28 333
WAO-stelsel

nr. 13
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 1 december 2003

Hierbij zend ik u, zoals toegezegd in het debat over de hoofdlijnen van de WAO van 6 november jongstleden, het antwoord op de vraag van mevrouw Verburg (CDA) over het verband tussen het ziekteverzuimpercentage bij kleine bedrijven en Wet Verbetering Poortwachter (WVP) naar aanleiding van een publicatie in het Financieele Dagblad van 28 oktober jongstleden.

De kern van de publicatie

Het Financieele Dagblad van 28 oktober 2003 publiceerde het artikel «Privatisering Ziektewet blijkt het meest succesvol» van de onderzoekers T. J. Veerman van het onderzoeksbureau AStri en H. Lindner. In dit artikel meldden de auteurs hoe de ontwikkeling van het ziekteverzuimpercentage samenhangt met het werkloosheidspercentage en met de introductie van de vijf beleidsprikkels «Wet Terugdringing Beroep op de Arbeidsongeschiktheidsregelingen» (TBA), «Wet Terugdringing Ziekteverzuim» (TZ), «Wet Uitbreiding Loondoorbetalingsplicht Bij Ziekte» (WULBZ), «wet Premiedifferentiatie En Marktwerking Bij Arbeidsongeschiktheid» (Pemba), en «Wet Verbetering Poortwachter» (WVP) die sinds 1993 door de overheid zijn ingezet. Uit de analyse van de auteurs bleek, dat een hoger werkloosheidspercentage tot een lager ziekteverzuimpercentage leidt. Met betrekking tot de beleidsprikkels zagen de auteurs uit hun analyse geen effect van de wetten TBA en Pemba op het ziekteverzuim terug. Deze twee wetten waren dan ook vooral gericht op beperking van de WAO-instroom. De privatisering van het eerste ziektejaar, in de vorm van TZ en WULBZ, liet wel een belangrijke daling van het ziekteverzuim zien. Met betrekking tot de WVP meldden de auteurs dat deze structureel bijdraagt aan de daling van het ziekteverzuim met 0,7 procentpunt bij grote bedrijven, dat er geen significant effect is voor middelgrote bedrijven, en dat er een indicatie is voor een beperkt opwaarts effect in het ziekteverzuim voor kleine bedrijven. De auteurs opperden dat dit laatste te wijten kan zijn aan de procedurele veranderingen in de verzuimbegeleiding zoals de WVP die vraagt. Deze zouden bij kleine bedrijven voor meer bureaucratische procedures en vertraging hebben gezorgd.

Commentaar op publicatie

SZW heeft het onderzoeksrapport ontvangen dat ten grondslag ligt aan het krantenartikel. In het algemeen kan geconstateerd worden dat de conclusies uit het onderzoeksrapport met de nodige voorzichtigheid beschouwd moeten worden vanwege de volgende redenen:

• Het geïsoleerde effect van beleidsmaatregelen, die snel achter elkaar worden ingevoerd, op de ontwikkeling van het ziekteverzuim is moeilijk te meten. Daarnaast is de onderzochte periode relatief kort om de gevolgen van conjunctuurschommelingen in beeld te brengen, zeker indien de eerder genoemde beleidsmaatregelen daarbij een rol kunnen spelen.

• Dit geldt in het bijzonder voor het geïsoleerde effect van de WVP. Deze is in april 2002 ingevoerd. De onderzoekers hebben voor de WVP dan ook de gegevens van slechts één jaar gebruikt.

• Overigens kent het werken met macro ziekteverzuimcijfers de nodige beperkingen, omdat de reikwijdte van de wettelijke instrumenten uiteraard per sector verschilt. Ook de conjunctuurgevoeligheid verschilt per sector.

Ondanks deze methodologische kanttekeningen stemmen de conclusies over de gunstige effecten van de privatisering (TZ, WULBZ) en de invloed van de conjunctuur overeen met eerdere onderzoeken. Ik wijs hierbij op een recent rapport van het onderzoeksbureau Nyfer («Knapt Nederland eindelijk op?», Mei 2003). In dit rapport staat vermeld, dat de stijgingen en dalingen in het ziekteverzuimpercentage voor 40% samenhangen met de ontwikkeling in de conjunctuur, en dat de volledige privatisering van het eerste ziektejaar middels TZ en WULBZ een significante daling van het verzuim tot gevolg heeft gehad.

Veerman en Lindner hebben nu voor het eerst een poging gedaan ook de effecten van de WVP te kwantificeren. Hieruit mogen geen vergaande conclusies worden getrokken: De WVP voorziet in een evaluatie binnen vier jaar, dus uiterlijk begin 2006. De eerste effecten van WVP lijken zeker positief, getuige ook de daling van de WAO-instroom en dat 80% van de verzoeken tot vrijwillige verlenging loondoorbetaling buiten de WAO blijft.

Het is echter te vroeg om te concluderen dat WVP een tegengesteld (ongunstig) effect heeft op het verzuim bij kleine bedrijven. Volgens Nyfer geldt dat kleine bedrijven minder gevoelig zijn voor beleidsprikkels en conjunctuurschommelingen dan grote bedrijven. Hierbij speelt een rol dat kleine bedrijven reeds een laag verzuim hebben en ook dat kleine bedrijven zich in grote meerderheid herverzekerd hebben tegen het risico van ziekteverzuim. Uit de beperkte schommelingen in het verzuim van kleine bedrijven kan daarom niet zonder meer worden afgeleid dat deze zouden worden veroorzaakt door meer bureaucratische procedures.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

Naar boven