gemeenten bewerkstelligd kan worden is in februari 2001 als voorlopig product tot stand gekomen en in juni door het SGBO (het onderzoeks- en adviesbureau van de VNG) beoordeeld. Dit heeft geresulteerd in een nieuwe versie in augustus 2001. Zoals eerder gemeld had de gemeente Utrecht reeds in januari 2001 aangegeven niet deel te zullen nemen aan de implementatie van het project. De eindrapportage van de gemeente Utrecht is medio maart ontvangen;

• de implementatie van de testinstrumenten vindt plaats in een aantal wijken in de gemeente Almelo en Groningen. De testfase zal in 2002 doorlopen zijn. Dan wordt besloten of er overgegaan wordt tot implementatie van de pilots.

Binnen het project CtC is in 2001 het volgende resultaat geboekt:

• Alle CtC pojecten zitten in de derde fase van het traject. Dit traject waarbij gegevens over de wijk middels wijkprofielen worden weergegevens is in de zomer afgerond. In de volgende fase staat het ontwikkelen van plan van aanpak van het preventieplan centraal. Er wordt gewerkt met twee preventieteams die een tweetal domeinen en risicofactoren voor hun rekening nemen. Naar verwachting zal het concept preventieplan eind 2002 gereed zijn.

De volgende middelen zijn ontwikkeld: De Gids «veelbelovend en effectief», en trainingsmaterialen beide in het voorjaar van 2001. Tevens heeft er een training plaatsgevonden voor fase 4 in het najaar van 2001.

Niet vrijblijvende vormen van Opvoedingsondersteuning. In mei 2001 is het plan van aanpak «Justitie-keten en opvoedingsondersteuning» (27 197, nr.3) vastgesteld. Op basis van de planning in dit plan van aanpak heeft in 2001 een inventarisatie en analyse plaatsgevonden van lokale initiatieven waarin wordt samengewerkt op het gebied van (vroeg)signalering en gezinsinterventie in de vorm van niet-vrijblijvende opvoedingsondersteuning.

Kosten
 Budget 2001Realisatie 2001
CtC/O&O 2e fase28 58828 588
NIZW338 747338 747
Vervolgonderzoek13 61313 613
Adviescommissie13 613
Projectleiders gemeenten158 823222 352
Projecten opvoedingsondersteuning158 823
Projectleider opvoedingsondersteuning57 17657 176
Totale kosten1 418 517660 477
Verschil – 758 039

Toelichting op de onderuitputting

In het jaar 2001 is evaluatieonderzoek en advies afgewacht alvorens tot verdere implementatie over te gaan van wijkgerichte preventieve opvoedingsondersteuning. Als gevolg daarvan is het budget niet geheel besteed.

1.2.8 Projecten preventie en geweld (geweld op straat)

Doelstellingen

De projecten Preventie en Geweld hebben geen overkoepelende inhoudelijke doelstelling. De inhoudelijke doelstellingen worden op projectniveau geformuleerd.

Activiteiten

Project: Sociaal preventieve supportersprojecten

In het verleden heeft een aantal sociaal preventieve supporters-projecten plaatsgevonden welke bestrijding van het vandalisme en geweld rond voetbalwedstrijden tot doel hadden. Het doel van dit project betreft een evaluatieonderzoek van deze supportersprojecten dat zich richt op een beschrijving van de activiteiten, het schetsen van de resultaten en het weergeven van de belangrijkste leerervaringen van deze supportersprojecten.

Nadat in 1999 een uitgebreide inventarisatieronde naar de verschillende supporterstrajecten is gedaan, stond het jaar 2000 in het teken van een beperkte tussenevaluatie en voorbereidingen voor de eindevaluatie.

Gelet op het feit dat er zo veel mogelijk projecten meegenomen dienen te worden is in de begeleidingscommissie afgesproken dat het eindrapport voor de zomer 2002 gereed dient te zijn.

Landelijk platform tegen geweld op straat (looptijd: februari 1999-december 2001)

Anti-geweldscode

In november 2000 is een handreiking voor een gedragscode tegen geweld gepresenteerd. Er is gekozen om de sectoren van onze samenleving (zoals onderwijs, sport, horeca, openbaar vervoer en verkeer), aan de hand van de handreiking, zelf een anti-geweldscode specifiek voor hun sector op te laten stellen. Hierbij is het doel in eerste aanleg om het thema gedragscodes op de agenda te krijgen. Bij sommige sectoren gingen de gesprekken verder en konden er meer concrete afspraken gemaakt worden over het volgen van trainingen en het daadwerkelijk ontwikkelen, uitdragen en handhaven van een eigen gedragscode. In de meeste gevallen blijkt het een zaak te zijn van lange adem.

Stimuleringsplannen

De volgende stimuleringsplannen (op basis van de aanbevelingen uit het eindrapport van het Twaalf Stedendebat) zijn opgesteld:

• April 2000: stimuleringsplan Toezicht;

• Juni 2000: stimuleringsplan Uitgaan;

• Februari 2001: stimuleringsplan audio visuele media.

Per brief van 26 september 2001 heeft de Minister van Justitie gereageerd op de verschillende adviezen die genoemd zijn in de stimuleringsplannen. Aangegeven is dat de meeste adviezen zijn overgenomen en hiermee al een begin van uitvoering is gemaakt.

Geïmplementeerde en geëvalueerde oplossingen informatieproblematiek

Het platform heeft in 2001 een brochure over geweld op straat uitgebracht voor kleine en middelgrote gemeenten, alwaar naast achtergrondinformatie een model plan van aanpak staat beschreven. De website van het platform is verder geprofessionaliseerd. Een voorbeeld hiervan is dat de veiligheidsplannen van de 25 grootste gemeenten zijn te raadplegen via deze website.

Massamediale campagne tegen geweld

In de maanden juli en augustus 2001 is er via het circuit van Postbus 51 (inclusief aanvullend materiaal) een massamediale campagne gevoerd tegen geweld op straat. Het Platform tegen Geweld op Straat heeft samen met de Stichting Meld Geweld en de ministeries van BZK en Justitie onder de noemer «weet wat je te doen staat als het om geweld gaat» deze campagne gevoerd. In deze campagne zijn een aantal tips over het voetlicht gebracht, die het publiek duidelijk moest maken wat zij zouden moeten doen als zij op straat geconfronteerd werden met een geweldsincident. Drie tips kregen in de campagne aandacht: bel 1–1-2; onthoud kenmerken van de dader; en laat het slachtoffer niet aan zijn lot over.

Uit de door de Rijksvoorlichtingsdienst gehouden evaluatie blijkt dat deze campagne haar doelstellingen qua bereik, kennis en houding ruimschoots heeft gehaald en boven het gemiddelde uitstijgt in vergelijking met soortgelijke campagnes.

Project: Media en geweld

Op 22 februari 2001 is de wet die ten grondslag ligt aan de oprichting van het NICAM en de zelfregulering in de Staatscourant gepubliceerd.

Eind maart 2001 heeft het NICAM de «Kijkwijzer» geïntroduceerd. De «Kijkwijzer» informeert met behulp van leeftijdssymbolen en pictogrammen over de mogelijke schadelijke inhoud van films, video's, DVD's, tv-programma's en computergames voor kinderen en jongeren tot zestien jaar.

Project: Nationale Campagne tegen geweld

De verschillende projecten lopen in de provincies Noord Brabant, Zuid – Holland en Drenthe.

Op de website www.ikhebeenidee.nl staat aangegeven welke projecten tot uitvoering zijn gekomen in de verschillende provincies.

Project: Geweld: gemeld en geteld

In december 2001 is het tweede deel van het onderzoek naar geweld tussen onbekenden verschenen. In het rapport «Geweld: verteld. Daders, slachtoffers en getuigen over geweld op straat» wordt ingegaan op de vraag wat de belangrijkste motieven en eigenschappen zijn van mensen die bij geweld op straat zijn betrokken en wordt inzicht verleend in de wijze waarop geweldsincidenten verlopen. De belangrijkste resultaten van dit onderzoek zijn:

• bij geweld op straat speelt een verscheidenheid aan motieven en achtergrondfactoren een rol;

• geweld op straat is vaak de uitkomst van interactieprocessen waarin zowel de dader als slachtoffer een aandeel hebben. Dader en slachtoffer zijn in zekere zin inwisselbaar;

• het belangrijkste motief van daders van geweld op straat lijkt te zijn dat zij zich niet serieus genomen voelen; niet het respect krijgen dat zij menen te verdienen en vervolgens geweld gaan gebruiken;

• er worden zes geweldsscenario's onderscheiden, die typerend zijn voor de in deel één gepresenteerde contexten: woonwijk, verkeer, en uitgaan;

• er zijn drie typen geweldplegers te onderscheiden. De normaal gesocialiseerde reageert doorgaans beheerst en verliest alleen in uitzonderlijke situaties zijn zelfbeheersing. De onbeheerste geweldplegers hebben door een gestoorde ontwikkeling, of door functionele of organische storingen geen adequate remmingen. De overbeheerste daders bezitten uitzonderlijke sterke remmingen en verliezen na herhaalde en zeer vergaande provocaties hun controle.

Project: Onderwijsinitiatieven

Ook in 2001 is invulling gegeven aan het initiatief: «Jongeren, school en veiligheid». Dit initiatief komt voort uit het samenvoegen van verschillende initiatieven op het gebied van het terugdringen van geweld op straat en op het gebied van veiligheid in en rondom scholen. In dit programma is een aantal initiatieven waarbij de school «target» is of waarbij de school «intermediair» is, samengevoegd. Het betreft hier de veiligheid en leefbaarheid van de schoolsituatie voor leerlingen, ouders en het personeel van de school (voortzetting van het project «de veilige school»), een nationale scholenestafettedebat over wapenbezit en -gebruik en het ontwikkelen van een anti-geweldscode binnen de sector school. In dit kader wordt ook gebruik gemaakt van het lespakket «Way Out». Hierin zitten vier thema's, te weten: type stapper, normen en waarden, concrete risico's in lokale uitgaanscentra en wapens in het uitgaanscentrum. Inmiddels werken ruim honderd scholengemeenschappen in meer dan dertig gemeenten met dit lespakket. Begin 2002 zal de evaluatie worden gepresenteerd.

Vlinder in de storm

Het ministerie van Justitie stelt theater Benjamin uit Groningen voor twee jaar in de gelegenheid om het toenemend geweld in onze samenleving aan de orde te stellen. In de theatervoorstelling «Vlinder in de storm» staat het verhaal van de toeschouwer centraal. Na een avond stappen is hij getuige van een steekpartij, maar hij grijpt niet in. Na verhoor bij de politie en confrontaties met zijn omgeving en zichzelf kan hij zijn emotionele afstand niet langer bewaren. Niet ingrijpen blijkt ook een keuze! Naast de theatervoorstelling is een lespakket ontwikkeld. Hierin staan algemene lessen over geweld en lessen die zijn toegespitst op de theatervoorstelling.

In de voorstelling laat men mechanismen zien die bij deze zinloze geweldsexplosies een rol spelen. In de verwerking van de voorstelling worden deze mechanismen verder uitgediept. Na een start op scholen voor het voortgezet onderwijs in het noorden van het land staan de komende twee schooljaren voorstellingen in heel het land gepland.

Preventieprojecten huiselijk geweld

1. Er zijn in 2001 een groot aantal (rond de veertig) lokale projecten huiselijk geweld voor dat jaar en de komende twee jaren financieel ondersteund. In vrijwel alle gevallen wordt de projectsecretaris gefinancierd. De gemeente Haarlem is het verst gevorderd richting publiek toe.

Aparte vermelding verdienen de subsidiering van twee Aware projecten in Zwolle en Haarlem. In deze projecten worden mogelijke werkwijzen rond het Awareconcept uitgeprobeerd.

2. Via een stimuleringsregeling zijn een groot aantal (rond de dertig) Marietje Kessels-projecten op basisscholen voor de groepen 7 en 8 fysieke en mentale weerbaarheidstrainingen (mede)gefinancierd. Het vergroten van de weerbaarheid zal ook voor kinderen die in huiselijkgeweldsituaties verkeren een gunstige uitwerking kunnen hebben.

3. Er is een folder gereed gekomen voor de doelgroep vrouwen die met huiselijk geweld te maken hebben. Deze folder zal tezamen met Slachtofferhulp Nederland verspreid worden. In de folder worden allerlei praktische tips gegeven.

4. Het landelijk onderzoek naar huiselijk geweld onder allochtone groeperingen is van start gegaan. Het gaat hier om een duplicering van het in 1997 gehouden onderzoek onder autochtonen. Op dit moment worden de interviews gehouden.

Het onderzoek zal 2002 afgerond zijn. De resultaten zullen gebruikt worden voor nadere beleidsvorming voor bestrijding van huiselijk geweld bij allochtonen.

5. Er zijn twee onderzoeken naar behandeling van daders/plegers van huiselijk geweld gesubsidieerd. Het ene onderzoek liep in Amsterdam waar daders die al in het justitiële circuit zitten een behandeling kunnen volgen. Het andere liep in Utrecht voor mensen die nog niet met justitie in aanraking zijn gekomen. De resultaten zijn in Utrecht beter, omdat men daar min of meer vrijwillig aan mee doet.

6. Er is een onderzoek naar het verschijnsel stalking afgerond. In dit onderzoek is getracht een schatting te geven van de omvang van het verschijnsel in ons land. Voorts is aangegeven welke vormen er bestaan en wat er aan preventieve en repressieve maatregelen mogelijk is.

7. Samen met het WODC is onderzoek gedaan naar hoe de politie omgaat met aangiften van huiselijk geweld. Er zijn regio's die daarvoor protocollen hebben ontwikkeld, maar in andere zijn die niet aanwezig. Het hebben van protocollen voor de slachtoffers vergemakkelijkt het doen van aangifte van huiselijk geweld en de eigenlijke politietaken, maar heeft minder werking voor de verwijzing naar de hulpverlening.

8. Het is van belang dat de vrijwilligers van de bureaus slachtofferhulp meer achtergrondkennis en vaardigheden aangeleerd krijgen om slachtoffers van huiselijk geweld beter op te vangen. Het ontwikkelen en implementeren van leermodulen hiervoor is gesubsidieerd.

9. Er is een internetsite huiselijk geweld tot stand gebracht. Afgezien van eigen inbreng komt er ook veel inbreng door diverse organisaties en instellingen voor invulling en uitbreiding.

Project: Huiselijk geweld

Het project heeft drie doelstellingen geformuleerd:

1. opbouwen van een landelijk netwerk;

2. bewustmaking bij de betrokken organisaties;

3. concrete adviezen voor beleidsintensivering.

Ad 1: Een belangrijke verdienste van het project is dat zoveel verschillende partijen die bij de aanpak van huiselijk geweld zijn betrokken in het project met elkaar samenwerken bij de beoordeling van knelpunten in en oplossingsrichtingen voor die aanpak. In totaal zijn ruim tachtig personen betrokken die tientallen betrokken organisaties of instanties vertegenwoordigen (zoals departementen, VNG, Provincies, Openbaar Ministerie, Korpsbeheerdersberaad, Raad van Hoofdcommissarissen, GGZ, GGD, expertise- en onderzoekscentra, Raad van Kerken, vrouwenopvang, Raad voor de Kinderbescherming, AMK's (Advies- en Meldpunt Kindermishandeling)). Tijdens het Algemeen Overleg in de Tweede Kamer op 27 november 2001 werd deze ontwikkeling ook gesignaleerd.

Ad 2: Gebleken is dat de samenwerking in het project bij deelnemende partijen leidt tot initiatieven ten aanzien van hun eigen achterban of organisatie dan wel genomen initiatieven ondersteunt. Voorbeelden van organisaties die op landelijk niveau de aanpak van huiselijk geweld bevorderen zijn de Raad voor de Kinderbescherming, de politieorganisatie en het Openbaar Ministerie.

Ad 3: Daarnaast adviseren de deelnemers, georganiseerd in drie werkgroepen en een stuurgroep, de betrokken bewindspersonen over wenselijk geachte initiatieven. Het eindrapport met de adviezen zal uiterlijk 1 april 2002 beschikbaar zijn en aan de Tweede Kamer worden gezonden. De adviezen zullen zaken betreffen als: bevorderen van deskundigheid bij de betrokken beroepsgroepen, mogelijkheden voor verbetering steun en hulp aan slachtoffers, mogelijkheden voor aanpak van en hulp aan plegers, landelijke en decentrale ondersteuningsstructuur voor de intensivering of start van een integrale aanpak, ontwikkeling van kennis. De adviezen zullen door de Minister van Justitie worden betrokken bij de besluitvorming over een intensievere aanpak van huiselijk geweld. Een regelmatig uit te voeren monitor, die wordt opgezet door het Verwey-Jonker Instituut, houdt in de toekomst de vinger aan de pols ten aanzien van ontwikkelingen in de aanpak van huiselijk geweld.

Nieuwe projecten ten opzichte van de brief van 1 oktober:

Educatieve tentoonstelling over geweld

Het ministerie van Justitie stelt met ingang van 2001 het Etty Hillesum Centrum te Deventer in de gelegenheid om een permanente educatieve tentoonstelling samen te stellen over (zinloos) geweld, verzet en tolerantie voor met name jongeren uit het voortgezet onderwijs. De tentoonstelling wordt interactief. Jongeren worden uitgenodigd om antwoorden te bedenken, meningen te geven, oplossingen te zoeken en samen te werken. Het bezoek aan de tentoonstelling wordt op school voorbereid. Na het bezoek aan de tentoonstelling is het de bedoeling dat op school aandacht wordt besteed aan het thema. Hiervoor is voor docenten een handleiding vervaardigd.

Stichting Groningen Veilig

De Stichting Groningen Veilig heeft in de afgelopen periode zich in het bijzonder ingezet voor de verbetering van de positie en bejegening van nabestaanden van slachtoffers van ernstige geweldsdelicten en het bevorderen van activiteiten die zich richten op het tegengaan van geweldsdelicten in het publieke domein.

Het ministerie van Justitie ondersteunt voor een periode van twee jaar de Stichting Groningen Veilig voor activiteiten op het terrein van slachtofferzorg en criminaliteitspreventie. Met deze financiële ondersteuning kan de stichting haar activiteiten verder professionaliseren en uitbreiden naar het hele land.

Kids tegen geweld

Op initiatief van de Stichting tegen Zinloos Geweld worden er in Nederland «Kids tegen geweld teams» opgericht. Dit zijn groepjes kinderen van minimaal vijf leden, die onder begeleiding van een volwassene «iets» tegen «zinloos geweld» willen doen. De teams hebben als belangrijke taak ervoor te zorgen dat het geweld in het publieke domein op een positieve manier onder de aandacht blijft van de omgeving van de leden van de teams. Hierbij kunnen de teams zelf bepalen hoe zij het geweld in onze samenleving onder de aandacht willen brengen.

Naast bijdragen vanuit het bedrijfsleven en de stichting zelf, ondersteunt het ministerie van Justitie dit initiatief voor een periode van een jaar. Op de website www.kidstegengeweld.nl wordt de voortgang en de acties van de verschillende teams bijgehouden.

Kosten
 Budget 2001Realisatie 2001
Preventieve supportersprojecten11 345 
Platform tegen geweld op straat155 420 
Media en geweld195 126 
Nationale campagne tegen geweld68 067 
Geweld: gemeld en geteldn.v.t. n.v.t.
Vlinder in de storm6 807 
Onderwijsinitiatieven15 126
Massamediale campagne geweld465 125465 125
Preventieprojecten Huiselijk Geweld272 268875 569
Project Huiselijk geweld190 588141 579
Nieuwe projecten 17 697
Nog nader te bepalen556 864 
Totaal1 936 7341 936 734

1.2.9 Justitie in de buurt

Doelstellingen

Met Justitie in de buurt staat «het leveren van een effectieve bijdrage aan de leefbaarheid en veiligheid(sgevoelens) in woonbuurten» centraal. Deze centrale doelstelling wordt bereikt door de volgende drie kenmerken van een Justitie in de buurt (Jib)kantoor:

• een grotere effectiviteit door kortere lijnen en een beter zicht op de problemen;

• een meer preventieve inzet van middelen onder andere door een probleemgerichte aanpak;

• een grotere mate van aanspreekbaarheid voor derden (burgers en partners).

Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van het ministerie van Justitie heeft reeds in 1998/1999 een onderzoek uitgevoerd naar de werking van de vier Jib-bureaus die in 1997 waren gestart op basis van een experiment. De conclusies van dit onderzoek waren grotendeels positief, waarna op basis van dit onderzoek is besloten tot een selectieve uitbouw van het Jib-beleid (de experimenten). Nu loopt een evaluatieonderzoek naar het totale Jib-beleid. Dit onderzoek zal in de eerste helft van 2002 afgerond zijn.

Activiteiten

Voor 2001 was het streven om twaalf reeds gestarte Jib-bureaus te financieren, 8 tot 12 nieuwe op te starten en de overige Jib-activiteiten te financieren.

In het jaar 2001 zijn er negen Jib-bureaus opgestart:

• Oss;

• Den Haag Escamp;

• Den Haag Schilderswijk (Heemstraat);

• Deventer;

• Ede;

• Arnhem Klarendal;

• Gouda;

• Dordrecht;

• Helmond.

Naast deze negen Jib-bureaus is de financiering van drie Jib-bureaus in 2001 definitief toegezegd. Deze bureaus zullen in het jaar 2002 feitelijk gestart worden. Het betreft Jib-bureaus in Amsterdam Groot Oud West en in Enschede Oost en een stadskantoor in Tilburg.

Aan laatstgenoemd bureau is in 2001 een voorschot verstrekt.

Overige Jib-activiteiten

In 2000/2001 is een eenduidig geautomatiseerd registratiesysteem ontwikkeld (JIBIS) en in de loop van 2001 is dit systeem aangesloten bij de Jibbureaus. Het streven was om de Jibs hiermee ook al in 2001 te laten registreren. Vanwege diverse technische aanpassingen en moeilijkheden heeft de aansluiting op JIBIS en het gebruik van JIBIS veel tijd gevergd. Voor de Jib-medewerkers zijn cursussen en bijeenkomsten gehouden om het gebruik van JIBIS te stimuleren.

In 2001 is gestart met een landelijk evaluatieonderzoek naar de ervaringen en activiteiten van de Jib-bureaus; dit onderzoek bestaat uit een kwantitatieve en een kwalitatieve evaluatie. Het eindrapport is voorzien voor halverwege 2002.

Ten behoeve van het in 2000 in het leven geroepen «stimuleringsfonds ten behoeve van overige justitiële partners binnen Jib» zijn in het jaar 2001 41 aanvragen binnengekomen. Van deze 41 aanvragen zijn er 39 toegewezen.

Kosten
 Budget 2001Realisatie 2001
Uitbreiding Jib bureaus in 2001:  
Jib Oss188 773188 773
Jib Den Haag Escamp108 453108 453
Jib Den Haag Schilderwijk (Heemstraat)68 52168 521
Jib Deventer152 470152 470
Jib Ede145 21060 353
Helmond74 874
Jib Gouda50 31050 310
Jib Dordrecht103 462103 462
Jib Arnhem KlarendalZie MalburgenZie Malburgen
Eerder opgestarte Jib bureaus:  
Jib Amsterdam de Pijp (Oud Zuid)157 916157 916
Jib Maastricht Wittevrouwenveld130 235130 235
Jib Arnhem Malburgen197 394197 394
Jib Rotterdam Delfshaven141 579141 579
Jib Rotterdam-Feijenoord139 764139 764
Jib Amsterdam Zuid-Oost174 252174 252
Jib Haarlem226 890226 890
Jib Groningen177 882177 882
Jib Heerlen130 235130 235
Jib Amsterdam Overtoomse Veld (West)145 663145 663
Jib Enschede West175 613175 613
Jip Flevoland359 394359 394
Stadskantoor Tilburg31 765
Overige Jib activiteiten:  
Stimuleringsfonds1 064 1151 082 266
Diverse Jib activiteiten368 016435 175
Frontoffice Eindhoven331 940
Totaal begroot/realisatie:4 406 2064 845 919
Budget:  
Intensiveringsgelden2 923 252 
DOB-gelden2 393 237 
Grote Stedenbeleid575 393 
Totaal budget:5 891 882 
Verschil: – 1 045 963

Toelichting op de onderuitputting

Het budget is niet geheel besteed vanwege het feit dat de in 2001 geopende Jib-kantoren pas laat in het jaar zijn gestart. Voorts was het beroep op de stimuleringsregeling ten behoeve van de participanten in de Jib-organisatie lager dan verwacht.

1.2.10 Projecten Advies- en meldpunten Kindermishandeling (AMK) en Wachtlijsten

Doelstellingen

De projecten AMK en Wachtlijsten maken deel uit van de vernieuwing in het kader van de regie in de Jeugdzorg. Het project AMK heeft een landelijk dekkend netwerk van Advies- en Meldpunten Kinderbescherming ten doel. De Intensiveringsgelden zijn ten behoeve van dit doel beschikbaar gesteld aan de provincies en grootstedelijke regio's.

Het project Wachtlijsten heeft als doelstelling het wegwerken van de wachtlijsten bij verschillende varianten van jeugdhulpverlening (ambulant, pleegzorg en residentieel).

Activiteiten

Deze middelen zijn nog door Justitie bevoorschot. In het Gestructureerd Overleg Jeugdbeleid (GOJ) tussen VWS en Justitie zijn de Meerjarenafspraken Jeugdzorg 2000 – 2002 vastgesteld. Besloten is dat de provincies en grootstedelijke regio's de intensiveringsgelden, afhankelijk van de fase van ontwikkeling en de specifieke situatie in de provincie/regio, zelf inzetten ten behoeve van de Wachtlijsten en AMK-problematiek. Dit is in het jaar 2001 gebeurd.

Eén en ander is doorkruist door de commissie Wachtlijsten Jeugdzorg.

De provincies en grootstedelijke regio's is meer ruimte gegeven voor de inzet van het totaalbedrag landelijk van € 49,9 (exclusief aanpassing in verband met loon- en prijsontwikkeling).

De verantwoording van de inzet van deze middelen 2001 en verder loopt via VW.

De provincies geven voor 2002 in de provinciale implementatieplannen Wet op de jeugdzorg/plannen voor de aanpak van de wachtlijsten aan hoe zij de gelden zullen inzetten.

Met ingang van 2002 is het hele deel doeluitkering Jeugdhulpverlening van de Justitiebegroting af.

Er komt voor 2002 één doeluitkering Jeugdhulpverlening op de begroting van VWS. Dit is inclusief de intensiveringsmiddelen.

Kosten
 Budget 2001Realisatie 2001
AMK en Wachtlijsten10 542 47110 542 471
Totaal10 542 47110 542 471

In de brief van 1 oktober is het budget exclusief de loonontwikkeling over 2001 weergegeven. De hierboven genoemde bedragen zijn inclusief de loonontwikkeling over 2001.

1.3 Verantwoording over de DOB-gelden

1.3.1 Meerjarenprogramma versterking regionale samenwerking

Doelstellingen

Het beoogde doel is het tot stand brengen van een optimale afstemming en samenwerking tussen de justitiële organisaties in de strafrechtketen op regionaal niveau. Dat moet leiden tot een goed functionerende strafrechtketen, die in staat is om snel en doelgericht de criminaliteit te bestrijden en bij te dragen aan de lokale veiligheid. Het meerjarenprogramma zal zich gaandeweg verbreden naar afstemming en samenwerking van de justitieketen met de politie en het lokaal en regionaal bestuur.

Het programma omvat onder andere een tijdelijke bijdrageregeling, vooralsnog voor een periode van twee jaar, voor lokale en regionale justitiële organisaties ter bevordering van samenwerking op arrondissementaal niveau.

Activiteiten

Het programma kent twee sporen.

Het eerste spoor betreft het scheppen van de randvoorwaarden op arrondissementsniveau.

Ter bevordering van de regionale samenwerking heeft het ministerie van Justitie op 8 juni 2001 een conferentie georganiseerd voor de leidinggevenden van de betrokken landelijke, regionale en lokale justitiële organisaties.

Met ingang van 1 juli 2001 is de Bijdrageregeling regionale samenwerking in werking getreden.

De justitiële organisaties ontvangen op grond van deze regeling gezamenlijk per arrondissement een bijdrage om de totstandkoming en uitvoering van onderling bindende bestuurlijke afspraken te bevorderen.

De bijdrage is bedoeld:

– ter ondersteuning van de samenwerking op strategisch gebied tussen de justitiële organisaties op arrondissementsniveau;

– voor de verbinding tussen de samenwerkende justitiële organisaties en het lokaal bestuur;

– ter ondersteuning van de arrondissementale platforms jeugdcriminaliteit.

De afstemming en samenwerking moet leiden tot aantoonbaar betere prestaties van de strafrechtketen. Het gaat om bindende afspraken over de inzet van justitiële organisaties waar dat noodzakelijk is om een effectief justitieel optreden te bereiken, of waar dat de doelmatigheid bevordert.

De verdeling van de regionale bijdragen is gebaseerd op het budgetverdeelsysteem van het Openbaar Ministerie, waarbij rekening is gehouden met omvang en werklast per arrondissement.

De justitiële organisaties hadden tot 1 oktober 2001 de tijd om gezamenlijk per arrondissement bij het ministerie van Justitie een aanvraag in te dienen. Alle arrondissementen hebben hieraan voldaan. De aanvragen zijn vervolgens getoetst door een daartoe ingestelde stuurgroep.

De stuurgroep heeft bij de toetsing rekening gehouden met verschillen in fasering tussen de arrondissementen. Sommige arrondissementen zijn al langer bezig met de invulling van de regionale samenwerking. Andere arrondissementen staan nog aan het begin van dit proces.

In november 2001 heeft het ministerie alle arrondissementen geïnformeerd over de toegekende bijdragen voor dit jaar en de komende jaren. Omdat de regeling per 1 juli 2001 in werking is getreden en vanwege verschillen in fasering hebben niet alle arrondissementen in 2001 een (volledige) bijdrage ontvangen.

De regeling geldt vooralsnog tot 1 juli 2003. Afhankelijk van een begin 2003 uit te voeren evaluatie wordt besloten over mogelijke structurele toekenning van de bijdragen.

Het tweede spoor betreft de sturing en financiering van de justitiële organisaties vanuit de landelijke organisaties en het ministerie van Justitie. Die moet zo zijn ingericht dat samenwerking wordt bevorderd in plaats van belemmerd. Daartoe moet meer op (maatschappelijk relevante) prestatie worden gestuurd. Het ministerie van Justitie start daartoe, in samenwerking met de betrokken justitiële organisaties, een traject om de sturing en financiering aan de beoogde situatie aan te passen.

Kosten
 Budget 2001Realisatie 2001
Bijdrageregeling2 042 0111 128 902
Landelijke activiteiten336 251
Totaal2 378 2621 128 902
Verschil – 1 249 360

Toelichting op de onderuitputting

Omdat de bijdrageregeling per 1 juli 2001 in werking is getreden en vanwege verschillen in fasering hebben niet alle arrondissementen in 2001 een (volledige) bijdrage ontvangen.

Daardoor is ook het tweede spoor betreffende landelijke activiteiten in 2001 later gestart dan gepland, waardoor dit in 2001 niet tot kosten heeft geleid.

1.3.2 Bestuurlijke Informatievoorziening Jeugd (BIV-Jeugd)

Doelstellingen

Op plaatsen waar registratie, veredeling en verspreiding van informatie plaats vindt, zijn verbeteringen nodig in de kwaliteit en in de infrastructuur. De toegenomen behoefte van enerzijds de verantwoordelijke beleidsafdelingen en anderzijds de volksvertegenwoordiging vergen nieuwe initiatieven om de gewenste informatie betrouwbaar en stabiel beschikbaar te maken.

Activiteiten

De projecten die in het kader van het programma BIV-Jeugd in 2001 hebben plaatsgevonden:

Project Verantwoordingsinformatie Jeugd en Geweld (van Zijl I)

In het jaar 2001 zou informatie over de elf projecten in vaste formats verzameld en samengevat worden ten behoeve van de (financiële) verantwoording aan de Tweede Kamer.

Dit is in het jaar 2001 gebeurd middels «De financiële verantwoording over het begrotingsjaar 2000» en een brief aan de voorzitter van de Tweede kamer van 1 oktober 2001 (28 000 VI, nr. 4).

Project: Gegevenslevering Justitie aan het Centraal Informatiepunt Jeugdzorg (CIJ)

Dit project was gestart om de gegevenslevering van de Justitiesectoren aan het Centraal Informatiepunt Jeugdzorg op gang te brengen.

De technische en organisatorische belemmeringen die een gegevenslevering in de weg stonden zijn weggenomen. Begin 2001 heeft de eerste gegevenslevering met gegevens over de jaren 1997–1999 plaats gevonden. Op 10 april 2001 is de Tweede kamer geinformeerd op basis van de informatie van het CIJ middels een brief (Kamerstuknummer 27 410, nr. 12).

Project: Informatiehuishouding Jeugdzorg

Naar aanleiding van signalen dat de informatiehuishouding (inhoudelijk en procedureel) van de Bureaus Jeugdzorg niet op orde zullen zijn als de concept Wet op de Jeugdzorg op 1 januari 2003 in werking zal treden, is een vooronderzoek gestart naar de informatiehuishouding binnen de Bureaus Jeugdzorg.

Het rapport van het vooronderzoek is op 28 februari 2001 verschenen. Voortbouwend op dit vooronderzoek is binnen het implementatieprogramma Jeugdzorg een project gestart dat voortbouwt op dit vooronderzoek.

Project: Informatiesysteem Advies- en Meldpunten Kindermishandeling (AMK)

De AMK's beschikten over een informatiesysteem dat de werkprocessen slechts gedeeltelijk ondersteunt en de leverancier van dit systeem is failliet gegaan, waardoor het onderhoud van het systeem vanaf 2002 niet meer gegarandeerd is.

Dit project is gestart om een AMK-systeem te bouwen dat de werkprocessen van de AMK's volledig ondersteunt. De definitiestudie is aan het einde van de zomer afgerond. Begin oktober is begonnen met de bouw en implementatie van het nieuwe informatiesysteem. Begin 2002 zal het opleidingsprogramma starten voor de medewerkers van het AMK die met het systeem gaan werken. In mei 2002 zal het systeem operationeel zijn.

Project: Doorlooptijden jeugdstrafrechtzaken

Aanleiding voor dit project vormt de motie Kalsbeek/Halsema (27 400, nr. 37), waarin gevraagd werd te verzekeren dat Jeugdstrafzaken binnen zes maanden berecht worden.

Op 23 april 2001 is de Tweede Kamer nader geinformeerd middels een brief (27 400, nr. 60) over de met het project beoogde doorlooptijden in de Jeugdstrafrechtketen. Op 1 mei 2001 is het project officieel gestart. In 2001 hebben de volgende activiteiten plaatsgevonden:

• het opstellen van factsheets met hierin de doorlooptijden, onderverdeeld naar organisatie en naar arrondissement;

• onderzoek (en rapportage) naar de achtergronden van de doorlooptijden per organisatie, per arrondissement, met behulp van een interviewronde;

• onderzoek (en rapportage) naar de samenwerkingsverbanden in de arrondissementale jeugdketens;

• onderzoek (en rapportage) naar de vormgeving en betrouwbaarheid van de interfaces in de jeugdstrafrechtsketen;

• onderzoek (en rapportage) naar de bestaande informatievoorziening in de desbetreffende organisaties met betrekking tot doorlooptijden.

Project: Alleenstaande Minderjarige Asielzoekers (AMA's)

De enorm gestegen toestroom van AMA's in de afgelopen jaren vormde de aanleiding voor dit project. Het project heeft tot doel: het indammen van de toestroom van AMA's, het bevorderen van de terugkeer van AMA's en het inrichten van opvangmodaliteiten die rekening houden met het perspectief van de AMA's.

Dit doel is neergelegd in de beleidsbrief over AMA's welke in juni 201 is vastgesteld door de Tweede kamer. Na de politieke besluitvorming in juni 2001 is in september 2001 gestart met de implementatie van de beleidsvoornemens. Hiervoor is tenminste twee jaar nodig.

Project: Versterking aanpak jeugdcriminaliteit

De start van een project ter versterking van de aanpak van jeugdcriminaliteit (VAJ) is ingegeven door de ontwikkelingen in de aard en omvang van de jeugdcriminaliteit in de afgelopen jaren, alsmede door het feit dat het gevoerde beleid op grond van de adviezen van de commissie Van Montfrans, na acht jaar toe was aan een herijking.

Het project VAJ is 13 augustus 2001 gestart en heeft tot doel beleidsvoorstellen te doen ter versterking van de aanpak jeugdcriminaliteit in de komende jaren. De nota dient in het voorjaar van 2002 naar de Tweede Kamer te worden gestuurd. Na de start van het project is een groot aantal gesprekken met (praktijk)deskundigen gevoerd, is een internetsite geopend, heeft er een chatsessie plaatsgevonden tussen de Staatssecretaris van Justitie en enkele groepen jongeren, is een onderzoek gestart naar de best practices voor de aanpak van jeugdcriminaliteit in het buitenland, is een onderzoek uitgevoerd ter vergelijking van verschillende samenwerkingsverbanden van partners in de jeugdstrafrechtketen en is de nota voor het eind van het jaar in eerste lezing in de CSCB besproken.

Project: Onderzoeksbestand Justitiële documentatie (OBJD)

Dit project beoogde het inrichten van een database (OBJD) met gegevens uit het Justitieel Documentatiesysteem (JDS), die vanuit het WODC door de beleidsdirecties bevraagd kan worden.

Sinds de zomer van 2001 is het systeem operationeel en kan de database bevraagd worden. In 2001 hebben twee verbeteringsslagen plaatsgevonden. In 2002 staan nog eens twee verbeteringsslagen gepland.

Kosten
 Budget 2001Realisatie 2001
Verantwoordingsinformatie Jeugd en Geweld
Gegevenslevering Justitie aan het CIJ142 94127 753
Informatiehuishouding Jeugdzorg258 655227 778
Informatiesysteem AMK49 916111 668
Doorlooptijden Jeugdstrafrechtketen58 991204 868
Alleenstaande Minderjarige Asielzoekers363 024463 307
Versterking aanpak Jeugdcriminaliteit226 890134 411
Onderzoeksbestand Justitiële documentatie50 37050 370
Projectleiding en projectkosten226 890265 071
Nog nader te bepalen (en P.M.)470 116480 448
Totaal2 378 2621 965 219
Verschil – 413 043

Toelichting op de onderuitputting

BIV-Jeugd bestaat uit een aantal projecten. Lichte onderuitputting van enkele projecten werd gecompenseerd door lichte overuitputting op andere projecten. Het Doorlooptijden project had echter een onderuitputting van € 385 713. Dit werd veroorzaakt doordat bij de opzet van het project verwacht werd dat voor de meeste activiteiten externe mensen ingehuurd zouden worden. Dit bleek grotendeels niet nodig, doordat de betrokken organisaties in de Jeugdstrafrechtketen zelf de benodigde mensen ter beschikking hebben gesteld voor het project.

2. TBS

De Tweede Kamer (27 584, nr. 1) heeft aangegeven ook over het jaar 2001 inzicht te willen krijgen in prestaties in termen van aantallen, kosten, effectiviteit en doelmatigheid, van zowel de rijks TBS-inrichtingen als de particuliere inrichtingen onderscheiden naar de onderliggende categorieën basisgesloten inrichtingen (rijks- en particulier), open plaatsen (rijks- en particulier), Pieter Baan Centrum (Rijk) en Meijers instituut (Rijk). In de Departementale Verantwoording 2000 (27 7000, nr. 11) is aangegeven welke gegevens over het jaar 2001 geleverd kunnen worden.

Wat betreft het onderscheid naar categorieën meldde ik u in de Verantwoording 2000 reeds dat voor het begrip «capaciteit» over 2001 actuelere indicatoren zouden worden gebruikt. Deze gegevens zijn hieronder verwerkt.

2.1 Aantallen

Capaciteit

Hieronder wordt de TBS-capaciteit in de justitiële TBS-inrchtingen weergegeven1. Daarbij wordt uitgegaan van de bruikbare capaciteit, die onderscheiden moet worden van de formele capaciteit. De formele capaciteit geeft het aantal plaatsen aan waarover een inrichting in de optimale situatie kan beschikken. De bruikbare capaciteit staat voor het aantal plaatsen dat daadwerkelijk voor de opname van justitiabelen kan worden gebruikt. Het verschil tussen de formele en de bruikbare capaciteit bestaat uit het aantal plaatsen dat buiten gebruik is gesteld vanwege personele problematiek, renovatie, technische mankementen of vanwege de gefaseerde instroom die in nieuwbouwinrichtingen pleegt plaats te vinden.

Bij de weergave van de capaciteit werd tot 2000 gebruik gemaakt van de begrippen open en gesloten plaatsen. Inmiddels worden in het veld van TBS en Forensische psychiatrie andere CTG (College Tarieven Gezondheidszorg)-beleidsregels toegepast t.w. Long Stay, Resocialisatie en Behandeling. Om deze reden is het niet mogelijk een aantal gegevens één op één te vergelijken met voorgaande jaren. Vanaf 2002 zal gewerkt worden met de begrippen doorstroomplaatsen en verblijfplaatsen. De intramurale behandelingsduur, welke in 2.2 wordt gegeven, is reeds op basis van de begrippen doorstoom en verblijf berekend.

Uit onderstaande tabel blijkt dat de gerealiseerde bruikbare capaciteit van 1999 tot en met 2001 is uitgebreid met 152 plaatsen. Daarbij moet worden aangetekend dat het steeds moeilijk is daarvoor voldoende gekwalificeerd personeel aan te trekken. Dit meer algemene arbeidsmarktprobleem wordt in de TBS-sector steeds nijpender. Desondanks zijn de klinieken er in geslaagd het bezettingspercentage op een alleszins redelijk peil te houden. Voor specifiekere informatie over afwijkingen tussen norm en realisatie zie de verantwoording van het agentschap DJI (hoofdstuk 6).

Bruikbare capaciteit in aantal plaatsen (gemiddelde cijfers)Realisatie 1999*Realisatie 2000*Norm 2001Realisatie 2001
Long stay basis Rijksinrichtingen  11877
Long stay basis Part. Inrchtingen  9154
Long stay intensief Rijksinrichtingen  50
Long stay intensief Part. Inrichtingen  00
Resocialisatie Rijks inrichtingen  4261
Resocialisatie part. Inrichtingen  97104
Behandeling Rijks inrichtingen  295325
Behandeling Part. Inrichtingen  425411
Totaal**8801 0141 0731 032

* De gerealiseerde aantallen 1999 en 2000 en de normen 2002 zijn afkomstig uit de onderscheiden Justitiebegrotingen. Vanwege de inmiddels gewijzigde begrippen van capaciteit is er geen vergelijking mogelijk met voorgaande jaren.

** De capaciteit wijkt af van de tabel in de agentschapsverantwoording DJI omdat het Pieter Baan Centrum wel tot het TBS-veld wordt gerekend, maar geen TBS-inrichting is en dus geen bijdrage levert aan de capaciteit.

Voor een goede beoordeling van het aantal TBS-gestelden is naast de TBS-capaciteit ook het aantal proefverlofgangers van belang (dit aantal maakt dus geen deel uit van de hierboven genoemde capaciteit van de inrichtingen). Het aantal proefverlofgangers is lange tijd stabiel gebleven maar in in 2001 in belangrijke mate gestegen. Deze stijging wordt veroorzaakt door de hierboven beschreven stijging van het aantal personen dat in een TBS-inrichting verblijft.

 1998199920002001
Aantal proefverlofgangers (gemiddeld per 1e van de maand)858786104

Bezettingspercentage

Hieronder wordt het bezettingspercentage van de (bruikbare) TBS-capaciteit weergegeven.

Ook hier geldt dat vanwege de gewijzigde productdefiniëring er geen vergelijking met voorgaande jaren mogelijk is.

Bezettingspercentage (gemiddeld aantal gerealiseerde plaatsen als percentage van de gemiddelde begrotingscapaciteit)Norm 2001Realisatie 2001
Long stay basis Rijksinrichtingen100%65%
Long stay basis Part. Inrchtingen100%59%
Long stay intensief Rijksinrichtingen100%0%
Long stay intensief Part. Inrichtingen100%0%
Resocialisatie Rijks inrichtingen100%145%
Resocialisatie part. Inrichtingen100%107%
Behandeling Rijks inrichtingen100%110%
Behandeling Part. Inrichtingen100%103%

Instroom en uitstroom

In onderstaande tabel zijn de aantallen eerste opnames en de aantallen beëindigingen verpleging weergegeven. Uit de gegevens blijkt dat de in- en uitstroom van TBS nog niet in evenwicht zijn. In het kader van de uitwerking van het kabinetsstandpunt IBO-TBS 2 Over stromen, in- door- en uitstroom bij de TBS wordt in het verbetertraject TBS terecht gewerkt aan de beheersing van de instroom en de vergroting van de door- en uitstroom. Door het ministerie van VWS wordt met behulp van de ter versterking van de forensische psychiatrie toegekende middelen geïnvesteerd in een grotere capaciteit van de uitstroomvoorzieningen.

 1998199920002001
Aantal eerste opnames192212197173
Aantal beëindigingen TBS met bevel tot verpleging66706476

2.2 Intramurale behandelingsduur (doelmatigheid)

In verband met het tweede Interdepartementale Beleidsonderzoek naar de TBS (Kabinetsstandpunt van 28 mei 1999 (26 562, nr. 1)) is gekozen voor een bepaalde methodiek van berekenen van de handelduur. De behandelduur van de «doorstroomplaatsen» bedraagt 5,6 jaar en is berekend op basis van in 2000 door Prismant gehouden onderzoek. Een doorstroomplaats is een plaats waar behandeld wordt. In deze berekening zijn de verblijfplaatsen voor de chronici die verpleegd worden dus buiten beschouwing gelaten.

De genoemde behandelduur kan worden beschouwd als een 0-meting, aan de hand waarvan de komende tijd kan worden vastgesteld of de grote inspanningen in het kader van het verbetertraject «TBS terecht» ook op het punt van de behandelduur resultaat oplevert. Hierbij moet wel de kanttekening worden geplaatst dat door de vergroting van de doelmatigheid (korter behandelen) de veiligheid voor de maatschappij niet in gevaar mag komen. Het is daarom zaak de recidivecijfers nauwlettend in het oog te houden (zie onder).

In 2002 zal opnieuw een onderzoek plaatsvinden naar de behandelduur op basis van instroomcohorten.

2.3 Kosten (doelmatigheid)

De hierna genoemde kostprijzen betreffen de kostprijzen inclusief overheadkosten van de DJI. De tarieven zijn gebaseerd op de normen die zijn vastgesteld door het College Tarieven Gezondheidszorg (CTG). In het tarief van de Rijksinrichtingen zijn ook de huisvestingslasten inbegrepen welke vanaf 1999 ten gevolge van de Stelselwijziging Rijkshuisvesting voor rekening komen van de sector.

Met ingang van 2001 zijn door het CTG nieuwe beleidsregels voor de forensische psychiatrie vastgesteld t.w. Long Stay, Resocialisatie en Behandeling. Deze worden vanaf 2001 ook voor de TBS-inrichtingen toegepast. Om deze reden is het niet mogelijk een vergelijking te maken met voorgaande jaren. Het administratieve systeem van de Rijksinrichtingen is zodanig ingericht dat de realisatie van de kosten per dag per productcategorie worden geregistreerd. Voor de particuliere inrchtingen geldt dit niet. Voor de particuliere inrichtingen zullen derhalve de gemiddelde kostprijzen voor Long Stay, Resocialisatie en Behandeling als totaalcijfer gegeven worden.

De verschillen worden voornamelijk verklaard door de effecten van loon-en prijsbijstellingen alsmede de verschillen in de productmix waarop de norm is gebaseerd en de gerealiseerde productmix. Voor specifiekere informatie zie de agentschapsverantwoording van DJI (hoofdstuk 6).

Gemiddelde kostprijzen per dagNorm 2001Realisatie 2001
Long Stay basis rijksinrichtingen317,59335,85
Resocialisatie Rijksinrichtingen385,97331,87
Behandeling Rijksinrichtingen470,03495,5
Particuliere Inrichtingen totaal373,52371,8

De realisatie 2001 komt uit het jaarverslag van DJI. De normen voor 2001 komen uit de begroting van DJI.

2.4 Recidive (effectiviteit)

Het vierde en laatste grote recidiveonderzoek naar de TBS dateert uit 1999 (Recidive na de TBS, WODC-reeks Onderzoek en beleid, nummer 182). In dit onderzoek werd geconcludeerd dat de ernstige recidive over de vier tot dan toe uitgevoerde recidiveonderzoeken een nagenoeg constant blijvend percentage mislukte TBS-behandelingen van tussen de 15 en de 20% laat zien. Mede naar aanleiding van dit rapport wordt nagegaan op welke wijze het toezicht door de reclassering op TBS-gestelden die onder voorwaarden buiten de TBS-kliniek verblijven kan worden aangescherpt, zodat de recidive afneemt.

Dergelijke grote recidive-onderzoeken vinden eens per vijf jaar plaats. Om toch de vinger aan de pols te kunnen houden, worden in het kader van de Justitie-recidivemonitor de komende jaren onder meer vaste groepen justitiabelen gevolgd op het punt van de criminele recidive. Hiertoe behoren ook selecties van TBS-gestelden. Daarnaast worden specifieke strafrechtelijke interventies en programma's gemonitored naar recidive. De eerste resultaten van de jaarlijkse meting TBS-recidive zijn voorzien voor begin 2003. Voor een overzicht van alle activiteiten en gegevens over recidive verwijs ik naar mijn brief van 21 augustus 2001 (27 834, nr. 4).

3. RECLASSERING

De Tweede Kamer (27 584, nr. 1) heeft aangegeven ook over het jaar 2001 inzicht te willen krijgen in de prestaties van de reclassering in termen van aantallen, kosten, effectiviteit en doelmatigheid aan de hand van de verschillende doelgroepen. In de Departementale Verantwoording 2000 (27 7000, nr. 11) is aangegeven welke gegevens over het jaar 2001 geleverd kunnen worden.

3.1 Aantallen

Door de inwerkingtreding van het ClientVolgSysteem is het nu mogelijk informatie te verschaffen over het totaal aantal cliënten van de reclassering en onderscheid naar geslacht en delictgroepen. Onderstaand is deze informatie opgenomen.

Reclasseringscliënten en delictsoort 2001
DelictsoortenMannen%Vrouwen%Totaal%
Vermogensdelicten19 16636%4 12155%23 28738%
Agressie tegen personen13 88426%96013%14 84424%
Drugsdelicten7 38914%1 32318%8 71214%
Overige delicten4 1778%6398%4 8168%
Sexuele delicten3 7077%511%3 7586%
Verkeersdelicten3 4096%2864%3 6956%
Agressieve delicten tegen dieren en goederen9102%1442%1 0542%
Vuurwapenwetdelicten4701%330%5031%
Economische delicten220%00%220%
Totaal53 134100%7 557100%60 692100%

Bron: Stichting Reclassering Nederland – Cliënt Volg Systeem.

Tevens worden hieronder net als vorig jaar de gegevens (aantallen) van belangrijke 5 reclasseringsproducten gegeven. In de verantwoording over 2000 is overigens per abuis aangegeven dat in de verantwoording over 2001 zal worden gerapporteerd over de nieuwe productportfolio van 11 produkten. Aangezien pas vanaf 1 januari 2002 wordt geregistreerd op basis van deze nieuwe productportfolio is het niet mogelijk hierover in de voorliggende verantwoording al verslag te doen.

ProductRealisatie 2000Raming 2001Realisatie 2001
Vroeghulp (clienten)15 32017 80015 770
Voorlichtingsrapporten15 53217 20016 653
Overige rapporten10 2928 40011 657
Werkstraffen18 57021 60018 284
Penitentiair reclasseringsaanbod265278252

Uit bovenstaande tabel blijkt dat het aantal vroeghulpbezoeken in 2001 lager was dan geraamd. Ondanks extra inspanningen is het bezoekpercentage niet hoger geworden. Vooral in de grotere steden blijkt het voor de reclassering moeilijk om cliënten te bereiken. Bij het product voorlichtingsrapporten was er in 2001 sprake van een achterblijvende vraag van de rechterlijke macht.

Het aantal overige rapporten is aanzienlijk groter dan geraamd. Het grote aantal komt vooral voor rekening van de in de penitentiaire inrichtingen opgestelde rapporten zoals detentiefaseringsadviezen, en selectie- en schorsingsrapportages.

De raming van de productie van werkstraffen is als onderdeel van de actualisering van de prognose sanctiecapaciteit reeds bij Voorjaarsnota 2001 teruggebracht. Daarnaast moet worden geconcludeerd dat de verwachte toename als gevolg van de invoering van de Wet op de Taakstraffen vooralsnog is uitgebleven.

3.2 Kosten

Hieronder wordt enige informatie gegeven over de kosten van reclassering. Uit de tabel blijkt dat de realisatie hoger is dan de stand ontwerp-begroting. Dat heeft twee redenen. In de eerste plaats heeft loon- en prijscompensatie plaatsgevonden. In de tweede plaats bracht de invoering van het CliëntVolgSysteem extra uitgaven met zich mee. De begroting isom deze redenen bij Voorjaarsnota aangepast.

Subsidie aan Reclassering (x € 1 miljoen)
19992000Begroting 2001Realisatie 2001
97,7110,95112,2121,1

3.3 Doelmatigheid

De reclassering wordt met ingang van 1 januari 2002 op basis van outputsturing gesubsidieerd. Dat betekent dat met ingang van 2002 een eind is gekomen aan een gedeeltelijke lump-sum financiering van de reclassering. In de zomer van 2001 zijn daartoe voor het jaar 2002 11 producten met tijdnormen en kostprijzen vastgesteld:

ProductKostprijs in €(prijspeil 2000)
Vroeghulpbezoek209,43
Vroeghulpinterventie238,54
Voorlichtingsrapport847,14
Adviesrapport381,28
Maatregelrapport2 023,64
Reintegratieprogramma's995,74
Trajectbegeleiding1 039,72
Toeleiding zorg636,61
Toezicht1 597,34
Werkstraf895,51
Leerstraf2 244,45

In 2003 zal het op basis van de resultaten over 2002 mogelijk zijn deze voorcalculatorische kostprijzen te vergelijken met de nacalculatorische. Op basis van tijdschrijfonderzoeken kan dan bezien worden of de gehanteerde tijdnormen reëel zijn; zonodig worden ze bijgesteld. Het eerste tijdschrijfonderzoek zal in de loop van 2002 starten.

3.4 Effectiviteit

Nu het CliëntVolgSysteem is geïmplementeerd en er is gestart met outputsturing, kan meer aandacht worden besteed aan de effectiviteit van de reclasseringsinspanningen. De activiteiten daaromtrent zijn belegd in het Plan van aanpak Intensivering Reïntegratie en Toezicht Ex-gedetineerden waarover ik de Tweede Kamer informeerde met mijn brief van 21 augustus 2001 (27 834, nr. 4).

DEEL 2 ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING EN SALIDIBALANS EN TOELICHTING

HOOFDSTUK 4 ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

In dit deel wordt een toelichting per begrotingsartikel gegeven. Indien in de begroting 2001 kengetallen zijn opgenomen die de ramingen onderbouwen of inzicht geven in de doelmatigheid of doeltreffendheid, zijn deze gegevens tevens opgenomen in de artikelsgewijze toelichting. Om een vergelijking mogelijk te maken, zijn tevens de realisatiecijfers over het jaar 2000 opgenomen.

De toelichting op de artikelonderdelen en de bijbehorende kengetallen blijft beperkt tot afwijkingen groter dan € 0,5 miljoen danwel meer bedragen dan 5% van de betreffende post in de begroting 2001.

4.1 Begroting en realisatie

Figuur 14: Uitgaven: begroting versus realisatiekst-28380-10-14.gif

Figuur 15: Uitgavenaandeel per beleidsterreinkst-28380-10-15.gif

Figuur 16: Ontvangsten: begroting versus realisatiekst-28380-10-16.gif

Figuur 17: Ontvangstenaandeel per beleidsterreinkst-28380-10-17.gif

(x € 1000)
Beleidsterrein Oorspronkelijk vastgestelde begrotingStand begroting bij 1e suppletore wetStand begroting bij 2e suppletore wetRealisatie 2001Verschil realisatie en begroting
Uitgaven      
01 AlgemeenAlgemeen195 489399 906233 086230 58535 097
07 Internationale aangelegenheden en VreemdelingenzakenIAV1 204 6801 284 8511 439 4271 405 049200 369
08 Preventie, Jeugd en SanctiesPJS1 702 9111 831 4371 867 1131 859 793156 882
09 Wetgeving. Rechtspleging en RechtsbijstandWRR1 174 6231 239 1611 287 6341 299 884125 261
10 RechtshandhavingRh128 688130 559131 606132 9004 212
Totalen 4 406 3914 885 9144 958 8664 928 211521 821
       
Ontvangsten      
01 AlgemeenAlgemeen8 9858 69916 10613 2654 280
07 Internationale aangelegenheden en VreemdelingenzakenIAV172 455263 211266 524273 175100 720
08 Preventie, Jeugd en SanctiesPJS25 27625 63987 80891 74666 470
09 Wetgeving. Rechtspleging en RechtsbijstandWRR559 543561 596581 327633 07873 535
10 RechtshandhavingRh52 18552 18550 50659 6887 503
Totalen 818 444911 3301 002 2711 070 952252 508

De totale realisatie lag in 2001 € 522 miljoen hoger dan de oorspronkelijk vastgestelde begroting. De raming is voor de loon- en prijsbijstelling met € 191 miljoen opwaarts bijgesteld. Op het beleidsterrein Ministerie algemeen is de realisatie € 35 miljoen hoger dan geraamd door een uitbreiding van de personeelsformatie en de uitvoering van een aantal grote projecten als de invoering van de Euro, een financieel systeem en VBTB. Op het beleidsterrein Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken is de realisatie € 200 miljoen hoger dan de raming. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de Centrale Opvang Asielzoekers waarbij de bezetting in 2001 beduidend hoger was dan waar bij de begroting rekening mee was gehouden. De realisatie op het beleidsterrein Preventie, Jeugd en Sancties was € 157 miljoen hoger dan geraamd voornamelijk als gevolg van een hogere bijdrage aan de Dienst Justitiële Inrichtingen voor de herbestemming van capaciteit bij het gevangeniswezen tot capaciteit voor vreemdelingenbewaring en het terugdringen van capaciteitstekorten in de Jeugdsector. Daarnaast is de begroting verhoogd met € 38 miljoen ten behoeve van de voogdij- en gezinsvoogdij-instellingen voor de verhoging van de contacttijd van de gezinsvoogden. De raming van Wetgeving, Rechtspleging en Rechtsbijstand is in 2001 verhoogd met name voor capaciteitsuitbreiding van de rechtspraak en een groot automatiseringsproject bij het Openbaar Ministerie.

De realisatie van de ontvangsten is per saldo € 253 miljoen hoger dan geraamd. Deze wordt veroorzaakt door meevallende inkomsten uit boeten en transacties, het invullen van ombuigingen door het COA in het kader van het kostprijzenonderzoek en door conversie van het vermogen van de Dienst Justitiële Inrichtingen.

4.2 Toelichting op de uitgaven

01 ALGEMEEN

01 Personeel en materieel ministerie

Specificatie per artikelonderdeel (x €1000)
 realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001verschilrealisatie en begroting
 verplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgaven
Personele uitgaven        
– ambtelijk65 12665 12567 61467 61471 75471 7394 1414 126
– overig20 69615 4845 1055 10521 74220 20416 63715 099
– post-actief1 2451 2451 3611 3611 2371 183– 124– 178
Subtotaal personele uitgaven87 06681 85474 08074 08094 73393 12620 65319 047
         
Exploitatie-uitgaven58 70538 72648 34748 34763 27556 02314 9287 675
Huisvesting RGD8 8518 85111 55611 55611 89111 891336336
Aanschaffingen13 98510 3165 9625 96244 22526 29038 26320 328
Subtotaal materiele uitgaven81 54157 89365 86565 865119 39194 20453 52628 339
TOTAAL168 607139 747139 944139 944214 124187 33074 17947 386

Toelichting

Ambtelijk personele uitgaven

De realisatie van de uitgaven voor ambtelijk personeel is ca. € 4,1 miljoen hoger dan oorspronkelijk geraamd. Voor een belangrijk deel kan dit worden verklaard uit een bijstelling van salarismaatregelen.

Daarnaast is de personeelsformatie van het bestuursdepartement toegenomen met ca. 33 fte. Deze uitbreiding heeft plaatsgevonden bij diverse dienstonderdelen.

De belangrijkste uitbreidingen betreffen:

– Directie Internationale Strafrechtelijke Aangelegenheden en Drugsbeleid 4,5 fte i.v.m. de Dover-affaire;

– Directie Wetgeving 3 fte i.v.m. uitbreiding internationale werkzaamheden, voortvloeiende uit de Tampere conclusies;

– Directie Voorlichting 7 fte i.v.m. toename in- en externe communicatie, waaronder intranet;

– Directie Bestuurszaken 10 fte i.v.m. intensiveringen, instellen van een frontdesk en beheren dossiers van IND-tolken;

– Bureau Juridische en Beleidsondersteunende Aangelegeheden 2 fte i.v.m. beveiliging burgerluchtvaart;

– Stafbureau Internationale Zaken 3 fte i.v.m. project Coördinatie Programma-Oost-Europa;

– Bureau Nationaal rapporteur mensenhandel 4 fte.

Overige personele uitgaven

De toename bij het onderdeel «overige personele uitgaven» is voornamelijk toe te schrijven aan uitgaven voor personeel dat wordt ingehuurd voor de uitvoering van projecten, zoals het project Euro, VBTB, het financieel systeem Jurist en het personeelssysteem PeRCC, dan wel als tijdelijke invulling van vacatures.

Post-actieven

De uitgaven voor post-actieven zijn ca. € 0,2 miljoen lager dan begroot omdat er 11 maanden tot betaling zijn gekomen en er minder personen gebruik maken van der wachtgeldregeling dan geraamd.

Exploitatie-uitgaven en aanschaffingen

De uitgaven voor deze onderdelen zijn in totaal ca. € 28,3 miljoen hoger dan begroot. De belangrijkste oorzaken hiervoor zijn:

– aanschaf microsoft-licenties (€ 12,5 miljoen);

– beveiliging Justitienet (€ 4,5 miljoen);

– Global Forum on Fighting Corruption (€ 4,2 miljoen);

– desaldering doorberekende automatiseringsuitgaven (€ 2,2 miljoen);

– vervanging van het personeelssysteem (€ 2,9 miljoen).

De volume- en prestatiegegevens

Kengetallen personeel
 RealisatieBegrotingRealisatie
Categorie200020012001
1. Centrale budgetten   
a. SG-cluster   
ambtelijk personeel   
– gemiddelde prijs (x € 1,-)53 90657 63356 612
– fte's (aantal)119114124
b. Bedrijfsvoeringscluster   
ambtelijk personeel   
– gemiddelde prijs (x € 1,-)45 34246 72347 392
– fte's (aantal)549549550
c. DG-IAV   
ambtelijk personeel   
– gemiddelde prijs (x € 1,-)53 24262 88353 554
– fte's (aantal)8590107
d. DG-PJS   
ambtelijk personeel   
– gemiddelde prijs (x f 1,-)46 31248 94147 387
– fte's (aantal)255296304
e. DG-RH   
ambtelijk personeel   
– gemiddelde prijs (x € 1,-)55 50666 83059 304
– fte's (aantal)997888
f. DG-WRR   
ambtelijk personeel   
– gemiddelde prijs (x € 1,-)57 62159 08660 158
– fte's (aantal)210238212
    
2. Centrale budgetten   
Materieel   
– huisvestingskosten incl. huur per fte (x f 1,-)12 4127 5608 119
– automatiseringsuitgaven per fte (x € 1,-)4 0042 3981 901
– overige exploitatiekosten en aanschaffingen (x € 1,–)7 4905 1265 230
Totaal materieel centrale budgetten gemiddeld bedrag23 90615 08515 250
    
Post-actieven   
– aantal477463
– gemiddeld bedrag (x € 1,-)24 74618 39718 178

In de kolom «begroting 2001» zijn de personeelsgebonden materiële uitgaven in de berekeningen betrokken. In de kolommen «realisatie 2000» en «realisatie 2001» is dit niet het geval.

Bij het SG-cluster is de gemiddelde bezetting circa 10 fte hoger dan begroot. De oorzaak hiervan is de uitbreiding van de directie Voorlichting met 7 fte en de instelling van het bureau Nationaal rapporteur mensenhandel waarvoor 4 fte is aangesteld.

Bij DG-IAV is de gemiddelde bezetting bijna 16 fte hoger dan geraamd. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de uitbreiding van de personeelsformatie van de Directie Internationale Strafrechtelijke Aangelegenheden en Drugsbeleid (4,5 fte) en het Stafbureau Internationale zaken (3 fte), alsmede de instelling van het secretariaat vreemdelingenzaken (1,5 fte).

Bij DG-RH is de gemiddelde bezetting hoger dan oorspronkelijk geraamd, omdat voor de projecten « Handhaven op niveau» en «Nota criminaliteitsbeheersing» tijdelijk extra personeel is aangetrokken.

Bij DG-WRR is de gemiddelde bezetting ruim 26 fte lager dan begroot. De oorzaak daarvan is dat de bezetting van de directie Rechtspleging gedurende het jaar is afgenomen, vooruitlopend op de reorganisatie van de directie i.v.m. de verzelfstandiging van de gerechten en de oprichting van de Raad van de Rechtspraak per 1 januari 2002.

De huisvestingskosten per fte zijn € 555 hoger dan geraamd. Voor de huisvesting van de directie Bestuurszaken en de Raad voor de Rechtspraak in oprichting zijn in 2001 extra incidentele huisvestingsuitgaven noodzakelijk gebleken.

De automatiseringsuitgaven per fte zijn € 457 lager dan geraamd. Dit wordt veroorzaakt door overloop van uitgaven van automatiseringsprojecten naar 2002.

01.03 Bijdragen en contributies

(x €1000)
 realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001verschil realisatie en begroting
 verplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgaven
Bijdragen nationaal9807358989667 7113 3746 8132 408
Bijdragen internationaal14661414– 1312– 26– 2
TOTAAL9948019129807 6983 3866 7862 406

De volume- en prestatiegegevens

Overzicht van de bijdragen verdeeld naar categorie (x € 1000)
 realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001
– Ver. Bureau voor Muziek-auteursrecht (BUMA)272272281
– Stichting Reprorecht133136133
– Centrum voor internationale juridische samenwerking068250
– Vereniging Vergelijkende Studie van het Recht België en Nederland070
– Schengensecretariaat0680
– Instituut Nederlandse Kwalliteit686854
– Stichting exploitatie naburige rechten (SENA)586863
– Bijdrage gemeente Venlo ter bestrijding drugoverlast001 134
– Permanente Haagsche conferentie00353
– Stichting Wetgevingsacademie00748
– Overige bijdragen/contributies130163311
TOTAAL8019803 386

Toelichting

De bijdragen zijn € 2,4 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de bijdragen aan de projecten aanpak van de drugsoverlast in Venlo, de Wetgevingsacademie en de Haagsche conferentie.

01.04 Postactieven

(x € 1000)
 realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001verschil realisatie en begroting
 verplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgaven
Wachtgelden1 6941 6941 5491 5491 1001 100– 233– 233
Uitkeringen functioneel leeftijdsontslag (FLO)1 9571 8571 3891 389935881– 453– 507
Overig113113277277941941664664
TOTAAL3 7643 6643 2153 2152 9772 923– 238– 292

Toelichting

De lagere uitgaven aan wachtgelden worden veroorzaakt door het lagere aantal personen aan wie uitkeringen zijn verstrekt. De overige afwijkingen ten opzichte van de ramingen zijn technisch van aard en worden vooral veroorzaakt door het wisselend ritme waarmee USZO de kosten in rekening brengt. Daarnaast spelen de in rekening gebrachte (omslag)kosten voor de overgang naar de euro een rol. Dit leidt per saldo tot lagere uitgaven.

De volume- en prestaties gegevens

Specificatie Post-actieven
 realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001
Wachtgelden   
– aantal natuurlijke personen808772
– gemiddeld bedrag (x € 1,-)19 48417 77915 285
Functioneel leeftijdsontslag (FLO)   
– aantal natuurlijke personen423928
– gemiddeld bedrag (x € 1,-)31 11635 59931 455

01.06 Onvoorzien

Specificatie per artikel onderdeel (x € 1 000,–)
 realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001verschil realisatie en begroting
 verplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgaven
TOTAAL0022722700– 227– 227

01.07 Loonbijstelling

Specificatie per artikel onderdeel (x € 1 000,–)
 realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001verschil realisatie en begroting
 verplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgaven
TOTAAL0028 34528 34500– 28 345– 28 345

01.08 Prijsbijstelling

Specificatie per artikel onderdeel (x € 1 000,–)
 realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001verschil realisatie en begroting
 verplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgaven
TOTAAL00000000

01.09 Diversen

Specificatie per artikel onderdeel (x € 1 000,–)
 realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001verschil realisatie en begroting
 verplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgaven
Schadeloosstellingen aan derden20 59020 53722722722 00822 06121 78121 834
Wijziging betalingsverkeer00000000
Drugsbeleid Venlo001 3611 36100– 1 361– 1 361
Kenniscentra Europese samenwerking001 3611 36100– 1 3611 361
Vuurwerkramp Enschede0036336300– 363– 363
Overige3 3033 0058 7498 7493 8293 753– 4 920– 4 996
Nader in te vullen00000000
TOTAAL23 89323 54212 06112 06125 83725 81413 77513 752

Toelichting

Bij amendement op de begroting 2001 is van de post «schadeloosstellingen aan derden» € 15,0 miljoen overgeboekt naar artikel 08.02 voor verhoging van de contacttijd van de gezinsvoogden. Bij 1e suppletore begroting is hiervoor dekking gevonden.

Het drugsbeleid Venlo is verantwoord onder artikel 01.03 «Bijdragen en contributies». De uitgaven voor de Kenniscentra Europese samenwerking zijn overgeboekt. Voor de Kenniscentra Europees recht (€ 0,3 miljoen) en Europees Recht Rechterlijke Macht (€ 0,4 miljoen) zijn de middelen overgeboekt naar de artikelen 01.01 en 09.05. De middelen voor de Expertisecentra Rechtshandhaving (€ 0,3 miljoen) en Opsporingsmethoden (€ 0,4 miljoen) zijn overgeboekt naar artikel 10.02.

De volume- en prestatiegegevens

Specificatie schadeloosstelling aan derden (x € 1 000,–)
 realisatie 1998realisatie 1999begroting 2000realisatie 2000begroting 2001verschil realisatie en begroting 2001
Schadefonds geweldsmisdrijven9,39,410,34,94,52,1
Onrechtmatige detentie8,910,86,85,64,51,3
Overige14,117,117,110,06,23,4
TOTAAL32,337,334,220,515,26,9

Toelichting

De uitgaven wegens schadeloosstellingen aan derden zijn gestegen door:

– een stijging van € 1,3 miljoen van de uitgaven wegens onrechtmatige detentie (de bij onherroepelijke beschikking vastgestelde schadevergoedingen wegens onrechtmatige detentie, die op verzoek van gewezen verdachten of hun erfgenamen door de rechter met toepassing van artikelen 89 e.v. van het Wetboek van Strafvordering) worden toegekend;

– een stijging van € 2,1 miljoen aan schadevergoedingen door het schadefondsgeweldsmisdrijven;

– een stijging van € 3,5 miljoen van de uitgaven aan overige schadeloosstellingen (o.a. de bij onherroepelijke beschikking vastgestelde vergoedingen van kosten, die op verzoek van gewezen verdachten of hun erfgenamen door de rechter met toepassing van het Wetboek van Strafvordering (niet op grond van onrechtmatige detentie) worden toegekend).

01.11 Internationale samenwerking

Specificatie per artikel onderdeel (x € 1 000,–)
 realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001verschil realisatie en begroting
 verplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgaven
Uitgaven attachés671671690690997997307307
Samenwerking Indonesië164571621621358– 149– 104
Bijdrage WIPO118118141141118118– 23– 23
Overige bijdragen– 10312000000
TOTAAL8508589939931 1281 173135181

Toelichting

Het verschil tussen raming en realisatie wordt veroorzaakt doordat 3 personen meer namens Justitie in het buitenland zijn gedetacheerd dan geraamd.

01.13 Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum

Specificatie per artikel onderdeel (x € 1 000,–)
 realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001verschil realisatie en begroting
 verplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgaven
TOTAAL9 86510 3749 0249 7059 5079 917483212

De volume- en prestatiegegevens

Kwantitatieve gegevens wetenschappelijk onderzoek
 realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001verschil realisatie en begroting 2001
input (x € 1,0) mln.):    
– personeel en materieel4,33,94,91,0
– onderzoekskosten intern0,70,60,60,0
– onderzoekskosten extern5,34,84,4– 0,4
TOTAAL10,39,39,90,6
     
– fte's (aantallen)71,272,173,41,3
– personeel, gemiddeld (x € 1,-)53 99252 18556 9874 802
– materieel, gemiddeld (x € 1,-)  
     
output (aantallen)    
– extern wetenschappelijke projecten5445472
– intern wetenschappelijke projecten1515150
– productie beleidsadviezen978573– 12
– bijbrengen van kennis (periodieken/seminars)1920211
– documentaire en statistische informatie voorziening1 4791 5251 081– 444

Toelichting

Personeel en materieel

Door verschillende oorzaken zijn de uitgaven voor personeel en materieel hoger dan geraamd. Als belangrijkste kunnen worden genoemd de nominale verhogingen wegens loon- en prijsstijgingen, de inhuur van een interim-directeur, detachering van WODC-personeel elders en de uitgaven voor kinderopvang. De kosten van elders gedetacheerd WODC-personeel worden weliswaar verrekend, doch de terugontvangen bedragen worden verantwoord onder het ontvangstenartikel 01.01.

Voor «onderzoekskosten extern» is minder uitgeven, omdat een deel van de betalingen in 2002 plaatsvindt.

Output

De productie van beleidsadviezen is lager dan begroot omdat de aanbiedingsprocedure van de onderzoeksrapporten is gewijzigd. De documentaire en statistische informatievoorziening is lager dan voorzien. De oorzaken zijn:

• onderbezetting van de afdeling Documentaire Informatievoorziening (DIV) wegens zwangerschapsverlof en langdurige ziekte;

• het niet goed functionerende bibliotheeksysteem BIBIS/OPC;

• de uitgebreide WODC-website heeft het beroep op de informatiedesk doen afnemen.

01.14 Adviescolleges

Specificatie per artikel onderdeel (x € 1 000,–)
 realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001verschil realisatie en begroting
 verplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgaven
TOTAAL1010181842422525

Toelichting

De uitgaven zijn hoger dan geraamd, omdat er meer commissies vallen binnen de in artikel 6a van de Comptabiliteitswet vastgestelde definitie, op grond waarvan de uitgaven voor die colleges op het onderhavige artikel moeten worden verantwoord.

07 Internationale aangelegenheden en vreemdelingenzaken

07.01 Bijdrage Immigratie- en Naturalisatiedienst

Specificatie per artikel onderdeel (x € 1 000,–)
 realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001verschil realisatie en begroting
 verplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgaven
TOTAAL279 309279 309250 978250 978306 271306 27155 29255 292

Op dit artikel is de bijdrage van het ministerie aan de baten-lastendienst Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) opgenomen. Een toelichting op de uitgaven van deze baten-lastendienst wordt gegeven in de IND verantwoording (zie hoofdstuk 7)

07.02 Opvang asielzoekers

Specificatie per artikel onderdeel (x € 1 000,–)
 realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001verschil realisatie en begroting
 verplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgaven
Centrale opvang asielzoekers979 249952 948931 817931 817970 8821 052 37239 065120 555
Decentrale opvang asielzoekers26 34828 02121 71321 71324 50523 7742 7912  060
Buffercapaciteit0011 34511 34500– 11 345– 11 345
Tijdelijke Noodopvang (TNV)29 86818 93315 24715 24735 53125 72920 28410 482
Ombuigingsmaatregelen– 72 151– 72 151– 27 227– 27 227– 2 7 227– 27 22700
Investeringen COA44 89144 891000000
Uitvoering regeling basisonderwijs voorzieningen7 2107 2101 8151 81514 24915 85012 43414 035
Subsidies1 2705 2317 2607 2605 7326 475– 1 529– 786
Zelfzorgarrangement– 27 227– 27 227000000
Europees Vluchtelingenfonds    5 0881 8065 0881 806
Overige niet-genormeerde uitgaven,kortingen en bijstellingen  – 8 269– 8 269008 2698 269
TOTAAL989 458957 857953 702953 7021 028 7601 098 77875 058145 076

Toelichting

Centrale opvang asielzoekers

De uitgaven betreffen subsidietoekenningen aan het Centraal orgaan Opvang Asielzoekers (COA) en een interne verrekening ten behoeve van de opvang van ex-alleenstaande minderjarige asielzoekers door de Stichting de Opbouw. Zoals aangegeven in de specificatie per artikelonderdeel is in totaal € 120,6 miljoen meer uitgegeven op dit onderdeel.

De oorzaken van de overschrijding zijn de volgende: de geraamde bezetting in de begroting 2001 is gebaseerd op een gemiddelde bezetting in de opvang van 72 051. De realisatie van de gemiddelde bezetting waarmee in de subsidietoekenningen rekening is gehouden, was 84 380. Als gevolg hiervan is € 159,5 miljoen meer uitgegeven.

In de begroting was een ombuigingstaakstelling van € 38,1 miljoen en een taakstelling conform het regeerakkoord van € 5,0 miljoen opgenomen. Deze zijn in 2001 volledig ingevuld en gerealiseerd waarmee € 43,1 miljoen minder werd uitgegeven.

Het resterende verschil werd veroorzaakt door met name toegestane investeringssubsidies aan het COA voor een bedrag van € 4,2 miljoen.

Decentrale opvang asielzoekers

Zoals aangegeven in de specificatie per artikelonderdeel is per saldo € 2,0 miljoen meer uitgegeven op dit onderdeel. De oorzaken van de overschrijding zijn de volgende:

In de begroting 2001 was rekening gehouden met een bezetting van 3 190 bezette gemeentelijke opvangplaatsen. Omdat de populatie vooral bestaat uit moeilijk verwijderbare asielzoekers of asielzoekers die in afwachting zijn van een rechterlijke uitspraak, verloopt de afbouw van de decentrale opvang veel trager dan verwacht waardoor de gemiddelde bezetting uitkwam op 3 919 plaatsen. Hierdoor is ca. € 4,5 miljoen meer uitgegeven.

Ten behoeve van in gemeente verblijvende asielzoekers ontvangen gemeenten van het COA een bijdrage. Vanwege verschillen in overlopende posten tussen de verschillende begrotingsjaren is per saldo een bedrag van € 2,9 miljoen minder uitgegeven.

Buffercapaciteit

In de begroting is als onderdeel van de totale opvangcapaciteit rekening gehouden met de exploitatie van buffercapaciteit. Deze capaciteit kan worden ingezet voor situaties waarin de permanente opvangvoorzieningen onvoldoende capaciteit kunnen bieden. Omdat in 2001 sprake was van een groeiende capaciteitsbehoefte heeft zich nog niet de situatie voorgedaan waarin een buffercapaciteit kon worden gevormd dan wel als onderdeel van vrijgekomen opvangcapaciteit kon worden aangemerkt als buffercapaciteit. Hierdoor is een bedrag van € 11,3 miljoen onbesteed gebleven.

Tijdelijke Noodvoorzieningen Vreemdelingen (TNV)

De uitgaven betreffen merendeel subsidietoekenningen aan het COA. Zoals aangegeven in de specificatie per artikelonderdeel is per saldo € 10,5 miljoen meer uitgegeven op dit onderdeel. De oorzaken van de overschrijding zijn de volgende:

• In de begroting 2001 was rekening gehouden met een bezetting van 800 bezette opvangplaatsen. De realisatie van de gemiddelde bezetting bedroeg ca. 720 plaatsen. Als gevolg hiervan is € 1,5 miljoen minder uitgegeven;

• De gemiddelde gerealiseerde opvangcapaciteit van de TNV in 2001 is 2 600 plaatsen. De TNV is bedoeld om vreemdelingen die bij het aanmeldcentrum een afspraak hebben gemaakt om voor de asielaanvraagprocedure in aanmerking te komen, tijdelijk te huisvesten. Hiermee wordt de opvangcapaciteit van de aanmeldcentra sterk ontlast. Door de lage bezetting van de TNV worden de vaste lasten en investeringen niet gedekt door bezette plaatsen. Hierdoor werd ca. € 12,0 miljoen meer uitgegeven.

Ombuigingsmaatregelen, taakstellingen regeerakkoord

In de opvangbegroting is rekening gehouden met besparingen, te realiseren uit de nieuwe opvangmodaliteiten Centrale Opvang Woningen (COW) en zelfzorgarrangementen (ZZA). Uit de realisatiegegevens blijkt dat het aantal COW-plaatsen aanzienlijk lager uitvalt dan verwacht. Daar staat een gerealiseerd aantal ZZA-plaatsen tegenover dat de verwachtingen ver te boven is gegaan.

Het financieel voordeel uit het hoger aantal ZZA-plaatsen overtreft de tegenvaller bij de COW-plaatsen ruimschoots. Per saldo is de taakstelling dan ook gerealiseerd.

De uitgaven van de genoemde modaliteiten zijn begrepen in de kosten van de centrale opvang. De tabel «instroom en bezetting in de opvang» toont het effect van de hier toegelichte uitkomsten op de prijs van een plaats in de centrale opvang.

Subsidies

De per saldo lagere uitgaven op dit onderdeel hebben twee oorzaken: het achterwege blijven van betalingen ten behoeve van terugkeerprojecten (€ 2,3 miljoen) en hogere subsidiebetalingen aan organisaties op het terrein van het vreemdelingenbeleid (€ 1,6 miljoen).

Huisvesting basisonderwijsvoorzieningen

In verband met de overheveling van deze huisvestingstaak van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW) naar het ministerie van Justitie is destijds door het ministerie van OCW een structureel bedrag van € 1,8 miljoen naar de begroting van het ministerie van Justitie overgeboekt. Dit betrof een schatting. In het kader van de uitvoering van deze taak door het COA is in 2001 totaal € 10,7 miljoen uitgegeven waarmee het begrotingsbedrag met € 8,9 miljoen werd overschreden. In verband hiermee is bij eerste suppletoire begroting 2001 € 9,1 miljoen aan de begroting toegevoegd.

Tevens is in de loop van 2001 in diverse gemeenten een soortgelijk knelpunt op het gebied van de huisvesting van het voortgezet onderwijs ontstaan. In overleg tussen de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Justitie en het COA zijn acute gevallen opgelost. In 2002 wordt door betrokkenen gewerkt aan een structurele uitvoeringsregeling.

Voor de problematiek voortgezet onderwijs is in 2001 bij Najaarsnota een bedrag van € 5,2 miljoen aan de begroting toegevoegd. Dit bedrag is in 2001 geheel uitgegeven waardoor er ten opzichte van het oorspronkelijke begrotingsbedrag totaal € 14,0 miljoen meer is uitgegeven.

Het Europees Vluchtelingenfonds (EVF)

In het jaar 2001 is het projectsecretariaat ondergebracht bij de Directie Vreemdelingenbeleid van het ministerie van Justitie. Dit ministerie is aangewezen als beheer- en controlautoriteit van het EVF in Nederland. De Europese Unie heeft in 2001 met betrekking tot de jaartranches 2000 en 2001 totaal € 6,6 miljoen toegezegd waarvan in 2001 en bedrag van € 3,3 miljoen is overgemaakt. Om praktische redenen is gekozen om het budget van EVF binnen de begroting te brengen. Als gevolg hiervan is het in 2001 ontvangen bedrag van € 3,3 miljoen bij Najaarsnota aan de begroting toegevoegd.

Diverse instanties hebben op basis van co- of medefinanciering tot maximaal 50% subsidie aangevraagd op het terrein van opvang, integratie en vrijwillige terugkeer. Totaal is in 2001 voor een aantal projecten, ondersteuning en advies voor € 5,1 miljoen verplicht waarvan uiteindelijk € 1,8 miljoen is bevoorschot.

De volume- en prestatiegegevens

Overzicht van het aantal onderzoekscentra, asielzoekerscentra en noodopvang
 Aantal centra Capaciteit
 199920002001199920002001
Onderzoekscentra (OC)1616169 6009 42010 320
Wachtlijsten OC's3640301 8522 5942 149
Asielzoekerscentra (AZC)749410931 32540 30747 318
Kosovo-opvang2111 350500500
Zelfzorgarrangement   9 24611 40012 641
Centrale Opvang Woningen (COW)3 2295 0255 927   
Aantal gemeenten COW6176800
Aanvullende Opvang (AVO)12713012510 54311 74911 247
Tijdelijke Noodvoorzieningen3231 4001 7003 350
Totaal capaciteit   68 54582 69593 452
Instroom en bezetting in de opvang
 Begroting 1999Realisatie 1999Begroting 2000Realisatie 2000Begroting 2001Realisatie 2001
Instroom31 50038 20039 95033 64332 50025 251
Uitstroom 37 00021 05937 00020 085
       
Centrale opvang      
– gemiddelde bezetting39 05059 00065 25069 71972 05184 380
– prijs (x € 1,-)13 61314 43713 61313 66912 93312 472
– toegelicht begrotingsbedrag (x € miljoen) (incl. besparingen COW en meeropbrengsten ZZA)527,9851,7888,3953,0904,61 025,1
       
Decentrale opvang      
– gemiddelde bezetting6 0006 3003 3504 7503 1903 919
– prijs (x €1,-)6 5805 4746 8075 8996 8076 067
– toegelicht begrotingsbedrag (x € miljoen)39,534,522,828,021,723,8
       
Buffercapaciteit      
– gemiddelde bezetting10 000010 00005 0000
– prijs (x €1,-)2 2692 2692 2692 2692 2692 269
– toegelicht begrotingsbedrag (x € miljoen)22,70,022,70,011,30,0
       
Zelfzorgarrangement(x € 1 miljoen)– 27,2– 27,2– 27,2– 27,20,00,0
Taakstelling conform regeerakkoord (x € miljoen.)  – 3,6– 3,60,00,0
Versoberingstaakstelling(x € miljoen.)  – 68,5– 68,50,00,0
Investeringen COA (x € miljoen.)  13,644,90,00,0
Uitvoering regeling basis- en voortgezet onderwijs (x € miljoen.)  1,87,21,815,8
Overige nietgenormeerde uitgaven, kortingen e.d.    8,30,0
Tijdelijke Noodvoorzieningen Vreemdelingen      
– gemiddelde bezetting 4904 8301 300800718
– prijs (x €1,-) 19 042,912 585,114 564,119 058,835 834,6
– toegelicht begrotingsbedrag (x € miljoen) 9,360,818,915,225,7
Europees Vluchtelingen Fonds     1,8
Subsidies (x € miljoen)4,110,86,85,27,36,5
TOTAAL (x € 1 miljoen)566,9879,1917,8957,9953,71 098,8

08. Preventie jeugd en sancties

08.01 Personeel en materieel Raad voor de Kinderbescherming

Specificatie per artikel onderdeel (x € 1 000,–)
 realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001verschil realisatie en begroting
 verplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgaven
Personele uitgaven        
– ambtelijk61 51861 51369 60169 60171 75071 7542 1492 154
– overig7 4807 4147947949 3699 3288 5758 534
– post-actief2 8262 8262 2692 2692 4562 436187167
Subtotaal personele uitgaven71 82471 75372 66472 66483 57583 51810 91110 855
Exploitatie uitgaven13 42913 19318 04518 04518 69417 569649– 476
Aanschaffingen4 0353 6254 5384 5384 0844 498– 454– 40
Huisvesting9 5179 51710 40010 4009 6749 674– 726– 726
Subtotaal materiële uitgaven26 98026 33532 98232 98232 45231 741– 530– 1 242
TOTAAL98 80598 088105 646105 646116 027115 25910 3819 613

Toelichting

Overige personele uitgaven

In de post overige personele uitgaven is bij de begroting geen rekening gehouden met de indirecte personeelskosten. Deze waren opgenomen in de exploitatieuitgaven. Bij de verantwoording zijn de indirecte kosten verantwoord op de post overig. Daardoor ontstaat feitelijk een verschil op de exploitatieuitgaven. De overige uitgaven zijn gedekt uit de toekenning van loon- en prijsbijstelling.

Post-actief

Het verschil wordt veroorzaakt door een hogere instroom in de WW en in de bovenwettelijk WW dan geraamd.

Exploitatie-uitgaven

De hoge exploitatieuitgaven worden veroorzaakt door de voorbereidingskosten van de overgang naar een baten-lastenstelsel. Het betreft met name uitgaven voor de beschrijving van werkprocessen, uitbreidings- en verhuiskosten en inzet van uitzendkrachten in verband met de late instroom van nieuw personeel.

Huisvesting

Het verschil wordt veroorzaakt door het niet tijdig factureren door de RGD.

De volume- en prestatiegegevens

Personeel
 realisatie 1999begroting 2000realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001verschil begroting en realisatie 2001
Ambtelijk personeel      
– gemiddelde prijs (x € 1,-)38 79239 22639 86139 93341 7011 768
– fte's (aantal)1 4641 6801 5191 7431 720– 23
Post-actief-personeel      
– wachtgelden (aantal natuurlijke personen)1501291191231329
Kerntaken Raad voor de Kinderbescherming (aantallen zaken)
 realisatie 1999begroting 2000realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001verschil begroting en realisatie 2001
Beschermingszaken8 5629 6008 3858 5008 002– 498
Echtscheidings- en omgangszaken3 9634 2753 6764 5003 374– 1 126
Overige civiele zaken2 6102 2752 4002 4002 807407
Strafzaken19 96028 90021 46626 00022 376– 3 624
Taakstraffen11 00412 00011 76413 90013 388– 512

Toelichting

De begrote productie voor 2001 is in de meeste gevallen niet gerealiseerd (m.u.v. overige civiele taken). De voornaamste oorzaak is achterblijvende instroom, ziekteverzuim en vacatures. De productiviteit van de medewerkers was daardoor duidelijk lager dan nodig voor het realiseren van de voorgenomen productie. De teruggang bij de instroom van beschermingszaken heeft te maken met het tot stand komen van het Bureau Jeugdzorg (BJZ). Door deze ontwikkeling schuift de Raad voor de Kinderbescherming steeds verder op naar de tweede lijn en wordt afhankelijk van de inschatting van BJZ welke zaken aan de Raad gemeld moeten worden voor verder onderzoek.

De teruggang van de instroom bij echtscheidings- en omgangszaken heeft waarschijnlijk te maken met het toegenomen aanbod van preventieve activiteiten als omgangsbemiddeling en raadsondersteuning ter zitting. De productieafspraken zijn op grond hiervan tussentijds aangepast.

08.02 Subsidies Preventie, Jeugdbescherming en Reclassering

Specificatie per artikel onderdeel (x € 1 000,–)
 realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001verschil realisatie en begroting
 verplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgaven
Voogdij/Instellingen voor gezinsvoogdij106 737101 149119 072119 072108 650129 667– 10 42210 595
Bijkomende kosten/diversen23 34323 34318 69618 69621 15821 1582 4622 462
Doeluitkering51 33944 28447 01247 01251 53853 6754 5266 664
Alleenstaande minderjarige asielzoekers179 040163 061107 864107 864177 049136 16469 18528 301
Overige instellingen en projecten15 17215 02926 59626 59615 96615 966– 10 62910 629
Halt Nederland2 2642 2641 6741 6741 8021 802128128
Halt-bureau8 2028 2138 2068 2068 0018 151– 205– 54
Overige uitgaven2 6881 6358628621 0561 056194194
Reclasseringsinstellingen119 353110 887112 183112 183121 619121 5379 4369 354
LBIO6 7453 6134 1384 1383 8444 026– 295– 113
Criminaliteitspreventie/slachtofferhulp15 08412 90720 00920 00915 96915 318– 4 041– 4 692
waarvan:        
– programmauitgaven/projecten t.b.v. preventie criminaliteit8 6046 51813 94913 9499 1978 772– 4 752– 5 176
– kosten slachtofferhulp6 4806 3896 0616 0616 7726 545711485
Bestrijding jeugdcriminaliteit en voortijdigschoolverlaten00000000
Taakstelling Regeerakkoord   00000
technische correctie        
Correctie voor verplichtingen  10 635 00– 10 635 
TOTAAL529 966486 386476 947466 312526 652508 52249 70642 210

Toelichting

Voogdij

De hogere uitgaven worden voor € 17,2 miljoen veroorzaakt door de toevoeging van middelen voor de uitbreiding van de contacttijd gezinsvoogden (€ 17,2 miljoen). Bij amendement Kalsbeek (TK, 2000–2001, 27 400 VI, nr. 13) is € 13,6 miljoen toegevoegd aan dit artikel. Dit amendement strekt ertoe de case-load per gezinsvoogd substantieel te verlagen. Een deel is met het oog op de invoering van de Wet op de Jeugdzorg (WJZ) en de daarmee samenhangende overgang van de kinderbeschermings- en jeugdreclasseringstaken naar de Bureaus Jeugdzorg eenmalig ingezet om de voogdij en gezinsvoogdij-instellingen (materieel ) te versterken. Daarmee zijn knelpunten is de sfeer van de bedrijfsvoering zoveel mogelijk opgelost.

Daarnaast is het verschil tussen begroting en realisatie veroorzaakt door extra middelen voor de invoering van een nieuw Functiewaarderingssysteem (FUWA), de toekenning van loon- en prijscompensatie 2001 (€ 7,7 miljoen), meer zaken jeugdreclassering (aantal 490) en meer zaken OTS en Voogdij (aantal 519) (totaal € 3,6 miljoen).

Bijzondere kosten

Het verschil met de begroting wordt voornamelijk veroorzaakt door de financiering van de autonome groei van pleegzorg, de verhoging van de pleegvergoeding (€ 3,2 miljoen) en de toekenning van loon- en prijscompensatie 2001/FUWA (€ 1,0 miljoen). Voorts zijn de ziektekosten van pupillen meegevallen (-€ 2,3 miljoen) en is € 0,6 miljoen intern overgeboekt naar het artikelonderdeel Voogdij.

Doeluitkering

Als gevolg van de verhoging van de pleegvergoeding (€ 4,2 miljoen) en de toekenning van loon- en prijscompensatie 2001/FUWA (€ 2,5 miljoen) is de realisatie hoger dan geraamd.

Alleenstaande minderjarige asielzoekers

De overschrijding van het begrotingsbedrag is hoofdzakelijk het gevolg van hogere uitgaven voor loon- en prijscompensatie 2001 (€ 9,1 miljoen), de verhoging van de pleegvergoeding (€ 0,8 miljoen) en de financiering van maatregelen in het kader van het nieuwe ama-beleid (€ 18,5 miljoen).

Overige instellingen/projecten

Op dit artikelonderdeel is een bedrag van € 10,6 miljoen minder uitgegeven dan oorspronkelijk geraamd. Belangrijkste oorzaken zijn de volgende interne overboekingen (totaal € 5,1 miljoen) o.a.:

– Overheveling naar regulier GVI ten behoeve van de financiering van meer jeugdreclasseringszaken (€ 1,7 miljoen);

– Overheveling naar OM ten behoeve van de arrondissementale Platforms (€ 1,1 miljoen);

– Overheveling ten behoeve van de prognose sanctiecapaciteit (€ 2,3 miljoen).

Daarnaast zijn er lagere projectuitgaven gedaan (totaal € 5,5 miljoen) voor o.a.: arrondissementale platforms/versterking keten (€ 1,3 miljoen), projecten bestuurlijke informatievoorziening Jeugd (€ 1,8 miljoen), Criem (€ 0,7 miljoen), automatisering (€ 0,8 miljoen), forensische diagnostiek (€ 0,3 miljoen) en diverse kleine projecten (€ 0,6 miljoen).

Criminaliteitspreventie:

Op het artikelonderdeel Programmauitgaven/-projecten is een bijdrage van € 5,2 miljoen niet op dit artikel verantwoord. Het betreffen uitgaven voor projecten welke op artikel 09.05 Openbaar Ministerie zijn verantwoord.

Het verschil tussen raming en realisatie op het artikelonderdeel Slachtofferhulp houdt verband met de toevoeging van loon- en prijscompensatie 2001.

De volume- en prestatiegegevens

Aantallen pupillen voogdij-instellingen
AANTALLEN
 1999begroting 2000realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001verschil realisatie en begroting
Voorlopige voogdij100100638076– 4
Alleenstaande minderjarige asielzoekers7 2507 75010 5517 7507 375– 375
Kinderrechterpupillen waarvan:19 90019 90020 58820 70021 139439
– korter dan 1 jaar5 5005 5005 4975 5005 59797
– langer dan 1 jaar14 40014 40015 09115 20015 542342
Voogdij-pupillen4 8004 8004 7824 7504 83080
Jeugdreclassering3 3503 5004 0864 0454 535490
KOSTPRIJS in €
 1999begroting 2000realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001verschil realisatie en begroting
Voorlopige voogdij3 9903 9904 1844 1434 417275
Alleenstaande minderjarige asielzoekers14 94714 94715 48313 91718 4634 546
Kinderrechterpupillen waarvan:3 4123 4123 5543 5444 6391 095
– korter dan 1 jaar    5 4450
– langer dan 1 jaar    4 3480
Voogdij-pupillen2 8622 8622 9532 9883 203215
Jeugdreclassering3 1793 1793 2293 2193 477258

Toelichting

Alleenstaande minderjarige asielzoekers

In het jaar 2001 bedroeg de bezetting van de opvang van het Nidos gemiddeld 7375 ama's. Er was rekening gehouden met gemiddeld 7750 ama's. Daarnaast worden 4 800 Ama's door het COA opgevangen. De kosten hiervan zijn opgenomen op artikel 07.02 Opvang asielzoekers. De realisatie van de kostprijs van de ama's is hoger dan de raming. Dit wordt veroorzaakt door aanpassing vanwege de loon- en prijsbijstelling, compensatie ten behoeve van de invoering van een nieuw functiewaarderingssysteem en incidentele uitgaven ten behoeve van de oprichting van de nieuwe stichting Nidos.

Voogdij- en kinderrechterpupillen

Het aantal voogdij- en kinderrechterpupillen is als gevolg van een autonome groei met 519 toegenomen ten opzichte van de begroting.

Jeugdreclassering

Het aantal jeugdreclasseringszaken is als gevolg van autonome groei met 490 toegenomen ten opzichte van de begroting.

Volumegegevens slachtofferhulp
aantallen1999begroting 2000realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001verschil realisatie begroting 2001
geholpen slachtoffers81 62785 0008200097 00082 000– 15 000
prijzen1999begroting 2000realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001verschil realisatie begroting 2001
per geholpen slachtoffers6981638017
Volumegegevens Halt
 realisatie 1999begroting 2000realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001verschil realisatie begroting 2001
aantal afdoeningen22 65625 05022 12023 79019 630– 4 160
prijzen1999begroting 2000realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001verschil realisatie begroting 2001
per afdoening033337134541873

* betreft voorlopige cijfers

Toelichting

Het aantal Halt-afdoeningen is in 2001 ten opzichte van de raming achtergebleven vanwege de aanpak van het internationale terrorisme, de invoering van de Euro en de preventieve activiteiten van de politie. Daarnaast is vanaf 2001 de nieuwe kostprijssystematiek ingevoerd. Hierin is onder andere bepaald dat een afdoening pas voor subsidiëring in aanmerking komt wanneer er een ondertekend afdoeningsvoorstel ligt. De aanscherping van deze regel vanaf 2001 is voor een deel verantwoordelijk voor de daling in het aantal Halt-afdoeningen.

Het gewicht van de verschillende factoren is op dit moment nog niet goed aan te geven. Een inventarisatie van Halt Nederland – die in de eerste helft van 2002 wordt uitgevoerd – zal hierover meer duidelijkheid moeten verschaffen.

Overzicht inning en doorbetaling van onderhoudsbijdragen door het LBIO

(x € 1 000,-)
 realisatie 1999begroting 2000realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001verschil begroting en realisatie 2001
Doorbetaling aan particulieren (incl. Gemeentelijke Sociale Dienst)8 6959 07610 1248 1689 3021 134
Doorbetaling aan ministerie van VWS4 1464 7194 2284 3114 175– 136
Ten behoeve van Justitie2 9053 5393 2863 1313 547416
TOTAAL15 74617 33417 63815 61017 0241 414

08.03 Schadefonds geweldsmisdrijven

Specificatie per artikel onderdeel (x € 1 000,–)
 realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001verschil realisatie en begroting
 verplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgaven
Personele uitgaven        
– ambtelijk1 2991 2991 3501 3501 4681 468118118
– post-actief0000212212212212
– overig7777000000
Subtotaal personele uitgaven1 3761 3761 3501 3501 6801 680329329
         
Exploitatie uitgaven599591204204778786574582
Huisvesting RGD11711744441351359292
Aanschaffingen1461361161161501603444
Subtotaal materiële uitgaven8628443643641 0631 081699717
TOTAAL2 2382 2201 7141 7142 7432 7611 0281 047

Toelichting

De overschrijding op dit artikel houdt verband met de personele uitgaven voor de opvang van de groei van het aantal zaken, de toevoeging voor loon- en prijscompensatie 2001 en extra automatiseringsuitgaven.

De volume- en prestatiesgegevens

Personeel
 realisatie 1999begroting 2000realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001verschil begroting en realisatie 2001
ambtelijk personeel      
– gemiddelde prijs (x € 1,-)92 55243 44943 01043 56338 022– 5 541
– fte's (aantal)2931323138,88

Toelichting

De gemiddelde loonsom is lager dan geraamd vanwege het aantrekken van relatief goedkope arbeidskrachten.

Ramingskengetallen
 realisatie 1999begroting 2000realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001verschil begroting en realisatie 2001
Volumegegevens199920002000200120012001
Aantal zaken3 5053 5793 5803 5794 572993
waarvan      
– advies aan de commissie2 2662 7922 4492 7923 174382
– afwijzing of intrekking1 2397871 1317871 398611

08.04 Bijdrage Centraal Justitieel Incassobureau

Specificatie per artikel onderdeel (x € 1 000,–)
 realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001verschil realisatie en begroting
 verplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgaven
TOTAAL42 67041 15344 69444 69448 29949 8173 6055 123

Toelichting

Op dit artikel is de bijdrage van het ministerie aan de baten-lastendienst «Centraal Justitieel Incassobureau» opgenomen. Een toelichting op de uitgaven wordt gegeven in de verantwoording van de baten-lastendienst zelf (zie hoofdstuk 6).

08.05 Dienst Justitiële Inrichtingen

Specificatie per artikel onderdeel (x € 1 000,–)
 realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001verschil realisatie en begroting
 verplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgaven
TOTAAL1 034 8861 034 8861 063 0951 063 0951 154 2471 154 24791 15391 153

Toelichting

Op dit artikel is de bijdrage van het ministerie aan de baten-lastendienst «Dienst Justitiële Inrichtingen» opgenomen. Een toelichting op de uitgaven wordt gegeven in de verantwoording van de baten-lastendienst zelf (zie hoofdstuk 6).

08.06 Bestuurszaken

Specificatie per artikel onderdeel (x € 1 000,–)
 realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001verschil realisatie en begroting
 verplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgaven
Tolkencentra24 82924 46120 76520 76527 78028 2347 0157 469
– asielzaken19 12018 75216 09416 09423 88924 2797 7958 185
– reguliere zaken5 5025 5024 6724 6723 8923 955– 780– 717
– overig207207000000
Garantie voor procesrisico's van faillissementscuratoren161161227227486486260260
TOTAAL24 99024 62220 99220 99228 26728 7217 2757 728

Toelichting

Kosten tolken- en vertaaldiensten

De toegenomen tijd die een asielzoeker doorbrengt in de asielprocedure leidt met enige vertraging ook tot een groter beroep op tolken- en vertaaldiensten. Daarnaast heeft uniformering van de tariefstructuur kostenverhogend gewerkt.

Garantie voor procesrisico's curatoren

Enkele curatoren hebben grote zaken niet succesvol kunnen afsluiten en hebben daardoor het totale beroep op de regeling meer dan verdubbeld.

De volume- en prestatiesgegevens

Aantal diensten en tijdbesteding Tolkencentra
 realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001verschil realisatie en begroting
 productieurenproductieurenproductieurenproductieuren
Totaal asielzaken 461 285 459 000 471 043 12 043
tolkdiensten294 893427 303388 624388 500452 736411 32164 11222 821
– vertaling (x 1000 woorden)7 26533 9828 43470 50013 90159 7225 467– 10 778
Totaal reguliere zaken 94 490 140 000 78 783 – 61 217
– tolkdiensten97 82447 413114 50046 00062 83060 935– 51 67014 935
– vertaling (x 1000 woorden)2 45347 0772 50094 0004 76817 8482 268– 76 152
Totaal 555 775 599 000 549 826 – 49 174

08.07 College van toezicht kansspelen

Specificatie per artikel onderdeel (x € 1 000,–)
 realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001verschil realisatie en begroting
 verplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgaven
personeel        
– ambtelijk21921922922923823899
– overig6262252550502525
– post-actief00000000
 2802802542542882883434
         
materieel        
– exploitatie107177201201103177– 98– 25
– aanschaffingen333322– 1– 1
 110181204204104178– 100– 26
TOTAAL390461458458392466– 668

09. wetgeving, rechtshandhaving en rechtspleging

09.05 Directie Rechtspleging/Openbaar Ministerie

Specificatie per artikel onderdeel (x € 1 000,–)
 realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001verschil realisatie en begroting
 verplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgaven
Personele uitgaven        
– ambtelijk490 868490 868520 484520 484560 721560 72140 23740 237
– overige32 09531 6978 3888 38848 79249 18740 40440 799
– post-actief5 6985 6985 9455 9456 2366 236290290
Subtotaal personele uitgaven528 661528 263534 817534 817615 748616 14380 93181 326
         
Exploitatie-uitgaven136 691132 773172 778172 778171 866173 285– 912507
Huisvesting RGD89 36589 36591 48391 48398 43898 4386 9556 955
Subsidies3 8864 0572 1332 1332 5734 1964402 063
Aanschaffingen66 49758 40857 92557 92557 34665 021– 5797 096
Subtotaal materiële uitgaven296 440284 604324 318324 318330 223340 9395 90516 621
TOTAAL825 101812 867859 135859 135945 971957 08286 83697 947

Toelichting

De bovenstaande specificatie per artikelonderdeel geeft het totaal weer van de begrote en de gerealiseerde bedragen van artikel 09.05 Directie Rechtspleging/Openbaar Ministerie.

De specificatie is hieronder in twee delen gesplitst: Directie Rechtspleging en Openbaar Ministerie.

Directie Rechtspleging

Specificatie per artikel onderdeel (x € 1 000,–)
 realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001verschil realisatie en begroting
 verplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgaven
Personele uitgaven        
– ambtelijk358 644358 633356 928356 928405 932405 93149 00449 003
– overige23 67723 3167 2737 27338 39638 76531 12331 492
– post-actief2 9822 9823 4293 4293 5243 5249495
Subtotaal personele uitgaven385 303384 931367 630367 630447 851448 22080 22280 590
         
Exploitatie-uitgaven87 35585 623139 153139 153113 247113 247– 25 907– 25 907
Huisvesting RGD88 40088 40089 38189 38196 78496 7847 4037 403
Subsidies3 7033 8751 9511 9512 3914 0144402 063
Aanschaffingen44 02444 06846 34546 34535 69737 338– 10 648– 9 007
Subtotaal materiële uitgaven223 483221 967276 830276 830248 119251 383– 28 711– 25 447
TOTAAL608 786606 898644 460644 460695 970699 60351 51055 143

Toelichting

Tot de Directie Rechtspleging worden gerekend Rechtspraak, Beheerdiensten en Landelijke diensten.

Personele uitgaven ambtelijk

De realisatie op dit onderdeel is € 49,0 miljoen hoger dan oorspronkelijk geraamd. Belangrijkste oorzaken hiervoor zijn de toevoeging van middelen bij Voorjaarsnota ten behoeve van de capaciteitsuitbreiding bij de rechtspraak, de uitbreiding van de Vreemdelingenkamers en de toedeling van de algemene loonmaatregelen.

Personele uitgaven overig

Bij het opstellen van de begroting 2001 is een andere indeling gehanteerd voor wat betreft de onderverdeling tussen overig personeel en exploitatie. De vergelijkbaarheid van de realisatie met de begroting 2001 is dan ook niet direct te maken. Ten opzichte van 2000 is wel een stijging te zien. Deze stijging is met name veroorzaakt door de intensivering van de werving, selectie, opleidingen en cursussen.

Huisvesting

In 2001 zijn een aantal bedragen met de RGD verrekend voor de gebruiksvergoeding over 1999 en 2000. Daarnaast heeft een prijsstijging plaatsgevonden die overigens ook gecompenseerd is.

Exploitatie en aanschaffingen

Bij het opstellen van de begroting 2001 is een andere indeling gehanteerd voor wat betreft de onderverdeling tussen overig personeel en exploitatie. Daarnaast is een deel van de geraamde materiële middelen aan capaciteitsuitbreiding van personeel ingezet.

Subsidies

De realisatie op dit onderdeel is € 2,0 miljoen hoger dan oorspronkelijk geraamd. De belangrijkste oorzaak hiervoor vormt de intensivering en ontwikkeling van de opleidingsprogramma's bij de Stichting Studiecentrum Rechtspleging (SSR).

De volume- en prestatiegegevens

Kengetallen personeel Rechterlijke organisatie
 realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001verschil realisatie en begroting
Rechtspraak    
Ambtelijk personeel (ondersteunend)    
– gemiddelde prijs (x €. 1000,-)3636382
– fte's (aantal)3 9523 8794 505626
Ambtelijk personeel (rechtsgeleerd)    
– gemiddelde prijs (x €. 1000,-)8588913
– fte's (aantal)1 6491 6721 73664
Post-actief personeel    
– wachtgelden (aantal natuurlijke personen)779471– 23
Openbaar Ministerie    
Ambtelijk personeel (ondersteunend)    
– gemiddelde prijs (x €. 1000,-)3636382
– fte's (aantal)2 3382 6942 611– 83
Ambtelijk personeel (rechtsgeleerd)    
– gemiddelde prijs (x €. 1000,-)8183874
– fte's (aantal)519551544– 7
Ambtelijk personeel (politie)    
– gemiddelde prijs (x €. 1000,-)5452575
– fte's (aantal)98981013
Post-actief personeel    
– wachtgelden (aantal natuurlijke personen)11376771
Beheerdiensten    
Ambtelijk personeel (ondersteunend)    
– gemiddelde prijs (x €. 1000,-)3234340
– fte's (aantal)1 4661 4571 624167
Ambtelijk personeel (rechtsgeleerd)    
– gemiddelde prijs (x €. 1000,-)3943430
– fte's (aantal)26025927011
Post-actief personeel    
– wachtgelden (aantal natuurlijke personen)737561– 14
Landelijke diensten    
Ambtelijk personeel (ondersteunend)    
– gemiddelde prijs (x €. 1000,-)4343452
– fte's (aantal)36435343178
Ambtelijk personeel (rechtsgeleerd)    
– gemiddelde prijs (x €. 1000,-)10183918
– fte's (aantal)332– 1
Post-actief personeel    
– wachtgelden (aantal natuurlijke personen)109178

Toelichting

Ten opzichte van de oorspronkelijke begroting maar ook in meerjarig perspectief is een aanzienlijke toename van de capaciteit waarneembaar. Dit heeft met name te maken met de in de loop van de jaren en ook vorig jaar toegekende extra middelen t.b.v. de rechterlijke macht. Voor een belangrijk deel heeft dit overigens betrekking op de uitbreiding van het aantal Vreemdelingenkamers van 5 naar 15.

Overzicht instroom en uitstroom Gerechten en gemiddeld zaaksgewicht (aantallen)
 realisatie 1998realisatie 1999begroting 2000realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001verschil begroting en realisatie 2001
Instroom       
Gerechtshoven4200034 40044 90044 89253 59346 440– 7 153
Rechtbanken384 000392000398 000651 805613 179708 19695 017
Kantongerechten591 000599 000595 000614 653606 800674 65367 853
Totaal1 017 0001 025 4001 037 9001 311 3501 273 5721 429 289155 717
        
Uitstroom       
Gerechtshoven38 50036 6004200042 76852 21645 148– 7 068
Rechtbanken410 000399 000404 000613 087636 102682 93946 837
Kantongerechten594 000590 000597 000568 764609 912658 34448 432
Totaal1 042 5001 025 6001 043 0001 224 6191 298 2301 386 43188 201

Toelichting

Ten opzichte van het jaar 2000 is er een flinke stijging te zien in zowel de instroom als de uitstroom. Dit wordt deels veroorzaakt door de invoering van de vernieuwde werklast-meettechniek en verbeterde registratie. De realisatie 2001 is vanaf het 3e kwartaal geëxtrapoleerd.

Figuur 18: afgedane zaken civiel- en bestuursrechtkst-28380-10-18.gif

bron: DRP (PCS)

Toelichting

De stijging van het aantal bestuursrechtelijke zaken wordt veroorzaakt door een stijging in het aantal afgedane vreemdelingenzaken. Dit is het gevolg van de uitbreiding van het aantal Vreemdelingenkamers – van 5 naar 15 – die in 2000 is gestart.

De toename van het aantal afgedane civielrechtelijke zaken is in belangrijke mate toe te rekenen aan de toename van het aantal registerhandelingen doordat de met ingang van 2000 ingegane nieuwe meetsystematiek in 2001 beter is toegepast. Daarnaast is het aantal Faillissement- en Schuldsaneringszaken sinds de invoering van de nieuwe wet toegenomen.

Figuur 19: afgedane zaken civiel naar gerechtelijke instantiekst-28380-10-19.gif

bron: DRP(PCS)

Toelichting

Het aantal afgedane civiele zaken vertoont in 2001 een sterke stijging. Deze stijging wordt in belangrijke mate veroorzaakt door de verbeterde registratie. Bij de gerechtshoven blijft het aantal afgedane civielrechtelijke zaken iets achter bij de afspraken 2001 maar ligt boven het niveau 2000.

Figuur 20: afgedane zaken bestuursrecht naar gerechtelijke instantiekst-28380-10-20.gif

bron: DRP(PCS)

Toelichting

De toename in 2001 van het aantal bestuursrechtelijke zaken bij de rechtbanken wordt veroorzaakt door een stijging van het aantal afgedane vreemdelingenzaken.

De instroom van WOZ (Waardering Onroerende Zaken)-zaken bij de gerechtshoven bleef achter bij de oorspronkelijke verwachtingen. De totale uitstroom van de hoven lag daardoor weliswaar boven het niveau van 2000 maar bleef achter bij de verwachtingen.

Figuur 21: afgedane zaken strafrecht naar gerechtelijke instantiekst-28380-10-21.gif

bron: DRP(PCS)

Toelichting

Bij de kantonorganisatie blijft de instroom van strafrechtzaken achter bij de verwachting. Na een aantal jaren van forse toename van het aantal Mulderzaken vindt in 2001 een stagnatie plaats in de uitstroom.

Het aantal afgedane strafzaken bij de rechtbanken is in 2001 licht gestegen. De relatieve werklast bij de strafsectoren nam echter sterker toe dan op grond van de absolute aantallen verwacht zou worden. Doordat de gemiddelde zaakzwaarte is toegenomen, worden meer zaken afgehandeld door meervoudige kamers.

Openbaar Ministerie

Specificatie per artikel onderdeel (x € 1 000,–)
 realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001verschil realisatie en begroting
 verplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgaven
Personele uitgaven        
– ambtelijk132 224132 235163 556163 556154 788154 7908 766– 8 766
– overige8 4198 3811 1151 11510 39610 4229 2819 307
– post-actief2 7152 7152 5162 5162 7122 712196196
Subtotaal personele uitgaven143 358143 331167 187167 187167 897167 923710736
         
Exploitatie-uitgaven49 33847 15133 62433 62458 61960 03824 99526 414
Huisvesting RGD9659652 1022 1021 6541 654– 448– 448
Subsidies18218218218218218200
Aanschaffingen22 47314 34011 58011 58021 64927 68310 06916 103
Subtotaal materiële uitgaven72 95762 63847 48847 48882 10389 55634 51642 068
TOTAAL216 315205 969214 675214 675250 001257 47935 22642 804

Toelichting

Algemene toelichting

Van alle personele- en materiële uitgaven van het OM werd in 2001 € 186,0 miljoen via de parketten gerealiseerd. Daarnaast werd € 71,2 miljoen betaald in het kader van landelijke activiteiten. Hierbij moet worden opgemerkt dat de programma-uitgaven van het Bureau Verkeershandhaving Openbaar Ministerie worden aangemerkt als landelijke uitgaven.

Verkeer

In 2001 ontstond een onderbesteding op het verkeersbudget van het Openbaar Ministerie. Door de Europese aanbesteding van de aanschaf, het onderhoud en de ijkingen van handhavingsmiddelen werd een achterstand opgelopen. Daarnaast werd de inzet voor verkeershandhaving in het eerste halve jaar van 2001 beïnvloed door de MKZ-crisis, omdat binnen de politiekorpsen menskracht van de teams verkeershandhaving werd ingezet voor werkzaamheden rond deze crisis.

Nieuwbouw Geïntegreerd Proces Systeem (GPS)

Het ontwerp van het eerste GPS-increment werd afgerond in 2001. Vanaf 1 april 2002 wordt gestart met de uitrol van de productieversie. De overige activiteiten, zoals het schonen van Compas, het ontwikkelen van een communicatiemanager en diverse technische componenten werden uitgevoerd conform de eerder afgegeven planning. Tevens werd in 2001 de GPS infrastructuur voor een tiental arrondissementen aangeschaft.

De overschrijding van het beschikbare projectbudget werd voornamelijk veroorzaakt door een overschrijding van drie deelprojecten (Systeemontwikkeling, Informatieanalyse en Beheer).

Overzicht instroom en uitstroom zaken Openbaar Ministerie (aantallen)
 realisatie 1998realisatie 1999begroting 2000realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001verschil begroting en realisatie 2001
Instroom       
Ressortparket13 70013 50014 50013 80013 50012 800– 700
Arrondissementsparket:       
rechtbankzaken254 600244 400255 000238 600256 000237 10018 900
– in eerste aanleg248 700239 800250 000234 200250 000233 100 
– kantongerechtsappels5 9004 6005 0004 4006 0004 000– 2000
– kantonzaken232 500250 100220 000188 700250 000176 50073 500
– administratief recht192 600222 100215 000257 500300 000291 800– 8 200
Totaal693 400730 100704 500698 600819 500718 200– 101 300
        
Uitstroom       
Ressortparket13 40013 30014 00012 80013 50012 300– 1 200
Arrondissementsparket:       
rechtbankzaken262 700248 800255 000244 800256 000250 1005 900
– in eerste aanleg256 300243 000250 000240 300250 000245 600 
– kantongerechtappels6 4005 8005 0004 5006 0004 500– 1 500
– kantonzaken226 200240 600220 000215 500250 000187 60062 400
– administratief recht208 000209 700215 000261 000300 000276 100– 23 900
Totaal710 300712 400704 000734 100819 500726 100– 93 400

Toelichting

Instroom en uitstroom zaken Openbaar Ministerie

Ressortsparketten

Rechtbankappellen

Ondanks het feit dat in eerste aanleg meer zaken voor de rechter worden gebracht neemt het aantal ingestelde hoger beroepen verder af. Als gevolg hiervan is de instroom van rechtbankappellen bij de ressortsparketten gedaald tot 12 300 zaken. Door het gebrek aan zittingscapaciteit en de ontwikkeling dat steeds minder zaken op een zitting kunnen worden afgedaan, blijft het aantal afdoeningen achter bij de instroom. Dit heeft zich vertaald in verder oplopende voorraden; het aantal zaken dat onder de rechter is neemt af, terwijl de voorraad op zitting te appointeren toeneemt. Lukte het in het jaar 2000 ondanks de capaciteitsproblemen nog om de doorlooptijd te verkorten, inmiddels is daarin een kentering opgetreden. De gemiddelde doorlooptijd tussen ontvangst van het dossier en het eindarrest in appelzaken is toegenomen van 259 dagen in 2000 tot 277 dagen in 2001. Alleen de – niet van de capaciteit bij de zittende magistratuur afhankelijke – doorlooptijd tussen instellen van appel tot ontvangst dossier op het ressortsparket is met twee dagen bekort tot 99 dagen.

Hoger beroep in Mulderzaken

In totaal werden in het jaar 2001 bij het hof Leeuwarden 700 Mulderberoepen ingeschreven. Het aantal zaken waarvan bij de invoering van de wetswijziging werd rekening gehouden (maximaal 500 beroepen per jaar) is aldus ruimschoots overtroffen.

Arrondissementsparketten

Rechtbankzaken

Het totaal aantal bij de arrondissementsparketten geregistreerde rechtbankzaken in eerste aanleg (misdrijven en economische delicten) is met 233 100 zaken vrijwel gelijk aan de instroom in 2000. Door de investeringen die worden gedaan om de veiligheid in de samenleving te vergroten en de extra aandacht voor jeugd en geweld is er met name sprake van een toename van zaken ter zake geweld (en ook hard- en softdrugs); ook de instroom van jeugdzaken vertoont een – geringe – verdergaande stijging. Hoewel het aantal vermogenszaken over het gehele jaar is afgenomen, lijkt aan de trendmatige afname van vermogenscriminaliteit een einde gekomen. In de laatste maanden van 2001 was er zelfs een lichte stijging van de instroom van eenvoudige diefstallen, overeenkomstig de ontwikkeling in de aangiften van deze delicten en overeenkomstig de trend in slachtofferschap.

De veronderstelling in het OM-jaarplan 2001 dat de trend naar toenemende zaakzwaarte en dus oplopende bewerkelijkheid van de zaken zijn top zou bereiken en er meer ruimte zou komen voor de verbetering van de afhandelingsnelheid, werd niet bewaarheid. Wel heeft de – arbeidsintensieve – inzet van parketmedewerkers op politiebureaus en JIB's mede geleid tot een verdere daling van het sepotpercentage van 14 procent in 2000 tot 11 procent in 2001. Het aantal zaken dat voor de rechter wordt gebracht blijft – fors – toenemen, zowel voor de politierechter en de kinderrechter als voor de meervoudige kamer. Het streven om 25 procent van de strafzaken binnen 10 weken nadat het proces-verbaal tegen de verdachte is opgemaakt op de zitting te brengen werd niet gehaald. Mede door de voortdurende druk op de zittingscapaciteit is de voorraad op zitting te appointeren strafzaken licht gestegen, hoewel er in totaal meer zaken werden afgedaan dan er instroomden.

Kantongerechtsappellen

De instroom van kantongerechtsappellen is na de verhoging van de appelgrens van € 22,7 naar € 45,4 per 1 oktober 2000 met ongeveer eenderde afgenomen tot 4 000 in het jaar 2001.

Kantonzaken

De sterke daling van de instroom van kantonzaken door het «TRIAS»-effect lijkt zich te stabiliseren en komt uit op 176 500 zaken in 2001, een daling van nog slechts 6 procent ten opzichte van 2000. Volgens de TRIAS-procedure, worden – onder meer – standaardtransacties in kantonzaken door het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) aan de verdachte aangeboden. Indien de transactie wordt voldaan, wordt de zaak niet meer bij het parket ingeschreven. Zaken waarin verdachten niet zijn ingegaan op door het CJIB aangeboden transacties stromen nu alsnog in bij het openbaar ministerie, maar ook de intensivering van verkeerstoezicht zorgt voor een tempering van de afname. Ondanks de afname van de instroom, neemt de werklast toe. Het aantal zaken wat voor de kantonrechter wordt gebracht is met achttien procent gestegen van 94 700 in 2000 tot 111 900 in 2001. Gezien de licht oplopende voorraden tekent zich ook hier een beginnende druk op de zittingscapaciteit af.

Mulderberoepen

Het aantal beschikkingen en daarmee samenhangende de beroepen inzake de Wet Administratieve Handhaving Verkeersvoorschriften (WHAV) neemt, door de intensivering van het verkeerstoezicht, nog steeds toe. In 2001 stroomden 291 800 beroepen in, een toename met 13 procent ten opzichte van 2000. De uitstroom was ruim 15 000 zaken groter dan in 2000, maar bleef iets achter bij de instroom. Oorzaak is het feit dat de grootste instroomstijging zich voordeed in de tweede helft van het jaar; de uitstroom volgt enige tijd later.

Aantal rechtbanken naar leeftijd verdachten
 realisatie 1998realisatie 1999realisatie 2000realisatie 2001
totaal248 915239 500238 500233 100
waarvan:    
minderjarig28 90727 30027 40027 800
jong volwassenen50 97149 20049 90049 800
Rechtbankzaken met een of meer feiten in delictscategorieën
 realisatie 1998realisatie 1999realisatie 2000realisatie 2001
Vernielingen en openbare orde31 00031 50033 30033 600
Geweld32 30033 80034 90037 200
Vermogen7200069 30068 10067 800
Opiumwet (hard drugs)6 8006 6006 7008 000
Opiumwet (soft drugs)5 0004 6004 5005 300
Wet Wapens en Munitie6 6006 5006 2006 300
Wegenverkeerswet46 70046 10047 70047 500

09.06 Gerechtskosten

Specificatie per artikel onderdeel (x € 1 000,–)
 realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001verschil realisatie en begroting
 verplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgaven
Gerechtskosten Rechtspraak4 1094 1096 5296 5294 8844 884– 1 645– 1 645
Gerechtskosten Openbaar Ministerie39 79139 79133 41533 41550 47550 47517 06017 060
TOTAAL43 90143 90139 94439 94455 36055 36015 41515 415

Toelichting

De realisatie op het onderdeel rechtspraak is lager dan geraamd als gevolg van het feit dat het effect van de toename van het aantal asielzaken op de gerechtskosten lager uitvalt.

In 2001 ontstond een omvangrijk tekort op het budget voor gerechtskosten Openbaar Ministerie. Hoewel het budget voor 2001 in de loop van de tijd werd opgetrokken, resteerde uiteindelijk toch nog een tekort. Ondanks het nadrukkelijk stimuleren van maatregelen om het betrokken budget te beheersen, was sprake van een enorme toename van de gerechtskosten. Hier lag voornamelijk een aantal nauwelijks te beheersen externe factoren aan ten grondslag. Bij een onderzoek naar de oorzaken van de toename, kwamen de volgende ontwikkelingen naar voren:

– De aanschafkosten van de technologische voorzieningen die nodig zijn voor activiteiten als telefoontappen en het reconstrueren van telefonische communicatie zijn doorberekend door de providers, waardoor de tarieven fors zijn toegenomen. Waar het monitoren van telefoonverkeer vroeger met één vast net relatief gemakkelijk was, heeft de (massale) introductie van de mobiele telefonie de nodige consequenties voor (de kosten van) het opsporingsonderzoek.

– Waar vragen op het gebied van de telecommunicatie in het kader van het strafrechtelijk onderzoek vroeger aan één partij (KPN) konden worden gesteld, is inmiddels een groep providers actief in de markt (KPN, Libertel, Ben, Telfort, Dutchtone, etc.). Informatievragen dienen veelal aan al deze providers gesteld te worden, omdat een telefoonnummer geen vaste codering bevat die gerelateerd is aan één van de betrokken providers. Alle bevraagde providers mogen vervolgens hun inzet declareren.

– De stijging van het aantal megazaken brengt een toename met zich mee van de betrokken gerechtskosten, bijvoorbeeld door het inhuren van extra tolken. Het gaat hierbij primair om een volumeverschil.

– De multiculturele opbouw van onze samenleving leidt tot stijging van de kosten van tolken en vertalers. In toenemende mate dienen documenten en gesprekken te worden vertaald in het kader van het gerechtelijk onderzoek. Met name de grote stijging van Slavische tolken/vertalers valt hierbij op. De stijging van de gerechtskosten is voor een groot deel toe te schrijven aan deze ontwikkeling.

Het Openbaar Ministerie kan de hoogte van de gerechtskosten slechts gedeeltelijk beïnvloeden. Afgezien van de vraag of het wenselijk is tapbevelen en/of vertalingen in een strafproces achterwege te laten, wordt een deel van de gerechtskosten geïnitieerd door ketenpartners. Zo veroorzaken politie en de Zittende Magistratuur in een aantal expliciet benoemde gevallen zelf gerechtskosten, zonder dat het Openbaar Ministerie daarbij in staat is het budget te beheersen. Deze gang van zaken is verankerd in vigerende regelgeving, bijvoorbeeld in de Circulaire afbakening politie- en justitiekosten.

09.07 Gefinancierde rechtsbijstand

Specificatie per artikel onderdeel (x € 1 000,–)
 realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001verschil realisatie en begroting
 verplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgaven
Raden voor rechtsbijstand        
– apparaatsuitgaven13 22911 94311 04411 04417 82014 2476 7763 203
– programma-uitgaven247 139215 508245 061245 061284 345254 12139 2849 061
Overige uitgaven        
– subsidies en bijdragen2 9732 8152 3322 3322 0592 203– 273– 128
– alternatieve geschillenbeslechting7905523 4563 4561 8111 857– 1 6441 599
– juridisch vrije beroepen1 5451 5451 6821 6823 2343 2341 5521 552
– exploitatie-uitgaven2 7142 6002 2152 2151 4731 652– 741– 563
TOTAAL268 390234 963265 789265 789310 743277 31544 95411 525

Toelichting

Apparaatsuitgaven

In 2001 is een nieuwe bekostigingssystematiek voor de raden voor rechtsbijstand ingevoerd. Doordat de uitgangspunten van de bekostiging meer in relatie zijn gebracht met de praktijk, zo worden o.a. de rente opbrengsten vanaf 2001 niet meer verantwoord onder de apparaatsuitgaven van de raden maar onder de programmauitgaven, is de gemiddelde kostprijs toegenomen. Naast aanpassing van de bekostigingsnormen houdt de mutatie in de apparaatsuitgaven verband met de verleende bijdrage in de kosten van de arbeidsvoorwaardenontwikkeling, de prijsontwikkeling en de kosten in verband met een aantal opgestarte projecten, zoals herziening/versterking interne organisatie, Vivalt, en diverse ICT-projecten ten behoeve van een nieuw te bouwen informatiesysteem en het digitaliseren van dossiers.

Programmauitgaven

De per saldo hogere programma-uitgaven kunnen in hoofdzaak worden verklaard door:

• De loonbijstelling voor de programma-uitgaven bedroeg in 2001 4,44%. De loonbijstelling leidt op basis van het post-Waggsmodel tot verhoging van subsidies en een daaraan gerelateerde indexering van het vergoedingenniveau advocaten.

• Om in de nabije toekomst voldoende aanbod van rechtsbijstandverleners – zowel kwantitatief als kwalitatief – die op toevoegbasis juridische diensten verlenen, te kunnen garanderen, is besloten tot een (verdere) verhoging van het uurtarief gekoppeld aan een kwaliteitszorgsysteem. Bij voorjaarsnota 2001 is een bedrag van € 6,8 miljoen aan het artikel toegevoegd ten behoeve van het ontwikkelen en ondersteunen van een kwaliteitszorgsysteem.

Alternatieve geschillenbeslechting (ADR)

Naast de middelen voor ADR zijn hier eveneens de geraamde middelen voor de Stichting geschillencommissies opgenomen. De beschikbare middelen voor ADR (2001 € 2,5 miljoen) maken deel van de Contourennota Rechterlijke Organisatie (artikel 09.05). Omdat de uitvoering is ondergebracht bij de Directie Rechtsbijstand en Juridische Beroepen (DRJB) worden de uitgaven van de ADR-experimenten geraamd en verantwoord op onderhavig artikel.

Op basis van de ingediende projectplannen (inclusief begroting) is een bedrag van € 0,9 miljoen beschikbaar gesteld aan de coördinerende en participerende gerechten. Het genoemde bedrag is bij Najaarsnota 2001 overgeheveld naar artikel 09.05 (Rechtspraak).

De projecten voor alternatieve geschillenbeslechting bij de stichtingen rechtsbijstand konden later dan verwacht worden gestart. Hierdoor ontstond een onderuitputting van € 0,4 miljoen. Daarnaast zijn enige projecten bij derden vooralsnog niet aangevangen in 2001 (€ 0,3 miljoen).

Eveneens zorgden de lagere uitgaven ten behoeve van de uitbreiding van het aantal geschillencommissies bij de stichting Geschillencomissies Consumentenzaken voor een meevaller.

Juridische vrije beroepen

De hogere uitgaven zijn nagenoeg volledig toe te schrijven aan het wegwerken van achterstanden bij het toezicht op het notariaat en deurwaarders door het Bureau Financieel Toezicht.

Exploitatie-uitgaven

De kosten van deurwaarders samenhangend met rechtsbijstandverlening op basis van een toevoeging en de kosten van deskundigen die worden ingeschakeld voor de gesubsidieerde rechtsbijstand zijn in 2001 lager uitgevallen dan geraamd.

Verplichtingen

De verplichtingen jegens de raden voor rechtsbijstand worden vastgelegd aan de hand van de voorgenomen subsidieverlening in het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar. De realisatie van de verplichtingen 2001 heeft dan ook grotendeels betrekking op het subsidiejaar 2002. De overschrijding van de verplichtingenraming is het gevolg van de doorwerking van de indexering van de vergoeding per 1 juli 2001, de voorgenomen verhoging van het uurtarief per 1 januari 2002. Voorts zijn er voor een aantal projecten in 2001 verplichtingen aangegaan die in 2002 tot betaling komen. Aan de overschrijding van de verplichtingenraming inzake de apparaatsuitgaven liggen dezelfde oorzaken te grondslag als toegelicht bij de uitgavenraming. Het gaat hier echter om een dubbel effect, nl. zowel ten aanzien van de subsidieverlening 2001 als de subsidieverlening 2002.

De volume- en prestatiegegevens

Kengetallen

Overzicht zaken gefinancierde rechtsbijstand
  begroting2000realisatie begroting2001realisatieverschil realisatie en begroting
Apparaatsuitgaven (overhead)     
Toevoegingsaanvragen Raden voor rechtsbijstand     
– prijs (x € 1,-)2528253510
– aantal420 300391 775445 270400 641– 44 629
– toegelicht begrotingsbedrag (x € 1 000,-)10 27711 06711 02314 2473 224
      
Programma-uitgaven     
Afgegeven toevoegingen Raden voor rechtsbijstand     
      
Strafzaken     
– prijs (x € 1,-)731745751722– 29
– volume90 50094 75597 554102 2014 647
– toegelicht begrotingsbedrag (x € 1 000,-)62 16866 36168 92773 8264 898
      
Civiele en bestuursrechtelijke zaken     
– prijs (x € 1,-)59261062769467
– volume226 100199 465236 400196 812– 39 588
– toegelicht begrotingsbedrag (x € 1 000,-)123 746112 585148 213136 631– 11 582
      
Inverzekeringstelling     
– prijs (x € 1,-)16117215918324
– volume64 30066 39565 77069 5683 798
– toegelicht begrotingsbedrag (x € 1 000,-)10 34611 37610 45312 7222 269
      
Zaken stichting rechtsbijstand     
– prijs (x € 1,-)831099110818
– volume262000203 205230 000212 326– 17 674
– toegelicht begrotingsbedrag (x € 1 000,-)21 64222 17120 85123 0382 187

Toelichting

Algemeen

Vanwege de doorlooptijden van de toevoegingen wordt in het kengetallenoverzicht het begrotingsbeslag van de in 2001 afgegeven toevoegingen gepresenteerd. Daarbij is rekening gehouden met de toevoegingen, die niet tot betaling komen.

De afwijking tussen gerealiseerde en begrote kostprijzen kan in belangrijke mate worden verklaard door de eerder genoemde bijdrage aan de kosten van de arbeidsvoorwaardenontwikkeling (kostprijs raden en stichtingen) en de daaraan gerelateerde indexering van toevoegingsaanvragen. Daarnaast is de doorwerking van de per 1 januari 2000 ingevoerde vergoedingenbesluit, namelijk een verschuiving tussen de diverse rechtsgebieden, zichtbaar.

Specifiek kan daaraan worden toegevoegd:

Toevoegingsaanvragen raden voor rechtsbijstand

Het verschil tussen de geraamde en gerealiseerde kostprijs per toevoegingsaanvraag is, naast de hierboven genoemde loonbijstelling, het gevolg van een verminderd aantal toevoegingsaanvragen wegens de meevallende ontwikkelingen op het terrein van civiel- en bestuursrechtelijke toevoegingen en de extra kosten in verband met een aantal bij de raden opgestarte projecten.

Toevoegingen in strafzaken/inverzekeringstelling

De groei van het aantal ambtshalve straftoevoegingen en inverzekeringstellingen als gevolg van intensiveringen in de strafrechtketen heeft zich evenals voorgaande jaren ook in 2001 verder doorgezet. De grootste stijging heeft zich voorgedaan bij toevoegingen die zijn afgegeven in het kader van vreemdelingenbewaring. Doordat de tijdsbesteding in dit soort zaken lager ligt dan de gemiddelde strafzaak daalt de gemiddelde vergoeding.

Toevoegingen in civiele- en bestuursrechtelijke zaken

Door een lagere instroom van asielzoekers, dan waar de raming op was gebaseerd, is het afgifteniveau van civiele toevoegingen bij de raming achtergebleven. Daarnaast konden er in verband met de euroconversie van het geautomatiseerde systeem in de laatste week van 2001 geen toevoegingen worden afgegeven.

Zaken stichtingen rechtsbijstand

Evenals bij de civiele- en bestuursrechtelijke zaken is het aantal behandelde zaken bij de stichtingen rechtsbijstand bij de raming achtergebleven. Ten opzichte van de ontwikkeling van de afgelopen jaren is echter een duidelijke trendbreuk zichtbaar. Was in voorgaande jaren een daling waarneembaar, in 2001 is het volume ten opzichte van 2000 weer enigszins toegenomen.

09.08 Schuldsanering

Specificatie per artikel onderdeel (x € 1 000,–)
 realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001verschil realisatie en begroting
 verplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgaven
Raden voor rechtsbijstand        
– apparaatsuitgaven460178511511304196– 207– 314
– programma-uitgaven16 8357 3839 2449 24410 2369 931992687
– overige uitgaven526526000000
TOTAAL17 8228 0889 7549 75410 53910 127785372

Toelichting

Apparaatskosten

Deze kosten betreffen de kosten van het bureau Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP), onderdeel van de raad voor rechtsbijstand Den Bosch, dat de organisatie van de WSNP verzorgd. Op het moment dat de begroting werd opgesteld lag de realisatie van de organisatiekosten op een hoger niveau vanwege de opstartkosten (de WSNP is op 1 december 1998 in werking getreden). Verwacht werd dat ook in 2001 nog opstartkosten moesten worden gemaakt. Deze kosten hebben zich nauwelijks voorgedaan. Hierdoor is de realisatie aanzienlijk lager uitgevallen dan ten tijde van het opstellen van de begroting werd verwacht.

Programmakosten

Vanaf 1 december 2000 zijn, anticiperend op de inwerkingtreding van het nieuwe subsidiebesluit, de nieuwe tarieven gehanteerd. Aangezien veel bewindvoerders (organisaties) vanaf de inwerkingtreding van de wet per 1 december 1998 veel zaken hebben ingenomen die tegen het te lage tarief worden vergoed, is toegezegd hiervoor compensatie te verlenen. Het gaat hierbij om bewindvoerders (organisaties) die een substantieel (>25) aantal zaken heeft ingenomen. Bij Voorjaarsnota is een bedrag van € 1,3 miljoen aan het artikel toegevoegd.

In de begroting waren de programmakosten gebaseerd op ruim 8 000 zaken (gecorrigeerd voor dubbele zaken), terwijl uiteindelijk 7 150 zaken zijn afgegeven. Bij Najaarsnota zijn de daarmee gemoeide middelen (€ 1,3 miljoen) vrijgevallen.

Verplichtingen

De verplichtingen jegens de raad voor rechtsbijstand worden vastgelegd aan de hand van de voorgenomen subsidieverlening in het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar. De realisatie van de verplichtingen 2001 heeft dan ook grotendeels betrekking op het subsidiejaar 2002.

Overzicht schuldsaneringszaken
 begroting 2001realisatie 2001
Schuldsaneringszaken  
– prijs (x € 1,-)1 1551 390
– volume8 0007 145
– toegelicht begrotingsbedrag9 2439 931

10 Rechtshandhaving

10.01 Nederlands Forensisch Instituut

Specificatie per artikel onderdeel (x € 1 000,–)
 realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001verschil realisatie en begroting
 verplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgaven
Personele uitgaven        
– ambtelijk10 41910 41911 04611 04612 21912 2191 1731 173
– overig1 6491 6341 0891 0891 8991 884810795
– post-actief122122136136113113– 23– 23
Subtotaal personele uitgaven12 19112 17512 27112 27114 23114 2161 9601 945
         
Exploitatie uitgaven5 3204 8127 3577 3575 7595 984– 1 598– 1 374
Huisvesting RGD1 4031 403001 6971 61400
Aanschaffingen3 2943 1611 8601 8602 3772 740517880
Subtotaal materiële uitgaven10 0179 3769 2189 2189 83310 3386161 120
TOTAAL22 20821 55021 48921 48924 06424 5552 5753 066

Toelichting

Personele uitgaven

De personele uitgaven zijn € 1,9 miljoen hoger dan geraamd door toevoeging van de loonbijstelling.

Materiële uitgaven

Per saldo is de realisatie € 1,1 miljoen hoger ten opzichte van de raming als gevolg van de inzet van extra middelen voor de invoering van het baten-lastenstelsel, de inrichting van een DNA-laboratorium en XTC-onderzoek.

De volume- en prestatiegegevens

Kengetallen personeel
 begroting 2001realisatie 2001verschil realisatie en begroting
Ambtelijk personeel NFI   
– gemiddelde prijs (€ 1,-)41 56648 8847 318
– fte's (aantal)267257– 10
Post-actief personeel231
– Wachtgelden (aantal natuurlijke personen)330
Overzicht van de laboratoriumonderzoeken (x € 1 000,-)
 realisatie 1999begroting 2000realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001verschil begroting en realisatie 2001
NFI      
– prijs (x € 1,-)1 1771 1681 4071 1611 443282
– volume (productie)15 08014 55014 22018 50016 079– 2 421
– toegelicht begrotingsbedrag (x € 1 000,-)17 74416 99520 00421 48323 2271 744

Toelichting

De gerealiseerde productie is achtergebleven bij de verwachting door een lager aantal DNA-onderzoeken als gevolg van de vertraagde invoering (per 1 november 2001) van de DNA-wetgeving. De inrichting van het DNA-laboratorium is wel in het geplande tempo doorgegaan, zodat de kosten op een kleiner aantal producten drukken dan voorzien.

10.02 Bijzondere uitgaven Rechtshandhaving

Specificatie per artikel onderdeel (x € 1 000,–)
 realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001verschil realisatie en begroting
 verplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgaven
Bestrijding georganiseerde misdaad/verbetering recherchefunctie/crypto12 32912 2918 2868 2865 0224 978– 3 264– 3 308
Doeluitkering KLPD  7 9407 9409 5049 5041 5641 564
Handhaving op niveau  1 0891 0891 6641 625575536
Schengen (grensoverschrijdende observatie)2 4732 4732 4732 4732 4732 47300
Opleidingsscholen (incl. LSOP)17 91317 91316 03016 03018 39118 3912 3612 361
Algemeen beheer2 2312 1182 0802 0807 5897 6675 5095 587
Loon- en prijsbijstelling KLPD  5 1325 13200– 5 132– 5 132
TOTAAL34 94634 79543 03043 03044 64444 6381 6141 608

Toelichting

Bestrijding georganiseerde criminaliteit

De lagere uitgaven van per saldo € 3,3 miljoen zijn toe te schrijven aan het achterblijven van de geraamde uitgaven voor o.a. deskundigheidsbevordering (€ 0,8 miljoen), Cybercrime (€ 0,2 miljoen), FINEC (€ 0,3 miljoen) en FOCUS-project (€ 0,3 miljoen). Het restant van € 1,7 miljoen is overgeboekt naar de post Landelijk Selectie- en Opleidingsinstituut Politie (LSOP).

Doeluitkering KLPD

De hogere uitkering aan het KLPD is ten behoeve van het Landelijk Recherche Team (LRT).

Handhaven op niveau

Voor handhaven op niveau is als gevolg van de intensivering van het project € 0,5 miljoen meer uitgegeven dan geraamd.

Opleidingsscholen (LSOP)

Voor het LSOP is € 2,4 miljoen meer uitgegeven dan geraamd, dit als gevolg van de uitvoering van de motie Rietkerk (TK 27 400 VII, nr 20, wegwerken achterstanden bij de rechercheschool) en van bijzondere bijdragen aan het LSOP voor ontwikkelingskosten nieuwe recherche-opleidingen.

Algemeen beheer

Op Algemeen beheer is € 5,6 miljoen meer uitgegeven dan oorspronkelijk was geraamd. Deze overschrijding is met name te wijten aan een afrekening over voorgaande jaren met de Rijksdienst voor het Wegverkeer betreffende werkzaamheden in het kader van de WAM (Wet Aansprakelijkheid Motorvoertuigen). Aan het Expertisecentrum Rechtshandhaving is € 0,3 miljoen uitgegeven.

Loon- en prijsbijstelling KLPD

De loon- en prijsbijstelling KLPD is overgeboekt naar het ministerie van Binnenlandse Zaken.

10.03 Personeel en materieel overige diensten

Specificatie per artikel onderdeel (x € 1 000,–)
 realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001verschil realisatie en begroting
 verplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgaven
Personele uitgaven        
– ambtelijk6736731 3151 3151 3721 3725757
– overig829829408408312312– 96– 96
– post-actief00000000
Subtotaal personele uitgaven1 5021 5021 7231 7231 6841 684– 39– 39
         
Exploitatie-uitgaven1 4488562 7052 7051 0581 314– 1 647– 1 391
Europol005 6775 6773 1513 117– 2 526– 2 560
Bewakingskosten luchthavens52 79452 79452 18552 18553 22753 1911 0421 006
Aanschaffingen948948001 2091 2041 2091 204
CIOT1 9101 910001 3791 3831 3791 383
Overig  29229200– 292– 292
Subtotaal materiële uitgaven57 10056 50860 85860 85860 02460 208– 835– 650
TOTAAL58 60258 01062 58162 58161 70861 892– 874– 689

Toelichting

Materiële uitgaven

Exploitatieuitgave, aanschaffingen en CIOT

Bij begroting 2001 is onder exploitatie-uitgaven een bedrag opgenomen van € 2,7 miljoen. In dit bedrag zijn de exploitatie-uitgaven opgenomen voor het CIOT, MOT en PIDS. De personele en materiële uitgaven voor het CIOT zijn apart verantwoord tot een bedrag van € 1,4 miljoen. Uiteindelijk zijn onder de exploitatie-uitgaven en aanschaffingen alleen de uitgaven verantwoord voor het MOT en PIDS tot een bedrag van € 2,3 miljoen. Per saldo is de totale begroting voor deze posten met ca. € 0,9 miljoen overschreden als gevolg van extra uitgaven in het kader van het project PIDS. Voor de extra uitgaven zijn bijdragen ontvangen van de deelnemende departementen in dit project. Deze bijdragen zijn verantwoord op het ontvangstenartikel 10.01 Diverse ontvangsten politie (rechtshandhaving).

Europol

Voor Europol is € 2,5 miljoen minder uitgegeven dan geraamd. Dit als gevolg van de vertraging in het tot stand komen van de geplande activiteiten.

Bewakingskosten Luchthavens

Voor de bewakingskosten burgerluchthavens is € 1,0 miljoen meer uitgegeven. Tegenover deze hogere uitgaven staan echter ook hogere ontvangsten voor de beveilingsheffing zoals verantwoord op artikel 10.01 Diverse ontvangsten.

(x € 1 000,-)
 begroting 2001realisatie 2001verschil realisatie en begroting
Personeel CIOT   
– gemiddelde prijs (x € 1,-)61 97354 590– 7 383
– fte's (aantal)76– 1
Personeel PIDS   
– gemiddelde prijs (x € 1,-)46 51255 5889 076
– fte's (aantal)64– 2
Personeel MOT   
– gemiddelde prijs (x € 1,-)43 28247 8364 554
– fte's (aantal)16215

10.05 Geheime uitgaven

Specificatie per artikel onderdeel (x € 1 000,–)
 realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001verschil realisatie en begroting
 verplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingenuitgaven
TOTAAL1 5871 5871 5871 5871 8151 815228228

4.3 Toelichting op de ontvangsten

01 algemeen

01.01 Diverse ontvangsten ministerie

Specificatie per artikel onderdeel (x € 1 000,–)
 realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001verschil realisatie en begroting
Terugontvangsten AAF7 1022 0421 374– 668
Ontvangsten Gemeenschappelijke beheersorganisatie3 3651 6343 7982 164
Ontvangste Bureau Communicatie Nederlandse Politie0450– 45
Ontvangsten WODC70891298207
Ontvangsten ivm stelselwijziging Rijkshuisvesting1 5613 9053 9050
Diverse ontvangsten van algemene aard3 1771 2683 8902 622
TOTAAL15 9148 98513 2654 280

Toelichting

De toename van de ontvangsten met € 4,3 miljoen is grotendeels het gevolg van de ontvangsten van Gemeenschappelijke Beheerorganisatie (GBO). Deze zijn hoger als gevolg van een toename van de diensten die aan andere justitie-onderdelen worden doorbelast.

De diverse ontvangsten van algemene aard zijn € 2,6 miljoen hoger dan begroot. Het betreft voornamelijk ontvangsten die boekhoudkundig van aard zijn, zoals (interne) verrekeningen van diensten en doorberekende accountantsuitgaven.

07 Internationale aangelegenheden en vreemdelingenzaken

07.01 Diverse ontvangsten vreemdelingenzaken

Specificatie per artikel onderdeel (x € 1 000,–)
 realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001verschil realisatie en begroting
TOTAAL214 840172 455273 175100 720

Toelichting

In 2001 is ten opzichte van de raming € 100,7 miljoen meer ontvangen dan geraamd. Eén van de oorzaken is dat met betrekking tot het invullen van ombuigingen door het COA in het kader van het kostprijzenonderzoek (IBO COA) de reserveposities van het COA zijn afgeroomd.

Concreet betekent dit dat door het COA in 2001 een bedrag van € 90,8 miljoen is teruggestort.

Daarnaast is door de Europese Unie ten behoeve van het Europees Vluchtelingenfonds een bedrag van € 3,3 miljoen aan het ministerie van Justitie overgemaakt.

Voor het overige is als gevolg van het definitief vaststellen van subsidies (€ 6,9 miljoen) en lagere de ODA-bijdrage (€ 8,2 miljoen), per saldo ruim € 1,4 miljoen minder ontvangen dan geraamd.

Tenslotte is in de subsidietoekenning aan het COA een geraamde renteontvangst van € 8,2 miljoen opgenomen. Dit bedrag is als ontvangst verantwoord.

08. Preventies, jeugd en sancties

08.01 Diverse ontvangsten Preventie, Jeugdbescherming en Reclassering

Specificatie per artikel onderdeel (x € 1 000,–)
 begroting 2000realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001verschil begroting en realisatie 2001
Verrekening subsidies en ontv.alg.beh.1 0145 7581 0143 3482 334
Leges kansspelen0003737
Raad voor de kinderbescherming0003 2413 241
Ouderbijdrage3 6763 2863 1313 547416
Verhaal zonder dwangbevel 0408393– 15
Storting door de SRN12 02511 798   
Conversie vermogen CJIB3 3142 693 1 1541 154
Conversie vermogen DJI104 919103 41810 10570 77560 670
TOTAAL124 948126 95314 65882 49567 837

Toelichting

Verrekening subsidies

De extra ontvangsten op dit onderdeel zijn de ontvangsten van de Raad voor de Kinderbescherming (onder andere uit detacheringen van medewerkers van de Raad) en hogere verrekeningen van eerder verstrekte subsidies Preventie, Jeugdbescherming en Reclassering.

Ouderbijdrage

De ontvangsten uit ouderbijdragen door het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) zijn hoger dan de raming.

Conversie eigen vermogen DJI

Deze post betreft in de eerste plaats de conversie van eigen vermogen in vreemd vermogen (waarbij voor de vaste activa conform de regels wordt geleend) en in de tweede plaats afroming van het eigen vermogen voor zover dit boven de 5% komt. De bijbehorende bedragen zijn respectievelijk € 52,6 miljoen en € 18,2 miljoen.

08.02 Ontvangsten DBz

Specificatie per artikel onderdeel (x € 1 000,–)
 realisatie 1999begroting 2000realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001verschil begroting en realisatie 2001
Testamentenregister2 4502 4502 2332 4501 849– 602
Verklaringen omtr. nwe stat. vennootsch.5 2185 2186 8555 6726 8131 140
Retributie naamswijziging272272350272452180
Verrekening tolkencentra841019806060
Overig00607878
Leges Kansspelen4545116450– 45
Verklaring omtrent gedrag0002 1780– 2 178
TOTAAL8 8267 9859 75810 6189 251– 1 368

Toelichting

Testamentenregister

In de loop van 2001 werd duidelijk dat het aantal testamentregistraties langzaam terugloopt. Vanwege een verschuiving van de factureringsdatum eind 2001 (in verband met de Euro) zijn de gerealiseerde inkomsten lager uitgevallen.

Verklaring omtrent nieuwe vennootschappen

De verklaring omtrent oprichting van vennootschappen hebben een sterke stijging laten zien van het aantal aanvragen. De inkomsten zijn als gevolg hiervan navenant gestegen.

Naamswijziging

De stijging van de legesinkomsten op verzoeken om naamswijzing hebben niet zozeer te maken met meer verzoeken, als wel met het minder vaak voorkomen van (terechte) verzoeken om reductie van de geheven leges.

Leges kansspelen

In april 2001 zijn de kansspelen overgedragen aan de Directie Preventie, Jeugd en Sanctiebeleid. De ontvangsten bij de Directie Bestuurszaken zijn derhalve € 0.

Overig

Onder overige ontvangsten vallen de particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus en de ontvangsten op de Wet Wapens en Munitie. De ontvangsten particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus waren voorheen niet inzichtelijk omdat ze op hetzelfde budget waren geboekt als de leges kansspelen.

Verklaring omtrent gedrag

Door de vertraging in het wetgevingstraject werd in de loop van 2001 duidelijk dat een operationeel Centraal Orgaan Verklaring omtrent het Gedrag (COVOG) per 1 januari 2002, zoals verwacht, niet reëel was. Hierdoor zijn minder medewerkers aangetrokken en is op deze kostenpost bespaard. Als gevolg van deze vertraging is ook het bijbehorende ontvangstenkader komen te vervallen.

De volume- en prestatiegegevens

Tarieven
 19981999begroting 2000realisatie 2000begroting 2001realisatie 2001
Verklaringen nwe statuten venn.schappen      
Ingediende aanvragen61 69660 00060 00075 53070 00072 483
Afgegeven verklaringen61 06157 50057 50073 85768 00071 672
– tarief (x €1,-)869191919191
– toegelicht begrotingsbedrag (x €1000)5 2355 2185 2186 8556 1716 792
       
Inschrijvingen in het CTR      
– tarief (x €1,-)888888
– volume (prod.)293 055300 000300 000273 400300 000269 000
– toegelicht begrotingsbedrag (x €1000)2 3942 4502 4502 2332 4501 848
       
Verzoeken tot geslachtsnaamwijzing      
Ingediende verzoeken2 8453 0003 0003 8603 1503 350
Afgegeven verklaringen3 0112 5002 5003 4273 0003 350
– tarief (x €1,-)10491919191135
– toegelicht begrotingsbedrag (x € 1000,-)313272272350295452
       
Kansspelen      
Afgegeven vergunningen15015010613081
– tarief (x € 1,-) 295295295295454
– toegelicht begrotingsbedrag (x € 1000,-) 4545315037

09. Wetgeving, rechtshandhaving en rechtspleging

09.02 Boeten en transacties

Specificatie per artikel onderdeel (x € 1 000,–)
Ontvangsten begroting2000realisatie begroting2001realisatieverschil realisatie en begroting
Gerechtelijke boeten33 03737 14533 80736 5412 734
OM-transacties44 83754 63151 36874 52323 155
Transacties334 288315 744353 731379 24725 516
TOTAAL412 161407 520438 906490 31151 405

Toelichting

De ontvangsten zijn € 51,4 miljoen hoger dan de raming. De belangrijkste oorzaken zijn:

– een incidentele ontvangst van € 7,3 miljoen uit hoofde van de achterstallige afdracht van de RDW van WAM-opbrengsten;

– meevallende opbrengsten uit de toename van de reguliere instroom met ruim 300 000 zaken (circa € 12,7 miljoen);

– meevallende opbrengsten uit hoofde van de intensivering van de verkeershandhaving via de regioplannen en meevallende opbrengsten uit hoofde van de klimaatnota (circa € 22,7 miljoen).

09.03 Griffierechten

Specificatie per artikel onderdeel (x € 1 000,-)
  begroting2000realisatie begroting2001realisatieverschil realisatie en begroting
TOTAAL97 90393 39397 903102 2154 312

Toelichting

De ontvangsten op dit artikel zijn € 4,3 miljoen hoger dan geraamd. Oorzaken hiervoor liggen in de autonome groei van het aantal zaken en gedeeltelijk in de indexatie van de tarieven die het afgelopen jaar heeft plaatsgevonden.

09.04 Diverse ontvangsten Rechtspraak

Specificatie per artikel onderdeel (x € 1 000,-)
  begroting2000realisatie begroting2001realisatieverschil realisatie en begroting
Verbeurd verklaarde goederen en gelden1 3796 0501 3792 5131 134
Opbrengsten PlukZe/plan van aanpak Georganiseerde criminaliteit5 5819 8246 4899 0752 586
Diverse ontvangsten10 21014 26910 21025 05514 845
Bureau van Bijstand Notarisambt5266435260– 526
Heffingen registratiekamer00000
TOTAAL17 69630 78618 60536 64418 039

Toelichting

De realisatie op dit artikel is per saldo € 18,0 miljoen hoger dan geraamd. Op de post verbeurd verklaarde goederen en gelden is € 1,1 miljoen meer ontvangen.

De Plukze doelstelling is gerealiseerd. Het afgelopen jaar stond in het teken van de reparatie van de betrokken administratieve procedures, teneinde de inzichtelijkheid van de Plukze-opbrengsten te vergroten. Ultimo 2000 werd een aantal grote (binnen- en buitenlandse) ontnemingen gerealiseerd. Ook in 2001 was hiervan sprake, ware het niet dat de administratieve afwikkeling daarvan in 2002 valt. Plukze-ontvangsten worden toegevoegd aan het rijksbrede middelenkader, zonder dat sprake is van een direkte relatie met de OM-budgetten.

De post diverse ontvangsten valt ruim € 14,8 miljoen hoger uit dan in de begroting was geraamd. Oorzaken hiervoor zijn de desaldering t.b.v. kinderopvang, pc-privé en overige ontvangsten (posten waar tevens uitgaven tegenover staan bij Najaarsnota, de decentralisatie van de USZO-ontvangsten naar de diensten binnen Justitie en enkele onverwachte ontvangsten zoals ontvangsten van de RGD als gevolg van de waterschade bij de Rechtbank Utrecht en de eindafrekening van de medische tuchtcolleges. Zowel de uitgaven als de ontvangsten t.b.v. het bureau bijstand notarisambt zijn met ingang van 2001 overgegaan naar de Directie Rechtsbijstand en Juridische Beroepen (DRJB).

09.05 Diverse ontvangsten Rechtsbijstand

Specificatie per artikel onderdeel (x € 1 000,-)
  begroting2000realisatie begroting2001realisatieverschil realisatie en begroting
TOTAAL4 1294 5744 1293 908– 221

Toelichting

De afname wordt veroorzaakt door een lagere opbrengst van kostenveroordelingen door derden.

10 Rechtshandhaving

10.01 Diverse ontvangsten politie

Specificatie per artikel onderdeel (x € 1 000,-)
  begroting2000realisatie begroting2001realisatieverschil realisatie en begroting
Doorberekende bewakingskosten luchthavens36 75654 45652 18556 3804 195
Overige ontvangsten02 09603 2903 290
Conversie vermogen KLPD70 0410000
TOTAAL106 79756 55252 18559 6707 486

Toelichting

Doorberekende bewakingskosten luchthavens

Als gevolg van de nog steeds stijgende stroom vertrekkende luchtvaartpassagiers zijn extra opbrengsten gerealiseerd uit de beveiligingsheffing. Zie ook de toelichting onder het uitgavenartikel 10.03 onderdeel bewakingskosten luchthavens.

Overige ontvangsten

Aan overige ontvangsten is meer binnengekomen. De voornaamste is de post betreffende de bijdrage van de deelnemende departementen PIDS (€ 1,6 miljoen).

De volume- en prestatiegegevens

Tarieven (x € 1 000,-)
  begroting2000realisatie begroting2001realisatieverschil realisatie en begroting
Bewaking luchthavens     
– volume (reizigers x 1 000)9 00012 73912 10012 200100
– tarief (x €1,-)4,084,274,314,540,23
– toegelicht begrotingsbedrag (x €1000)36 75654 45652 18556 3804 195

10.02 Geheime ontvangsten

Specificatie per artikel onderdeel (x € 1 000,-)
  begroting2000realisatie begroting2001realisatieverschil realisatie en begroting
 pmpmpm18– 18
TOTAAL00018– 18

HOOFDSTUK 5 DE SALDIBALANS

Saldibalans per 31 december 2001 van het ministerie van Justitie (bedragen x € 1,-)

Financiële verantwoording van het Ministerie van Justitie (VI) over het jaar 2001
Debetzijde van de saldibalans20002001
Uitgaven ten laste van de begroting 20010,004 928 204 410,06
Uitgaven ten laste van de begroting 20004 319 731 418,130,00
Liquide middelen783 791,08898 540,78
Uitgaven buiten begrotingsverband8 447 954,593 756 149,05
Openstaande rechten0,000,00
Extracomptabele vorderingen307 987 361,24314 199 667,60
Tegenrekening extra-comptabele schulden0,000,00
Voorschotten2 527 655.880,463 053 685.170,29
Tegenrekening garantieverplichtingen5 350 392,9748 669 044,96
Tegenrekening openstaande verplichtingen1 718 998 995,941 717 800 108,61
Deelnemingen0,000,00
Totaal8 888 955 794,4110 067 213 091,35
Creditzijde van de balans20002001
Ontvangsten ten gunste van de begroting 20010,001 070 954 701,95
Ontvangsten ten gunste van de begroting 2000960 291 428,660,00
Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding (RHB)3 248 315.077,533 731 197 135,24
Ontvangsten buiten begrotingsverband120 356 657,61130 707 262,70
Tegenrekening openstaande rechten0,000,00
Tegenrekening extra-comptabele vorderingen307 987 361,24314 199 667,60
Extra-comptabele schulden0,000,00
Tegenrekening voorschotten2 527 655 880,463 053 685 170,29
Garantieverplichtingen5 350 392,9748 669 044,96
Openstaande verplichtingen1 718 998 995,941 717 800 108,61
Tegenrekening deelnemingen0,000,00
Totaal8 888 955 794,4110 067 213 091,35

Toelichting op de saldibalans per 31 december 2001 van het Ministerie van Justitie

Onderstaand wordt een toelichting verstrekt op de posten die zijn opgenomen in de saldibalans per 31 december 2001, waarbij alle bedragen, voor zover niet anders is vermeld, in euro's zijn weergegeven.

Debetzijde van de saldibalans

Uitgaven ten laste van de begroting

De post uitgaven ten laste van de begroting geeft per jaar de volgende stand:

 20002001
Uitgaven ten laste van de begroting 20010,004 928 204 410,03
Uitgaven ten laste van de begroting 20004 319 731 418,130,00

De post «uitgaven ten laste van de begroting 2001» geeft het totaal weer van de in het jaar verantwoorde begrotingsuitgaven.

Volledigheidshalve wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting van de verantwoording waarin deze uitgaven nader worden toegelicht.

Onder het hoofd «uitgaven ten laste van de begroting 2000» is het totaalbedrag opgenomen van de begrotingsuitgaven over het begrotingsjaar 2000. De afrekening heeft plaatsgevonden op initiatief van het ministerie van Financiën nadat de Slotwet over 2000 door de Staten-Generaal was goedgekeurd.

Liquide middelen

De liquide middelen worden als volgt gespecificeerd:

 20002001
Kassaldo van de kasbeheerder van het Ministerie17 426,069 406,53
Kassen decentrale kasbeheerders195 821,68152 235,54
Postbank en andere banken decentrale kasbeheerders570 543,34736 898,71
Saldo liquide middelen783 791,08898 540,78

De post «kassen decentrale kasbeheerders» heeft betrekking op de kassaldi per 31 december 2001 van de 30 decentrale kasbeheerders die ressorteren onder het ministerie.

Uitgaven buiten begrotingsverband (intra-comptabele vorderingen)

De uitgaven buiten begrotingsverband (intra-comptabele vorderingen) worden als volgt gespecificeerd:

 20002001
Afroming postbank4 903 063,240,00
Nog te boeken in RC kasbeheerders412 346,690,00
Verschillen in salarisjournaal21 190,80959,53
Verschillen in conversie salarisjournaal3 028,080,00
Reeds betaalde posten SAFIR1 496,120,00
Nog te verantwoorden vacatiegelden/reiskosten64 593,0720 612,49
Uit te zoeken posten bankrekening23 561,0623 307,09
Terug te ontvangen premies0,0070 416,92
Geblokkeerde salarissen753 320,041 095 807,78
Vorderingen buiten begrotingsverband Ministerie1 542 770,362 518 068,27
Vorderingen buiten begrotingsverband op agentschappen722 410,6525 706,11
Diversen174,481 270,86
Saldo uitgaven buiten begrotingsverband (intra-comptabele vorderingen)8 447 954,593 756 149,05

Terug te ontvangen premies

Het betreft het verschil tussen de inhoudingen op het salaris inzake de premie WAO en WW en de voorschotbetaling aan het GAK.

De afrekening over de jaren 2000 en 2001 dient nog plaats te vinden.

Geblokkeerde salarissen

Het betreft hier betalingen die om diverse salaristechnische redenen zijn geblokkeerd voor uitbetaling.

Vorderingen buiten begrotingsverband ministerie

De vorderingen ultimo december 2001 hebben betrekking op salarisvorderingen op (ex)personeelsleden die onder de vorderingen buiten begrotingsverband worden verantwoord.

Vorderingen buiten begrotingsverband op agentschappen

De vorderingen buiten begrotingsverband op agentschappen ultimo 2001 zijn in januari 2002 doorbelast aan de agentschappen. In de agentschapsverantwoording zijn deze posten als schuld aan het kerndepartement opgenomen.

Extra-comptabele vorderingen

 20002000
Vorderingen kasbeheerder ministerie22 206 105,853 353 270,75
Vorderingen decentrale kasbeheerders285 781 255,39310 846 396,85
Saldo extra-comptabele vorderingen307 987 361,24314 199 667,60
Nadere uiteenzetting opbouw openstaande vorderingen (x € 1 miljoen);
 ministeriedecentrale kasbeheerdersTotaal
– intra-comptabele vorderingen3,80,03,8
– extra-comptabele vorderingen3,4310,8314,2
Totaal7,2310,8318,0

Een specificatie van de intra-comptabele vorderingen van het ministerie is opgenomen onder de uitgaven buiten begrotingsverband.

De vorderingen worden als volgt gespecificeerd:

– vorderingen op semi overheden en gesubsidieerde instellingen1 918 490,65
– vorderingen Centraal Testamentenregister1 323 803,91
– overige vorderingen63 306,24
– voorlopig buiten invordering gestelde vorderingen47 669,95
Totaal3 353 270,75

Een nadere verbijzondering van de vorderingen naar beleidsterrein geeft het volgende beeld:

– Jeugdbescherming en Reclassering80 497,15
– Rechtshandhaving102 882,09
– Rechtspleging14 558 229,91
– Bestuursdepartement1 529 565,52
– Parket Generaal0,00
– CJIB294 575 222,18
Totaal310 846 396,85

De extra-comptabele vorderingen aangaande de Mulder en STRABIS-vorderingen zijn nominaal in de balans opgenomen evenals de vorderingen inzake de ontnemingsmaatregelen. Vorig jaar werden de vorderingen met betrekking tot de ontnemingsmaatregelen (op basis van de plukze-wetgeving) voor het eerst op de saldibalans opgenomen. De reden dat deze vorderingen als extra-comptabele vorderingen worden opgenomen is gelegen in het feit dat het hier om onherroepelijke rechterlijke uitspraken gaat.

De extra-comptabele vorderingen (x € 1 miljoen) van het CJIB betreffen onder andere:

 20002001
– Strafrechtelijke boetes (STRABIS)110,8126,3
– Mulder-feiten93,0131,1
– Vorderingen opgelegde ontnemingsmaatregelen33,236,7

Op basis van ervaringscijfers van het CJIB mag worden aangenomen dat het inningspercentage van de strafrechtelijke boetes voor 2001 op 63,4% en voor de Mulder-feiten voor 2001 op 95,6% kan worden gesteld.

De transactievoorstellen (€ 40,3 miljoen) en de vorderingen op grond van de Wet Terwee (€ 18,2 miljoen) worden niet opgenomen in de balans zoals overeengekomen met de Departementale Accountantsdienst. Bij het ministerie van Justitie komen in zijn algemeenheid direct opeisbare vorderingen voor. Opbouw van de vorderingen (x € 1 miljoen) gerangschikt naar ouderdom is als volgt:

Jaar waarin de vordering is ontstaanministeriedecentrale kasbeheerders
<19970,51,3
19970,12,9
19980,14,6
19990,231,2
20000,875,6
20015,5195,2
Totaal7,2310,8

Omzetgegevens debiteuren over het jaar 2001 (bedragen x € 1 000)

 MinisterieDecentrale diensten
 aantalbedragaantal x 1000bedrag
Stand per 1 januari 200112 64023 7492 612285 781
Bij: opgeboekte vorderingen29 7331 156 72710 165662 867
 42 3731 180 47612 777948 648
Af: betaalde vorderingen29 083993 5478 490550 289
correcties2 071181 05854887 513
Stand per 31 december 200115 3615 8713 739310 846

Volledigheidshalve wordt gemeld dat een deel van de post debiteuren is opgenomen onder de uitgaven buiten begrotingsverband.

Voorschotten

De post voorschotten wordt als volgt gespecificeerd:

 20002001
Voorschotten gesubsidieerde instellingen ministerie2 450 819 159,272 956 201 132,12
Voorschotten aan bedrijven en instellingen door ministerie31 467 393,9028 227 332,13
Incidentele reisvoorschotten ministerie645 420,60501 625,57
Doorlopende reisvoorschotten ministerie10 408,4712 314,35
Kasvoorschothouders ministerie7 266,3410 013,87
Voorschotten PC-privé ministerie245 593,36700 054,47
Voorschotten decentrale kasbeheerders44 460 638,5268 032 697,78
Saldo voorschotten2 527 655 880,463 053 685 170,29

De toename van de hoogte van het voorschotbedrag is onder andere een gevolg van het feit dat een aantal grote subsidieafrekeningen pas in het begin van 2002 heeft plaatsgevonden. Daarnaast heeft de toename van de Justitiebegroting mede tot gevolg van de stand van de openstaande voorschotten toeneemt. De voorschotten welke verstrekt zijn door het Bestuursdepartement zijn opgenomen onder de voorschotten ministerie. De toename van de voorschotten bij de overige decentrale diensten wordt veroorzaakt door de bij het Parket Generaal uitbetaalde gebiedsgebonden projectgelden aan de Regiopolitie.

Het totaalbedrag van de in 2001 afgerekende voorschotten ministerie bedraagt € 1 591,3 miljoen. Een en ander wordt onderstaand gespecificeerd:

Voorschotten gesubsidieerde instellingen ministerie1 495,0
Overige voorschotten van het ministerie96,3
Totaal afgerekende voorschotten1 591,3

Opbouw van de voorschotten (X € 1 mln) gerangschikt naar ouderdom is als volgt:

jaarverstrekking voorschotOverige voorschotten Ministeriedecentrale kasbeheerders
<19970,00,5
19970,01,4
19980,23,7
19991,211,9
20002,924,6
200125,125,9
Totaal29,468,0

Voorschotten gesubsidieerde instellingen ministerie

Conform de subsidievoorschriften dienen de gesubsidieerde instellingen binnen dertien weken na afloop van het boekjaar een door een registeraccountant gecertificeerde jaarrekening bij het ministerie van Justitie in te dienen. Na controle en accoordbevinding van de stukken wordt de subsidie definitief vastgesteld en vindt de verrekening met de verstrekte voorschotten plaats. Indien in afwijking van de wens van een gesubsidieerde instelling een of meerdere posten uit de jaarrekening niet subsidiabel worden verklaard, vindt overleg met betrokkenen plaats, alvorens tot vaststelling van de exploitatiesubsidie wordt overgegaan.

Tegenrekening garantieverplichtingen

De tegenrekening garantieverplichtingen geeft de volgende stand

 20002001
Tegenrekening garantieverplichtingen5 350 392,9748 669 044,96

Tegenrekening openstaande verplichtingen

 20002001
Tegenrekening openstaande verplichtingen1 718 998 995,941 717 800 108,61

Creditzijde van de saldibalans

Ontvangsten ten gunste van de begroting

De post ontvangsten ten gunste van de begroting geeft per jaar de volgende stand:

 20002001
Ontvangsten ten gunste van de begroting 20010,001 070 954 701,95
Ontvangsten ten gunste van de begroting 2000960 291 428,660,00

De post «ontvangsten ten gunste van de begroting 2001» geeft het totaal weer van de in het jaar verantwoorde begrotingsontvangsten.

Volledigheidshalve wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting van de verantwoording waarin deze ontvangsten nader worden toegelicht. Onder het hoofd «ontvangsten ten gunste van de begroting 2000» is het totaalbedrag opgenomen van de begrotingsontvangsten over het begrotingsjaar 2000. De afrekening heeft plaatsgevonden op initiatief van het ministerie van Financiën nadat de Slotwet over 2000 door de Staten-Generaal was goedgekeurd.

Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding

De post rekening-courant Rijkshoofdboekhouding geeft de volgende stand:

 20002001
Rekening-courant RHB3 248 315 077,533 731 197 135,24

Het saldo van deze post geeft de financiële verhouding met het ministerie van Financiën weer. Het saldo sluit aan met het Rekening-Courant overzicht van het ministerie van Financiën.

Ontvangsten buiten begrotingsverband

De post ontvangsten buiten begrotingsverband wordt als volgt gespecificeerd:

 20002001
Af te dragen premies76 302,3798 117,47
Salarisvoorschotten197 551,2963 809,68
Uit te zoeken posten bankrekening1 185 062,11734 332,78
Nog te boeken in RC kasbeheerders119,32165 900,41
Nog te verrekenen posten agentschappen11 374 606,5116 558 294,18
Nog te verrekenen KLPD0,0092 578,10
Overige voorschotten ministerie541 825,83100 952,48
Overige voorschotten decentrale kasbeheerders2 156 174,913 481 355,91
Inhouding loonheffing47 391 328,9940 763 484,67
Inhoudingen ten behoeve van derden134 513,10138 193,51
Waarborg en garantiesommen279 611,39287 814,15
Te verrekenen BTW1 596,4010 057,58
Schulden kasbeheerders1 146 309,81917 769,79
Fin.- en derdenrekeningen decentrale kasbeheerders55 751 087,8767 181 984,06
Diversen120 567,71112 617,93
Saldo ontvangsten buiten begrotingsverband120 356 657,61130 707 262,69
(intra-comptabele schulden)  

Af te dragen premies

Het betreft hier met name het verschil tussen de inhoudingen ZFW op het salaris en de voorschotbetaling aan GAK. De afrekening over de jaren 2000 en 2001 dient nog plaats te vinden. Tevens dient over het jaar 2001 nog de afdracht van het FPU aan het ABP plaats te vinden.

Uit te zoeken posten bankrekeningen

Het het saldo bestaat voornamelijk uit bedragen die door middel van het salarisjournaal zijn uitgekeerd en om diverse redenen zijn gerestitueerd.

Nog te boeken in RC kasbeheerders

Met de onder het ministerie ressorterende kasbeheerders wordt een Rekening Courantverhouding aangehouden. Het saldo wordt veroorzaakt door een tijdsverschil tussen het boeken in de concernadministratie en de decentrale financiële administratie.

Nog te verrekenen posten agentschappen

Het saldo per agentschap bestaan voornamelijk uit sociale lasten over de maand december die bij de agentschappen in rekening zijn gebracht. Deze bedragen zijn in januari 2002 aan de diverse instanties afgedragen. Daarnaast dienen de ontvangsten AAF nog met de agentschappen verrekend te worden.

– Dienst Justitiële Inrichtingen13 539 038,11
– Immigratie en Naturalisatie Dienst2 768 558,77
– Centraal Justitieel Incasso Bureau250 697,30
Totaal16 558 294,18

Nog te verrekenen KLPD

Het saldo wordt voornamelijk gevormd door mutaties in 2001 welke betrekking hebben op de salarisbetalingen tot en met 2000 van medewerkers van het KLPD. In de loop van 2002 zal de afrekening met het KLPD plaatsvinden door de dienst SAFIR.

Overige voorschotten ministerie

De overige voorschotten zijn ontvangen van de Stichting Arbeids- en Opleidingsfonds Rijk ten behoeve van specifieke projecten.

Op basis van de voortgang van de projecten worden de voorschotten ten gunste van de begroting verantwoord.

Overige voorschotten decentrale kasbeheerders

Naar sector zijn de overige voorschotten als volgt te verdelen:

– Kinderbescherming– 45 933,40
– Rechtshandhaving– 456,04
– Rechtspleging3 534 813,38
– OM/RR– 7 068,03
Totaal3 481 355,91

De rekening overige voorschotten decentrale kasbeheerders toont over het algemeen een debetsaldo. Een uitzondering hierop wordt gevormd door de gedeponeerde geldsommen deskundigen de sector Rechtspleging. Het bedrag van de gedeponeerde geldsommen (onderzoekskosten, getuigendeskundigen) bedraagt per 31 december 2001 van dit begrotingsjaar € 4,2 miljoen.

Inhouding loonheffing

Op de post inhouding loonheffing is de loonheffing verantwoord, die in de maand december 2001 op de ambtenaren zijn ingehouden.

In de maand januari 2002 is deze post aan de Belastingdienst afgedragen.

Schulden kasbeheerders

Naar sector geven de schulden kasbeheerders het volgende beeld:

– Jeugdbescherming en Reclassering238 706,37
– Rechtspleging158 119,64
– CJIB520 943,78
Totaal917 769,79

Bij de sector Jeugdbescherming en Reclassering wordt het saldo gevormd door de zogenaamde doorgeeffunctie. Dit betekent dat de ontvangen en nog door de ouder/verzorger af te dragen alimentatiegelden nog overgemaakt moeten worden aan derden. De schulden CJIB hebben met name betrekking op ontvangen gelden die nog moeten worden doorgestort aan derden of nog moeten worden teruggestort.

Financiële en derdenrekeningen decentrale kasbeheerders

Deze rekening wordt via de maandverantwoordingsprocedure geboekt door de kasbeheerders indien niet een van de eerder vermelde saldibalansrekeningen van de kasbeheerders van toepassing is.

Naar sector is deze rekening als volgt te specificeren:

– Jeugdbescherming en Reclassering– 68 733,57
– Rechtspleging67 994 652,06
– CJIB– 784 124,01
– Parket Generaal– 5 462,52
– Bestuursdepartement45 652,10
Totaal67 181 984,06

De belangrijkste posten van de sector Rechtspleging wordt als volgt gespecificeerd:

– af te wikkelen in beslaggenomen gelden42 891 346,63
– af te wikkelen SVO-gelden14 874 399,93
– af te wikkelen profijt in beslaggenomen3 872 682,07
– af te wikkelen proceskosten1 967 869,98
– af te wikkelen borgtochten1 677 568,99

Tegenrekening extra-comptabele vorderingen

De post tegenrekening extra-comptabele vorderingen wordt als volgt gespecificeerd:

 20002001
Tegenrekening vorderingen kasbeheerders ministerie22 206 105,853 353 270,75
Tegenrekening vorderingen decentrale kasbeheerders285 781 255,39310 846 396,85
Saldo tegenrekening extra-comptabele vorderingen307 987 361,24314 199 667,60

De tegenrekening extra-comptabele vorderingen maakt onderdeel uit van de obligoboeking van de extra-comptabele vorderingen.

Tegenrekening voorschotten

De tegenrekening voorschotten maakt onderdeel uit van de obligoboeking van de openstaande voorschotten.

 20002001
Tegenrekening voorschotten2 527 655 880,463 053 685 170,29

Garantieverplichtingen

De rekening garantieverplichtingen geeft de volgende stand:

 20002001
Garantieverplichtingen5 350 392,9748 669 044,96
Staat van de garantieverplichtingen per 31 december 2001 per artikel
08.05 Garanties financiering gebouwen particuliere inrichtingen44 016 681
08.06 Garanties procesrisico's van faillissementscuratoren4 652 364
Openstaande garantieverplichtingen per 31 december 200148 669 045

Garanties financiering van gebouwen pariculiere inrichtingen

DJI geeft garanties af voor de financiering van gebouwen van particuliere inrichtingen. Tot en met 2001 bedraagt het bedrag van de afgegeven garanties € 44 miljoen. Het betreft de garantie voor de aflossings- en renteverplichting op de door de particuliere inrichtingen afgesloten leningen. In voorgaande jaren is deze garantieverplichting opgenomen in de verantwoording van het agentschap DJI. In het jaar 2001 zijn geen nieuwe garantieverplichtingen aangegaan. Het rentepercentage voor 2002 bedraagt gemiddeld 6,4 %. Het feitelijke risico kan in theorie op 100% worden gesteld.

Garanties voor procesrisico's van faillissementscuratoren

De wettelijke grondslag voor het aangaan van de garantieverplichtingen is opgenomen in de 3e Antimisbruikwet van 16 mei 1986 (stb. 275). Het feitelijke risico op 31 december kan op basis van ervaringscijfers gesteld wordenop 50% van de verleende garanties. Het renterisico van de garantieverplichtingen is overigens verwaarloosbaar.

Potentiële verplichtingen voor de te verlenen garanties

Nominaal verleende garanties4 652 364
Feitelijke risico per 31 december 20012 326 182

Openstaande verplichtingen

De rekening openstaande verplichtingen geeft de volgende stand:

 20002001
Openstaande verplichtingen1 718 998 995,941 717 800 108,61

Staat van de openstaande verplichtingen per 31 december 2001 (bedragen x € 1000)

Openstaande verplichtingen per 1 januari 2001 1 719 001
Aangegane verplichtingen in het begrotingsjaar 2001 4 927 816
Tot betaling gekomen in het begrotingsjaar 20014 928 210 
Negatieve bijstellingen aangegane verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren805 
  4 929 015
Openstaande verplichtingen per 31 december 2001 1 717 802

Het saldo van de openstaande verplichtingen is in bijgaande staat, conform het model vermeld in de Regeling Departementale Begrotingsadministratie, gespecificeerd. (bedragen per artikel in € 1 000 naar boven afgerond).

Opgave per begrotingsartikel van de stand per 31 december 2001 van het deel van de aangegane verplichtingen dat nog niet tot uitgaven heeft geleid (bedragen op € 1 000 naar boven afgerond).

Artikelnr.Omschrijving(bedragen x € 1 000)
0101Personeel en materieel ministerie72 075
0103Bijdragen en subsidies4 751
0104Post-actieven154
0109Diversen374
0113Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatiecentrum3 755
0702Opvang asielzoekers875 892
0801Personeel en materieel Raad voor de Kinderbescherming1 604
0802Subsidies Preventie, Jeugdbescherming en Reclassering447 107
0806Programmauitgaven Bestuurszaken19 966
0905Dienst Rechtspleging/Openbaar Ministerie/Rijksrecherche6 328
0907Gefinancierde Rechtsbijstand274 631
0908Schuldsanering10 147
1001Nederlands Forensisch Instituut426
1002Bijzondere uitgaven Rechtshandhaving184
1003Personeel en materieel overige diensten408
 Totaal1 717 802

HOOFDSTUK 6 AGENTSCHAPPEN

6.1 Agentschap Immigratie- en Naturalisatiedienst

1. Balans per 31 december 2001

Balans van agentschappen INC per 31 december 2001Bedragen x € 1000
 31-12-200131-12-2000
Activa  
Immateriële activa
Materiële activa38 76638 261
* Grond, gebouwen en verbouwingen4 7575 738
* Installaties en inventarissen9 5629 696
* Overige materiële vaste activa24 44722 827
Voorraden380652
Debiteuren2 4592 191
Nog te ontvangen bijdrage kerndepartement934
Nog te ontvangen3 4652 740
Liquide middelen12 85632 396
Totaal activa58 86076 240
   
Passiva  
Eigen Vermogen7 91210 208
* Exploitatiereserve10 2082 466
* Verplichte reserves
* Onverdeeld resultaat– 2 2967 742
Lening bij het MvF17 67025 007
Voorzieningen773885
Crediteuren4 41311 125
Vooruit ontvangen projectgelden4 4379 176
Nog te betalen23 65519 839
Totaal passiva58 86076 240

2. Toelichting op de balans per 31 december 2001

Waarderingsgrondslagen

Algemeen

Voor zover niet anders vermeld worden de activa en passiva opgenomen tegen nominale waarde inclusief BTW. De activa en passiva in vreemde valuta worden omgerekend in euro's tegen de koers per balansdatum.

Alle bedragen zoals opgenomen zijn, tenzij anders vermeld, x € 1 000,-.

Materiële vaste activa

De materiële vaste activa worden gewaardeerd tegen aanschafwaarde inclusief BTW, verminderd met de lineaire afschrijvingen. Hierbij geldt als uitgangspunt dat:

1. het actief langer dan 1 jaar wordt gebruikt voor de bedrijfsvoering van de IND;

2. het economisch eigendom ligt bij de IND en;

3. de aanschafwaarde van de individuele goederen gelijk is aan of groter is dan € 500,= (inclusief BTW).

De afschrijvingen geschieden overeenkomstig de geschatte economische levensduur en zijn berekend op basis van de aanschafwaarde verminderd met de geschatte restwaarde.

afschrijvingstermijnen
ItemTermijn
Grondniet afschrijven
Gebouwen30 jaar
Verbouwingen5 jaar
Inventarissen/installaties5 jaar
Computer hard- en software4 jaar
Vervoermiddelen4 jaar

Debiteuren

De debiteuren zijn opgenomen tegen nominale waarde, zijnde de factuurwaarde, verminderd met de noodzakelijke geachte voorzieningen voor oninbaarheid.

Voorraden

De voorraden worden gewaardeerd tegen aanschafwaarde onder aftrek van een voorziening voor incourantheid.

Liquide middelen

De post liquide middelen bestaat in belangrijke mate uit de rekening courant met de Rijkshoofdboekhouding van het ministerie van Financiën en betalingen onderweg.

Voorzieningen

Voorzieningen worden gevormd voor specifieke risico's die zijn verbonden aan bepaalde activa en passiva of aan de activiteiten van het agentschap. De risico's moeten op balansdatum bekend zijn en voortvloeien uit gebeurtenissen die voor balansdatum hebben plaatsgevonden. Voor algemene (bedrijfs)risico's wordt geen voorziening gevormd, deze dienen te worden gedekt door de exploitatie reserve.

Crediteuren

De post crediteuren betreft verplichtingen aan leveranciers, die door middel van een factuur in rekening zijn gebracht. De looptijd is korter dan 1 jaar.

Toelichting op de afzonderlijke posten in de balans

Materiële activa (x € 1000)
OmschrijvingGrond, gebouwen en verbouwingenInventarissenOverige materiële vaste activaTotaal
Aanschafwaarde18 32715 42158 43792 185
Cumulatieve afschrijvingen– 3 634– 5 725– 35 610– 44 969
Afwaardering naar opbrengstwaarde AC Zevenaar– 8 955– 8 955
Boekwaarde 1/15 7389 69622 82738 261
     
Mutaties boekjaar    
     
Investeringen1 1323 67216 06820 872
Afschrijvingen– 1 711– 3 033– 10 808– 15 552
Afboeking AC Zevenaar:    
Aanschafwaarde– 9 706– 145– 9 851
Cumulatieve afschrijvingen68927716
Afboeking voorziening AC Zevenaar8 9558 955
Desinvesteringen:    
Aanschafwaarde– 606– 855– 4 863– 6 324
Cumulatieve afschrijvingen2662001 2231 689
     
Totaal mutaties– 981– 1341 620505
Aanschafwaarde9 14718 09369 64296 882
Cumulatieve afschrijvingen– 4 390– 8 531– 45 195– 58 116
     
Boekwaarde per 31/124 7579 56224 44738 766
Afschrijvingspercentage0%/3,3%/20%20%25% 

In 2001 is het pand AC Zevenaar definitief overgedragen aan de RGD.

Debiteuren

Vorderingen uit hoofde van verleende diensten worden in de administratie als debiteur opgenomen op het moment van levering van de dienst. De samenstelling van de post debiteuren is als volgt:

Omschrijving31-12-200131-12-2000
VTV-leges680390
Naturalisatieleges via gemeenten1 7191 317
Algemene debiteuren989987
Overigen162725
Totaal3 5503 419
Opbouw vorderingen naar ouderdom:  
199768
1998499500
1999474598
20004862 313
20012 085 
Totaal3 5503 419
   
Voorziening debiteuren  
   
Stand 1/11 2271 104
Onttrekking inzake VTV leges– 97– 252
 1 130852
   
Dotatie inzake VTV leges94119
Dotatie inzake Naturalisatie leges74257
Correctie Nat.voorz. 98/99/2000– 207 
Stand 31/121 0911 228
   
Saldo Debiteuren 31/122 4592 191

De hoogte van debiteuren uit 1998 en 1999 blijft nagenoeg gelijk aan de stand per 31 december 2000 als gevolg van een in die jaren verkeerd ingestelde interface. Deze fout is in 2001 hersteld. De als gevolg daarvan dubbel geboekte debiteuren moeten in 2002 handmatig uit het systeem worden verwijderd. Tot het moment van correctie zijn deze posten met betrekking tot de jaren 1998, 1999 en 2000 volledig opgenomen in de voorziening dubieuze debiteuren.

De hoogte van de voorziening dubieuze debiteuren wordt berekend op basis van de VTV-aanvragen waarvan de facturen op balansdatum meer dan 60 dagen openstaan.

Nog te ontvangen bijdrage kerndepartement

De per 31 december 2001 nog te ontvangen bijdrage betreft grotendeels inkomsten in verband met AAF-gelden (arbeidsongeschiktheidsfonds). De IND is reeds gekort op de bijdrage voor de kosten in verband met AAF-gelden voor een bedrag van € 629.

De overige nog te ontvangen bijdrage betreft een correctie op het huisvestingsbudget 2001.

Omschrijving31-12-2001
Bijdrage in kosten AAF-gelden862
Toevoeging huisvestingsbudget 200172
Totaal934
Nog te ontvangen
Omschrijving31-12-200131-12-2000
Huisvesting7431 210
Personele (salaris)voorschotten58311
Lening medewerkers i.h.k.v. PC-privé882576
Te ontvangen/vooruitbetaalde subsidie272– 2
COA13452
Vooruitbetaalde kosten692340
Overige exploitatie684253
Totaal3 4652 740

Liquide middelen

De post liquide middelen bestaat in belangrijke mate uit de rekening courant met de Rijkshoofdboekhouding van het ministerie van Financiën. Per balansdatum is de specificatie als volgt:

Omschrijving31-12-200131-12-2000
Rekening courant ministerie van Financiën12 95633 619
Betalingen onderweg– 107– 1 230
Kas77
Totaal12 85632 396
Eigen vermogen
OmschrijvingOnverdeeld resultaatExploitatie- reserveTotaal
Stand 1/1 10 20810 208
Resultaat 2001– 2 296 – 2 296
Stand 31/12– 2 29610 2087 912

Het eigen vermogen per 31 december 2001 valt binnen de 5% grens van de agentschapregeling Deze regeling houdt in dat het eigen vermogen van het agentschap niet meer mag bedragen dan 5% van de gemiddelde ontvangsten van de afgelopen drie jaar. Als het eigen vermogen hierboven komt zal het meerdere afgeroomd worden en terugvloeien naar het kerndepartement. Gezien het feit dat het kerndepartement een afwijkende afspraak met het ministerie van Financiën is overeengekomen, is de 5%-regeling alleen op het jaar 2000 en 2001 gebaseerd.

Lening Ministerie van Financiën
OmschrijvingTotaal
Stand 1/125 007
Aflossing 2001– 7 337
Stand 31/1217 670

Per 1 januari 2000 heeft een conversie eigen vermogen naar een initiële lening plaats gevonden. De lening is aangegaan met het ministerie van Financiën op wiens initiatief de conversie is uitgevoerd. De boekwaarde van de op 31 december 1999 aanwezige materiële vaste activa, ad € 32 344, is hierbij aangemerkt als zijnde gefinancierd met een initiële lening. De lening heeft een looptijd van 5 jaar, waarbij in de eerste vier jaar de jaarlijkse aflossing € 7 337 bedraagt en in het laatste jaar € 2 995. Het rentepercentage bedraagt 5% en de rentevervaldatum is 31 december. Na het verwerken van de jaarlijkse aflossing bedraagt de boekwaarde per 31 december 2001 € 17 670. Met ingang van 2000 kunnen de investeringen gefinancierd worden door middel van het aangaan van leningen met het ministerie van Financiën, middels de leen en depositorekening. In het boekjaar is verder geen gebruik gemaakt van deze regeling.

Voorzieningen
OmschrijvingGroot OnderhoudOmvorming VC naar AC (4e AC Ter Apel)Totaal
Stand 1/1136749885
Dotatie 637637
Onttrekking – 749– 749
Stand 31/12136637773

Voorziening groot onderhoud

De voorziening groot onderhoud is gevormd voor de verwachte toekomstige onderhoudskosten. De voorziening heeft betrekking op een huurpand in Rijsbergen waarvan het agentschap de verplichting van groot onderhoud heeft.

Omvorming VC naar AC (AC Ter Apel)

De staatssecretaris heeft in het kader van het programma «Groei IND '99» in 1999 een aanmeldcentrum (AC) aangewezen op een locatie met een infrastructurele capaciteit voor het behandelen van maximaal 20 000 asielaanvragen per jaar. Hier was toen nog een vertrekcentrum (VC) gevestigd. Het AC is in augustus 2001, één jaar na het verkrijgen van de bouwvergunning operationeel geworden. De voorziening per 31 december 2001 is gevormd voor de nog verwachte initiële kosten voor de omvorming van het VC naar een AC. Het gaat hierbij met name om herstelwerkzaamheden en aanpassingen die in 2002 worden uitgevoerd op het reeds opgeleverde pand.

Crediteuren

De post crediteuren betreft verplichtingen aan leveranciers, die door middel van een factuur in rekening zijn gebracht en verplichtingen aan personeelsleden. De looptijd hiervan bedraagt korter dan 1 jaar. In onderstaand overzicht is een specificatie per vestiging opgenomen.

Omschrijving 31-12-200131-12-2000
HoofdkantoorDen Haag3 2814 021
Regio Noord-WestHoofddorp3721 026
Regio Noord-OostZwolle1621 958
Regio Zuid-WestRijswijk118708
Regio Zuid-OostDen Bosch3871 522
Regio MiddenArnhem931 890
Totaal 4 41311 125
Vooruit ontvangen projectgelden
Project31-12-2000Toevoeging in 2001Onttrekking in 200131-12-2001
Biometrie 2 269 2 269
TIV (SKI)3 222 – 2 0801 142
VW 20005 954 – 4 9281 026
Totaal9 1762 269– 7 0084 437

Biometrie:

In 2001 is € 2 269 bijdrage ontvangen voor biometrie. Aangezien in 2001 geen kosten zijn gemaakt maar deze in 2002 zijn voorzien is de totale bijdrage gereserveerd.

TIV/SKI:

Deze vooruitontvangen post betreft een budget dat de IND administratief voor de project-DG VW2000 beheert. De onttrekkingen/betalingen vinden op diens verzoek plaats.

VW 2000:

Aan de begroting 2000 is toegevoegd een bedrag van € 11 934 voor de implementatie van de nieuwe vreemdelingen wet (VW2000). Per 31 december 2001 resteert een post voor de vervanging van documenten in verband met de VW2000.

Nog te betalen
Omschrijving31-12-200131-12-2000
Nog te ontvangen facturen/declaraties16 59813 874
Vakantiegeld5 4814 579
Interim ziektekosten1 2641 042
Mobiliteitscentrum ZOZ312344
Totaal23 65519 839

De post nog te betalen facturen/declaraties betreffen nog te ontvangen/nog in te boeken facturen en declaraties welke na december 2001 tot uitbetaling zullen komen.

De te betalen post inzake het mobiliteitscentrum Zuid-Oost-Zuid (ZOZ) betreft een rekening courant verhouding tussen het ZOZ en de IND aangezien de IND de kosten feitelijk betaalt en de opbrengst ontvangt voor het ZOZ en deze vervolgens doorbelast aan het ZOZ.

Niet uit de balans blijkende verplichtingen

Overeenkomstig het gestelde in de Algemene Beheersregeling agentschappen ministerie van Justitie zijn mogelijke verplichtingen die groter zijn dan 5% van de passiva en waarvan de resterende looptijd minimaal 3 jaar is opgenomen als niet uit de balans blijkende verplichtingen. Een uitzondering in de opstelling vormen de posten met betrekking tot huren en vaste lasten verplichtingen 2002, hierin zijn ook de posten begrepen waarvan de resterende looptijd minder dan 3 jaar is.

OmschrijvingHuren en vaste lasten (excl. 2002)Huren en vaste lasten verplichting 2002
Totaal109 98117 993

3. Baten-lastenoverzicht 2001: confrontatie oorspronkelijke begroting met realisatie

 (1)(2)(3)
 Oorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
 €1000€1000€1000
Baten   
Opbrengst moederdepartement250 978304 93553 957
Opbrengsten derden8 3777 565– 812
Rentebaten784784
Buitengewone baten
Exploitatiebijdrage
Totaal baten259 355313 28453 929
    
Lasten   
Apparaatskosten253 660298 77745 117
* personele kosten127 473153 39425 921
* materiële kosten126 187144 74618 559
* dotaties voorzieningen637637
Rentelasten8851 251366
Afschrijvingskosten16 38115 552– 829
* materieel16 38115 552– 829
Buitengewone lasten
Totaal lasten270 926315 58044 654
Saldo baten en lasten– 11 571– 2 2969 275

4. Toelichting op de rekening van baten en lasten

Waarderingsgrondslagen

Algemeen

Alle kosten en opbrengsten zijn toegerekend aan de periode waarop deze kosten en opbrengsten betrekking hebben.

Alle bedragen zoals opgenomen zijn, tenzij anders vermeld, x € 1 000,-.

Toelichting op de afzonderlijke posten in de rekening van baten en lasten

Opbrengst departement

Het bijdrageartikel van de IND wordt door het kerndepartement geadministreerd volgens het kas-verplichtingenstelsel. Toevoegingen aan en afnamen van de IND-begroting worden als «opbrengst moederdepartement» gemuteerd.

Hieronder wordt door middel van een overzicht de toename ten opzichte van de ontwerpbegroting nader gespecificeerd:

Mutaties op de oorspronkelijke begroting
OmschrijvingBedrag
Stand ontwerpbegroting 2001250 978
Mutaties 2001: 
1. Ama beleid13 160
2. Behandelkantoren4 900
3. Intensivering AC's3 630
4. Tolken2 269
5. Regulier2 269
6. Leges VNG3 630
7. Loon- en prijsbijstellingen12 913
8. Exploitatie tekort/EJM 20009 983
9. ACV– 378
10. Overig1 581
Opbrengst moederdepartement volgens de Staat van baten en lasten 2001304 935
Bij: biometrie als vooruitontvangen projectgelden verantwoord op de balans per 31 december 20012 269
Af: inkomsten AAF (arbeidsongeschiktheidsfonds) als nog te ontvangen kerndepartement verantwoord op de balans per 31 december 2001– 933
Stand IBOS306 271

Toelichting mutaties

1. Ama beleid

Extra budget is toegekend om voldoende begeleiding te kunnen bieden aan de sterk gestegen instroom van AMA's. Daarnaast worden voorstellen ontwikkeld waarbij het AMA beleid zal worden aangescherpt. Onderscheid wordt gemaakt in de behandeling van AMA's die jonger zijn dan 15 jaar en AMA's die ouder zijn. Bij de eerste groep is de opvang gericht op integratie, de 2e groep wordt voorbereid op terugkeer. Leeftijdsonderzoek is nodig om vast te stellen tot welke leeftijdsgroep een AMA bij binnenkomst behoort. Daarnaast zal er meer werkaanbod zijn voor medewerkers toezicht en terugkeer.

2. Behandelkantoren

Extra budget is toegekend voor de introductie van de behandelkantoren. Doelstelling daarvan is het realiseren van een meer efficiënte (en daarmee snellere) behandeling van asielaanvragen via een gezamenlijke planning en coördinatie door de ketenpartners. De kosten voor de IND worden voornamelijk veroorzaakt door verhuizing naar A1-lokatie (dat betekent onder meer dat het kantoor nabij een NS-station gelegen is) en inrichtingskosten. De besparingen worden met name gevonden in een verwachte verlaging van de uitvalpercentages nader gehoor en als gevolg daarvan kortere doorlooptijden en lagere kosten voor de opvang.

3. Intensivering AC's

Het budget van de IND is verhoogd ten behoeve van vestiging van het vierde aanmeldcentrum in Ter Apel. Dat betekent investeren in de kwaliteit aan de voorkant van de vreemdelingenketen. Per 1 augustus 2001 is het AC Ter Apel volledig operationeel. Het aantal afdoeningen in het AC proces neemt hierdoor toe, hetgeen besparingen met zich meebrengt in het vervolg van de keten.

4. Tolken

De IND wil de bezwaarvoorraad bij asiel op korte termijn wegwerken. Het wegwerken van de voorraad bezwaar heeft tot gevolg dat nog aanzienlijke kosten gemaakt zullen worden voor de inhuur van tolken. Deze kosten zijn niet voorzien in de bekostiging van de Vreemdelingenwet 2000 omdat daarin de bezwaarprocedure vervalt en hiervoor is extra budget toegekend.

5. Toename instroom regulier

Extra budget is toegekend aan de IND om het mogelijk te maken een verwachte jaarlijkse instroom van 60 000 reguliere aanvragen tot toelating te kunnen behandelen en de voorraad bezwaar tot aanvaardbare hoogte te kunnen terugdringen. De oorspronkelijke hoogte van de bijdrage van het kerndepartement was gebaseerd op een jaarlijkse instroom van 35 000 met ingang van 2001.

6. Leges VNG

Nog te betalen per 31 december 2001 aan de VNG.

7. Loon- en prijsbijstellingen

Gebruikelijke bijstelling als gevolg van loon- en prijscompensatie.

8. Exploitatie tekort

Ter dekking van het exploitatie tekort is extra budget toegekend (onder andere in de eindejaarsmarge 2000). De oorzaken zijn onder andere dat er meer personeel nodig is door een andere samenstelling van de instroom (minder gezinnen, meer alleenstaanden) en omdat de voornemen procedure meer tijd vergt dan voorzien.

9. ACV

Met de overgang van het ACV van de IND naar DGIAV wordt het budget voor huisvesting overgeheveld.

Opbrengst derden
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil
Naturalisatie2 7232 872149
Leges aanvragen om toelating4 8102 774– 2 036
Diversen8441 9191 075
Totaal8 3777 565– 812

Leges aanvragen om toelating (– € 2 036)

De lagere opbrengst op leges aanvragen om toelating wordt veroorzaakt door de tariefstelling. Bij de ontwerpbegroting is rekening gehouden met een tariefsverhoging leges toelating van 90%. Deze tariefswijziging heeft niet in 2001 plaatsgevonden. De tariefsverhoging wordt naar verwachting deels per 1 april 2002 ingevoerd en deels per 1 september 2002.

Diversen (€ 1 075)

Het bedrag van de oorspronkelijke vastgestelde begroting van € 844 heeft voornamelijk betrekking op de geraamde visagelden en de inhoudingen op salarissen personeel (o.a. kinderopvang en PC-privé). De realisatie op dit onderdeel valt € 1 075 hoger uit dan geraamd. Het betreft hier voornamelijk hogere ontvangsten waar tegenover gelijke uitgavenmutaties staan. Deze zogenoemde desalderingsmutaties hebben in hoofdzaak betrekking op verrekening van kosten met andere ministeries.

Rentebaten

Dit betreft de ontvangen rente van het ministerie van Financiën inzake de rekening-courant.

Apparaatskosten
OmschrijvingOntwerpbegroting 2001Realisatie 2001
Personeel50%52%
Automatisering8%8%
Huisvesting11%12%
Tolkwerkzaamheden6%5%
Verwijderingen3%5%
Procesvertegenwoordiging3%3%
Opvang aanmeldcentra2%3%
Proceskosten1%2%
Overig16%10%
Totaal100%100%
Specificatie kosten van personele aard
OmschrijvingOntwerpbegroting 2001Realisatie 2001
Ambtelijk personeel  
– bezetting (fte's)3 2883 266
– begroting (€ 1000)121 801133 962
– aantal niet actief (fte's)30PM
– begrotingsbeslag (€ 1000)1 2711 687
Overig personeel (€ 1000)  
– niet regulier340305
– uitzendkrachtenPM13 786
– opleiding en vorming3 2902 947
Post actief personeel  
– begrotingsbeslag (€ 1000)771707
Totaal127 473153 394

Eind 2001 bedroeg het totale personeelsbestand van de IND circa 3 400 fte's. Gemiddeld over het jaar 2001 waren er 3 266 fte's bij de IND in dienst, tegen 2 965 gemiddeld over 2000. Van de circa 3 400 bezette formatieplaatsen is 76% in vaste dienst en 24% is in tijdelijke dienst. Het aantal IND-medewerkers in vaste dienst is dus toegenomen. Dit komt de stabiliteit van de organisatie ten goede en op termijn ook de productie en productiviteit. De gerealiseerde (gemiddelde) loonsom komt uit op een bedrag van € 39 479 per fte. Het percentage ziekteverzuim (exclusief zwangerschap) in 2001 komt uit op 9% (2000 8%).

Materiële lasten

Materiële lasten (exclusief subsidies).

De overschrijding (exclusief subsidies) op deze post van € 14,0 miljoen wordt onder andere veroorzaakt door hogere uitgaven op het gebied van huisvesting (€ 7,7 miljoen) en verwijderingen (€ 5,4 miljoen). De kosten huisvesting zijn gestegen als gevolg het verhuizen naar duurdere A-lokaties. De kosten verwijderingen zijn gestegen als gevolg van een hogere kostprijs per verwijdering. In 2001 hebben namelijk verwijderingen plaatsgevonden middels charters en was er sprake van meer verwijderingen onder toezicht.

Subsidies

De realisatie op dit onderdeel (€ 10,4 miljoen raming € 5,9 miljoen) heeft vooral betrekking op de bijdrage in het kader van de Terugkeerregeling IOM, een bijdrage aan het VAS, een bijdrage aan de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en een bijdrage aan de Taakorganisatie Vreemdelingenzorg (TOV).

De bijdragen aan de VNG en de TOV waren niet meegenomen in de ontwerpbegroting en kunnen als volgt worden toegelicht:

• de gemeenten zijn in 2001 gedeeltelijk gecompenseerd voor de meerkosten van de afgelopen 4 jaar. In overleg met Financiën is een voorstel ontwikkeld waardoor de gemeenten in 2002 een bedrag van € 3,6 miljoen in het gemeentefonds gestort krijgen.

• de Taakorganisatie Vreemdelingenzorg (TOV) heeft in 2001 eenbijdrage van € 1,1 miljoen ontvangen voor de conversie van SAP en de aanpassing van de processen in verband met de invoering van de VW2000.

Dotaties aan voorzieningen (€ 0,64)

Dit betreft de dotatie aan de voorziening omvorming VC naar AC.

Afschrijvingskosten vaste materiële activa

Voor de waarderingsgrondslagen en afschrijvingsmethodiek wordt verwezen naar de toelichting bij de balans. De opbouw van de afschrijvingskosten staan vermeld in het verloopoverzicht materiële vaste activa.

Rentelasten

De rentelasten ad € 1 251 betreft de betaalde rente voor het jaar 2001 over de initiële lening ad € 32 344.

5. Overzicht meerjarige vermogensontwikkeling

 Realisatie 1997Realisatie 1998Realisatie 1999Realisatie 2000Begroting 2001Realisatie 2001
Eigen vermogen per 1–125 43831 51147 08034 81010 20810 208
       
Saldo van baten en lasten6 1573 010– 10 1227 742– 11 571– 2 296
Directe mutaties in het Eigen vermogen:      
Uitkeringen aan moederdepartement
Exploitatiebijdrage door moederdepartement12 5596 807
Overige mutaties– 84– 8 955– 32 344
Eigen vermogen per 31–1231 51147 08034 81010 208– 1 3637 912

6. Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht 2001: confrontatie ontwerpbegroting met de realisatie
 Oorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil
1 Rekening courant RHB 1–133 61933 619
    
2 Totaal operationele kasstroom11 3442 732– 8 612
    
3a totaal investeringen– 9 591– 20 872– 11 281
3b totaal boekwaarden desinvestering04 8154 815
3 Totaal investeringskasstroom– 9 591– 16 057– 6 466
    
4a eenmalige uitkering aan Moederdepartement
4b eenmalige storting door Moederdepartement
4c aflossingen op leningen– 7 337– 7 337
4d beroep op leenfaciliteit
4 Totaal financieringskasstroom– 7 337– 7 337
    
5 Rekening courant RHB 31–12 december (=1+2+3+4)28 03512 957– 15 078

Toelichting

Rekening Courant RHB.

Dit betreft de rekening courant met de Rijkshoofdboekhouding.

Totaal operationele kasstroom

Dit saldo komt tot stand op basis van de cijfers zoals opgenomen in de rekening van baten en lasten en de balans.

Totaal investeringskasstroom

Dit betreft het totaal van de door de IND in 2001 gedane (vervangings)investeringen gecorrigeerd voor het bedrag van de desinvesteringsactiviteiten.

Totaal financieringsstroom

Dit betreft de aflossing van de initiële lening ad € 32 344.

7. Volume- en prijsindicatoren per activiteit (lasten)

 Realisatie 2000Ontwerpbegroting 2001Realisatie 2001
 Prijs(x € 1,–)VolumeBeslag in mln. Prijs (x € 1,–)VolumeBeslag in mln. Prijs (x € 1,–)VolumeBeslag in mln.
Asiel         
– aanmeldcentra73739 22428,968860 00041,31 05129 70831,2
– gehoor81547 27938,583951 00042,81 28236 22746,4
– beslis68358 01139,697051 00049,51 48139 29458,2
– bezwaar91823 35421,4848PM0,01 29533 54943,4
– beroep6798 6195,965730 00019,71 00311 92312,0
– voorlopige voorziening63710 4896,75872200012,989712 66611,4
– hoger beroep62719 00011,9   
– overige kosten  15,7  2,1   
          
Regulier         
– 1e aanleg41268 85528,437560 00022,557360 02334,4
– bezwaar80421 61817,472821 50015,71 11218 94821,1
– beroep1 0486 6877,08659 0007,81 3226 3698,4
– voorlopige voorzieningen8419 6928,17289 5006,91 1127 5138,4
overige kosten  1,4      
          
Visa9125 2432,38429 0002,412829 0663,7
Naturalisatie16536 4496,015045 0006,823034 5367,9
Terugkeer29549 09414,526953 00014,341140 92016,8
Conservatoire         
maatregelen6238 5655,36269 5005,995612 76912,2
Overig  40,4  8,3   
Totaal  287,6  270,9  315,5

De kostprijssystematiek in deze tabel is gebaseerd op een methodiek die in 1997 is vastgesteld. Als gevolg van een reorganisatiewijziging en de introductie van de VW2000 voldoet deze systematiek niet meer. Om deze reden is eind 2001 gestart met een herziening van de kostprijssystematiek. Hierbij wil de IND streven naar een transparante financiering, waarbij het risico van grote verschillen tussen begroting en realisatie door middel van afspraken wordt afgedekt.

De begroting 2003 zal worden onderbouwd met de nieuwe kostprijssystematiek, maar in deze verantwoording wordt aangesloten bij de in de ontwerpbegroting 2001 gebruikte opstelling.

De hogere prijs per product wordt veroorzaakt door de volgende factoren:

• verdeling van het bedrag overig (€ 14 840) over de diverse producten;

• verdeling van hogere uitgaven (€ 1 089) over de diverse producten;

• verdeling van de geprognosticeerde kosten hoger beroep (€ 11 934) over de diverse producten;

• verdeling van de overige kosten (€ 2 133) over de diverse producten;

• een lagere realisatie volumegegevens dan geprognosticeerd.

6.2 Agentschap Dienst Justitiële Inrichtingen

1. Balans per 31 december 2001

Balans van agentschap DJI per 31 december 2001Bedragen x €1 000
Activa31-12-200131-12-2000
Materiële activa  
* installaties en inventarissen124 273110 678
* overige materiële vaste activa12 59110 127
* eigenaarszaken RGD4 1875 625
Voorraden4 7894 235
Debiteuren9 3528 625
Nog te ontvangen109 61980 236
Liquide middelen129 726118 954
Totaal activa394 537338 480
   
   
Passiva  
Eigen vermogen  
* exploitatiereserve57 39356 306
* onverdeeld resultaat22 6809 119
Leenfaciliteit Ministerie van Financiën114 02176 728
Voorzieningen66 65021 272
Crediteuren6 1011 298
Nog te betalen127 692173 757
Totaal Passiva394 537338 480

2. toelichting op de balans

Waarderingsgrondslagen

Materiële Vaste Activa

De waardering van de materiële vaste activa geschiedt tegen historische kostprijs inclusief BTW en zonder prijsindexering: verkrijgingsprijs of vervaardigingsprijs in geval van vervaardiging in eigen beheer. Voor wat betreft de vaste activa die men heeft aangeschaft ten behoeve van de afdeling arbeid geschiedt de waardering tegen historische kostprijs exclusief BTW.

Bij de waardering wordt rekening gehouden met waardevermindering indien deze van duurzame aard is. Dit betekent dat indien de actuele waarde (bijvoorbeeld directe opbrengstwaarde) op een bepaald moment structureel lager is dan de boekwaarde, gewaardeerd wordt tegen de lagere actuele waarde.

Afschrijvingen vinden plaats op lineaire basis, op basis van de geschatte levensduur. Voor de verschillende categorieën zijn de volgende afschrijvingstermijnen (in jaren) van toepassing:

Afschrijvingstermijn
Installaties en materieel(Installaties en inventaris)5–10
Automatisering en kantoormachines(Installaties en inventaris)4–5
Inventaris(Installaties en inventaris)5–8
Vervoermiddelen *(Overig)5
Levende have, wapens en toebehoren(Overig)5–10
Overige materiële vaste activa(Overig)5
Eigenaarszaken RGD(Overig)5–10

* Voor speciale voertuigen (b.v. cellenbussen) gelden afwijkende afschrijvingstermijnen.

Eigenaarszaken RGD

De DJI maakt gebruik van objecten welke eigendom zijn van Rijksgebouwendienst (RGD). Jaarlijks wordt hiervoor een gebruiksvergoeding aan de RGD betaald. Investeringen in eigenaarszaken van een object leiden tot een hogere boekwaarde. Omdat de gebruiksvergoeding op de boekwaarde is gebaseerd zal deze worden verhoogd. In sommige gevallen wordt – uit efficiency overwegingen – afgezien van aanpassing van de gebruiksovereenkomst en wordt de investering t.b.v. eigenaarsvoorzieningen a fonds perdu met de RGD afgerekend. Om de kosten aan de juiste perioden te kunnen toerekenen wordt deze a fonds perdu vergoeding geactiveerd en gekoppeld aan de afschrijving, over een periode van 5 tot 10 jaar afgeschreven.

Voorraden

Waardering van voorraden geschiedt tegen verkrijgingsprijs of tegen marktwaarde indien deze op balansdatum lager is. Indien er twijfel bestaat omtrent de verkoopbaarheid van de voorraden wordt een voorziening voor incourantheid gevormd.

De voorraad gereed product en het onderhanden werk worden gewaardeerd tegen de aan productie van deze voorraden toerekenbare kosten.

Debiteuren

Debiteuren worden gewaardeerd op nominale waarde, onder aftrek voor een voorziening voor oninbaarheid.

Voorzieningen

Voorzieningen worden gevormd voor specifieke risico's die zijn verbonden aan bepaalde activa en passiva of aan de activiteiten van het agentschap. De risico's moeten op balansdatum bekend zijn en voortvloeien uit gebeurtenissen die voor balansdatum hebben plaatsgevonden.

Tevens worden voorzieningen gevormd teneinde een betere verdeling van de kosten over de jaren te verkrijgen. Voor algemene (bedrijfs)risico's wordt geen voorziening gevormd. De algemene risico's worden gedekt door de exploitatiereserve.

Overige

De overige activa en passiva zijn gewaardeerd tegen nominale waarde inclusief BTW.

Exploitatiereserve

Op grond van de Regeling Vermogensvoorschriften Agentschappen is bepaald dat Agentschappen een exploitatiereserve mogen aanhouden, waarvan het maximum is vastgesteld op 5% van de gerealiseerde gemiddelde omzet over 2000 en 2001.

Toelichting op specifieke posten in de balans

Materiële vaste activa

Het verloop van de materiële vaste activa kan als volgt worden gespecificeerd:

Materiële activa (x € 1000)
 Installaties en inventarisOverigEigenaarszaken RGDTotaal
Aanschaffingsprijs256 35641 9745 625303 955
Cumulatieve afschrijvingen– 145 678– 31 8470– 177 525
Boekwaarde 1/1110 67810 1275 625126 430
     
Mutaties boekjaar    
Investeringen52 5637 335059 898
Desinvesteringen– 21 696– 3 587– 1 060– 26 343
In desinvestering begrepen afschrijving9 8283 050012 877
Jaarlijkse Afschr investeringen– 27 100– 4 334– 378– 31 812
Totaal mutaties13 5952 463– 1 43814 620
     
Aanschaffingsprijs 31–12287 22345 7224 565337 510
     
Cumulatieve afschrijvingen– 162 950– 33 130– 378– 196 458
Boekwaarde per 31/12124 27312 5914 187141 052
Procentuele afschrijving56%72%8%58%

In 2001 zijn de in 2000 apart opgenomen «financiële vaste activa» opgenomen bij de materiele vaste activa onder de noemer «Eigenaarszaken RGD»

Voorraden

De voorraden kunnen als volgt worden gespecificeerd:

 31-12-200131-12-2000
Magazijnvoorraad grondstoffen, halffabrikaat en gereed product1 9141 657
Onderhanden werk arbeidsbedrijven479572
Voorraad inrichtingsmagazijn2 3962 006
Totaal4 7894 235

De voorraden zijn voorraden handelsgoederen alsmede voorraden voor huishoudelijk gebruik.

Debiteuren

De debiteuren kunnen als volgt worden gespecificeerd:

 31-12-200131-12-2000
Debiteuren10 0029 159
Voorziening dubieuze debiteuren– 650– 534
Totaal9 3528 625

De debiteuren zijn volledig als kortlopend aan te merken.

Het verloop van de voorziening dubieuze debiteuren kan als volgt worden gespecificeerd:

 2001
Stand voorziening per 1 januari– 534
Dotatie– 265
Afboeking+ 149
Stand voorziening 31 december– 650

Nog te ontvangen en vooruitbetaald

De nog te ontvangen en vooruitbetaalde bedragen kunnen als volgt worden gespecificeerd:

 31-12-200131-12-2000
Vorderingen diverse inrichtingen6 1986 587
AWBZ79 89653 429
Voorschotten5 6253 892
AAF gelden5 049 
Vooruitbetaalde kosten diverse inrichtingen7 03210 177
Terug te ontvangen bouwsubsidie5 8196 151
Totaal109 61980 236
Specificatie AWBZ vordering
Omschrijvingjaar31-12-200131-12-2000
Vordering AWBZ19920505
Vordering AWBZ19930798
Vordering AWBZ19940925
Vordering AWBZ1995830830
Vordering AWBZ1996701701
Vordering AWBZ19970228
Vordering AWBZ199815 14015 140
Vordering AWBZ199916 34815 827
Vordering AWBZ200018 50218 475
Vordering AWBZ200128 3750
Totaal 79 89653 429

Liquide middelen

De liquide middelen kunnen als volgt worden gespecifideerd:

 31-12-200131-12-2000
Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding128 026117 539
Kas1 7001 415
Totaal129 726118 954

Passiva

Exploitatiereserve
Stand per 1 januari56 306
Toevoeging uit winstbestemming 20001 087
Stand 31 december57 393
Leenfaciliteit Ministerie van Financiën
 RenteHoofdStand per AflossingStand per
Omschrijving%Som31-12-2000200131-12-2001
Initiële lening 20005.0092 07476 728– 15 34461 384
Lening 1 september 20014.6313 1590013 159
Lening 1 september5.1439 4780039 478
Totaal 144 71276 728– 15 344114 021

De initiële lening is aangegaan ten gevolge van de conversie van eigen vermogen naar vreemd vermogen, op grond van de Regeling «Vermogensvoorschriften Agentschappen 2000». Deze lening heeft een looptijd van 6 jaar.

De nieuwe leningen zijn aangegaan te gevolge van het omzetten van de inde balans per ultimo 2000 opgenomen vooruitontvangen bijdragen voor huisvestingsprojecten in de rijkssector. Deze leningen hebben een looptijd van 5 jaar (€ 13 miljoen) en 10 jaar (€ 39 miljoen).

Voorzieningen
OmschrijvingStand per 31-12-2000dotatieOnttrekkingStand per 31-12-2001
Productaansprakelijkheid45300453
Functioneel leeftijdsontslag5 3202 84708 167
Euroconversie3 7330– 3 7330
Afkoop boekwaarde RGD gebouwen 46 599046 599
Groot onderhoud3 7482 696– 1 1975 247
Reorganisatie8 0181 140– 2 9746 184
Totaal21 27253 282– 7 90466 650

Toelichting op Voorzieningen

De voorziening productaansprakelijkheid (€ 453)

De voorziening aansprakelijkheid is een voorziening ter dekking van de risico's van de produktaansprakelijkheid arbeidsbedrijven.

Voorziening functioneel leeftijdsontslag (FLO) (€ 8 167)

Als gevolg van de leeftijdopbouw en het feit dat 70% van de medewerkers van de DJI werkzaam is op een FLO-functie is een voorziening FLO getroffen. Uitgangspunt is een tijdshorizon van 15 jaar waarbij de kosten over deze periode zijn geëgaliseerd.

Naar verwachting zullen tot en met 2007 dotaties aan de voorziening plaatsvinden. Vanaf 2008 zullen jaarlijks bedragen worden onttrokken.

Voorziening Euroconversie (€ 0)

In verband met de overgang naar de euro per 1 januari 2002 is besloten de hiervoor gevormde voorziening op te heffen en de bestaande verplichtingen op te nemen onder de kortlopende schulden.

Voorziening afkoop boekwaarden RGD gebouwen (€ 46 599)

DJI heeft in 2001 ten aanzien van een aantal panden de beslissing genomen deze binnen een aantal jaren te gaan afstoten. Het afstoten van panden waarvan de contractperiode nog niet is beëindigd resulteert in de verplichting dat het restant van de boekwaarde aan de RGD moet worden vergoed. Door DJI zijn de af te kopen boekwaarden per de geplande datum van afstoten bepaald. Ten aanzien van de af te stoten panden die zullen worden gesloopt zijn bovendien de te verwachten sloopkosten ingeschat, voor zover deze ten laste van de DJI komen.

Omdat op balansdatum de bestaande risico's voor deze verplichtingen redelijkerwijs zijn in te schatten en de oorsprong hiervan gevonden kan worden in het verslagjaar, is besloten hiervoor in de balans per ultimo 2001 een voorziening op te nemen.

Voorziening groot onderhoud (€ 5 247)

Als gevolg van de stelselwijziging rijkshuisvesting is de DJI verantwoordelijk voor het uitvoeren van een deel van het planmatig onderhoud. De voorziening is gevormd op basis van een tijdshorizon van 10 jaar. Er worden onderhoudsplannen opgesteld met het doel de kosten over de jaren te egaliseren.

Voorziening reorganisatie (€ 6 184)

In 2000 is een voorziening gevormd in verband met de te verwachten personele afbouwkosten ten gevolge van reorganisaties volgend uit de maatregelen in het kader van het Masterplan DJI. In 2001 is in totaal ca € 4,3 miljoen aan afbouwkosten ten laste van de voorziening gebracht.

De voorziening ter dekking van de reorganisatiekosten bij de Van Mesdagkliniek is in 2001 met € 1,1 miljoen verhoogd.

Crediteuren

De post crediteuren betreft verplichtingen aan leveranciers, die door middel van een factuur in rekening zijn gebracht. Het saldo van deze post heeft betrekking op de (per balansdatum) nog te betalen facturen.

Nog te betalen

De nog te betalen bedragen kunnen als volgt worden gespecificeerd:

Omschrijving:31-12-200131-12-2000
Overlopend vakantiegeld20 31718 375
Overige passiva4 7804 280
Overlopend BTZR6 9307 079
Nog te ontvangen verrekenstukken RGD7 22120 398
Nog te betalen gratificaties over 20015 445 
Overlopend overwerk/tod4 3204 587
Afroming eigen vermogen tweede tranche 10 105
Nog te betalen kosten diversen33 09525 184
Schuld aan Moederdepartement3 503 
Vooruitontvangen bedragen  
Overlopende Bouwprojecten particuliere sector16 90214 269
Exploitatie VN-cellen2 331998
Ontvangen projectgelden14 53714 386
Vooruitontvangen middelen t.b.v. Personele Zorg8 311 
Huisvestingsprojecten in rijksinrichtingen in uitvoering 15 362
Huisvestingsprojecten in rijksinrichtingen gereed 38 733
Totaal127 692173 757

Schuld aan Moederdepartement (€ 3 503)

Onder deze post zijn opgenomen de bijdragen die door het Moederdepartement voor een specifiek doel zijn verstrekt, maar waarvan de operationalisering van dat doel nog niet heeft plaatsgevonden. Het betreft diverse automatiseringsprojecten (1,6 miljoen), initiële uitgaven voor extra EBI-plaatsen (1,5 miljoen) en projecten forensische zorg (0,4 miljoen).

Vooruitontvangen bedragen

Onder dit onderdeel zijn opgenomen de projecten waarvoor een geoormerkte bijdrage is verstrekt. Voor deze projecten geldt dat een projectplan is opgesteld en/of de uitvoering is gestart, danwel op korte termijn zal aanvangen.

Overlopende bouwprojecten particuliere sector (€ 16 902)

Van het totaalbedrag heeft € 1,0 miljoen betrekking op de sector TBS en ca € 15,9 miljoen op de sector Jeugd. In laatstgenoemd bedrag is begrepen de in 2001 van het Moederdepartement ontvangen specifieke bijdrage(€ 6 miljoen) voor toekomstige vervanging en renovatie van gebouwen van de particuliere justitiële jeugdinrichtingen.

Ontvangen projectgelden (€ 14 537)

De vooruitontvangen projectgelden zijn als volgt te specificeren

 31-12-2001
– automatiseringsprojecten PIROOS en MITS1 633
– initiële kosten t.g.v. vertragingen in 20011 981
– projectkosten clustervorming Gevangeniswezen3 114
– project competentiemanagement1 147
– ontvangen projectbijdragen van ministerie van BZK507
– projecten preklinische zorg TBS-gestelden234
– projectkosten noodmaatregelen jeugdsector5 921
Totaal14 537

Vooruitontvangen middelen personele zorg (8 311)

In 2001 is van het ministerie van BZK en van het Moederdepartement resp. € 2,7 miljoen en € 3,0 miljoen ontvangen ter dekking van de korte termijn maatregelen in het kader van de nota Investeren in Personele Zorg DJI. Tezamen met de resterende middelen uit de loonbijstelling 2001 (€ 2,6 miljoen) zijn deze middelen, met toestemming van het Moederdepartement, als vooruitontvangen bijdrage 2001 in de financiële verantwoording opgenomen.

Huisvestingsprojecten in rijksinrichtingen in uitvoering en gereed

In 2001 is de systematiek met betrekking tot deze investeringen gewijzigd en zijn de in de balans per ultimo 2000 opgenomen bedragen omgezet in een lening van het ministerie van Financiën. Voor een toelichting op de gewijzigde verantwoordingssystematiek wordt kortheidshalve verwezen naar de toelichting op de staat van baten en lasten.

Niet uit de balans blijkende verplichtingen (bedragen x € 1 mln.)
Huurlasten en Servicekosten Verplichting 2002Verlofuren personeel per 31-12-2001Subsidie verplichting particuliere inr. 2002Garantieverplichting rente en aflossing leningen part. inr. per 31-12-2001
1631616544

Bovendien heeft de DJI de verplichting om in geval van sluiting van een particuliere inrichting de hiermee samenhangende kosten voor rekening te nemen.

3. Baten-lasten overzicht 2001: confrontatie oorspronkelijke begroting met de realisatie

Rekening van baten en lasten over 2001 (Bedragen x € 1000)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begroting 2001Realisatie 2001Verschil
Baten   
Opbrengst Moederdepartement1 063 0951 135 26172 167
Opbrengst overige departementen   
Opbrengsten derden129 793176 90047 106
Rentebaten6020– 602
Buitengewone baten 0 
Exploitatiebijdrage   
Totaal baten1 193 4901 312 161118 671
Lasten   
Apparaatskosten   
* personele kosten621 091646 60725 516
* materiële kosten529 781552 95723 177
Rentelasten5 3574 763– 594
Afschrijvingskosten m.v.a.37 26131 812– 5 449
Dotaties aan voorzieningen 53 28253 282
Buitengewone lasten 5959
Totaal lasten1 193 4901 289 48195 991
Saldo baten en lasten022 68022 680

4. toelichting op de staat van baten en lasten

Door de Dienst Justitiële Inrichtingen is het jaar 2001 afgesloten met een postief resultaat van € 22,7 miljoen. Uit onderstaande rekening van baten en lasten blijkt dat de baten € 1 312,2 miljoen hebben bedragen en dat daar tegenover € 1 289,5 miljoen aan lasten zijn verantwoord.

Baten

Opbrengsten moerderdepartement

Het bijdrage-artikel van de DJI wordt door het Moederdepartement bijgesteld volgens het verplichtingen-kasstelsel. Het grootste deel van de ontvangen bijdrage wordt als opbrengst Moederdepartement verantwoord in de staat van baten en lasten van de DJI. Daarnaast wordt een deel van de ontvangen bijdrage in de balans verantwoord als vooruitontvangen bijdrage betreffende specifieke projecten. Voor de aansluiting van de feitelijke begrotingsuitvoering 2001 op de stand van het bijdrage-artikel 08.05 van het Moederdepartement volgens de Slotwet 2001 wordt verwezen naar onderstaande tabel.

Wijzigingen t.o.v. de oorspronkelijke ramingen (bedragen x € 1000)
Stand ontwerp-begroting 20011 063 095
Beleidsmatige mutaties/intensiveringen30 805
Interdepartementale overboekingen– 4 204
Departementale overboekingen6 379
Loon- en prijsbijstelling58 706
Stand Slotwet1 154 780
Mutatie saldo vooruitontv. bijdrage/schuld Moederdep.– 15 930
Overige mutaties via bijdrage Moederdepartement– 3 589
Stand opbrengst Moederdep. in staat van baten en lasten1 135 261

Ter toelichting op bovenstaande mutaties geldt het volgende:

Beleidsmatige mutaties/intensiveringen

Voor uitbreidingen van de sanctiecapaciteit in de sectoren Gevangeniswezen en Jeugd en het uitbreiden van de capaciteit voor vreemdelingenbewaring is in 2001 de bijdrage aan de DJI met in totaal € 24,8 miljoen verhoogd. De verdeling van dit bedrag wordt nader toegelicht in het hoofdstuk realisatie van de voorgenomen beleidsontwikkelingen.

Verder is ten behoeve van het verbeteren van gebouwen en het vervangen van installaties van de particuliere jeugdinrichtingen in 2001 incidenteel € 6 miljoen aan de bijdrage toegevoegd.

Interdepartementale overboekingen

In verband met de capaciteitsuitbreidingen in de TBS-sector is in 2001 € 13,7 miljoen overgeheveld naar de begroting van het ministerie van VWS ter compensatie van de financiële gevolgen van de capaciteitsuitbreidingen voor het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten (AFBZ). Ter compensatie van de kapitaallasten die samenhangen met de omzetting van de in de balans per ultimo 2000 opgenomen vooruitontvangen bijdrage voor investeringen in de rijksinrichtingen en diensten in een lening van het ministerie van Financiën, is de bijdrage structureel verhoogd met € 6,8 miljoen. Door het ministerie van BZK is in totaal € 4,1 miljoen overgeheveld naar de DJI. Hiervan is € 1,4 miljoen bestemd voor diverse projecten op het gebied van personeel en € 2,7 miljoen wordt bijgedragen aan de medefinanciering van de maatregelen in verband met de personele problematiek van de DJI. Ten gevolge van de herziening van de boekwaarden van panden en de hieruit volgende lagere jaarlijkse gebruiksvergoedingen is € 2,6 miljoen structureel overgeheveld naar het ministerie van VROM. Als correctie op de uitgeboekte middelen voor onderhanden werk is € 0,5 miljoen naar de begroting van de DJI overgeboekt door het ministerie van VROM. Ten slotte is door het ministerie van VWS € 0,7 miljoen overgeheveld als bijdrage in de kosten van het experiment strafrechtelijke opvang verslaafden te Rotterdam (SOV).

Departementale overboekingen

Bij de verdeling van de afgeroomde winst van DJI over 2000 is de bijdrage van het Moederdepartement incidenteel verhoogd met € 4,5 miljoen ter compensatie van de sober-regimeproblematiek bij het Gevangeniswezen, met € 2,2 miljoen ter compensatie van de gemiste prijsbijstelling 2001 en met € 1,3 miljoen ter compensatie van de problematiek volgend uit het Masterplan DJI. Met betrekking tot laatstgenoemde problematiek is bovendien € 0,9 miljoen overgeheveld ten laste van de eindejaarsmarge 2000 van het Moederdepartement. Voorts is door het Moederdepartement € 3 miljoen bijgedragen aan de financiering van maatregelen in verband met de personele problematiek van de DJI. Naar de Dienst Jeugd en Criminaliteitspreventie is € 0,7 miljoen overgeheveld ten behoeve van de begeleiding van en het toezicht op pedosexuelen. Naar de Dienst Rechtspleging is ter compensatie van de hogere kosten van de secretariële ondersteuning van de Commissie van Toezicht € 2,6 miljoen overgeheveld. De overige (technische) mutaties resulteren in een verlaging van de bijdrage met in totaal€ 2,2 miljoen.

Loon- en prijsbijstelling 2001

Het bijdrage-artikel van de DJI is in 2001 verhoogd met de loonbijstelling volgens de CAO-afspraken, de incidentele loonontwikkeling 2001 en de Overheidsbijdrage Arbeidskostenontwikkeling (OVA) ten behoeve van de particuliere sector (te samen € 46,4 miljoen) en de prijsbijstelling 2001 (€ 12,3 miljoen).

Mutatie Vooruitontvangen bijdrage

De post heeft betrekking op de mutatie van de balansposten vooruitontvangen bijdrage van het moederdepartement. Het gaat hierbij om bijdragen die in een bepaald jaar aan de DJI zijn verstrekt ten behoeve van specifieke projecten. Indien deze projecten nog niet (volledig) tot uitvoering zijn gekomen wordt de specifieke bijdrage van het Moederdepartement niet als opbrengst in het betreffende jaar genomen, maar op de balans opgenomen als vooruitontvangen bijdrage Moederdepartement. Wanneer de kosten met betrekking tot deze projecten worden gerealiseerd, zal in het betreffende jaar de vooruitontvangen bijdrage vrijvallen ten gunste van de exploitatierekening.

Overige mutaties via rekening bijdrage Moederdepartement

Het betreft hier onder andere mutaties naar aanleiding van de definitieve afrekening van de inrichtingen en diensten van de DJI over het jaar 2000.

Opbrengsten derden

De opbrengsten derden bedroegen in 2001 circa € 47,1 miljoen meer dan geraamd. Naar samenstellende delen is het resultaat als volgt uitgesplitst:

 Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2001RealisatieVerschil
Omschrijving (bedragen x € 1000)   
Opbrengsten arbeid18 48219 9611 478
Opbrengsten AWBZ93 538126 03232 495
Diverse opbrengsten17 77330 90713 134
Totaal129 793176 90047 106

Opbrengsten arbeid

De opbrengsten arbeid zijn circa € 1,5 miljoen hoger uitgekomen dan de raming. De hogere opbrengst is naast de doorwerking van de prijsbijstelling het gevolg van de hogere bezetting in de sector Gevangeniswezen. Hogere opbrengsten arbeid betekenen overigens ook hogere grondstofkosten e.d.

Opbrengsten AWBZ

De hogere opbrengst AWBZ moet in samenhang worden bezien met de begrotingsoverheveling ad € 13,7 miljoen naar het Ministerie van VWS ten behoeve van het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten (AFBZ) die hiervoor is toegelicht bij de Departementale overboekingen.

De kosten voor de TBS-gestelden worden voor circa 80% verhaald op het AFBZ. De kosten van TBS-verpleging mogen eerst gedeclareerd worden vanaf het moment van het in gebruik nemen van een voorziening. Als gevolg van de capaciteitsuitbreiding in de TBS-sector en vanwege loon- en prijsontwikkelingen zijn de kosten van de TBS-verpleging aanzienlijk gestegen. Door de directe relatie met de kosten is de realisatie van de AWBZ-opbrengsten evenredig toegenomen ten opzichte van de oorspronkelijke begroting.

Bovendien is met het College voor Zorgverzekeringen overeengekomen dat bij het definitief afwikkelen van de AWBZ-declaraties over voorgaande jaren de mutaties in de voorzieningen bij de particuliere TBS-inrichtingen niet langer buiten de declaratie worden gehouden. Dit resulteert in een incidentele hogere opbrengst van ca. € 4,5 miljoen.

Diverse opbrengsten

De diverse opbrengsten belopen ca € 13,1 miljoen meer dan de oorspronkelijke raming. Een specificatie van de gerealiseerde opbrengsten komt in het volgende overzicht naar voren:

Omschrijving (bedragen x € 1000,–)
Overige opbrengsten exploitatie11 564
Overige opbrengsten personeel10 020
Opbrengst exploitatie VN-cellen4 386
Subsidie-afrekeningen voorgaande jaren2 019
Opbrengsten exploitatie SOV1 291
Opbrengsten koffie, thee, kantine791
Inhoudingen kinderopvang662
Opbrengsten werkgelegenheidsgelden174
Totaal30 907

De eerste twee posten hebben onder meer betrekking op de opbrengsten betreffende de doorbelastingen aan derden van de door de Landelijke diensten verrichte werkzaamheden (vervoer, opleidingen, beveiligingstaken, etc.).

Rentebaten

Rente wordt vergoed over de credit-saldi van de rekening-courant met het ministerie van Financiën. De DJI vraagt maandelijks op basis van de berekende liquiditeitsbehoefte kasgeld aan bij het ministerie van Financiën. In 2001 heeft er lange tijd onduidelijkheid bestaan over de hoogte van het rekening-courantsaldo omdat de kwartaalbetalingen voor gebruiksvergoedingen door de RGD niet op tijd werden verrekend. Pas in november vond verrekening voor alle vier de kwartalen plaats. De betreffende afboekingen van de rekening-courant vonden plaats per de oorspronkelijke valutadatum.

Hierdoor heeft DJI in 2001 geen rente-opbrengst op de rekening-courant kunnen realiseren, maar zijn rentelasten ontstaan ter grootte van € 0,05 miljoen.

Lasten

Apparaatskosten incl. subsidies

De apparaatskosten zijn ca. € 48,7 miljoen (4,2%) hoger uitgekomen dan de oorspronkelijk vastgestelde begroting. Het grootste deel van deze stijging is te verklaren door de loonen prijsontwikkeling.

Bovendien zijn ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting extra middelen beschikbaar gesteld voor beleidsintensiveringen. Deze bijstellingen zijn reeds toegelicht bij het overzicht van de wijzigingen ten opzichte van de oorspronkelijke begroting.

Aangezien een belangrijk deel van de kosten van personele aard zijn wordt onderstaand een specificatie van deze kosten gegeven.

Specificatie kosten van personele aard (bedragen x € 1000)
Omschrijving begroting 2001realisatie 2001verschil
Amtelijk personeel570 694591 80221 108
Overig personeel:50 39754 8054 408
– niet regulier 11 845 
– uitzendkrachten 18 545 
– opleiding en vorming 14 773 
– post-actief personeel 9 642 
Totaal621 091646 60725 516

Met als doel inzicht te geven in de realisatie van een aantal belangrijke materiële posten wordt het volgende overzicht gepresenteerd.

Omschrijving (bedragen x € 1000)
Exploitatiekosten 
– huisvesting239 937
– voeding justitiabelen25 226
– energie en water14 352
Subsidies 
– exploitatiesubsidies160 616
– bouw- en overige subsidies16 087

Rentelasten

De rentelasten hebben betrekking op de door het ministerie van Financiën verstrekte leningen.

Bovendien is in dit bedrag begrepen de eerder toegelichte debetrente op de rekening-courant met het ministerie van Financiën.

Afschrijvingskosten materieel

De afschrijvingskosten beliepen in 2001 circa € 5,4 miljoen minder dan geraamd. Bij het opstellen van de begroting zijn de afschrijvingskosten geraamd op grond van de normatieve afschrijvingen gebaseerd op de genormeerde kapitaalgoederen van de DJI. Voorts is er bij de raming van de afschrijvingskosten van uitgegaan dat ook een deel van de investeringen voor infrastructurele voorzieningen, zich vertaalt in afschrijvingskosten. Het achterblijven van de gerealiseerde afschrijvingskosten versus de raming vloeit enerzijds voort uit het langer in gebruik houden van (reeds afgeschreven) kapitaalgoederen. Anderzijds is gebleken dat een groot deel van de infrastructurele investeringen betrekking heeft op voorzieningen waarvan de Rijksgebouwendienst het eigendom heeft. Deze investeringen vertalen zich niet in afschrijvingen, maar in hogere huisvestingslasten.

Dotatie aan voorzieningen

De dotaties en onttrekkingen aan de voorzieningen zijn nader toegelicht bij de betreffende post in de balans.

Buitengewone lasten

De buitengewone lasten hebben betrekking op correcties op het resultaat van voorgaand boekjaar.

Saldo van baten en lasten

Het saldo van baten en lasten is positief en bedraagt € 22,7 miljoen. Het betreft een post die is ontstaan door consolidatie van de verlies- en winstrekeningen van de onder de DJI ressorterende inrichtingen en diensten.

Een nadere specificatie van het positieve resultaat van € 22,7 miljoen op hoofdlijnen is als volgt:

Omschrijving (bedragen x € 1 miljoen)
1. saldo productieverschillen6,8
2. tegenvaller ESF-subsidies– 5,0
3. vertraagde uitvoering beleidsintensivering Forensische zorg0,9
4. Lagere kapitaallasten en voorwervingskosten wegens vertragingen bouwprogr. Jeugd/TBS18,2
5. Voorziening afstoot panden en sloopkosten– 46,7
6. Besparingen als gevolg van wijziging financieringssystematiek investeringen27,2
7. Saldo AWBZ11,3
8. Niet toepassen sober regime vreemdelingen– 4,5
9. Saldo hogere ontvangsten etc.14,5
Totaal22,7

Ter toelichting op deze posten geldt nog dat de posten 1 t/m 3 zijn toegelicht bij de «Realisatie van de beleidsontwikkelingen» en bij de «Kengetallen».

De onder post 4 genoemde meevaller treedt op als gevolg van vertragingen, die overigens vooralsnog geen effect hebben op de voor 2002 geplande capaciteit.

Post 5 heeft betrekking op het creëren van een voorziening voor de toekomstige afstoot en sloop van panden. In 2001 is ten aanzien van een aantal panden de beslissing genomen deze binnen een aantal jaren af te afstoten. Het afstoten van panden waarvan de contractperiode nog niet is beëindigd, resulteert in de verplichting dat het restant van de boekwaarde aan de RGD moet worden vergoed. Omdat op balansdatum de bestaande risico's voor deze verplichtingen redelijkerwijs zijn in te schatten en de oorsprong hiervan gevonden kan worden in het verslagjaar, is besloten hiervoor in de balans per ultimo 2001 een voorziening op te nemen. Het gaat hierbij om een incidentele post ter grootte van circa € 46,7 miljoen.

Voor post 6 geldt dat binnen het financieel vierkant van de DJI een bedrag van ca. € 16 miljoen is geoormerkt voor infrastructurele investeringen. Tot en met 2000 werden investeringsbedragen direct aan de ontvangen bijdrage van het Moederdepartement onttrokken en als vooruitontvangen bijdrage in de balans van de DJI opgenomen. Ter dekking van de jaarlijkse afschrijvingkosten met betrekking tot deze investeringen werd jaarlijks een gelijk bedrag aan de vooruitontvangen bijdrage onttrokken ten gunste van de exploitatierekening. Tengevolge van de invoering van de leen- en depositofaciliteit voor agentschappen is deze wijze van verantwoorden van investeringen niet langer toegestaan. De in de balans per ultimo 2000 opgenomen vooruitontvangen bijdrage voor investeringen in de rijkssector (€ 52,6 miljoen) is in 2001 omgezet in een lening van het ministerie van Financiën. Een gevolg van deze gewijzigde systematiek is dat de investeringen in infrastructurele voorzieningen vanaf 2001 niet volledig aan de opbrengst moederdepartement worden onttrokken maar in de vorm van afschrijvingskosten ten laste van het resultaat komen. Dit levert in 2001 een incidentele meevaller op van ca. € 14,5 miljoen. Daarnaast treden op de reguliere huisvestingskosten besparingen op wegens vertraagde ingebruikneming van uitbreidingen tot een bedrag van circa € 12,7 miljoen.

Voor post 7 geldt dat de eerder toegelichte AWBZ-opbrengsten ten opzichte van de bijgestelde raming ca. € 11,3 miljoen hoger zijn uitgekomen. Voor een deel is dit het gevolg van incidentele hoger opbrengsten ten gevolge van het afrekenen van voorgaande jaren. Voorts is in de TBS-sector de gemiddelde capaciteit 9 plaatsen hoger uitgekomen dan de bijgestelde taakstelling. Dit heeft eveneens een opwaarts effect op de AWBZ opbrengsten.

Post 8 treedt op als gevolg van het niet toepassen van een sober regime op vreemdelingenbewaring terwijl daarvoor in het verleden een taakstelling is opgelegd.

Post 9 is toegelicht bij de uit de staat van baten en lasten blijkende hogere ontvangsten.

Voorstel resultaatsbestemming:

Het resultaat van de DJI is nader bepaald op € 22,7 miljoen. Volgens de vigerende regelgeving wordt bij de bepaling van de bestemming van het resultaat rekening gehouden met de stand van de exploitatiereserve. De exploitatiereserve wordt aangehouden om fluctuaties in de bedrijfsvoering op te vangen.

De toegestane exploitatiereserve per 2002 mag maximaal 5% bedragen van het gemiddelde van de in 2000 en 2001 gerealiseerde omzet. Omdat de DJI een opwaartse ontwikkeling in de omzet kent, betekent dit dat bij een positief resultaat een deel ervan wordt toegevoegd aan de exploitatiereserve. De bepaling van dit deel is als volgt:

Toevoeging exploitatiereserve (bedragen x € 1 000,–)
Gerealiseerde omzet 20001 147 716
Gerealiseerde omzet 20011 312 161
Gemiddelde omzet 2000/20011 229 939
  
5% van de gemiddelde omzet61 497
actuele stand exploitatiereserve57 393
Maximale toevoeging uit winst 20014 104

Na toevoeging van € 4,1 miljoen aan de exploitatiereserve, resteert een winstsaldo van € 18,6 miljoen. Voor de bestemming van dit bedrag wordt een relatie gelegd met de uitvoering van de nota «Investeren in personele zorg DJI» en de resterende uitvoeringsproblematiek in 2002 e.v.

In deze verantwoording is onder «Realisatie voorgenomen beleidsontwikkelingen» aangaande de financiering van de te treffen maatregelen ter oplossing van de personele problematiek vermeld, dat voor de uitvoerig van de met het Georganiseerd Overleg op 6 december 2001 gemaakte afspraken in 2002 en 2003 een beroep zal kunnen worden gedaan op de inzet van een deel van de exploitatiereserve, begrensd tot een bedrag van € 22,7 miljoen structureel. De Tweede Kamer is over de wijze waarop de met het Georganiseerd Overleg afgesproken maatregelen worden gefinancierd, geïnformeerd.

Nu het resultaat 2001 bekend is, wordt voorgesteld het voorgenomen beslag op de exploitatiereserve neerwaarts bij te stellen met € 18,6 miljoen tot een bedrag van € 4,1 miljoen. Hiermee wordt bereikt dat de exploitatiereserve van de DJI in meerdere mate weer de voorgestane bufferfunctie kan vervullen.

Een redelijke bufferfunctie is voor 2002 nodig omdat – gelet op het niet (tijdig) kunnen invullen van vacatures en het vervangen van zieke medewerkers – in 2001 voor met name de roostergebonden functies in grote mate een beroep is gedaan op extra inzet van medewerkers van de DJI. In financiële zin vertaalde zich dit voor een deel in hogere kosten van overwerk in 2001. Echter door deze extra inzet is het voor een aantal medewerkers niet mogelijk geweest gebruik te maken van de PAS-regeling en de regeling voor ouderschapsverlof. Bovendien is het in veel gevallen niet mogelijk geweest verlofdagen in 2001 op te nemen, hetgeen tot gevolg heeft dat veel verlofdagen over de jaargrens naar 2002 worden meegenomen. Het niet gebruik kunnen maken van de genoemde regelingen en het meenemen van de niet genoten verlofdagen, komt niet tot uitdrukking in de kosten 2001. Voor 2002 geldt echter dat de kosten van adequate vervanging bij verlof dan wel afkoop van verlofdagen zullen leiden tot hogere kosten. In de bijdrage van het moederdepartement is met deze hogere kosten geen rekening gehouden. Het voorstel houdt dus in dat door toevoeging van de € 18,6 miljoen uit het resultaat 2001 de DJI in staat wordt gesteld een lager beroep te doen op de inzet van de exploitatiereserve en dat alsnog rekening wordt gehouden met de financiering van opname van verlofachterstanden in 2002.

Samenvattend voorstel resultaatsbestemming 2001:
– toevoegen aan exploitatiereserve DJI€ 4,1 miljoen
– medefinanciering maatregelen nota IPZ en compensatie verlofachterstanden€ 18,6 miljoen
Totaal€ 22,7 miljoen

Op het niveau van de onderscheiden beleidsterreinen kan het uitvoeringsresultaat nader worden gespecificeerd naar hoeveelheids- en prijsverschillen. Het resultaat is als volgt: (bedragen x € 1000)

OmschrijvingOorspronkelijk Vastgestelde Begroting*RealisatieVerschilVerschil uitgesplitst in:
    Hoeveelh. verschilPrijsverschil
Totaal inrichtingen en diensten     
– Gevangeniswezen744 614801 38656 772– 6 11362 885
– Rijks jeugdinrichtingen97 537109 01611 4787 3054 173
– Particuliere jeugdinrichtingen74 24676 5702 323– 1512 474
– Inkoopplaatsen jeugdinrichtingen4 0812 791– 1 290– 1 251– 39
– Rijks TBS-inrichtingen79 96885 3745 4069814 425
Particuliere TBS-inrichtingen80 16477 213– 2 950– 2 591– 360
Totaal lasten volgens P x Q1 080 6101 152 35071 739– 1 81973 558
Nog niet toegerekende posten76 022137 13161 109  
Totaal lasten1 156 6331 289 481132 848  

* hier wordt teruggekoppeld op de gegevens in de tabel op blz. 240 van de Justitiebegroting 2001.

In bovenstaand overzicht komen de uitvoeringsresultaten van de onderscheiden sectoren naar voren. Deze resultaten zijn vervolgens gesplitst in hoeveelheids- en prijsverschillen. De oorzaken van de optreden hoeveelheids- en prijsverschillen zijn in deze verantwoording nader toegelicht onder «Kengetallen» (zie respectievelijk de gemiddelde capaciteiten en de gemiddelde normprijzen). In de nog niet toegerekende posten zijn onder meer begrepen de dotaties aan de voorzieningen, alsmede de kosten van de capaciteit die als gevolg van nieuw- en verbouw nog niet in gebruik was.

Hieronder volgt een toelichting op hoofdlijnen:

De hoeveelheidsverschillen

Hoeveelheidsverschillen ontstaan indien de gerealiseerde productie-aantallen afwijken ten opzichte van de oorspronkelijke begroting. In het hoofdstuk kengetallen worden de gemiddeld gerealiseerde capaciteiten per sector gepresenteerd en nader toegelicht.

De prijsverschillen

De prijsverschillen worden voornamelijk veroorzaakt door de niet in de oorspronkelijke begroting begrepen loon- en prijsbijstellingen gedurende 2001.

Overzicht meerjarige vermogensontwikkeling

(Bedragen x € 1000)
 1998199920002001
Eigen vermogen per 1-1161 217149 829169 82965 425
Saldo van baten en lasten10 28822 4399 11922 680
Directe mutaties    
– uitkeringen aan Moederdep.00– 113 523– 8 032
– storting door Moederdep. 0000
Overige Mutaties– 21 676– 2 43900
Eigen vermogen per 31-12149 829169 82965 42580 073

Kasstroomoverzicht 2001 confrontatie ontwerpbegroting met realisatie (bedragen x € 1000)

 Oorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil
1. Rekening courant RHB 1 januari76 591117 53940 948
2. Totaal operationele kasstroom22 68990 40267 713
3a. Totaal investeringen– 39 842– 59 898– 20 056
3b. Totaal boekwaarde desinv. 13 46513 465
3. Totaal investeringskasstroom– 39 842– 46 433– 6 591
4a. Eenmalige uitkering aan moederdep.– 10 105– 70 775– 60 670
4b. Eenmalige storting door moederdep.   
4c. Aflossingen op leningen– 28 973– 15 34513 627
4d. Beroep op leenfaciliteit39 84252 63912 797
4. Totaal financieringskasstroom765– 33 482– 34 247
    
Rekening courant RHB 31 december   
1 januari + ad 2 + ad 3 + ad 4)60 203128 02667 823

* Van de eenmalige uitkering aan het Moederdepartement was € 62 743 mln. in de balans per ultimo 2000 reeds opgenomen als kortlopende schuld.

Realisatie voorgenomen beleidsontwikkelingen 2001

In dit onderdeel van de financiële verantwoording wordt de in 2001 geboekte voortgang in relatie tot de in de begroting 2001 opgenomen beleidsontwikkelingen weergegeven.

Masterplan DJI

In de begroting 2001 is aangegeven dat het Masterplan DJI een geïntegreerd plan is voor de invulling van de ombuigingstaakstelling van € 52,2 miljoen en de inzet van de intensiveringmiddelen voor uitbreiding van de sanctiecapaciteit. Beide vloeien voort uit het Regeerakkoord 1998–2002. Voorts houdt het Masterplan rekening met de herschikking van sanctiecapaciteit op basis van de in het najaar 1999 opgestelde behoefteprognoses betreffende het Gevangeniswezen en de TBS- en Jeugdinrichtingen. Deze behoefteprognoses gaven een capaciteitsoverschot te zien bij het Gevangeniswezen en tekorten bij de TBS- en Jeugdinrichtingen. Voor de afdekking van de capaciteitstekorten en de financiering van de herbestemming van een deel van de overtollige capaciteit bij het Gevangeniswezen was in de begroting 2001 structureel € 68 miljoen opgenomen.

Hieronder wordt over de in 2001 optredende ontwikkelingen aangaande deze posten nader gerapporteerd.

De invulling van de taakstelling uit het Regeerakkoord van € 52,2 miljoen

Bij schrijven van 4 mei 2000, (TK 24 587/48) is de Tweede Kamer geïnformeerd over de samenstelling van het pakket maatregelen waarmee de ombuigingstaakstelling van € 52,2 miljoen zou worden ingevuld. Hierbij dient te worden bedacht dat de DJI niet alleen gehouden was de taakstelling van € 52,2 miljoen in te vullen, maar dat de DJI ook de meerkosten verbonden aan de uitvoering van de Masterplan-maatregelen diende te compenseren. Deze meerkosten (€ 13,6 miljoen structureel) hadden voornamelijk betrekking op de medefinanciering van de kosten van herbestemmen van GW (Gevangeniswezen)-capaciteit en de financiering van de uitvoeringskosten van ET/PP.

Voor wat betreft de invulling van de ombuigingstaakstelling geldt dat ongeveer de helft is gevonden in versobering en efficiëntieverbeteringen, terwijl de andere helft bestaat uit capaciteitsbeperkende maatregelen (waaronder substitutie). Op grond van de uitvoeringsresultaten 2001 geldt de verwachting dat van de ombuigingstaakstelling ca. € 44 miljoen structureel kan worden gerealiseerd. Meerjarig is het beeld als volgt:

(bedragen x € 1,0 mln.)
 20012002200320042005
Totaal taakstelling € 52,2 miljoen– 34,0– 52,2– 52,2– 52,2– 52,2
Meerkosten uitvoering Masterplan Maatregelen– 7,7– 7,3– 13,6– 13,6– 13,6
Totaal te realiseren besparingen– 41,7– 59,5– 65,8– 65,8– 65,8
Realisatie 2001 en vermoedel. uitkomsten 2002 e.v.37,244,950,848,148,6
Resterend totaaltekort taakstelling € 52,2 miljoen– 4,5– 14,6– 15,0– 17,7– 17,2

Wanneer een confrontatie wordt gemaakt tussen de uitkomsten van de in het Masterplan DJI opgenomen maatregelen en de vermoedelijke uitkomsten voor het jaar 2005, waarbij de maatregelen tot hoofdcategorieën worden gegroepeerd, ontstaat het volgende beeld:

(bedragen x € 1 mln.)
 Masterplan 2005Verm.uitkomst 2005
Versobering en efficiëntiemaatregelen  
– reductie programmaduur/beperking activiteitenaanbod8,68,6
– strakke org. gedet.arbeid, indiv.activiteiten, loonregeling3,23,2
– toespitsen sectorale arbeidsvoorwaarden0,90
– optimalisering bedrijfsvoering huisvesting10,40
– organis.diensten/inricht.en Hoofdkant.DJI5,45,4
– financiële consequenties IBO-TBS – GW1,81,8
Netto-effect efficiency & versoberingmaatregelen30,419,0
   
Netto-effect volumebeperkende maatregelen (besparingen minus meerkosten)30,925,0
Totaal netto-effect61,344,0
   
Kasschuif tbv intertemporele compensatie1– 1,8– 1,8
Compensatie kosten capaciteitsuitbreidingen (JJI & TBS)– 7,3– 7,3
Taakstelling € 52,2 miljoen52,234,9

Het betreft hier een begrotingstechnische correctie wegens het niet gelijk oplopen van de toename van de opbrengsten en de toename van de bezuinigingstaakstelling.

Voor wat betreft de resultaten op de in het Masterplan DJI opgenomen versobering en efficiëntiemaatregelen geldt dat voornamelijk de realisatie van de maatregel betreffende de optimalisering van de bedrijfsvoering Rijksgebouwendienst (ad € 10,4 miljoen structureel) problemen oplevert. De RGD wil alvorens te komen tot verlaging van de aan de DJI door te berekenen opslagen en gebruiksvergoedingen de uitkomsten afwachten van de in de Ministerraad afgesproken evaluatie van de Stelselherziening Rijkshuisvesting. Die evaluatie is voorzien in 2004. Op basis van de uitkomsten kan worden bezien of, en zo ja in welke mate, de beoogde besparing voor latere jaren alsnog kan worden gerealiseerd.

De volumebeperkende maatregelen uit het Masterplan DJI stammen uit 1999 en 2000 en waren gebaseerd op de eind 1999 opgestelde behoefteprognoses. Tijdens de uitvoering 2001 moesten deze maatregelen opnieuw worden bezien en wel in samenhang met de uitkomsten van de begin 2001 opgestelde prognoses betreffende de capaciteitsbehoefte. Deze samenhang gaf aanleiding tot bijstelling van de uitvoering van enkele maatregelen. In de praktijk was het in 2001 daarom zo dat meerdere in het verleden afgesproken uitbreidingsprogramma's waar nodig werden aangepast en/of gecombineerd werden uitgevoerd. In de Justitiebegroting 2002 is de opgave van de vermoedelijke capacitaire uitkomsten voor het jaar 2001 hierop aangepast. Het vorenstaande houdt in dat het monitoren van de afzonderlijke in het Masterplan DJI opgenomen capacitaire maatregelen, achterhaald en derhalve niet meer zinvol was. Wel wordt de uitvoering van de afgesproken omvang van de productieaantallen gemonitord en wordt over de bereikte resultaten elders in dit verslag verantwoording afgelegd.

Invulling capaciteitsuitbreidingen Regeerakkoord

In de Justitiebegroting 2001 is aangegeven dat de capaciteitstekorten in de Jeugd- en TBS-sector dienen te worden bestreden middels de inzet van de bij Regeerakkoord 1998–2002 toebedeelde middelen (€ 68 miljoen). Met deze middelen diende tevens een deel van de herbestemmingskosten betreffende de omzetting van capaciteit van het Gevangeniswezen tot Jeugdcapaciteit te worden gefinancierd. Hierboven is al aangegeven dat als gevolg van de doorwerking en samenloop van meerdere uitbreidingprogramma's (uit de begrotingen 2000, het Masterplan DJI, de behoefteprognoses van begin 2001) de uitvoeringsresultaten niet meer terug te voeren zijn op de afzonderlijke programma's. Ter voorkoming van doublures wordt verwezen naar de hieronder volgende tabel en naar de in deze verantwoording opgenomen «Kengetallen» waarin de voor 2001 begrote capaciteiten, de bijstellingen daarop en de uiteindelijke realisatie worden gepresenteerd en nader toegelicht.

Maatregelen op basis van uitkomsten behoefteprognoses begin 2001

De uitkomsten van de behoefteprognoses van begin 2001 gaven aanleiding om de capaciteit van de binnen de DJI onderscheiden sectoren opnieuw bij te stellen. Voor de financiering van deze bijstellingen is bij Voorjaarsnota 2001 geld beschikbaar gesteld.

In de volgende tabel wordt het saldo van het resultaat op de geplande en gerealiseerde gemiddelde capaciteit over 2001 weergegeven.

 Begroting 2001BijstellingenBijgestelde capaciteitRealisatie 2001Verschil
Gevangeniswezen – reg. capaciteit12 672– 10612 56612 679113
Rijks en particuliere TBS-inrichtingen1 105– 501 0551 0649
Rijks en particuliere Jeugdinrichtingen1 956662 0222003– 19

Zoals gemeld worden de verschillen elders in dit verslag toegelicht. De bijstellingen zijn nader bepaald aan de hand van de begin 2001 opgestelde prognose van de behoefte aan sanctiecapaciteit. Bij de sector Jeugd geldt daarbij dat van de bijstelling van 66 plaatsen 61 plaatsen betrekking hebben op een opwaartse bijstelling van de planning van de eerder in de begroting 2000 opgenomen capaciteitsuitbreidingen. De toedeling van de op de bijstellingen afgestemde gelden, incl overheadkosten, over de betrokken sectoren is als volgt:

Sectorx € 1 miljoenBegroot in cap. eenh.
Gevangeniswezen regulier11,8– 110
Gevangeniswezen vreemdelingenbewaring8,94
Jeugd6,55
TBS– 3,0– 50

Het bij het Gevangeniswezen opgenomen budget heeft betrekking op de financiering van zowel de meerkosten die voortvloeien uit de herbestemming van reguliere capaciteit tot capaciteit voor vreemdelingenbewaring, als de kosten van flankerend beleid. De voor de uitbreiding van de capaciteit van de vreemdelingenbewaring en Jeugdinrichtingen opgenomen kosten betreffende voornamelijk de in 2001 optredende aanloopkosten (voorwerving etc.) van de capaciteitsuitbreiding in 2002 met respectievelijk gemiddeld 147 en 136 plaatsen. Het bedrag bij Jeugd dient voorts ter financiering van het verblijf in 2001 van jeugdigen in politiecellen. De neerwaartse bijstelling van de TBS-capaciteit is een gevolg van de arbeidsmarktproblematiek als gevolg waarvan capaciteit niet in gebruik kon worden genomen.

Capacitair effect volumebeperkende maatregelen ter invulling taakstelling € 52,2 miljoen

Inzicht in de mate waarin de capacitaire effecten van de voorgenomen volumebeperkende maatregelen in 2001 zijn gerealiseerd, wordt gepresenteerd in de volgende tabel.

 BegrootrealisatieVerschil
Maatregelen opvangen piekaanbod gedetineerden4304300
Elektronisch toezicht bij korte vrijheidsstraffen1500– 150
Verlenging duur penitentiair programma300– 30
Illegale/ongewenste vreemdelingen na deel straf uitzetten20200
Totaal reductie capaciteitsbehoefte630450– 180

Nota Investeren in personele zorg DJI

In 2001 is de nota Investeren in Personele Zorg uitgebracht. De nota beoogt door de uitvoering van een pakket aan maatregelen de personeelsproblematiek binnen de inrichtingen en diensten van de DJI, die zich o.a. kenmerkt door veel vacatures en een hoog arbeidsverzuim, terug te dringen. Met dit doel was reeds ten laste van het uitvoeringsresultaat 2001 een financiële impuls gegeven van € 7,7 miljoen aan de sectoren Gevangeniswezen (€ 4,5 miljoen), Jeugd (€ 1,6 miljoen) en TBS (€ 1,6 miljoen) om de personele problematiek zo veel mogelijk te verkleinen.

Met de uitvoering van de in de nota IPZ opgenomen maatregelen is eind 2001 een start gemaakt. De in onderstaande tabel opgenomen maatregelen komen – voor zover zij een financieel karakter dragen – overeen met de tijdens het georganiseerd overleg d.d. 6 december 2001 gemaakte afspraken.

Naast de bovengenoemde € 7,7 miljoen, kunnen de kosten, voor zover zij betrekking hebben op de uitvoering van de gemaakte afspraken betreffende de op korte termijn te treffen maatregelen, nagenoeg geheel worden bestreden door inzet van:

– de binnen de DJI-kaders beschikbare middelen 2002–2003 (maximaal € 22,7 miljoen uit winstbestemming dan wel ten laste van de exploitatiereserve);

– een deel van het uitvoeringsresultaat van de DJI betreffende 2001 (circa € 4,7 miljoen);

– de door het ministerie van BZK voor zowel enkele specifieke maatregelen beschikbaar gestelde middelen (€ 2,7 miljoen) als voor de bestrijding van het ziekteverzuim (€ 1 miljoen in 2002 aflopend tot € 0,4 miljoen structureel per 2004);

– de incidentele (Justitiebrede) ruimte van 0,46% in de CAO Rijk 2001 (€ 5,6 miljoen).

Tabel 6: Overzicht pakket maatregelen 2001–2003 (bedragen x € 1,0 mln.)
Omschrijving20012002200320042005 e.v.
Maatregelen t.l.v. uitvoeringsresultaat/exploitatiereserve DJI/CAO 2001–2002     
Afspraken Georganiseerd Overleg 6 december 2001:     
Bevorderen Competentiemanagement 0,60,5  
Trainingen middenkader & verhogen opleidingsbudget 1,51,5  
Tijdelijke pool, voorwerving, normering groepsleiding jeugdinr. 5,59,3  
Mentorschap/ouderenbeleid executieve functies 1,11,1  
Faciliteiten kinderopvang, ouderschapsverlof,PAS 2,24,0  
Intensivering Tijdelijke Executieve Ondersteuning. 1,11,30,6 
Intensivering arbeidsverzuimbeleid (BZK) 1,10,70,40,4
Bewust belonen bepaalde groepen executieven4,74,7   
Flexibel inroosteren 0,30,1  
      
Overige maatregelen:     
Korte termijnmaatregelen 20017,7    
T.l.v. uitv.2001/expl.reserve/CAO-overschot, etc.12,418,118,51,00,4
Maatregelen t.l.v. BZK-gelden     
Tijdelijke pool, voorwerving, normering groepsleiding jeugdinr. 0,6   
Functie-landschapsonderzoek (functiedifferentiatie) 0,2   
Aanstellen 2 recruiters betr.resultaten functielandschap 0,2   
Arbeidsmarkt (imago- en wervingsactiviteiten) 0,50,5  
Borgen proces implementatie.IPZ(projectdirecteur + onderst.) 0,40,4  
Totaal t.l.v. BZK-gelden 1,90,9 0,0
Totaal kosten korte termijn maatregelen12,420,019,41,00,4

Voor zover de korte termijn maatregelen een doorwerking kennen naar latere jaren, wordt de dekking ervan betrokken bij de begrotingsvoorbereiding 2003.

Noodmaatregelen Jeugdsector

Uit hoofde van het amendement Kalsbeek en Dittrich (TK, 27 103, nr. 4) is het budget van de Dienst Justitiële Jeugdinrichtingen voor het jaar 2000- incidenteel verhoogd met € 6,8 miljoen. Dit bedrag is geoormerkt voor de financiering van de extra kosten van noodmaatregelen. Te samen met€ 1,8 miljoen die voorkomt uit in 2000 optredende vertragingen bij de capaciteitsuitbreidingen en eenzelfde oormerk heeft, is € 8,6 miljoen via de balans meegenomen naar 2001. In 2001 is van de € 8,6 miljoen een bedrag van € 2,2 miljoen besteed aan het ombouwen van open naar gesloten capaciteit. Voorts werd € 0,4 miljoen uitgegeven aan aanloopkosten en extra personele kosten betreffende de van het Gevangeniswezen herbestemde capaciteit en werd € 0,1 miljoen uitgegeven aan projectkosten. Het restant ad € 5,9 miljoen blijft in 2002 e.v. beschikbaar voor de financiering van extra kosten verband houdende met noodmaatregelen.

Forensische Zorg

De begroting en inzet van de middelen komt naar voren in de volgende tabel.

(bedragen x € 1,0 miljoen)
 BegrootRealisatie 2001
Capaciteit Gevangeniswezen7,84,9
Uitbreiding ambulante zorg1,81,7
Pro Justitia rapportages0,90,9
Totaal10,57,5

Voornamelijk als gevolg van vertraagde uitvoering van de aanpassingen aan de gebouwen van de Forensische begeleidingsafdeling (FOBA) en Individuele begeleidingsafdeling (IBA,) blijft de realisatie binnen de sector Gevangeniswezen met circa € 2,7 miljoen achter ten opzichte van de raming. Als gevolg van deze vertraging wordt een bedrag van € 1,9 miljoen doorgeschoven van 2001 naar 2002. Ten aanzien van de uitbreiding ambulante zorg geldt dat er ten opzichte van de raming € 0,1 miljoen minder is besteed aan toeslagen voor forensische poliklinieken.

Ontwikkeling capaciteit ten behoeve van strafrechtelijke opvang verslaafden (afgekort: SOV)

Ontwikkeling capaciteit voor de strafrechtelijke opvang verslaafden (drangvariant SOV)

In Rotterdam bestaat sinds 1996 een experimentele Strafrechtelijke Opvang Verslaafden (SOV), als voorloper van de wettelijke dwang-SOV. De wettelijke SOV werkt op basis van rechterlijke dwang, het experiment werkt op basis van drang: drugsverslaafden die met justitie in aanraking komen, wordt de keuze geboden uit het volledig uitzitten van de detentie dan wel participeren in een langdurig programma van anderhalf jaar, deels intra- deels extramuraal, gericht op praktische resocialisatie. De kosten van dit experiment komen in 2001 uit op een bedrag van € 3,4 miljoen. Door de ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (€ 0,7 miljoen) en Justitie (€ 1,4 miljoen) is hieraan € 2,1 miljoen bijgedragen en door de gemeente Rotterdam een bedrag van € 1,3 miljoen. Het aandeel van de Rijksoverheid (€ 2,1 miljoen) is via de begroting van de DJI gelopen. De gemeentelijke bijdrage is rechtstreeks voldaan. Verantwoording en definitieve afrekening van de bijdrage vindt jaarlijks achteraf plaats.

De experimentele drangvoorziening wordt tot en met 2003 (conform bovenstaande wijze) gefinancierd (motie Apostolou/Niederer TK 26 023 nr. 16).

Capaciteit voor de strafrechtelijke opvang verslaafden (dwangvariant SOV)

De totale intramurale capaciteit werd voor 2001 geraamd op 258 plaatsen. Hiervan zouden 222 plaatsen gefaseerd in gebruik worden genomen. Als gevolg van vertraging in de oplevering van gebouwen bleef het gerealiseerd aantal plaatsen (149) achter ten opzichte van de raming. Naar verwachting komen deze plaatsen (73 plaatsen) in de loop van 2002 beschikbaar. Als gevolg hiervan bleven ook de kosten achter. De planning voor de resterende 36 plaatsen (258 -/- 222) is nog niet bekend, aangezien de gemeente Den Haag nog niet met de co-financiering heeft ingestemd. De realisatie van SOV-plaatsen in deze gemeente is van deze medefinanciering afhankelijk. De medefinanciering betreft een gemeentelijke bijdrage van 25% van de investeringskosten (€ 129 000,= per plaats). Voor Den Haag komt de bijdrage bij 36 plaatsen op circa € 1,2 miljoen. De 36 SOV-plaatsen worden vooralsnog ingezet ter afdekking van het tekort aan reguliere plaatsen.

SOVBegrootRealisatieVerschil
Aantal intramurale plaatsen258149– 109
In bedragen (x € 1,0 mln.):   
Exploitatiekosten19,212,2– 7,0
Gemeentelijke bijdragePm– 1,1– 1,1
Exploitatiekosten19,211,1– 8,1

Uitbreiding VN-bewaring

Per 1 juli 2001 is de celcapaciteit voor de Verenigde Naties verhoogd van 48 naar 68 cellen. Compensatie hiervoor via een bijdrageverhoging van het moederdepartement heeft in 2001 niet plaatsgevonden. In de bijdrage wordt vooralsnog uitgegaan van een aantal van 36 cellen. Omdat voorts een deel van de kosten niet bij de Verenigde Naties kan worden gedeclareerd is er een verschil tussen de benodigde en beschikbare middelen.

(bedragen x € 1000,-)
Opbrengst VN 20014 386 
Bijdrage moederdepartement3 191 
Totaal opbrengst 7 577
Exploitatiekosten 2001 – 6 244
Resultaat 1 333

Het resultaat is als verplichting jegens het moederdepartement en/of het ministerie van Financiën opgenomen op de balans onder de post «nog te betalen».

Subsidies Europees Sociaal Fonds (ESF)

De DJI verricht diverse activiteiten die er op zijn gericht om de aan haar toevertrouwde personen een maatschappelijk aanvaardbaar bestaan te laten opbouwen. Een aantal van deze maatschappelijke integratie gerichte activiteiten wordt medegefinancierd met subsidie uit het Europees Sociaal Fonds doelstelling 3.

De nieuwe ESF-regelgeving is medio 2001 gepubliceerd. Deze regelgeving is met terugwerkende kracht van toepassing tot 1 januari 2000. Door het late tijdstip van publicatie kon de DJI niet voldoen aan de hierin gestelde nieuwe subsidieverplichtingen wanneer de aanvraag zou zijn ingediend op basis van het tot dan gehanteerde aanvraagmodel. Daarop heeft de DJI aanvragen voor de jaren 2000 en 2001 ingediend op basis van een vereenvoudigd verantwoordingsmodel (het zogenaamde tarievenmodel). Bij een uitvoering volgens dit model zou aan de nieuwe regelgeving voldaan kunnen worden. Het agentschap SZW heeft echter negatief beslist op deze aanvragen.

Naar aanleiding hiervan heeft de DJI de kosten van de verwachte subsidiebijdrage voor 2001 voor haar rekening moeten nemen (ca € 5 miljoen). De raming van dit bedrag is gebaseerd op gegevens betreffende de in 2000 uitgevoerde projecten. Het ging in 2001 om 31 projecten, waarvan er 20 werden uitgevoerd door de sectordirectie Gevangeniswezen, 9 door de sectordirectie Jeugd en 2 door de sectordirectie TBS.

De DJI gaat ervan uit dat over het kalenderjaar 2002 wel ESF-subsidie kan worden verkregen. De DJI is bezig haar ESF-activiteiten zodanig aan te passen dat gewaarborgd wordt dat de uitvoering en administratie conform de in de nieuwe regelgeving neergelegde voorwaarden zijn.

Euroconversie

In het kader van de overgang van de gulden naar de Euro heeft in projectverband een aantal activiteiten plaatsgevonden op het terrein van o.a. aanpassen systemen, administratieve organisatie en voorlichting. Een specificatie van de kosten is in onderstaand overzicht weergegeven.

(bedragen x € 1000,-)
 BegrootRealisatieVerschil
1. Projectorganisatie9681 00335
2. Aanpassing informatiesystemen1 8151 984169
3. Voorlichting203177– 26
4. Overige kosten1 048518– 530
Totaal4 0343 682– 352

Toelichting op het overzicht

Via de bijdrage van het moederdepartement is in 2001 € 0,3 miljoen (in 2002; € 0,1 miljoen) ter beschikking gesteld voor de overgang naar de Euro. Deze bijdrage, en het – ultimo 2000 – op de balans opgenomen bedrag van de voorziening (€ 3,7 miljoen) vormen tezamen het begrote bedrag 2001. Aangezien in 2002 nog een aantal (afrondende) activiteiten tot uitgaven leidt is het verschil tussen begroot en gerealiseerd (totaal ca € 0,4 miljoen) als nog te betalen kosten op de balans opgenomen.

Stelselwijziging Rijkshuisvesting

Naar aanleiding van de aanloopproblemen rond de stelselwijziging rijkshuisvesting is met de Rijksgebouwendienst (RGD) nader overleg gevoerd over het optimaliseren van de informatieverstrekking. Dit heeft onder meer geresulteerd in het aanstellen van een coördinator regieteam DJI bij de RGD. Hiermee heeft DJI een centraal aanspreekpunt binnen de RGD gekregen, waardoor de afstemming van zaken aanzienlijk is verbeterd.

In 2001 heeft ten aanzien van een groot deel van de panden van de Rijksgebouwendienst herziening van de boekwaarde plaatsgevonden. Omdat de omvang van de gebruiksvergoeding is gerelateerd aan de waarde van het pand betekende dit voor DJI dat gebruiksvergoedingen zijn gewijzigd. Bovendien zijn de Badine-panden (voormalige leasepanden) door de RGD aangekocht. Per saldo werd de omvang van de jaarlijkse gebruiksvergoeding met € 2,6 miljoen neerwaarts bijgesteld. Omdat deze operatie budgettair neutraal uitgevoerd diende te worden is een gelijk bedrag overgeheveld naar de begroting van het ministerie van VROM.

In 2001 is een totaalbedrag ad € 366 miljoen aan reguliere huisvestingskosten RGD verantwoord. Een deel van dit bedrag komt voort uit recente investeringen in eigenaarsvoorzieningen. Voor deze investeringen dienen, na definitieve vaststelling van de kosten, de boekwaarden van de betreffende panden te worden aangepast. Op grond van de aangepaste boekwaarden dienen nieuwe gebruiksovereenkomsten of allonges op de bestaande overeenkomsten te worden vastgesteld, waarin de (verhoogde) gebruiksvergoedingen zijn vastgelegd. Vooruitlopend op het afsluiten van nieuwe gebruiksovereenkomsten en allonges op bestaande overeenkomsten zijn alvast gebruiksvergoedingen volgend uit deze investeringen in rekening gebracht. Omdat met de DJI nog geen overeenstemming is bereikt over de exacte omvang van deze gebruiksvergoedingen beschouwt DJI de betaling van deze gebruiksvergoedingen nadrukkelijk als voorschot. DJI behoudt zich het recht voor, op basis van de uiteindelijk vastgestelde gebruiksovereenkomst, terug te komen op de in rekening gebrachte gebruiksvergoeding. Het gaat hierbij om een bedrag ter grootte van ca € 29 miljoen. Daarnaast is een bedrag ad circa € 7,3 miljoen aan gereed gekomen projecten ten laste van de exploitatierekening gebracht waarvan het verrekenstuk nog door de DJI dient te worden ontvangen. Het betreft hier de over 2001 nog te betalen gebruiksvergoedingen, advieskosten en afkoop van boekwaarden.

6: de kengetallen

Onderstaande overzichten geven inzicht in de geraamde en gemiddelde capaciteit per product(categorie). De gemiddelde capaciteit is die capaciteit die gedurende de verslagperiode gemiddeld aanwezig was en waarop de toekenning van de bijdrage van het moederdepartement is gebaseerd. De in de onderstaande tabellen opgenomen capaciteitsbijstellingen zijn als vermoedelijke uitkomsten 2001 opgenomen in de Justitiebegroting 2002. Het gaat hier voornamelijk om de bijstelling op grond van de behoefteprognoses per begin 2001.

Gevangeniswezenbegroting 2001capaciteitsbijstellingentotaalrealisatie 2001verschil realisatie en begroting
Huis van bewaring regulier5 5407536 2936 432139
Huis van bewaring sober regime1 708– 7609481 106158
Huis van bewaring vreemdelingen1 19541 1991 143– 56
Gesloten gevangenis1 7611701 9311 760– 171
Bijzonder beveiligde plaatsen287– 1031841884
Bijzondere opvangplaats gesloten inrichting1 048– 106942925– 17
(Half)open gevangenis1 133– 641 0691 12556
Sub-totaal reguliere capaciteit12 672– 10612 56612 679113
VN-cellen3612485810
Arrestanten in politiecellen50237287259– 28
Penitentiaire programma's (PP's)519– 332187172– 15
Totaal13 277– 18913 08813 16880

– Reguliere capaciteit

De gerealiseerde gemiddelde capaciteit (12 679) ligt 113 plaatsen hoger ten opzichte van de aangepaste taakstelling. Dit verschil wordt veroorzaakt door het zoveel mogelijk te voldoen aan de vraag naar extra celcapaciteit. Gelet op deze vraag zijn de beschikbare noodplaatsen in 2001 ingezet.

– VN-cellen

Met ingang van het derde kwartaal 2001 zijn – ten opzichte van de 48 beschikbare cellen – 20 extra cellen beschikbaar gesteld voor het Joegoslavie Tribunaal. Ultimo 2001 bedraagt het aantal VN-cellen derhalve 68. De gemiddelde capaciteit komt uit op 58.

– Arrestanten in politiecellen

Als gevolg van een toenemende vraag naar cellen was het oorspronkelijk geraamd aantal (50) onvoldoende. Het verblijf van arrestanten op politiebureaus kwam gemiddeld uit op 259 plaatsen.

– Penitentiaire programma's (PP's)

De in de kolom capaciteitsbijstellingen opgenomen aantallen zijn gespecificeerd in de Justitiebegroting 2002. De realisatie (172) in 2001 blijft in enige mate achter bij de bijgestelde begroting.

Gemiddelde capaciteiten sector TBS

Rijks TBS-inrichtingenbegroting 2001capaciteitsbijstellingentotaalrealisatie 2001verschil realisatie en begroting
Long stay basis118– 368277– 5
Long stay basis intensief5– 5000
Resocialisatie42256761– 6
Behandeling2357931432511
Pieter Baan Centrum (PBC)32 32320
Meijers Instituut60– 60000
 49234954950
Particuliere TBS-inrichtingen     
Long stay basis91– 4150544
Resocialisatie9751021042
Behandeling425– 174084113
 613– 535605699
Totaal TBS-plaatsen1 105– 501 0551 0649

De gerealiseerde gemiddelde capaciteit is in 2001 per saldo 9 plaatsen hoger uitgekomen dan de bijgestelde productietaakstelling. Deze hogere productie is het gevolg van het realiseren van 4 extra plaatsen in de particuliere sector en het inkopen van 5 extra plaatsen. Voorts waren in 2001 25 plaatsen bouwkundig wel beschikbaar. Deze konden vanwege het gebrek aan gekwalificeerd personeel niet in gebruik worden genomen. In de bovenstaande tabel zijn deze plaatsen niet opgenomen.

– Contractplaatsen GGZ

De contractplaatsen GGZ behoren tot het terrein van het ministerie van VWS. De realisatiecijfers versus de raming komen tot uitdrukking in de volgende tabel.

 begroting 2001capaciteitsbijstellingenTotaalrealisatie 2001verschil realisatie en begroting
GGZ-intramuraal1991991990 
GGZ-beschermd wonen40– 40000
Totaal GGZ-plaatsen239– 401991990

Voor een nadere toelichting op de GGZ-voorzieningen betreffende de contractplaatsen wordt verwezen naar het Jaaroverzicht Zorg van het ministerie van VWS.

Gemiddelde capaciteiten sector Jeugd

Rijks justitiële jeugdinrichtingenbegroting 2001capaciteitsbijstellingentotaalrealisatie 2001verschil realisatie en begroting
Opvang plaatsen4861075936007
Behandel-gesloten plaatsen262– 452172170
Behandel-open plaatsen120– 11191190
FOBA (V)IC40 40400
 908619699767
Particuliere justitiële jeugdinrichtingen     
      
Opvang plaatsen26742712776
Behandel-gesloten plaatsen294– 10284276– 8
Behandel-open plaatsen42515440431– 9
 9869995984– 11
      
Inkoopplaatsen62– 45843– 15
Totaal Jeugd-plaatsen1 956662 0222003– 19
Scholings- en trainingsprogramma's (STP's)31– 11200,519,5

Ten opzichte van het bijgestelde kader zijn 19 plaatsen minder gerealiseerd. In 2001 verbleven gemiddeld (rekenkundig bepaald) 7 jeugdigen op politiebureau's. De kosten hiervan komen ten laste van de sector Jeugd. Naast de gerealiseerde inkoopplaatsen zijn in totaal 14 plaatsen bij landelijke voorzieningen opgenomen in de AWBZ-erkende capaciteit van deze instellingen. Dit betekent dat deze plaatsen uit een andere bron (t.w. het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten) gefinancierd worden.

– scholings- en trainingsprogramma's

Het wettelijk kader voor de uitvoering van scholings- en trainingsprogramma's (STP), de Beginselenwet Justitiële Jeugdinrichtingen, is per 1 september 2001 in werking getreden. De in eerste instantie aangemelde programma's voldeden niet aan de gestelde eisen. Hierdoor kon in de laatste fase van het jaar pas een aantal jeugdigen met een programma starten. Het gemiddeld geraliseerde aantal STP's bleef hierdoor beperkt tot 0,5 op jaarbasis.

De gemiddelde dagprijzen

Algemeen:

In de begroting 2001 zijn de gemiddelde voorcalculatorische dagprijzen per sector opgenomen. Tegen deze prijs wordt in het vervolg van deze toelichting de gemiddeld gerealiseerde dagprijs afgezet. De voorcalculatorische prijs is een dagprijs waarin – met uitzondering van de prijzen betreffende arrestanten op politiebureaus's –, rekening is gehouden met een opslag voor de toerekening van de kosten van zowel de Landelijke diensten (opleidingen, vervoer, ICT, geestelijke en geneeskundige verzorging, etc.) en het Hoofdkantoor DJI als enkele centraal beheerde kosten.

In het navolgende overzicht worden de realisatiecijfers afgezet tegen de in de begroting 2001 opgenomen gemiddelde dagprijzen per productcategorie.

Overzicht gemiddelde dagprijzen (bedragen x € 1-)
OmschrijvingBegroting 2001Realisatie 2001verschil realisatie en begroting
Gevangeniswezen:   
– Reguliere capaciteit (incl. vreemdelingenbewaring.)160,09170,8510,76
– VN-cellen205,32235,8730,55
– Arrestanten op politiebureau's80,0980,090,00
– Penitentiaire programma's62,4368,826,39
TBS:   
– Rijksinrichtingen (incl. PBC)448,04472,5324,49
– Particuliere inrichtingen373,52371,78– 1,74
Jeugd:   
– Rijksinrichtingen294,30306,0111,71
– Particuliere inrichtingen206,30213,196,89

In het algemeen geldt dat de verschillen tussen de oorspronkelijke begroting en de gerealiseerde dagprijs worden veroorzaakt door loon- en prijsbijstellingen, de wijziging van de productmix, de omvang van de toe te rekenen overhead en de omvang van de verstrekte bovennormatieve toevoegingen. Ten aanzien van de VN-cellen geldt dat in de begrote prijs een aantal opslagen buiten beschouwing is gelaten. Dit betreft een opslag in verband met hogere kosten voor huisvesting en (beveiligd)vervoer.

In de gemiddelde dagprijs per penitentiair programma zijn niet begrepen de kosten van de reclasseringsbegeleiding, alsmede de kosten van eventuele bijstandsuitkeringen voor huisvesting en levensonderhoud van de betrokkenen.

De gemiddelde normprijzen van de particuliere jeugdinrichtingen zijn exclusief de onderwijskosten. Deze worden verantwoord bij het ministerie van OCW. Voorts zijn de dagprijzen exclusief de huisvestingslasten van de in het verleden a fonds perdu gefinancierde gebouwen.

Ten aanzien van zowel de gerealiseerde prijzen in de particuliere TBS- als jeugdsector geldt nog dat de berekening is gebaseerd op de verstrekte subsidievoorschotten voor 2001 en dat het voorlopige karakter vervalt wanneer – na indiening van de jaarrekeningen van de gesubsidieerde stichtingen over 2001 – de definitieve subsidies worden vastgesteld.

Personeel

De begroting 2001 is gebaseerd op een gemiddelde bezetting van 16 114 personeelsleden in fulltime equivalenten, van wie 15 884 fte actief personeel en 230 fte niet-actief personeel. De ontwikkelingen in 2001 in het aantal fte's en de gemiddelde personeelsuitgaven komen per beleidsterrein tot uitdrukking in het volgende overzicht.

Overzicht personeel
 Begroting 2001Realisatie 2001verschil realisatie en begroting
Ambtelijk personeel   
Penitentiaire Inrichtingen   
– gemiddelde prijs x € 133 70036 9093 209
– fte's11 37211 153– 219
– begrotingsbeslag x € 1000383 226411 62628 400
Rijks TBS-inrichtingen   
– gemiddelde prijs x € 141 29444 1292 835
– fte's1 4681 310– 158
– begrotingsbeslag x € 100060 62157 796– 2 825
Rijks Jeugd Inrichtingen   
– gemiddelde prijs x € 136 50239 6553 153
– fte's1 8171 580– 237
– begrotingsbeslag x € 100066 32162 667– 3 654
Landelijke Diensten   
– gemiddelde prijs x € 139 70640 050344
– fte's1 1551 113– 42
– begrotingsbeslag x € 100045 84344 579– 1 264
Hoofdkantoor   
– gemiddelde prijs x € 148 55452 3123 758
– fte's302289– 13
– begrotingsbeslag x € 100014 68315 136453
totaal-DJI ambtelijk personeel   
– gemiddelde prijs x € 135 41538 3172 902
– fte's16 11415 445– 669
– begrotingsbeslag x € 1000570 694591 80221 108

Toelichting op afwijkingen tussen geraamde en gerealiseerde kosten

De verschillen tussen de geraamde en gerealiseerde kosten op het onderdeel ambtelijk personeel kunnen als volgt worden verklaard:

1. In de raming is geen rekening gehouden met de CAO 2001–2002.

2. De DJI is in 2001 geconfronteerd met een aantal problemen op het gebied van personeelsinzet in de verschillende inrichtingen (o.a. hoger arbeidsverzuim en personeelstekort). Het mitigeren van deze problematiek heeft geleid tot:

• extra middelen ter bestrijding van het hoge(re) arbeidsverzuim;

• extra middelen in het kader van gratificaties en (incidentele) toelagen;

• gemiddeld hogere uitgaven voor overwerk.

3. Weinig tot geen besparing op uitstroom van personeel.

Het verloop vindt met name plaats bij personeel met weinig dienstjaren en in de lagere schalen.

4. Weinig tot geen besparing op nieuwe personeel.

Een relatief groot gedeelte van het nieuwe personeel stroomt in bij de sector Jeugd. In deze sector worden hoge eisen gesteld qua opleiding en ervaring. In combinatie met de krappe arbeidsmarkt leidt dit tot relatief duur nieuw personeel.

5. In de sectoren Jeugd en Gevangeniswezen werd een hogere incidentele loonontwikkeling (ILO) gerealiseerd dan via de loonbijstelling toegekend.

Met name de onder punt 2 geschetste problematiek heeft ook geleid tot een grotere inzet van extern personeel (met name in het primair proces) dan in de raming was voorzien. Een specificatie van deze kosten is opgenomen in het overzicht «rekening van baten & lasten» onderdeel apparaatskosten.

Toelichting op afwijkingen tussen geraamde en gerealiseerde aantallen

Ten opzichte van het oorspronkelijke kader bleef de totale gemiddelde bezetting circa 4% (669 fte's) achter bij de raming. De sector Jeugd en TBS vertonen relatief de grootste afwijking in fte's tussen raming en realisatie. Enerzijds wordt dit veroorzaakt door de krappe arbeidsmarkt, anderzijds is er sprake van herschikking van plaatsen tussen de rijks- en particuliere sector.

Met betrekking tot de raming en realisatie van het aantal niet-actieven over de onderscheiden categorieën is het beeld als volgt.

Overzicht niet-actief personeel (x 1 fte)
 Begroting 2001realisatie 2001Verschil realisatie en begroting
Langdurig zieken (> 1 jaar)12757– 70
Ouderschapsverlof6814274
Seniorenverlof233512
Overig niet-actieven1210– 2
Totaal23024414

De raming voor fte's niet-actief personeel gebeurt op basis van het in de dagprijs voor deze functiegroepen opgenomen normbedrag. Voor de categorie langdurig zieken geldt, dat op grond van een definitie wijziging in het personele systeem de realisatie in 2001 lager uitvalt. Het totale arbeidsverzuim (lang en kort) kwam in 2001 uit op gemiddeld 10,4% (2000: 10,5%). De uitgangspunten voor de berekening van de omvang van het ouderschapsverlof en seniorenverlof worden in het kader van de nota «Investeren in Personele Zorg» nader bekeken.

Met als doel inzicht te geven in de raming en de realisatie van het aantal post-actieven wordt het volgende overzicht gepresenteerd.

Overzicht post-actief personeel (x 1 fte)
 begroting 2001realisatie 2001Verschil realisatie en begroting
Functioneel leeftijdsontslag434397– 37
Wachtgelders (incl. overig)444361– 83
Totaal878758– 120

6.3 AGENTSCHAP CENTRAAL JUSTITIEEL INCASSOBUREAU

1. Balans per 31 december 2001

Balans van agentschap CJIB per 31 december 2001 (Bedragen x € 1000)
Activa  
Immateriële activa00
Materiële activa4 8453 927
* grond en gebouwen00
* installaties en inventarissen1 1391 086
* verbouwingen965992
* overige materiële vaste activa2 7411 850
Voorraden2323
Debiteuren198172
Nog te ontvangen/vooruit betaald1 686338
Liquide middelen5 64810 504
Totaal activa12 40014 963
   
Passiva  
Eigen vermogen7354 083
* algemene reserves00
* bestemmingsreserve00
* verplichte reserve00
* saldo exploitatie (onverdeeld resultaat)– 1 3332 145
* exploitatiereserve2 0681 939
Leningen bij het ministerie van Financiën (leenfaciliteit)2 7202 828
Voorzieningen0343
Crediteuren1 2782 475
Vooruit ontvangen projectgelden1 262571
Nog te betalen/vooruit ontvangen6 4054 663
Totaal passiva12 40014 963

2. Toelichting op de balans

Algemeen

In de onderstaande waarderingsgrondslagen heeft ten opzichte van de beginbalans een uitbreiding plaatsgevonden met betrekking tot de inventaris en wel ten aanzien van investeringen in meubilair.

Waarderingsgrondslagen

Voor zover niet anders vermeld, worden de activa en passiva verantwoord tegen de nominale waarde (inclusief BTW).

Materiële activa worden gewaardeerd tegen aanschaffingsprijs onder aftrek van afschrijvingen. Afschrijvingen geschieden lineair en tijdsevenredig over het jaar. Hierbij gelden de volgende afschrijvingstermijnen:

Grond en gebouwen

Niet van toepassing.

Inventaris

Deze wordt afgeschreven in 7,5 respectievelijk 10 jaar waarbij geldt dat deze laatste termijn voor het meubilair wordt gehanteerd.

Verbouwingen

De hieronder opgenomen verbouwingen worden afgeschreven in 10 jaar.

– Computer-hardware

Voor grote computerconfiguraties en platte beeldschermen wordt een afschrijvingstermijn van 5 jaar gehanteerd. Voor de overige hardware wordt een termijn van 3 jaar gehanteerd, zulks in verband met de snelle ontwikkeling op het gebied van kleine systemen.

– Software

Het betreft aangeschafte en zelf ontwikkelde software en wordt afgeschreven in respectievelijk 3 en 8 jaar.

– Apparatuur

Deze wordt afgeschreven in respectievelijk 3 en 5 jaar.

Debiteuren

De debiteuren zijn gewaardeerd tegen nominale waarde, verminderd met de eventueel noodzakelijk geachte voorziening voor oninbaarheid.

Resultaatbepaling

Het CJIB is een baten- en lastendienst. De opbrengst is opgebouwd op basis van voornamelijk outputfinanciering (P*Q) en voor een deel inputfinanciering. De totale lasten zijn te verdelen in apparaatslasten en overige exploitatiekosten. Bij de bepaling van het resultaat is rekening gehouden met vrijval van de per 31 december 2000 gevormde voorzieningen.

Toelichting op de balans

Materiële activa

Onderstaand volgt per post een korte toelichting op het verloop tot en met 31 december 2001 van de materiële activa:

Materiële activa (x €1000)
 InventarisVerbouwingenHardwareSoftwareApparatuurTotaal
Aanschafwaarde1 4569925 5039271 1099 987
Cum. afschrijvingen– 1 0710– 4 105– 475– 409– 6 060
Boekwaarde 1-1-'013859921 3984527003 927
Investeringen530882 1083161883 230
Afschrijvingen– 353– 115– 1 248– 285– 311– 2 312
Cum. aanschafwaarde1 9861 0807 6111 2431 29713 217
Cum. afschrijvingen– 1 424– 115– 5 353– 760– 720– 8 372
Boekwaarde 31-12-'01629652 2584835774 844

Ten behoeve van het huurpand Heliconstate hebben er diverse verbouwingen plaatsgevonden welke zijn aangemerkt als investeringen en zijn geactiveerd in 2001. Daarnaast zijn er in 2001 ter grootte van € 314 000 versnelde afschrijvingen gepleegd in het kader van bestaande activa (aangeschaft voor 2000) die niet mee over zullen gaan naar Marnixstate. Deze versnelde afschrijvingen zijn in de specificatie opgenomen in de afschrijvingen.

Specificatie afschrijvingen (x €1000)
Reguliere afschrijvingen:1 998
Versnelde afschrijvingen:314+
Totaal2 312

Voorraden

Er wordt een vast bedrag gehanteerd voor de in voorraad zijnde gebruiksgoederen, zoals briefpapier en overige bureaubenodigdheden. Met name het grote gebruik van briefpapier noodzaakt tot voorraadvorming.

Debiteuren

Het saldo debiteuren betreft courante vorderingen op reguliere debiteuren ad € 198 000.

Nog te ontvangen/vooruit betaald

Specificatie (x €1000)
 20012000
Vooruit betaalde bedragen:  
diverse leveranciers173101
software8110
 984101
Voorschotten personeel1728
Nog te ontvangen bedragen staffelkorting diverse leveranciers4980
bestuurlijke boetes1730
overig nog te ontvangen14209
 685209
Saldo per 31-121 686337

Toelichting:

Software

In het kader van het project Primo (herbouw systemen) is eind 2001 een bedrag van € 811 000 vooruitbetaald voor het bouwen van additionele functionaliteit voor het in 2002 aan te schaffen «Work Flow Management»-pakket.

Staffelkorting diverse leveranciers

In de mantelovereenkomsten met de diverse leveranciers, van met name inhuur van automatiseringsdeskundigen, zijn staffelkortingen afgesproken. Bovenstaande post betreft de totaal berekende vordering van staffelkorting op deze leveranciers.

Bestuurlijke boetes

In 2001 is een pilot gestart met het innen van Bestuurlijke Boetes voor de Keuringsdienst van Waren, de Nederlandse Bank en de Pensioen en Verzekeringskamer. Hiervoor zijn kostprijzen met de betreffende instanties afgesproken. Bovengenoemde post betreft de vordering op deze instanties.

Liquide middelen

Specificatie (x € 1000)
 20012000
Kas01
   
Bank  
BNG424289
Rabobank00
Postbank00
 424289
Rekening-courant MvF  
Rekening-courant00
BNG5 07510 047
Giro00
 5 07510 047
   
Depositofaciliteit00
   
Fiscon149167
Saldo LM per 31-125 64810 504

Toelichting:

De daling van het saldo liquide middelen is onder ander een gevolg van mutaties in de verschillende kasstromen:

(x € 1000)
Operationele kasstroom– 1 635
Investeringen– 3 230
Mutatie leenfaciliteit– 108

Daarnaast blijkt ook uit de balans dat er voor een bedrag van € 1,2 miljoen meer aan crediteuren is betaald dan in 2000.

Eigen vermogen

Het eindsaldo 2000 van het Eigen vermogen bedroeg € 4,1 miljoen. In 2001 heeft nadere verwerking van de saldi (o.a. dotatie aan exploitatiereserve en terug te betalen bedrag aan ministerie ten laste van het resultaat 2000) plaatsgevonden waardoor onderstaande ontwikkeling kan worden weergegeven. Verloop van het Eigen vermogen in boekjaar 2001:

Specificatie (x €1000)
Eigen vermogen per 31-12-'004 084
-/- Vrijval/afroming Onverdeeld resultaat 2000– 2 145
+ Dotatie Exploitatiereserve (t.l.v. resultaat 2000)129
-/- Saldo exploitatie/onverdeeld resultaat 20011 333
Eigen vermogen per 31-12-'013 401

Exploitatiereserve

Op basis van 5% van de omzet over het afgelopen verslagjaar mag de maximaal mogelijke exploitatiereserve € 2,1 miljoen bedragen. Op grond van dit gegeven heeft er een dotatie t.g.v. deze reserve plaatsgevonden van € 129 000. Verloop van de Exploitatiereserve in boekjaar 2001:

Specificatie (x €1000)
Exploitatiereserve per 31-12-'001 939
+ Dotatie Exploitatiereserve129
Exploitatiereserve per 31-12-'012 068

Leenfaciliteit

Voor de financiering van de aanschaf van materiële activa kan het CJIB een beroep doen op de leenfaciliteit. Onderstaand het verloop op de leenfaciliteit in 2001:

Specificatie (x €1000)
Leenfaciliteit per 1-1-'012 828
-/- Aflossingen– 1 468
+ Beroep op leenfaciliteit1 360
Leenfaciliteit per 31-12-'012 720

Voorzieningen

Ten behoeve van het project Euro is in 1998 een voorziening gevormd. Per eind 2000 was de stand van de voorziening € 343 000. Onderstaand het verloop over 2001:

Specificatie (x €1000)
Voorziening per 1-1-'01343
-/- Uitgaven– 945
+ Co-financiering departement602
Voorziening per 31-12-'010

Crediteuren

Het bedrag betreft het gewone saldo schulden aan crediteuren, alsmede de nog te betalen kosten aan gerechtsdeurwaarders.

Vooruit ontvangen projectgelden

Deze balanspost vermeldt het saldo per 31 december 2001 van de vooruit ontvangen gelden voor projecten. Het saldo is als volgt opgebouwd:

Specificatie (x €1000)
Vooruit ontv. proj.gelden per 1-1-'01571
-/- Uitgaven diverse projecten– 571
-/- Uitgaven VIP– 1 007
+ Vooruitontvangen VIP-gelden (Doverclaim)2 269
Vooruit ontv. proj.gelden per 31-12-'011 262

Het saldo per 31 december 2000 van € 571 000 is volledig ingezet ter dekking van de uitgaven van de geplande ICT-projecten dit zijn onder andere Ipex, Taakstraffen, Rabo en Fidex geweest. Van de vooruit ontvangen VIP-gelden is een bedrag van € 1 miljoen expliciet aangewend ter dekking van de in 2001 gemaakte (project) kosten in het kader van het jaarplan VIP.

Nog te betalen/vooruit ontvangen

Specificatie (x €1000)
 20012000
Nog te betalen bedragen  
gerechtsdeurwaarders1 036541
Vanuit facturenregister (nog te betalen facturen)3 4352 692
Vanuit projectadministratie1720
Huur2100
Fiscon149167
Overige nog te betalen175670
 5 1784 070
Vooruit ontvangen bedragen  
Ministerie van Justitie (saldo)4390
   
Reserveringen  
vakantiegeld618456
Ziektekosten (BTZR)170136
 788592
Saldo per 31-126 4054 662

Toelichting:

Gerechtsdeurwaarders:

Dit betreft nog te ontvangen declaraties van gerechtsdeurwaarders die bij hen in behandeling zijn. Hierbij gaat het om de kosten van zaken waarin het de gerechtsdeurwaarder niet lukt om de vordering te incasseren. In deze gevallen worden de kosten van de gerechtsdeurwaarder vergoed op basis van de in het deurwaarderscontract overeengekomen prijs. Bij de berekening van deze post is als uitgangspunt het scoringspercentage van de gerechtsdeurwaarder voor de onderhanden CJIB zaken waarvoor prestaties zijn verricht.

Vanuit facturenregister (nog te betalen facturen):

Specificatie facturenregister (nog te betalen facturen) (x €1000)
Automatiseringsdesk. & 2e lijnsbeheer1 044
Gerechtskosten400
Overige portokosten269
Organistatie adviseurs193
Verhuiskosten/meubilair134
Overige deskundigen105
Opleiding en cursussen99
Uitzendkrachten78
Onderhoud/service contacten69
GBA-kosten64
Bewaking en beveiliging58
Overig922
Saldo per 31-12-'013 435

In het facturenregister worden de ontvangen facturen geboekt, die vervolgens ter goedkeuring naar de betreffende budgethouder worden gezonden.

Vanuit projectadministratie:

In de kosten voor 2001 zijn op basis van de urenverantwoording de nog te ontvangen facturen van diverse leveranciers van externe medewerkers opgenomen. In totaal betreft dit € 172 000.

Ministerie van Justitie (saldo):

Dit saldobedrag heeft betrekking op:

Een te veel ontvangen bijdrage van het departement (€ 25 000).

De afroming van het resterende deel van het resultaat 2000 (€ 862 000).

Zoals uit de toelichting op het eigen vermogen blijkt, bedroeg de totale afroming van het resultaat 2000 € 2,0 miljoen en hiervan is in 2001 reeds € 1,134 miljoen terugbetaald.

Een nog te ontvangen bijdrage van het departement (€ 448 000) met betrekking tot nog niet afgerekende WAHV-sancties 2001 (230 804 zaken).

Niet in de balans opgenomen verplichtingen

Overeenkomstig het gestelde in de algemene beheersregeling agentschappen zijn mogelijke verplichtingen die groter zijn dan 5% van de passiva en waarvan de resterende looptijd minimaal 3 jaar is, opgenomen als niet in de balans opgenomen verplichtingen.

In totaal is voor een bedrag van € 4,9 mln. aan verplichtingen aangegaan welke niet uit de balans blijken en betrekking hebben op meerjarig afgesloten contracten. Dit bedrag kan als volgt worden gespecificeerd:

(x € 1 miljoen)
Huurverplichtingen (Marnixstate, Heliconstate en KvW)4,4
Leaseverplichtingen (auto's en kantoorapparatuur)0,1
Licentieverplichtingen software0,2
Onderhoudsverplichtingen hardware0,2
Overzicht vermogensontwikkeling Bedragen x € 1000
 19971998199920002001 begroot2001 realisatie
1 Eigen verm. per 1-11 8394 1394 2264 6314 0842 068
2 Saldo van baten en lasten2 3001 9381 3122 14591– 1 333
3a Uitkering aan moederdep. 0000– 2 2360
3b Bijdrage door moederdep000000
3c Dir. mut. in het eigen verm.00001290
3d Overige mut.0– 1 851– 907– 2 69200
4 Eigen verm. per 31-12 (=1+2+3)4 1394 2264 6314 0842 068735

3. Rekening van baten en lasten

Baten-lastenoverzicht 2001 Bedragen x € 1000
 (1)(2)(3)=(2)–(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement44 69446 5711 877
Opbrengst derden68316248
Rentebaten91492401
Buitengewone baten000
Exploitatiebijdrage projecten03 3403 340
Totaal baten44 85350 7195 866
    
Lasten   
Apparaatskosten31 45639 7548 298
* personele kosten16 97020 0133 043
* materiele kosten14 48619 7415 255
Gerechtskosten6 4964 290– 2 206
Rentelasten135130– 5
Afschrijvingskosten2 9662 312– 654
Projectkosten3 7095 5661 857
Buitengewone lasten000
Totaal lasten44 76252 0527 290
    
Saldo van baten en lasten91– 1 333– 1 424

4. Toelichting op de rekening van baten en lasten

Resultaatanalyse 2001

Het resultaat over 2001 wijkt af van de oorspronkelijke begroting en wordt als volgt verklaard.

Enerzijds zijn de opbrengsten € 5,9 miljoen hoger dan begroot en anderzijds zijn de kosten ten opzichte van de oorspronkelijke begroting € 7,3 miljoen hoger geweest.

Opbrengsten (+ € 5,9 miljoen)

Opbrengst moederdepartement

Als gevolg van hogere ontvangsten met betrekking tot inputfinanciering alsmede de verhoogde kostprijs ten opzichte van de begroting 2001 is de bijdrage van het departement hoger geweest (€ 1,9 miljoen). Het begrotingsgetal is inclusief een bedrag voor «Exploitatiebijdrage projecten» (€ 1,2 miljoen), dit had opgenomen dienen te worden onder de daarvoor bestemde post («Exploitatiebijdrage projecten»).

Opbrengst derden en rente

De renteopbrengsten zijn hoger geweest dan begroot (€ 0,4 miljoen) en ook de opbrengsten in het kader van Fiscon en Bestuurlijke Boetes zijn hoger uitgevallen dan begroot (€ 0,2 miljoen).

Exploitatiebijdrage projecten

In de oorspronkelijke begroting is geen rekening gehouden met de vrijval van de balansposten met betrekking tot de projecten o.a. Euro en Fraudeplan. Bij de vaststelling van de begroting 2001 was er ook nog geen sprake van doorontwikkeling VIP waarvoor het CJIB aanvullend is gefinancierd. In totaal gaat het om € 3,4 miljoen. Zie verder de opmerking onder «Opbrengst moederdepartement».

Kosten (+ € 7,3 miljoen)

Aan de kant van de kosten zijn, ten opzichte van de oorspronkelijke begroting, zowel overschrijdingen (€ 11,6 miljoen) als besparingen (€ 4,3 miljoen) te onderkennen. De extra kosten (toename van de materiële – o.a. projectkosten en 2e lijnsbeheer – en de personele kosten) kunnen als volgt worden gespecificeerd:

Bedragen x € 1 miljoen
Personele kosten3,0
Projectkosten1,4
Primo1,7
Transformatie0,9
Nieuwbouw0,8
2e lijnsbeheer0,9
VIP1,0
Print/mailservice0,5
Overig1,4
Totaal11,6

Toelichting:

De toename van de personele kosten is ontstaan doordat in de oorspronkelijke begroting geen rekening is gehouden met uitzendkrachten. In 2001 zijn gemiddeld 70 uitzendkrachten werkzaam geweest.

De projectkosten zijn € 1,4 miljoen hoger, met name veroorzaakt door de uitloop van een aantal projecten o.a. Betaalmodule, Fidex en Ipex.

In 2001 zijn nog geen functiepunten voor Primo gebouwd. De kosten van dit project zijn ten laste van de reguliere exploitatie gebracht. Dit verklaart tevens een deel van de besparing op de afschrijvingen.

Het project Transformatie is niet meegenomen in de begroting van 2001. In 2001 zijn de kosten in dit kader € 0,9 miljoen geweest, ditzelfde geldt overigens ook voor Nieuwbouw.

De uitloop van diverse projecten, alsmede de complexiteit van de huidige ICT infrastructuur, heeft ertoe bijgedragen dat de kosten van het extern uitgevoerde 2e lijnsbeheer in 2001 € 0,9 miljoen hoger zijn geweest dan begroot.

Ten aanzien VIP is € 1,0 miljoen aan extra kosten verantwoord echter hiervoor is, zoals al eerder is genoemd, aanvullende financiering ontvangen. Per saldo is de impact op het resultaat nihil geweest.

Met name als gevolg van de verhoogde instroom van WAHV-zaken zijn de kosten van de print- en mailservice € 0,5 miljoen hoger geweest dan begroot.

De overige kosten betreffen overschrijdingen van de diverse budgetten, o.a. representatiekosten, telefoonkosten en de kosten voor datacommunicatie.

De besparingen (€ 4,3 miljoen) in de kosten, ten opzichte van de begroting 2001, kunnen als volgt worden gespecificeerd:

Bedragen x € 1 miljoen
Gerechtskosten2,2
Afschrijvingen0,7
Gebruikersvergoeding1,4
Totaal4,3

De bij de begroting gehanteerde uitgangspunten (ten aanzien van met name contracten) wijken af van de realisaties in 2001.

Baten

Opbrengst moederdepartement

De bijdrage van het moederdepartement is voornamelijk op basis van outputfinanciering (P*Q) opgesteld waarbij de spelregels ten aanzien van de kostprijzen als volgt zijn afgesproken:

Begrote productie X vaste kostprijscomponent en werkelijke productie X variabele kostprijscomponent.

Vooralsnog is een verdeling overeengekomen van 50% vaste kosten en 50% variabele kosten. Bij de eerste evaluatie van de kostprijzen zal deze verdeling opnieuw worden vastgesteld.

Voor de producten Vrijheidsstraffen en Ontnemingsmaatregelen is (nog) sprake van inputfinanciering.

Daarnaast worden, conform de overeengekomen spelregels, de ontvangen bedragen voor loon- en prijsbijstelling op basis van inputfinanciering buiten de kostprijzen gehouden. Ditzelfde geldt voor incidentele bijdragen (gerechtskosten € 564 000), specifieke bijdragen en correcties (totaal -/- € 22 000).

 O.b.v. outputfinancieringO.b.v. inputfinanciering
 WAHVBoetenTransactiesSchade vergoedingsmaatregelenVrijheidsstraffenOntne-mingsmaatregelenTotaal
Kostprijs begroting 3,88 36,90 4,74 160,84 41,29 385,11 
Normale produktie9 232 304*122 334569 6235 90018 000740 
Werkelijke produktie8 749 213118 041444 2726 99618 000740 
        
Uitputing 2001 34 885 949 4 435 047 2 402 554 1 037 102 743 292 284 978 43 788 922
Correctie afonding P*Q       455
Loon- en prijsbijstelling 2000       713 796
Loon- en prijsbijstelling 2001       1 576 432
Gerechtskosten       563 595
Diversen       72 150
        46 571 050

* incl. 300 000 WAHV-sancties uit Klimaatnota (bijplussen op IBOS-kader van € 1,167 mln. bij Najaarsnota).

Opbrengst derden

Dit betreft een vergoeding van € 117 000 voor de inning van de door gemeenten opgelegde naheffingsaanslagen ter zake van gefiscaliseerde parkeermeter- en parkeerautomaatovertredingen. Daarnaast zijn er opbrengsten ter grootte van € 199 000 aan Bestuurlijke boetes in het resultaat verwerkt.

Rentebaten

Over het creditsaldo op de rekening-courant met het Ministerie van Financiën en de depositofaciliteit is een bedrag van € 492 000 aan rente ontvangen.

Exploitatiebijdrage projecten

Als exploitatiebijdrage is een bedrag van € 3,34 miljoen verantwoord, voor de specificatie wordt verwezen naar de toelichting op de projectkosten.

Lasten

Exploitatieresultaat

Specificatie exploitatieresultaat (x €1000)
Personele kosten    
Salarissen ambtelijk personeel16 021   
Uitzendkrachten in formatie2 923   
Overige personeelskosten1 296   
Doorbelaste P-kosten/vergoeding interim– 227   
  20 013  
Materiele kosten    
Huisvestingskosten3 277   
Data B-mail5 168   
Automatiseringsdeskundigen6 484   
2e lijnsbeheer3 720   
Organisatie-adviseurs2 065   
Doorbelaste projectkosten– 3 340   
Overige M-kosten2 366   
  19 741  
Bijzondere kosten    
Gerechtskosten4 290   
ICT-kosten2 226   
  6 516  
   – 46 270 
Rentekosten 130  
Afschrijvingen 2 312  
   – 2 442 
Totale exploitatiekosten  – 48 712 
     
Opbrengsten    
Opbrengst moederdepartement 46 571  
Opbrengst derden 316  
Rentebaten 492  
Totale exploitatiebijdrage 47 379  
     
Exploitatieresultaat CJIB   – 1 333

Personele kosten

Salaris ambtelijk personeel: De gemiddelde salariskosten voor het ambtelijk personeel in 2001 bedragen € 31 049. Het gemiddeld aantal fte's ambtelijk personeel in 2001 bedroeg 516. Per ultimo 2001 waren 70 uitzendkrachten op formatieplaatsen werkzaam.

Rentelasten

Dit zijn de rentelasten die betrekking hebben op de leenfaciliteit van het CJIB.

Afschrijvingskosten

In paragraaf 5.3 zijn de afschrijvingkosten voor de diverse materiële activa door middel van een tabel nader uiteengezet.

Projectkosten

Per 31 december 2000 was een voorziening op de balans opgenomen van € 1,1 miljoen. Daarnaast is in 2001 een aantal projecten uitgevoerd waarvoor separate financiering is ontvangen. Dit betreft o.a. het project Euro, VIP en het Fraudeplan en in totaal is daarvoor in 2001 een bedrag van € 3,5 miljoen ontvangen. Voor VIP is een bijdrage ontvangen van € 2,3 miljoen (opgenomen in «Bijdragen 2001»), echter de kosten van VIP zijn in 2001 € 1,0 miljoen geweest. Het verschil van € 1,3 miljoen is op de balans verantwoord onder de post «Vooruit ontvangen projectgelden» (zie tevens specificatie van deze balanspost).

In de kostprijs is een vergoeding voor reguliere projectkosten opgenomen. Dit betreft een totaalbedrag van € 2,2 miljoen. Dit bedrag is ingezet ter dekking van diverse projecten welke in 2001 zijn opgestart en uitgevoerd. In het verslagjaar bleek de vergoeding niet toereikend met als gevolg dat deze extra kosten ten laste zijn gekomen van het reguliere exploitatieresultaat:

Bedragen x €1000
Balansposten 01/01/02  
Voorziening Euro343 
Vooruit ontvangen projectgelden571 
Fraudeplan176 
Totaal (1)1 090 
   
Bijdrage 2001  
Euro602 
Fraudeplan617 
VIP2 269 
ICT taakorganisatie24 
Totaal (2)3 512 
   
Balanspost «Vooruit ontvangen projectgelden» (3) – 1 262
   
Totaal baten projecten (1+2+3) 3 340
Bijdrage P*Q 2 226
Totale dekking projectkosten 5 566

In aansluiting op bovenstaande tabel kan de «dekking van de projectkosten» ook als volgt worden weergeven:

Bedragen x € 1000
 Van balansBijdrageTot. beschikbaarTot. kostenNaar balansT.l.v. exploitatie
Projectenportfolio5712 2262 798   
Taakorganisatie politie02423   
Totaal portfolio5712 2502 8214 17001 349
Fraudeplan17661779379906
Voorziening Euro34360294594500
VIP/versterken executie02 2692 2691 0071 2620
Primo0001 68901 689
Transformatie0008880888
Totalen1 0905 7386 8289 4981 2623 932
       
Tot. proj.bijdragen      
Balans 1/11 090Onder de projectenportfolio zijn diverse ICT gerelateerde pro- 
Bijdragen5 738jecten ondergebracht 
 6 828     
Balans 31/12– 1 262     
Tot. dekk. proj.kst.5 566     

5. Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht 2001 Bedragen x € 1 000
   (1)(2)(3)=(2)–(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgstelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1 Rekening courant RHB 1 jan.6 70210 0483 346
2 Totaal operationele kasstroom2 668– 1 635– 4 303
 3a -/-Totaal investeringen9 9043 230– 6 674
 3b +/+Totaal boekwaarde desinvesteringen000
3 Totaal investeringskasstroom– 9 904– 3 2306 674
 4a -/-Eenmalige uitkering aan moederdepartement000
 4b +/+Eenmalige storting door moederdepartement000
 4c -/-Aflossing op leningen2 5771 468– 1 109
 4d +/+Beroep op leenfaciliteit9 9041 360– 8 544
4 Totaal financieringskasstroom7 327– 108– 7 435
5 Rekening courant RHB 31 dec.6 7935 075– 1 718

Toelichting:

Uit de toelichting op de balanspost materiële activa blijken de volgende investeringen:

Bedragen x €1000
Inventaris530
Verbouwingen88
Hardware2 108
Software316
Apparatuur188
Totaal3 230

6. Kostprijzen

KostprijzenOver 2001 bedragen de kostprijzen van de producten:
Kostprijzen 2001WAHVStrabisTransactiesSchadevergoedingsmaatregelenVrijheidsstraffenOntnemingmaatregelen
Voorcalculatorisch3,8836,904,74160,8441,29385,11
Nacalculatorisch4,0438,976,74149,1936,80362,13
       
Absolute afwijking0,162,072,0011,65-4,49-22,98-
Relatieve afwijking4,1%5,6%42,2%– 7,2%– 10,9%– 6,0%
       
Begrote productie9 232 304122 334569 6235 90018 000740
Werkelijke productie8 749 213118 041444 2726 99618 147665

Toelichting op producten met een afwijking groter dan 10%:

In het laatste kwartaal van 2001 heeft een doorlichting van de kostprijzen plaatsgevonden. De uitkomsten hiervan zullen worden betrokken bij de Begrotingsvoorbereiding 2003. Een van de aanbevelingen luidt om de kostprijzen vooralsnog, in tegenstelling tot de afspraken in het kader van de outputfinanciering, weer voor 1 jaar af te spreken in plaats van voor een periode van 3 jaar. Het eindrapport zal begin 2002 worden opgeleverd.

Transacties:

De kostprijs Transacties ligt hoger dan begroot. Dit wordt veroorzaakt doordat de personele kosten ruim hoger liggen dan begroot (60%). Dit houdt verband met een andere verhouding tussen de COMPAS-zaken en TOBIAS-zaken dan destijds aangenomen (representatieve normen ontbraken). De aangenomen verhouding tussen Compas en Tobias is respectievelijk 42% en 58%. De werkelijke verhouding is 32%(Compas) en 68% (Tobias). De verwerkingtijd bij een TOBIAS-zaak ligt, voornamelijk door het horen van BOA's (Buitengewoon Opsporings Ambtenaar) in deze zaken, hoger dan bij een COMPAS-zaak, waardoor er meer personeel benodigd is om de productie te verwerken. Daarnaast was in eerste instantie geen rekening gehouden met het feit dat in het kader van de RDW-zaken het horen door het CJIB zou worden overgenomen. In het kader van de begrotingsvoorbereiding 2003 is de kostprijs voor Transacties opnieuw berekend, de uitkomst hiervan is een kostprijs van€ 7,05. De geprognosticeerde aantallen zijn niet gehaald als gevolg van het achterblijven van de aantallen uit de regioplannen.

Vrijheidsstraffen:

Het verschil in de voor- en nacalculatorische kostprijs wordt veroorzaakt door het feit dat er een efficiency in de productie is gerealiseerd. De voorcalculatorische kostprijs is berekend op basis van een begrote productie van 15 000 zaken met een aantal van 13 fte's. Bij de nacalculatorische kostprijs is hetzelfde aantal van 13 fte's gebruikt voor het verwerken van 18 147 zaken. De gerealiseerde efficiency zorgt ervoor dat de kosten van alle kostprijscomponenten, behalve de materiële kosten, lager uitvallen.

7. Kengetallen

WAHV (in aantallen)

 Realisatie 2000Vermoedelijk beloop 2001Realisatie 2001
Beginvoorraad2 588 3312 762 1682 762 168
+ instroom nieuwe zaken7 794 0258 932 3049 203 112
-/- uitstroom afgedane zaken– 7 620 188– 8 932 304– 8 749 213
Eindvoorraad2 762 1682 762 1683 216 067

Boeten (in aantallen)

 Realisatie 2000Vermoedelijk beloop 2001Realisatie 2001
Beginvoorraad191 294196 317196 317
+ instroom nieuwe zaken128 591120 984122 264
-/- uitstroom afgedane zaken– 123 568– 120 984– 118 041
Eindvoorraad196 317196 317200 540

Transacties (in aantallen)

 Realisatie 2000Realisatie 2000 obv nieuwe definitieVermoedelijk beloop 2001Realisatie 2001
Beginvoorraad6 352161 96042 991198 599
+ instroom nieuwe zaken415 558415 558558 823487 069
-/- uitstroom afgedane zaken– 378 919– 378 919– 558 823– 444 272
Eindvoorraad42 991198 59942 991241 396

Toelichting:

Het verschil tussen eindvoorraad 2000 en beginvoorraad 2001 wordt veroorzaakt door het feit dat in de rapportages over 2000 de zaken die van het CJIB naar het parket zijn gegaan (toestand = wacht) niet bij de voorraad werden geteld. Thans gebeurt dit wel op grond van de nieuwe definities (conform Datawarehouse Trias), waarbij «Toestand = einde zaak» de uitstroom van afgedane zaken betreft.

Voor wat betreft de hoogte van de voorraad het volgende: het duurt gemiddeld enige maanden voordat zaken worden betaald. De instroom van de laatste maanden in enige verslagperiode komt zodoende bij de voorraad en zaken die niet worden betaald gaan voor een beslissing naar het parket, en blijven dus in voorraad.

Vrijheidsstraffen (in aantallen)

 Realisatie 2000Vermoedelijk beloop 2001Realisatie 2001
Beginvoorraad19 47218 62618 833
+ instroom nieuwe zaken17 06518 00020 853
-/- uitstroom afgedane zaken– 17 911– 18 000– 18 147
Eindvoorraad18 62618 62621 539

Schadevergoedingsmaatregelen (in aantallen)

 Realisatie 2000Vermoedelijk beloop 2001Realisatie 2001
Beginvoorraad9 25911 75211 752
+ instroom nieuwe zaken7 3227 5008 158
-/- uitstroom afgedane zaken– 4 829– 4 300– 5 834
Eindvoorraad11 75214 95214 076

Productie is 50% instroom + 50% uitstroom; vermoedelijk beloop derhalve: 5 900.

Realisatie: (50% van 8 158) + (50% van 5 834) = 6 996

Ontnemingsmaatregelen (in aantallen)

 Realisatie 2000Vermoedelijk beloop 2001Realisatie 2001
Beginvoorraad2 1072 3872 387
+ instroom nieuwe zaken823980788
-/- uitstroom afgedane zaken– 543– 500– 671
Eindvoorraad2 3872 8672 504

Productie is 50% instroom + 50% uitstroom; vermoedelijk beloop derhalve: 740

Realisatie: (50% van 788) + (50% van 671) = 730.

BIJLAGE II AFKORTINGEN JUSTITIEBEGROTING

AAFAlgemeen Arbeidsongeschiktheidsfonds
ABPAlgemeen Burgerlijk Pensioenfonds
ABRIOAanpak Bedrijfsvoering Recherche, Informatiehuishouding en Opleidingen
ACAanmeldcentrum
ACVAdviescommissie voor Vreemdelingenzaken
ADR Alternative Dispute Resolution
AFBZAlgemeen fonds bijzondere ziektekosten
AFWAlgemeen fonds werkeloosheid
AGCAlcohol- en Geweldcursus
AI/ISCInformatie- en Automatiserings-servicecentrum
AMAAlleenstaande minderjarige asielzoeker
AMKAdvies- en Meldpunten Kindermishandeling
AOAdministratieve Organisatie
AOWArbeidsongeschiktheidswet
ARARAlgemene Rijksambtenaren Reglement
ASJAlgemene Subsidievoorschriften Justitie
AVOAanvullende opvang
AWBAlgemene Wet Bestuursrecht
AWBZAlgemene Wet Bijzondere Ziektekosten
AWGBAlgemene Wet Gelijke Behandeling
AWWArbeidsongeschiktheidswet
AZCAsielzoekerscentrum
BBPBesluit Bezoldiging Politie
BIBOPBevordering integere besluitvorming openbaar bestuur
BIRSBureau Internationale rechtshulp in Strafzaken
BiZaMinisterie van Binnenlandse Zaken (per aug.'98 BZK)
BCNPBureau Communicatie Nederlandse Politie
B&L-stelselBaten & Lastenstelsel
BFTBureau Financieel toezicht
BNPBruto Nationaal Product
BOOMBureau Ontnemingswetgeving openbaar ministerie
BOPBijzondere Opsporingskosten Politie
BOSBeslissing ondersteunend systeem
bpkbuitenlandse pleegkinderen
BSCBalanced Scorecard
BSGBureau van de Secretaris-generaal
BUMABureau voor Muziek-auteursrecht
BWBurgerlijk Wetboek
BZKMinisterie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties
CABRCentraal Archief Bijzondere Rechtspleging
CADConsultatiebureau voor Alcohol en Drugs
CBBNCentraal Bureau van Bijstand Notarissen
CBSCentraal Bureau voor de Statistiek
CIDCriminele Informatiedienst
CIOTCentraal Informatiepunt Onderzoek & Telecommunicatie
CJIBCentraal Justitieel Incasso Bureau
COACentraal Orgaan opvang asielzoekers
COTGCentraal Orgaan Tarieven Gezondheidszorg
COWCentrale Opvang Woningen
CRICentrale Recherche Informatiedienst
CRIEMCriminaliteit Etnische Minderheden
CRvSCentrale Raad voor Strafrechttoepassing
CSOCentrale Systeembeheer Organisatie
CTCCommunities that care
CTRCentraal Testamenten Register
CTWCommissie Toetsing Wetgevingsprojecten
DBVDienst Beveiligd Vervoer
DADDepartementale Accountantsdienst
DBZDirectie Bestuurszaken
DGODirecteur Gerechtelijke Ondersteuning
DG-IAVDirectoraat-generaal Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken
DG-PJSDirectoraat-generaal Preventie, Jeugd en Sancties
DG-WRRDirectoraat-generaal Wetgeving, Rechtshandhaving en rechtspleging
DGPVDienst Geneeskundige Verzorging Politie
DISADDirecte Internationale Strafrechtelijke Aangelegenheden en Drugsbeleid
DIS/WFMDocumentaire Informatiesystemen/Workflowmanagement
DJIDienst Justitiële Inrichtingen
DRJBDirectie Rechtsbijstand en Juridische Beroepen
DPJ&RDienst Preventie, Jeugdbescherming en Reclassering
DRpDienst Rechtspleging
DTOPDienst Technische Ondersteuning Politie
DVADrugsvrije afdeling
DVBDirectie Vreemdelingenbeleid
EBIExtra Beveiligde Inrichting
ECDEconomische Controledienst
EDEEuropol Drugseenheid
EDUEuropol Drugs Unit
EGEuropese Gemeenschap
EHRMEuropees Hof voor de Rechten van de Mens
EKEerste Kamer
ESFEuropees Sociaal Fonds
EUEuropese Unie
EVAEffecttoetsing voornemens alcoholwetgeving
EVRMEuropees Verdrag voor de Rechten van de Mens
ExComExecutive Committee (Verenigde Naties/UNHCR)
EZMinisterie van Economische Zaken
EAZprogramma Een Zorg Apart
FDROFacilitaire Dienst Rechterlijke Organisatie
FLOFunctioneel Leeftijds Ontslag
ftefull-time equivalent
GBAGemeentelijke Basis Administratie
GBOGemeenschappelijke Beheers Organisatie
GDGerechtelijke diensten
GGZGeestelijke Gezondheidszorg
GISGezins-/voogdij-Informatie-Systeem
GLGerechtelijk Laboratorium
GOOGrensoverschrijdende observatie
GPSGeïntegreerd Proces Systeem
GRIPGedetineerden Registratie en Informatie Punt
GSBGrote Steden Beleid
GSDGemeentelijke Sociale Diensten
GVOGerechtelijk vooronderzoek
HAFIRHandboek Financiële Informatie en Administratie Rijksoverheid
HALTHet Alternatief
HGISHomogene Groep Internationale Samenwerking
HKSHerkenningsdienstsysteem
HOIHalf Open Inrichtingen
HROHerziening Rechterlijke Organisatie
I&AInformatiserings- en Automatiseringsvoorziening
IAVInternationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken (DG)
IBA-afdIndividuele begeleidingsafdeling
IBOInterdepartementale Beleidsondersteunende Bedrijfsvoering
ICinterne controle
ICERInterdepartementale Commissie Europees Recht
ICMInterdepartementale Commissie Minderheden
ICTInformatie- en Communicatietechnologie
ILOIncidentele loonontwikkeling
INDImmigratie- en Naturalisatiedienst
INDISImmigratie- en Naturalisatiedienst Informatiesysteem
INKInstituut voor Nederlandse Kwaliteit
IPEOImplementatie Parlementaire Enquête Opsporingsmethoden
IPOInter Provinciaal Overleg
IRISIntegraal rechtshulp, Informatiesysteem
ITInformatietechnologie
ITBIndividuele Trajectbegeleiding
IteRInformatietechnologie en Recht
IVOPInformatievoorziening Overheidspersoneel
IVPIntegraal Veiligheidsprogramma
IVRBesluit Informatie Voorziening in de Rijksdienst
JBZ-RaadRaad Justitie Binnenlandse Zaken EU
JESJustitie Emancipatie Stimulering
JHVJeugdhulpverlening
JibJustitie in de buurt
JOCJongeren Opvangcentrum
JR-120Huisvestingsprogramma Justitie en Rijksgebouwendienst
JUFARJustitie Financiële Administratie Rekenplichtigen
JWIJeugdwerkinrichting
KABNAKabinet van Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken
KDBKoninklijke en Diplomatieke Beveiliging
KLPDKorps Landelijke Politie Diensten
KMARKoninklijke Marechaussee
LBBLandelijke Bijzondere Bijstandsvoorziening
LBIOLandelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen
LBRLandelijk Bureau Racismebestrijding
LBSLandelijk Bureau Slachtofferhulp
LCALandelijke Coördinatie Arrestatiebevelen
LCIDOLandelijk Coördinatie Informatiepunt Documenten
LGPLaboratorium voor Gerechtelijke Pathologie
LNVMinisterie van Landbouw, Natuur en Visserij
LOSLandelijke Organisatie Slachtofferhulp
LOTHLandelijk Ondersteuningsteam Horen
LRTLandelijk Recherche Team
LSOPLandelijk Selectie- en Opleidingsinstituut Politie
MDManagement Development
MDWMarktverbetering, Deregulering en Wetgevingskwaliteit
MEZMinisterie in Enge Zin
MOTMeldpunt Ongebruikelijke Transacties
MTManagement Team
MVVMachtiging tot Voorlopig Verblijf
NCIPSNederlands Centrum voor Internationale Politiesamenwerking
NFINederlands Forensisch Instituut
NJJNota Justitiële Jeugdbescherming
NMPNationaal Milieubeleidsplan
NoNationale ombudsman
Nojo-teamNederlands Oorlogstribunaal Joegoslavië
Novo-team Nederlands Opsporingsteam voor Oorlogsmisdrijven
NPCNationaal Platform Criminaliteitsbeheersing
NSCRNederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving
NSISNationale Schengen Informatiesysteem
NTOMNieuwe Toelatings- en Opvangmodel
NWONederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
NZINederlands Ziekenhuis Instituut
O&IOrganisatie en Informatievoorziening
O&OOpvoedingsondersteuning en ontwikkeling
OBJDOnderzoeks- en beleidsdatabase Justitiële Documentatie
ODAOfficial Development Assistance
OCWMinisterie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
OCOnderzoek- en opvangcentrum
OCASOverleg- en Adviescommissie Alternatieve Sancties
OESOOrganisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
OMOpenbaar Ministerie
OPSOpsporingsregistratiesysteem
OSOntwikkelingssamenwerking
OTSOndertoezichtstelling
OVOpleidings- en Vormingscentrum
OvJOfficier van Justitie
NVvRNederlandse Vereniging van Rechters
PBCPieter Baan Centrum
PBWPenitentiaire Beginselenwet
P&CPlanning & Control
PCOJProgrammeringscollege onderzoek Jeugd
PECParlementaire Enquêtecommissie Opsporingsmethoden
PEMBAPremiedifferentiatie en marktwerking bij arbeidsongeschiktheid
PGProcureur-generaal
PIPenitentiaire inrichting
PIVOTProject Invoering Verkorting Overbrengingssysteem
PJRPreventie, Jeugdbescherming en Reclassering
PJSPreventie, Jeugd en Sancties (DG)
PODACSPolitie-ondersteunend datacommunicatiesysteem
PPPenitentiair Programma
PPSPubliek-Private samenwerking
PSRProject Stelselwijziging Rijkshuisvesting
PVROProject Versterking Rechtelijke Organisatie
RARegeerakkoord
RACRecherche Adviescommissie
RBBRijks Bedrijfsgezondheids- en Bedrijfsveiligheidsdienst
RDWRijksdienst voor het Wegverkeer
RGDRijksgebouwendienst
RHBRijks hoofdboekhouding
RISOPRegistratie en Informatiesysteem Organisatie en Personeel
RMRechterlijke macht
RORechterlijke Organisatie
ROARegeling Opvang Asielzoekers
ROSRecherche-ondersteunende systemen
RRRijksrecherche
RSMproject Restyling Mulder
RVARegeling Verstrekkingen Asielzoekers
RvKRaden voor de Kinderbescherming
SAROStimuleringsactie Rechtenonderzoek
SBOStafafdeling Beleidsontwikkeling IND
SCPSociaal en Cultureel Planbureau
SECSamenleving en Criminaliteitspreventie
SENAStichting ter exploitatie van de naburige rechten
SERSociaal-economische Raad
SGCStichting Geschillencommissies voor Consumentenzaken
SGMSchadefonds Geweldsmisdrijven
SHNVereniging Slachtofferhulp Nederland
SIBaStatistische Informatie en Beleidsanalyse
SISSchengen Informatie Systeem
SIVStafbureau Informatievoorziening
SLAService Level Agreements
SNSStichting Nationale Sporttotalisator
SOVStrafrechtelijke opvang van verslaafden
SRAStichting Rechtsbijstand Asiel
SRNStichting Reclassering Nederland
SSRStichting Studiecentrum Rechtspleging
StbStaatsblad
StcrtStaatscourant
STIPSStuurgroep Internationale Politiesamenwerking
STRABISStrafrecht Boete Incasso Systeem
SVEStichting centrum voor Volwassenen Educatie
SVOStuurgroep vermindering overlast (door verslaafden)
TAVTerugdringing Arbeidsongeschiktheidsvolume
TBSTerbeschikkingstelling
TEBITijdelijke extra beveiligde inrichting
TEOTijdelijke Executieve Ondersteuning
TGVTherapeutische Gezinsverzorging
TIMEZTechnische Infrastructuur Ministerie in Engere Zin
TIROTechnische Infrastructuur Rechterlijke Organisatie
TKTweede Kamer
TOPToekomstig onderwijs voor de politie
TROOTijdelijke regeling opvang ontheemden
TULPTenuitvoerlegging vrijheidsstraffen penitentiaire inrichtingen
UNHCRHoge Commissaris voor de Vluchtelingen der Verenigde Naties
VASVreemdelingen Administratie Systeem
VBAVerslavingsbegeleidingsafdeling
VCOMVerkeerscommissie Openbaar Ministerie
VCPVervoerscoördinatie Parketpolitie
VIVervroegde invrijheidstelling
VIPSVerwijs Index Personen Strafrechtshandhaving
VNVerenigde Naties
VNGVereniging van Nederlandse Gemeenten
VROMMinisterie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
VSNVereniging Slachtofferhulp Nederland
VTVVergunning tijdelijk verblijf
VWVreemdelingenwet
VWNVluchtelingenwerk Nederland
VWSMinisterie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
WAOWet arbeidsongeschiktheid
WAWettelijke aansprakelijkheid
WAGGSWet arbeidsvoorwaarden gepremieerde en gesubsidieerde sector
WAHVWet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften
WAMWet Aansprakelijkheid Motorrijtuigen
WGWWet goederenvervoer over de weg
WIDWet op de identificatieplicht
WIPOWorld Intellectual Property Organization
WJSWet Justitiesubsidies
WODCWetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum
WORWet op de ondernemingsraden
WOZWet Waardering Onroerende Zaken
WRBWet op de rechtsbijstand
WROMWet rechtsbijstand on- en minvermogenden
WRRWetgeving, Rechtshandhaving en Rechtspleging (DG)
WSNPWet schuldsanering natuurlijke personen
WTOWorld Trade Organisation
WTZWet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen
WVCMinisterie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur
WvSRWetboek van Strafrecht
WWVWet werkloosheidsvoorziening
ZBOZelfstandig Bestuursorgaan
ZfwZiekenfondswet
ZMZittende Magistratuur
ZVRZiektekostenvoorziening Rijkspersoneel

TREFWOORDENREGISTER

Administratieve organisatie 58, 59, 62, 216

ADR 145, 146, 241

Advies- en meldpunten Kindermishandeling 95

Advocatuur 35

Agentschap 2, 8, 46, 74, 101, 103, 164, 169, 170, 172, 176, 179, 180, 182, 190, 191, 204, 216, 230

Alleenstaande minderjarige asielzoeker 29, 44, 51, 73, 120

Alternatieve geschillenbeslechting 145, 146

Alternative Dispute Resolution 241

Ama 29, 44, 45, 69, 73, 127, 128

AMK 75, 77, 90, 95, 98, 100, 241

AO 58, 59, 62, 67, 164, 200, 212, 213, 222, 241, 246

Asielbeleid 44

Asielzoekers 1, 3, 29, 47, 51, 52, 53, 54, 67, 68, 120, 121, 123, 126, 127, 128, 148, 174, 241

Auteursrecht 14, 114, 241

Bedrijfsleven 13, 33, 91

Bedrijfsvoering 7, 29, 42, 56, 62, 63, 126, 175, 204, 209

Begroting en realisatie 49, 125, 126, 129, 130, 131, 136, 141, 151, 156, 189

Bestuurszaken 3, 57, 69, 113, 132, 174

Beveiliging 56, 62, 111, 201, 230

Beveiligingsheffing 71, 74, 160

Bewakingskosten burgerluchthavens 153

Bewakingskosten luchthavens 160

Biometrie 68, 181, 183

Boeten en transacties 70, 74, 110

Buffercapaciteit 120, 121, 123

Celcapaciteit 215, 218

Centraal Justitieel Incassobureau 2, 69, 131, 142

Centraal Orgaan Tarieven Gezondheidszorg 241

CJIB 8, 44, 65, 74, 142, 156, 165, 166, 171, 225, 228, 229, 232, 235, 238, 240, 241

COA 45, 52, 53, 67, 110, 120, 121, 122, 123, 128, 155, 179, 241

Communities that care 85, 242

Contourennota 32, 145

COTG 241

CRI 14, 15, 75, 83, 84, 85, 241

DAD 58, 242

Directie Bestuurszaken 111, 157, 242

DNA 12, 20, 71, 150, 151

Elektronisch toezicht 13, 39

ESF 203, 216, 242

ET 1, 208

Europees Sociaal Fonds 216, 242

Gefinancierde rechtsbijstand 1, 34, 63, 147

Georganiseerde criminaliteit 17, 21, 152

Gerechtskosten 3, 70, 143, 230, 231, 233, 234, 235

Geschillenbeslechting 145

Geweld op straat 16, 86, 87, 88, 92

Gezinsvoogdij 15, 28, 29, 83, 84, 110, 126

Gratie 1, 6, 14, 26, 29, 39, 41, 42, 43, 44, 45, 52, 54, 55, 68, 83, 106, 122, 170, 184, 216

Grote Stedenbeleid 94

Halt 126, 129

Harde kern jongeren 15

Harmonisatie 55

Hoge Raad 33

Huiselijk geweld 16, 89, 90, 91

Immigratie- en Naturalisatiedienst 2, 3, 67, 119, 175, 243

Individuele trajectbegeleiding 14

IND 8, 45, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 67, 68, 111, 119, 175, 178, 180, 181, 182, 183, 184, 185, 186, 188, 189, 243, 245

Instituut Nederlandse Kwaliteit 57

Integraal Veiligheidsprogramma 243

Jeugdbeleid 15, 75

Jeugdcriminaliteit 15, 23, 75, 84, 96, 99, 126

Jeugdinrichtingen 38, 39, 40, 197, 199, 206, 220, 221

Jeugd 15, 23, 24, 29, 39, 73, 78, 84, 85, 95, 98, 99, 124, 142, 156, 197, 211, 213, 220, 221

Jeugdreclassering 15, 29, 30, 82, 83, 126, 127, 128

Jeugdzorg 15, 27, 28, 95

KLPD 19, 151, 152, 160, 169, 170, 243

Kostprijzen 53, 58, 103, 105, 106, 110, 147, 155, 227, 233, 238

Kwaliteitsverbetering 35, 42, 57, 76

Laboratorium voor Gerechtelijke Pathologie 243

Laboratoriumonderzoeken 151

MDW 11, 13, 243

Mediation 34

Meldpunt Ongebruikelijke Transacties 73, 243

Minderjarigen 45, 84

Modernisering van de rechterlijke organisatie 9, 11, 31, 34

M&O-gevoeligheid van de regeling 63, 64

M&O 1, 35, 63

MOT 22, 73, 153, 154, 243

Wetgeving 158

Ontvangsten per beleidsterrein 73

Openbaar Ministerie 1, 9, 23, 24, 57, 62, 65, 71, 90, 110, 127, 133, 134, 135, 140, 141, 143, 144, 174, 244, 245

Opvoedingsondersteuning 15, 85, 86

OTS 29, 73, 126, 244

Particuliere beveiligingsorganisaties 157

Penitentiaire beginselenwet 13

Politiewet 11

Privaatrecht 11

Prognoses 38, 40, 41, 54, 208, 210, 217

Publiek-private samenwerking 17

PVRO 31, 32

Raad van State 10, 12, 13, 39, 40

Raad voor de Kinderbescherming 30, 57, 69, 76, 77, 79, 80, 90, 124, 156, 174

Raad voor de Rechtspraak 31, 32, 62, 113

Recherche 3, 20, 21, 22, 23, 24, 70, 71, 151, 152, 157, 174, 245

Rechtsbijstand 3, 34, 35, 36, 63, 64, 70, 145, 146, 147, 148, 149, 160, 246

Rechtspleging 71, 133, 158, 242

Recidive 39, 40, 41, 42, 103, 104

Reclassering 1, 3, 7, 42, 57, 68, 69, 104, 105, 126, 156, 165, 171, 174, 242, 244, 245

Sanctiebeleid 157

Sanctiecapaciteit 38, 41, 105, 127, 199, 208, 211

Schadefonds Geweldsmisdrijven 18, 69, 245

Schengen 26, 114, 151, 244, 245

Schuldsanering 37, 149, 246

Seksueel misbruik van kinderen 17

Seksueel misbruik 84

Slachtofferzorg 91

Sober regime 203, 204, 218

SOV-plaatsen 38, 215

Spijbelen 16

Strafrechtketen 29, 96, 98, 99, 100, 148

Strafrecht 1, 9, 18, 24, 32, 38, 39, 98, 104, 139, 144, 166, 199, 214, 215

Taakstraffen 30, 81

TBS-inrichtingen 42, 100, 101, 201, 206, 210, 219, 222

TBS-plaatsen 219

Terugkeerbeleid 29, 55

Vluchtelingenfonds 44, 54, 68, 120, 122, 155

VN-cellen 196, 201, 218, 221

Voogdij 28, 29, 30, 69, 82, 110, 126, 128, 242

Vreemdelingenbeleid 121

Vreemdelingenkamers 51, 71

Vrijwillige terugkeer 54, 122

Wapenbezit 10, 89

Wet Terwee 166

Wet Wapens en Munitie 143, 157

Wetgeving 9, 10, 11, 12, 13, 14, 17, 18, 23, 34, 42, 55, 62, 64, 110, 133, 151, 157, 165, 241, 242

Wetgevingskwaliteitsbeleid 1

Wrb 34, 35

Zelfregulering 88

Zelfzorgarrangement 121


XNoot
1

Zie hoofdstuk 4 Artikelsgewijze Toelichting van de Departementale Verantwoording over het begrotingsjaar 2001.

XNoot
1

Er zijn ook nog 199 plaatsen voor TBS-gestelden in niet Justiële TBS-inrchtingen behorende tot het veld van de Geestelijke Gezondheidszorg en Gehandicaptenzorg.

Naar boven