nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Aan de Staten van de Nederlandse Antillen
Aan de Staten van Aruba
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van rijkswet tot
goedkeuring van de op 29 mei 2000 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst,
door de Raad vastgesteld overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende
de Europese Unie, betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen
de Lid-Staten van de Europese Unie.
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
26 april 2002
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN RIJKSWET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo wij in overweging genomen hebben, dat de op 29 mei 2000 te Brussel
tot stand gekomen Overeenkomst, door de Raad vastgesteld overeenkomstig artikel
34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de wederzijdse
rechtshulp in strafzaken tussen de Lid-Staten van de Europese Unie ingevolge
artikel 91, eerste lid, van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal
behoeft alvorens het Koninkrijk daaraan kan worden gebonden;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met
gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het
Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk
Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De op 29 mei 2000 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst, door de Raad
vastgesteld overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese
Unie, betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de Lid-Staten
van de Europese Unie, waarvan de Nederlandse, de Engelse en de Franse tekst
zijn geplaatst in Tractatenblad 2000, 96, wordt goedgekeurd voor het gehele
Koninkrijk.
ARTIKEL II
Goedgekeurd wordt dat bij de binding van het Koninkrijk aan het in artikel
I genoemde verdrag wordt verklaard dat artikel 10, negende lid, eerste alinea,
van het verdrag niet zal worden toegepast.
ARTIKEL III
Deze rijkswet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van
uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, in het Publikatieblad van
de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst
en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie,