28 374
Aanslag op de heer W.S.P. Fortuyn

nr. 18
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 31 maart 2003

De vaste commissies voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1 en voor Justitie2, hebben een aantal vragen voorgelegd aan de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie over het standpunt van de regering over het rapport van de Commissie Feitenonderzoek Veiligheid en Beveiliging Pim Fortuyn (brief d.d. 17 december 2002, kamerstuk 28 374, nr. 13). De ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie hebben de vragen beantwoord bij brief van 28 maart 2003. Vragen en antwoorden, voorzien van een inleiding, zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Noorman-den Uijl

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

Van de Camp

De griffier voor deze lijst,

Franke

Inleiding

Hierbij doen wij u toekomen de antwoorden inzake een lijst van vragen van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de vaste commissie voor Justitie in verband met het standpunt van de regering over het rapport van de Commissie Feitenonderzoek Veiligheid en Beveiliging Pim Fortuyn van 17 december 2002 (TK 2002–2003, 28 374, nr. 13). Voorzover in de vragen wordt gerefereerd aan het nieuwe stelsel van bewaking en beveiliging is in de beantwoording verwezen naar de daarover medio mei 2003 aan de Tweede Kamer te zenden brief.

Ter toelichting daarop nog het volgende.

De opdracht luidt te komen tot een nieuw samenhangend stelsel van bewaking en beveiliging in Nederland. Het beoogde resultaat is de beschrijving van een dergelijk stelsel overeenkomstig het in het regeringsstandpunt van 17 december 2002 gestelde. Zulks uiteraard met inachtneming van de aanbevelingen van de Commissie Feitenonderzoek Veiligheid en Beveiliging Pim Fortuyn. Zoals gezegd zal het nieuwe stelsel medio mei 2003 gereed zijn.

Momenteel vindt over de hoofdlijnen van het nieuwe stelsel consultatie van het veld plaats. In dit kader heeft ook tweemaal een gesprek met een delegatie van de Commissie Van den Haak plaatsgevonden.

In de brief van 17 december 2002 (TK 28 374, nr. 13) heeft de regering voorts aangekondigd te zullen voorzien in de budgettaire middelen ter verwezenlijking van de aanbevelingen van de commissie Van den Haak. Op dit moment heeft, mede gezien de demissionaire status van het kabinet en de lopende kabinetsinformatie, nog geen nadere budgettaire besluitvorming plaatsgevonden.

Het spreekt vanzelf dat verwerving van voldoende financiële middelen van groot belang is voor de implementatie van het nieuwe stelsel. Medio mei zullen wij u ook hierover nader informeren.

Vragen en antwoorden

1

Waarom werd het gesprek tussen twee dierenactivisten in Zwolle op 10 januari 2002 getapt?

De twee dierenactivisten werden getapt in het kader van het onderzoek van het Bovenregionaal Recherche Team «Escape» naar het in georganiseerd verband plegen van (ernstige) misdrijven gerelateerd aan dierenactivisme. Onder de in dit verband opgenomen gesprekken bevond zich het gesprek als bedoeld in de vraagstelling.

2

Waarom werd de dreigingsanalysefunctionaris van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gedurende het hele onderzoek van vijf maanden niet gehoord?

De in de vraag bedoelde functionaris vertegenwoordigde de toenmalige Binnenlandse Veiligheidsdienst in de Technische Evaluatiecommissie (de TEC). Het vervaardigen van dreigingsanalyses behoorde niet tot de taak van deze functionaris. De kwalificatie van betrokkene als dreigingsanalysefunctionaris is dan ook onjuist. De bedoelde functionaris kon wegens ziekte niet worden gehoord. Wel heeft hij schriftelijke vragen van de commissie schriftelijk beantwoord. Zoals de commissie in haar rapport meldde werd haar onderzoek hierdoor niet gehinderd.

3

Wat wordt verstaan onder «op de kortst mogelijke termijn»? Kan er een overzicht gegeven worden van de reeds in werking getreden maatregelen?

Onder «op de kortst mogelijke termijn» wordt verstaan de periode die met inachtneming van procedurele en wettelijke termijnen haalbaar is. Zie voorts het antwoord op vraag 39.

4

Welk bedrag wordt bedoeld met «niet onaanzienlijke financiële lasten»?

In de brief van 17 december 2002 (TK 28 374, nr. 13) heeft de regering aangekondigd te zullen voorzien in de budgettaire middelen ter verwezenlijking van de aanbevelingen van de commissie Van den Haak. Het betreft niet onaanzienlijke financiële lasten die gemoeid zijn met een intensivering van beveiliging en bewaking van personen en objecten als bedoeld in het regeringsstandpunt naar aanleiding van de aanbevelingen van de Commissie Feitenonderzoek Veiligheid en Beveiliging Pim Fortuyn (commissie Van den Haak). Het betreft kosten voor onder meer object- en persoonsbewaking en -beveiliging ten behoeve van de politie, Koninklijke Marechaussee en de brigade Speciale Beveiligingsopdrachten, het Nationaal Coördinatiecentrum, de AIVD, beveiligingsambtenaren voor alle departementen, de eenheid Bewaking en Beveiliging van het ministerie van Defensie en het bureau Operationele Zaken van het ministerie van Justitie. Bij gelegenheid van de presentatie van het nieuwe samenhangend stelsel van bewaking en beveiliging aan de Tweede Kamer, naar verwachting medio mei 2003, zal het kabinet hiervoor een nadere becijfering geven.

Vraag 5

Wanneer treedt de gewijzigde Circulaire bewakings- en beveiligingsaangelegenheden 1999 en het stelsel van informatieverwerving, evaluatie en maatregelen in werking?

Uiterlijk per 1 juli 2003 zal de huidige circulaire met het oog op het nieuwe samenhangende stelsel bewaking en beveiliging vervangen worden. Als tijdelijke maatregel is een tweede appendix op de Bewakings- en Beveiligingscirculaire 1999 c.a. in voorbereiding.

6

Welke instrumenten/bevoegdheden heeft de Nationaal Coördinator Bewaking en Beveiliging om ervoor te zorgen dat de betreffende diensten hem van de noodzakelijke informatie en analyses voorzien?

De Nationaal Coördinator Bewaking en Beveiliging ressorteert onder de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en is in die hoedanigheid gemachtigd om namens hen informatie te vragen aan politie en inlichtingendiensten. Daarnaast kan hij de diensten verzoeken bepaalde analyses aan te leveren. Bij deze diensten rust ook de plicht om «ongevraagd» advies of informatie aan te bieden indien dit binnen de wettelijke taakstelling valt.

7

Wanneer worden alle aanbevelingen van de Commissie Feitenonderzoek Veiligheid en Beveiliging Pim Fortuyn geïmplementeerd?

Rond medio mei, nadat ook consultatie van het veld heeft plaatsgevonden, zal het nieuwe stelsel gereed zijn en aan de Tweede Kamer kunnen worden gepresenteerd. In vervolg daarop, met inachtneming van de benodigde tijd voor noodzakelijke aanpassing van wet- en regelgeving, zal het nieuwe stelsel worden geïmplementeerd.

8

Bestaat er inmiddels een uitgewerkt schema van acties die moeten worden ondernomen, voorzien van een tijdschema en van een aanduiding van de eerstverantwoordelijke voor de te nemen acties? Zo ja, hoe ziet dit uitgewerkte schema eruit? Zo neen, waarom ontbreekt dat nog steeds? Welke raming is er (voorlopig) gemaakt van de kosten die uit de aanbevelingen voortvloeien?

Er is een werkschema met tijdlijn gemaakt. Er wordt naar gestreefd om medio mei 2003 het nadere regeringsstandpunt inzake het nieuwe samenhangend stelsel van bewaking en beveiliging naar de Tweede Kamer te zenden (zie ook het antwoord op vraag 7). In voorbereiding daarop zijn inmiddels schriftelijke adviezen ingewonnen bij het korps landelijke politiediensten, AIVD en NCC. Tevens heeft het College van Procureurs-Generaal de ministers van advies gediend. Thans wordt gewerkt aan de verwerking van de adviezen. Er is een voorlopige kostenraming gemaakt die nog verder zal worden aangescherpt. Zie voorts het antwoord op vraag 4.

9

Zal de invoering van een Nationaal Coördinator Bewaking en Beveiliging worden geëvalueerd Zo ja, wanneer? Zal de communicatie tussen de verschillende diensten daarbij aan bod komen?

De ervaringen van de Nationaal Coördinator Bewaking en Beveiliging tot dusver, inclusief de communicatie tussen de verschillende diensten, zullen worden betrokken bij de formulering van een voorstel voor de definitieve positionering van de Nationaal Coördinator Bewaking en Beveiliging.

10

Op welke termijn zal worden besloten over de definitieve positionering, de taken en de bevoegdheden van de Nationaal Coördinator Bewaking en Beveiliging?

Er wordt naar gestreefd de Tweede Kamer medio mei 2003 te informeren over de definitieve positionering, de taken en de bevoegdheden van de Nationaal Coördinator Bewaking en Beveiliging (zie ook het antwoord op vragen 7 en 9).

Vraag 11

Hoe verzekert de Nationaal Coördinator Bewaking en Beveiliging dat de vastgestelde bewakings- en beveiligingsopdrachten door de betrokken uitvoeringsdiensten worden uitgevoerd?

De Nationaal Coördinator Bewaking en Beveiliging staat daarover in contact met de uitvoerende diensten.

12

Wat is het bewakings- en beveiligingsbeleid bij toekomstige verkiezingen Tweede Kamer?

De werkwijze met geëvalueerde momenten zoals deze is aangekondigd in het regeringsstandpunt, is gehanteerd gedurende de Kamerverkiezingen van 22 januari 2003 en is geëvalueerd. Op basis van deze interne evaluatie zal bezien worden in hoeverre de werkwijze aanpassing behoeft en of deze onderdeel zal gaan uitmaken van het nieuwe bewakings- en beveiligingsbeleid.

13

De Nationaal Coördinator Bewaking en Beveiliging legt verantwoording af aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en aan de minister van Justitie. Welke verantwoordelijkheden van deze projectdirecteur-generaal behoren bij welk ministerie en welke bewindspersoon is uiteindelijk aanspreekbaar op het geheel van de taken en verantwoordelijkheden van de Nationaal Coördinator Bewaking en Beveiliging?

De Nationaal Coördinator Bewaking en Beveiliging entameert een integraal bewakings- en beveiligingsbeleid. De Nationaal Coördinator Bewaking en Beveiliging geeft namens de minister van Justitie de opdrachten tot persoonsbeveiliging aan het Korps Landelijke politiediensten (KLPD) en de Koninklijke Marechaussee (Kmar). Met betrekking tot objectbewaking enbeveiliging adviseert de Nationaal Coördinator namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties – door tussenkomst van het Nationaal Coördinatie Centrum – via de commissaris(sen) van de Koningin de betrokken burgemeester(s) en regionale politiekorpsen. De nationaal coördinator legt dus verantwoording af aan beide ministers, wier verantwoordelijkheden in wet- en regelgeving zijn vastgelegd. Over de definitieve positionering, taken en bevoegdheden zal de Tweede Kamer rond medio mei 2003 worden geïnformeerd (zie ook het antwoord op de vragen 9 en 10).

14

Er wordt aangegeven dat de projectdirecteur-generaal tevens de uitvoering van de overige taken van het Nationaal Coördinatiecentrum (NCC) op zich neemt. Welke consequenties zal dit hebben voor de overige taken van het NCC inzake terrorismebestrijding en de beveiliging van de openbare orde.

Het NCC is organisatorisch bij het projectdirectoraat-generaal Beveiliging en Crisisbeheersing ondergebracht. Voor de taken van het NCC heeft deze ophanging geen verdere consequenties. Coördinatie van de terrorismebestrijding behoort overigens niet tot de taken van het NCC.

15

Wat wordt precies bedoeld met «geëvalueerde momenten»?

Geëvalueerde momenten zijn momenten waarbij bepaalde personen uit hoofde van hun functie een aangekondigd of bekend publiek optreden hebben waarbij een risico aanwezig is of verondersteld mag worden. Afhankelijk van het risico adviseert de Evaluatie Driehoek wel/niet tot een vorm van politietoezicht.

16

In hoeverre was de beveiliging van lijsttrekkers tijdens de laatste verkiezingscampagne in de verschillende regio's op elkaar afgestemd en van overeenkomstig gewicht?

In de aanloop naar de Tweede kamerverkiezingen is op instigatie van de Nationaal Coördinator Bewaking en Beveiliging aan de Raad van Hoofdcommissarissen gevraagd om per politieregio te komen tot een regionaal veiligheidscoördinator welke als aanspreekpunt fungeert voor bewakings- en beveiligingsaangelegenheden. Dit is door de Raad van Hoofdcommissarissen geëffectueerd. De regionale veiligheidscoördinatoren functioneren op korpsleidingniveau. De Nationaal Coördinator Bewaking en Beveiliging heeft de regionale veiligheidscoördinatoren geïnformeerd en geïnstrueerd over de activiteiten die in het kader van de verkiezingen dienden plaats te vinden. Dit netwerk, waarbij het Nationaal Informatieknooppunt van het Korps landelijke politiediensten een coördinerende rol vervulde en nog steeds vervult, is een effectief en efficiënt samenwerkingsverband gebleken. Wat betreft de genomen veiligheidsmaatregelen kan gesteld worden dat deze afhankelijk waren van de aard en omstandigheden van een bepaald evenement of optreden en het tijdig aanleveren van informatie hierover door de politieke partijen. De maatregelen zijn dienovereenkomstig bepaald en uitgevoerd. Zie voorts het antwoord op vraag 12.

Vraag 17

Worden onder «regionale knooppunten» personele knooppunten verstaan? Is het mogelijk de informatie van een ander knooppunt elektronisch te benaderen? Overleggen de knooppunten alleen bilateraal met het centrale knooppunt of ook gezamenlijk?

In de huidige situatie wordt het «informatieknopen» vooral door mensen uitgevoerd die de knooppunten bezetten, waarbij gebruik wordt gemaakt van digitale hulpmiddelen.

Bij vragen van landelijk belang is het centrale knooppunt (Nationaal Informatie Knooppunt – NIK) coördinerend en zijn de relaties met de regionale knooppunten voornamelijk bilateraal. Overzichten van zo vergaarde informatie worden overigens ook ter beschikking gesteld van alle korpsen. Bij de overgang van de projectfase naar de beoogde staande organisatie blijft een vast netwerk van de nationale informatiecoördinator en de regionale informatiecoördinatoren in stand dat verantwoordelijk zal blijven voor het functioneren van het stelsel.

18

In hoeveel gevallen is er sinds juli jongstleden sprake van geweest, dat de regio's informatie rechtstreeks aan de AIVD hebben verstrekt?

Bij de regionale politiekorpsen zijn op grond van artikel 60 van de Wet op de inlichtingen- en Veiligheidsdiensten 2002 ambtenaren aangewezen om werkzaamheden ten behoeve van de AIVD te verrichten. Deze werkzaamheden vinden plaats overeenkomstig de aanwijzingen van het hoofd van de AIVD en onder verantwoordelijkheid van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De ten behoeve van de AIVD verzamelde informatie wordt rechtstreeks aan die dienst verstrekt. Voor het overige verloopt de informatieverstrekking vanuit de regio's in beginsel via het landelijk informatieknooppunt. Omdat de informatievergaring en informatieverstrekking door de ten behoeve van de AIVD werkzame ambtenaren een continu proces betreft en het hele werkterrein van die dienst bestrijkt zijn er geen gegevens beschikbaar over het aantal malen dat er informatie is verstrekt.

19

Heeft de ontwikkeling van een eenduidig begrippenkader reeds plaatsgevonden en zo ja, wat zijn de ervaringen tot nu toe?

Verwezen wordt naar het antwoord op vraag 21.

20

Hoe wordt voorkomen dat er toch weer versnippering van de informatiehuishouding gaat plaatsvinden?

Er zijn initiatieven in gang gezet om de informatiehuishouding van de Nederlandse politie op korte termijn te verbeteren. Het betreft het Bestek ICT 2001–2005 en het project Landelijke Informatie Coördinatie DNP. De versnippering in de informatiehuishouding van de Nederlandse politie wordt aangepakt door de omvangrijke vernieuwingsoperatie die nu op dit terrein plaatsvindt. De toekomstige situatie is beschreven in het Bestek ICT Politie dat door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in de zomer van 2001 aan de Tweede Kamer is aangeboden.

Het Bestek ICT Politie heeft als doelstelling te komen tot één robuuste flexibele, gebruiksvriendelijke, consistente, veilige en beheersbare informatievoorziening voor het politiewerk. Een belangrijk element hiervan is een basisverzameling van ICT-voorzieningen die door alle politiekorpsen wordt gebruikt. Naar verwachting zal dit najaar de opsporingsapliccatie van deze basisverzameling landelijk worden uitgerold.

Het project Landelijke Informatie Coördinatie DNP is in 2002 op initiatief van de Raad van Hoofdcommissarissen van start gegaan en zal worden afgerond in 2004. Doel van dit project is te komen tot een coördinatie van informatie ten aanzien van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde enerzijds en de openbare orde anderzijds, zowel op regionaal als landelijk niveau. Inmiddels is voor de landelijke informatiecoördinatie het Nationale Informatie Knooppunt (NIK) opgericht en bij de dienst Nationale Recherche Informatie (KLPD) geplaatst. Elk politiekorps heeft voor de regionale informatiecoördinatie een Regionaal Informatie Knooppunt (RIK) gekregen, dat informatie kan leveren aan het NIK. Deze structuur is eind 2002 in werking getreden.

De politie kan in deze structuur de informatie over elk specifiek en voor de taakuitoefening van de politie relevant onderwerp verwerken.

21

Hoever is het project ter verbetering van de landelijke informatiecoördinatie gevorderd? Wie is hiervoor de eerstverantwoordelijke? Wat is de rol /taak van de Raad van Hoofdcommissarissen? Wordt de informatie inmiddels gestandaardiseerd aangeleverd?

De Raad van Hoofdcommissarissen is initiatiefnemer van het project. Het Korpsbeheerdersberaad, het OM-politieberaad en de Raad van Hoofdcommissarissen zijn gezamenlijk opdrachtgever. Het project wordt aangestuurd door een landelijke stuurgroep waarin onder voorzitterschap van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ook vertegenwoordigers van voornoemde beraden, het Ministerie van Justitie, het NCC en de AIVD zitting hebben.

Bij de start van het project in 2002 is de noodzaak onderkend van zowel het ontwikkelen van degelijke voorstellen voor de korpsen als het nemen van maatregelen voor de korte termijn, op basis waarvan de Nederlandse politie in staat is binnen een uur op een gegeven onderwerp de informatiecoördinatie in het hele land actief te hebben. Het besluit tot een pakket maatregelen is door het dagelijks bestuur van de Raad van Hoofdcommissarissen genomen op 3 juli 2002. Op basis van de kernvoorstellen van het project wordt sinds begin december 2002 in het land informatiecoördinatie uitgevoerd op een aantal incidentele onderwerpen. Intussen wordt verder gewerkt aan de nadere uitwerking en afronding van de voorstellen, met onder meer de tot standkoming van de standaard formats. Voor de zomer van 2003 zal een en ander zijn voltooid. Voor het definitief inbedden in de korpsorganisatie hebben de korpsen de gelegenheid tot het voorjaar van 2004. Zie voorts het antwoord op vraag 20.

22

Betekent de zinsnede «dat de afweging over het accepteren van de door de overheid aangeboden beveiligingsmaatregelen, los van de vraag of medewerking is verleend aan de bovengenoemde actieve screening, ten finale aan de te beveiligen persoon is», dat iemand medewerking kan weigeren/niet tegen zijn wil kan worden beveiligd en niettemin aanspraak kan maken op beveiliging?

Met voornoemde zinsnede is bedoeld dat het verlenen van medewerking door de persoon aan wie beveiliging van overheidswege wordt aangeboden vooraf gaat aan het antwoord op de vraag of persoonsbeveiliging geëffectueerd kan worden. Zoals verwoord in het regeringsstandpunt zijn uitzondering hierop de functionarissen die behoren tot het domein van de rijksoverheid. In de brief betreffende het nieuwe stelsel van bewaking en beveiliging die aan de Tweede Kamer zal worden gezonden zal nader aandacht aan dit onderwerp worden besteed.

23

Wat wordt precies verstaan onder «functionarissen die behoren tot het domein van de rijksoverheid»?

Ingevolge het regeringsstandpunt (pagina 10) wordt daarmee bedoeld (categorieën van) personen waarvan de bewaking of beveiliging tot de verantwoordelijkheid van de rijksoverheid behoort.

24

In hoeveel gevallen is sinds 3 juli jongstleden een risicoanalyse opgesteld, zowel op regionaal als op nationaal niveau?

Er zijn vooralsnog geen risicoanalyses vervaardigd zoals genoemd in het regeringsstandpunt van 17 december 2002. Wel zijn er risicoprofielen opgesteld door of namens enkele bewindspersonen en lijsttrekkers. Deze risicoprofielen zijn betrokken bij de bepaling van te nemen veiligheidsmaatregelen in het kader van de systematiek van geëvalueerde momenten. De wijze waarop de risicoanalyses worden opgesteld alsmede de doelgroep waarop deze betrekking hebben zal in het nieuwe samenhangend stelsel van bewaking en beveiliging nader uitgewerkt worden.

25

Staat privacywetgeving momenteel in de weg bij het nemen van adequate bewakings- en beveiligingsmaatregelen?

In het rapport van de Commisie Van den Haak worden geen concrete knelpunten in de privacywetgeving vermeld die momenteel in de weg staan bij het nemen van adequate bewakings- en beveiligingsmaatregelen. Bij de totstandkoming van nieuw beleid voor bewakings- en beveiligingsmaatregelen wordt de privacywetgeving mee in beschouwing genomen.

26

Is er al een antwoord geformuleerd op «een van de prangende vragen hoe het aanboren van gesloten bronnen zich verhoudt tot bijvoorbeeld de wet bescherming persoonsgegevens»? Zo ja hoe luidt dat? Zo neen, wanneer komt dat beschikbaar? Moeten de genoemde wetten worden gewijzigd om de risicoanalyses en de risicoprofielen te kunnen opstellen?

Dit onderwerp zal worden betrokken bij de brief betreffende het nieuwe samenhangend stelsel bewaking en beveiliging. Wij streven ernaar deze medio mei 2003 aan de Tweede Kamer te zenden.

27

Kunnen de voorziene problemen bij het inwinnen van informatie uit gesloten bronnen niet worden ondervangen door zoveel mogelijk informatie bij de betreffende personen zelf in te winnen?

Beide bronnen zijn aanvullend ten opzichte van elkaar. Voor het overige wordt verwezen naar het antwoord op vraag 26.

28

Zijn er in het kader van de campagne voor de Tweede-Kamerverkiezingen op 22 januari jongstleden knelpunten geconstateerd met betrekking tot de bestaande wettelijke kaders, waardoor informatie benodigd voor risicoprofielen en/of risicoanalyses niet konden worden verkregen?

Het verstrekken van informatie ten behoeve van risicoprofielen gebeurt enerzijds op basis van vrijwilligheid van betrokkene en anderzijds binnen de wettelijke kaders van de diensten (politie, AIVD, MIVD) welke vanuit hun verantwoordelijkheid elk een bijdrage leveren aan het risicoprofiel. Overigens heeft een aantal lijsttrekkers ook na herhaaldelijk verzoek geen informatie ten behoeve van een risicoprofiel aangeleverd.

29

Kan er al een antwoord worden gegeven op «de vraag of het gewenst is van bijzondere inlichtingenmiddelen gebruik te maken»? Zo ja, hoe luidt dat antwoord? Zo neen, wanneer zal dat wel beschikbaar zijn? Hoe wordt in andere EU-landen met deze kwestie omgegaan?

Zie het antwoord op vraag 26.

30

Heeft de regering inmiddels een antwoord op de vraag in hoeverre het gebruik van bijzondere inlichtingenmiddelen, gegeven de uitgangspunten van subsidiariteit en proportionaliteit, gewenst is?

Zie het antwoord op vraag 26.

31

Welke conclusies verbindt de regering aan de veronderstelling dat «de doelmatigheid van het gebruik van het door de Commissie bedoelde zwaar instrumentarium derhalve niet op voorhand vaststaat»?

Zie het antwoord op vraag 26.

32

Hoe ver zijn de ampele overwegingen gevorderd met betrekking tot de vraag of wel of niet voor een systeem van «protective intelligence» gekozen wordt? Wat is inmiddels gedaan om tot een standpuntbepaling te komen? Wie worden daarover geraadpleegd? Bestaat dit systeem of varianten er op in andere EU-landen of in de VS?

Zie het antwoord op vraag 33.

33

Welke (onderdelen van) aanbevelingen behoren volgens de regering niet tot de essentie van de voorstellen van de Commissie Feitenonderzoek Veiligheid en Beveiliging Pim Fortuyn?

De regering heeft de aanbevelingen van de Commissie Feitenonderzoek Veiligheid en Beveiliging Pim Fortuyn in essentie overgenomen. Er zal moeten worden gekomen tot een geprofessionaliseerd en gemoderniseerd samenhangend stelsel van bewaking en beveiliging. Zoals tevens gesteld in het antwoord op vraag 13, zal de Tweede Kamer rond medio mei 2003 worden geïnformeerd over de definitieve positionering, taken en bevoegdheden van de nationaal coördinator (zie ook het antwoord op de vragen 9 en 10).

De Commissie Feitenonderzoek gaf voorts in overweging over te gaan naar een systeem van «protective intelligence». In het regeringsstandpunt is aangegeven dat de regering terughoudend staat tegenover het robuust inzetten van het door de commissie bedoelde instrumentarium dat aan een systeem van «protective intelligence» verbonden zou kunnen zijn. Medio mei 2003 zal de regering de Tweede Kamer informeren over haar nadere afwegingen.

34

Wat is het tijdpad voor de uitvoering van het totaal van de aanbevelingen, rekening houdend met de noodzakelijke wijziging van wetten, regelingen en het op peil brengen van mensen en middelen?

Zie het antwoord op de vragen 7 en 8.

35

Hoeveel meldingen door burgers hebben er inmiddels plaatsgevonden en wat is er vervolgens met die meldingen gedaan?

Voor zover deze burgers vallen binnen het nationale overheidsdomein heeft een aantal personen (lijsttrekkers, bewindslieden) melding gemaakt van bedreigingen dan wel risico's. Op basis van deze meldingen heeft (strafrechtelijk) onderzoek plaatsgevonden en zijn daarbij passende veiligheidsmaatregelen genomen. Zulks geldt ook indien er sprake was van risico's conform de systematiek van geëvalueerde momenten (zie het antwoord op vraag 15).

36

Op welke termijn denkt de regering de beoogde verantwoordelijkheidsverdeling ten aanzien van bewaking en beveiliging in de wetgeving te kunnen verankeren?

Nadat de regering haar opvattingen naar verwachting medio mei 2003 aan de Tweede Kamer heeft doen toekomen zal het traject van wet- en regelgeving in gang kunnen worden gezet.

37

Zullen er naar verwachting in het nieuwe systeem meer personen beveiligd moeten worden? Zo ja, om welke aantallen gaat het daarbij?

Zie het antwoord op vraag 26.

38

Wanneer zijn de aangekondigde voorstellen te verwachten die de taak van de regiopolitie met betrekking tot bewaking en beveiliging expliciteren?

Zie het antwoord op vraag 26.

39

Bestaat inmiddels duidelijkheid over de wijzigingen van de thans vigerende regelgeving die noodzakelijk zijn om de Nationaal Coördinator Bewaking en Beveiliging binnen de departementale organisatie in te bedden en adequate taken en bevoegdheden toe te kennen? Zo ja, hoe luiden die bevindingen? Zo neen, wanneer komen die beschikbaar?

Bij besluit van 17 december 2002 heeft de Ministerraad besloten tot instelling van het projectdirectoraat-generaal Beveiliging en Crisisbeheersing. In het betreffende instellingsbesluit staan tevens de taken van de projectdirecteur-generaal, tevens Nationaal Coördinator Bewaking en Beveiliging, beschreven.

Hieruit voortvloeiend wordt een aanpassing van de circulaire Bewakings- en Beveiligingsaangelegenheden c.a. van 11 juni 1999 geëffectueerd in de vorm van een tweede appendix. Tevens is een tweetal tijdelijke Organisatiebesluiten van de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie in voorbereiding. Deze zullen terugwerken tot 1 januari 2003.

Uiterlijk per 1 juli 2003 zal de definitieve positionering van de Nationaal Coördinator Bewaking en Beveiliging worden vormgegeven.

40

Hoe vaak wordt een periodieke inventarisatie opgesteld van (groepen van) personen en objecten die risico lopen?

Indien wordt geconstateerd dat (groepen van) personen en objecten risico lopen dan worden deze ter bespreking, beoordeling en zo nodig met het oog op nader onderzoek aangemeld bij het Evaluatie Overleg en de Evaluatie Driehoek. Vergaderingen hiervan vinden wekelijks plaats.

41

Kan worden geïllustreerd wat de uitbreiding van het aantal te hanteren dreigingniveaus inhoudelijk voorstelt en waartoe die uitbreiding qua in te zetten maatregelen leidt?

Zie het antwoord op vraag 26.

42

Wat is precies de relatie tussen regionale inlichtingendiensten (RID's) van de politiekorpsen en de AIVD?

De ambtenaren van de regionale politiekorpsen die op basis van artikel 60 van de WIV 2002 zijn aangewezen om werkzaamheden ten behoeve van de AIVD te verrichten zijn ondergebracht bij de inlichtingendiensten van de politiekorpsen. Deze regionale inlichtingendiensten verrichten ook werkzaamheden voor het eigen politiekorps. Zoals reeds werd aangegeven bij het antwoord op vraag 18 vinden de werkzaamheden ten behoeve van de AIVD plaats overeenkomstig aanwijzingen van het hoofd van die dienst en onder de verantwoordelijkheid van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Bij de werkzaamheden ten behoeve van de AIVD mogen de aangewezen politie ambtenaren geen bevoegdheden tot het opsporen van strafbare feiten uitoefenen.

43

Wat denkt de regering te doen aan de slechte uitwisseling van relevante informatie tussen de politiekorpsen en het centrale niveau?

Zie het antwoord op vraag 20.

44

Wat wordt precies bedoeld met de opmerking, dat «de openbare orde niet tot het onderzoeksdomein van de BVD behoort»?

De Binnenlandse Veiligheidsdienst had tot taak het doen van onderzoek naar personen en organisaties die aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde, de veiligheid of andere gewichtige belangen van de staat. Uit de parlementaire geschiedenis van het betreffende wetsartikel blijkt dat de openbare orde in beginsel niet onder de hier bedoelde staatsbelangen valt. Pas wanneer er sprake is van heimelijk voorbereide grootschalige verstoringen van de openbare orde waardoor het maatschappelijk leven wordt ontwricht, zijn er zodanige staatsbelangen in het geding dat er op dit terrein een taak ligt voor de BVD. Dit betekent dat de BVD geen onderzoek kon doen naar de betrokkenen bij openbare orde incidenten zoals die zich rond de heer Fortuyn hebben voorgedaan.

45

In hoeverre is het nodig het juridisch kader waarbinnen de AIVD werkt te verruimen?

Zie het antwoord op vraag 26.

46

Waarom herkent de regering een passief beeld van de BVD niet?

In het regeringsstandpunt van 17 december 2002 (pagina's 13–16) hebben wij de handelwijze van de toenmalige BVD en huidige AIVD terzake geschetst en beoordeeld. De AIVD houdt permanent het algemene dreigingsbeeld in de gaten en is zo steeds op korte termijn in staat aan te geven of in actuele situaties mogelijk sprake is van een concrete dreiging, zulks overigens binnen de kaders van de in de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten vastgelegde dreigingsgerichte inlichtingentaak. Wij zijn dan ook van oordeel dat ook in relatie tot de veiligheid van de heer Fortuyn de BVD/AIVD heeft gedaan wat van de dienst mocht en kon worden verwacht. Temeer – wij verwijzen hierbij naar de Handelingen van het hoofdlijnendebat met de Tweede Kamer van 19 december 2002 – zulk een beoordeling plaatsvindt in de context van de toenmalige toepassingspraktijk. Tenslotte wordt in het regeringsstandpunt (pagina's 15–16) wel gewezen op de suboptimale informatiehuishouding, waaronder het niet steeds protocolleren en documenteren van de uitkomsten van dreigingsanalyses, bij de AIVD.

47

Wanneer behoort iemand tot «het domein van de rijksoverheid»?

De categorieën van personen waarvan de bewaking of beveiliging tot de verantwoordelijkheid van de rijksoverheid valt, bestaat thans uit:

– bepaalde buitenlandse personen in Nederland;

– Nederlandse personen ten aanzien van wie door de aard en/of herkomst van de dreiging en de functie van de persoon in beginsel de kans aanwezig is dat de nationale of internationale democratische rechtsorde wordt geschaad en/of de veiligheid van de Staat in het geding is;

– personen werkzaam in de strafrechtspleging.

Zie voorts het antwoord op vraag 23.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: van de Camp (CDA), Kalsbeek (PvdA), van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), voorzitter, Rijpstra (VVD), Vos (GL), de Graaf (D66), Cornielje (VVD), Kamp (VVD), Remkes (VVD), de Wit (SP), van Beek (VVD), ondervoorzitter, Rietkerk (CDA), van der Staaij (SGP), de Pater-van der Meer (CDA), van As (LPF), Lazrak (SP), Wolfsen (PvdA), Tonkens (GL), Bruls (CDA), Spies (CDA), Eerdmans (LPF), Sterk (CDA), Haverkamp (CDA), Straub (PvdA), Boelhouwer (PvdA) en Van Dijken (PvdA).

Plv. leden: Mosterd (CDA), de Vries (PvdA), Adelmund (PvdA), Fierens (PvdA), Hirsi Ali (VVD), Halsema (GL), Giskes (D66), Van Aartsen (VVD), Nijs (VVD), Griffith, MPA (VVD), Kant (SP), Blok (VVD), Meijer (CDA), Slob (CU), Rambocus (CDA), Varela (LPF), Vergeer-Mudde (SP), van Nieuwenhoven (PvdA), van Gent (GL), Ross-van Dorp (CDA), Çörüz (CDA), Nawijn (LPF), Balkenende (CDA), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), Leerdam, MFA (PvdA) en Dubbelboer (PvdA).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: van de Camp (CDA), voorzitter, de Vries (PvdA), van Heemst (PvdA), Dittrich (D66), Vos (GL), Cornielje (VVD), Rouvoet (CU), Kamp (VVD), Adelmund (PvdA), de Wit (SP), Rietkerk (CDA), Albayrak (PvdA), Eurlings (CDA), Örgü (VVD), Çörüz (CDA), Verbeet (PvdA), ondervoorzitter, Lazrak (SP), Wolfsen (PvdA), Tonkens (GL), de Vries (CDA), van Haersma Buma (CDA), Eerdmans (LPF), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), Straub (PvdA), Nijs (VVD) en Griffith, MPA (VVD).

Plv. leden: van der Hoeven (CDA), Boelhouwer (PvdA), Verdaas (PvdA), Van der Laan (D66), Halsema (GL), Nicolaï (VVD), van der Staaij (SGP), Blok (VVD), Kalsbeek (PvdA), van Velzen (SP), de Pater-van der Meer (CDA), Tjon-A-Ten (PvdA), Ormel (CDA), Remkes (VVD), Jager (CDA), van Heteren (PvdA), Vergeer-Mudde (SP), Arib (PvdA), Karimi (GL), Buijs (CDA), Sterk (CDA), Nawijn (LPF), Joldersma (CDA), Hermans (LPF), Van Dijken (PvdA), Rijpstra (VVD) en Hirsi Ali (VVD).

Naar boven