28 374
Aanslag op de heer W.S.P. Fortuijn

nr. 11
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 november 2002

Tijdens het ordedebat van 23 oktober 2002 (Handelingen II, vergaderjaar 2002–2003, nr. 12, blz. 573–574) heeft het lid van de Tweede Kamer Teeven de wens te kennen gegeven schriftelijk te worden geïnformeerd over het vermeende afluisteren van de heer Fortuyn. Naar aanleiding hiervan bericht ik u het volgende.

De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst heeft evenals zijn voorganger de Binnenlandse Veiligheidsdienst de wettelijke taak onderzoek te doen naar personen die aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde, de veiligheid of andere gewichtige belangen van de staat. Het is dan ook evident dat de vraag van de heer Teeven of politici in zijn algemeenheid worden afgeluisterd ontkennend moet worden beantwoord. Wat betreft het vermeende afluisteren van de heer Fortuyn herhaal ik, zoals ik reeds eerder publiekelijk heb medegedeeld, dat de heer Fortuyn niet door de BVD is afgeluisterd. Voor alle duidelijkheid voeg ik daar nog aan toe dat dit ook niet is gebeurd met het oog op de beveiliging van de heer Fortuyn. Afluisteren door de AIVD of zijn rechtsvoorganger de BVD is uitsluitend toegestaan op basis van een ministeriële toestemming. Afluisteren zonder ministeriële toestemming is niet toegestaan en vindt dan ook niet plaats. Met betrekking tot het afluisteren in het kader van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde verwijs ik kortheidshalve naar het antwoord van mijn ambtgenoot van Justitie op schriftelijke vragen van het lid van de Tweede Kamer Dittrich over het afluisteren van telefoongesprekken (Aanhangsel Handelingen II 2003/03, nr. 246). De Commissie feitenonderzoek beveiliging Pim Fortuyn doet, zoals zij reeds eerder publiekelijk te kennen heeft gegeven, onderzoek naar het vermeende afluisteren van de heer Fortuyn. De uitkomsten van dit onderzoek zie ik met het volste vertrouwen tegemoet.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties,

J. W. Remkes

Naar boven