28 333
WAO-stelsel

nr. 102
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 30 mei 2008

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft op 23 april 2008 overleg gevoerd met minister Donner van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over:

– de brief d.d. 18 maart 2008 houdende antwoorden op commissievragen inzake ontwerp wijziging Schattingsbesluit (28 333, nr. 101);

– het nog te ontvangen kabinetsstandpunt over het STAR-advies inzake de re-integratie van werknemers die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn.

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand samenvattend verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Blok (VVD) zegt dat hij geen bezwaar heeft tegen een startsubsidie voor poortwachtercentra. Voorwaarde is wel dat de overheid geen inhoudelijke bemoeienis heeft met deze centra.

– Meer herbeoordeelde gedeeltelijk arbeidsongeschikten moeten aan het werk. Wanneer komt de minister met concrete plannen om de werkgeversregelingen van het UWV voor deze groep toegankelijker te maken? Wat vindt hij van de bevinding van de Inspectie Werk en Inkomen dat de controle op de sollicitaties van mensen met een WGA-uitkering onvoldoende is?

– 74% van de 35-minners heeft een vast dienstverband. Hoe denkt de minister dit percentage omhoog te brengen?

– Het mkb ondervindt grote problemen bij het re-integratie tweede spoor. Zo worden de beschikbare mogelijkheden vaak te laat of niet aangegrepen en is de loondoorbetaling in het tweede ziektejaar een belemmering voor het vinden van werk. Is het niet beter om een onderscheid te maken tussen grote en kleine ondernemingen bij de loondoorbetaling in het tweede ziektejaar?

De heer Van Hijum (CDA) maakt zich zorgen over het aantal herbeoordeelden dat aan het werk is. Welk percentage gedeeltelijk arbeidsongeschikten in de categorie 35 tot 80% heeft een baan?

– Van de arbeidsongeschikten in de categorie 35 tot 80% wordt 60 tot 70% in de eerste twee jaar mogelijkheden aangeboden om aan het werk te blijven. Bij de zogenaamde vangnetters ligt dit percentage veel lager. Wat kan het UWV doen om meer vangnetters aan het werk te houden?

– De Stichting van de Arbeid (verder: de STAR) wijst erop dat de sociale partners laagopgeleide 35-minners bijzonder moeilijk kunnen re-integreren. Hoe beoordeelt de minister dit? Is hij bereid om hiernaar onderzoek te laten doen?

– Op welke manier informeert het UWV werkgevers en werknemers over de mogelijkheid van een deskundigenoordeel over aangepaste werkomstandigheden? Die informatie is belangrijk, omdat daardoor meer mensen in de eerste twee ziektejaren kunnen worden gere-integreerd.

– Het re-integratie tweede spoor komt moeizaam van de grond. Zijn premiekorting en no-riskpolissen mogelijkheden om aan dit tweede spoor een impuls te geven?

– De STAR constateert dat er onvoldoende prikkels zijn voor 35-minners om in de eerste twee jaar van hun ziekte de overstap naar een andere werkgever te maken. Zijn er mogelijkheden om deze overstap lonender te maken? Zo ja, zal de minister de Kamer hierover dan op afzienbare termijn informeren?

De heer Ulenbelt (SP) benadrukt dat de herbeoordelingsoperatie in alle opzichten een faliekante mislukking is en een nachtmerrie voor de WAO’ers die van deze operatie het slachtoffer zijn.

– Een groot aantal herbeoordeelde WAO’ers is aangewezen op een tijdelijke baan of een nulurencontract. Vindt de minister dat een WAO’er met een nulurencontract beschouwd moet worden als een succes van de herbeoordeling?

– De inkomenspositie van een grote groep herbeoordeelden blijkt te verslechteren. De brugbanen moeten hiervoor een oplossing bieden. Wat is de stand van zaken?

– De minister laat nader onderzoek doen naar herbeoordeelde WAO’ers. Zal daarbij ingegaan worden op de sociale positie van herbeoordeelden met een baan?

– Het Schattingsbesluit wordt geïndexeerd. Wat doet de minister als zich daarbij grote structurele verschillen voordoen tussen bedrijfstakken?

– Een aanzienlijk aantal 35-minners komt na de periode van twee jaar Ziektewet niet in aanmerking voor de WIA. Betekent dit niet dat het Schattingsbesluit te streng is? Is de minister bereid om het CWI opdracht te geven om geen ontslagvergunning te verlenen voor een 35-minner als er geen goed re-integratietraject is aangeboden? Hoe vaak komt dit overigens voor?

– Wat is het resultaat van de startsubsidie voor poortwachtercentra?

Mevrouw Vermeij (PvdA) wijst erop dat de overheid ook werkgever is. Hoe vult de minister deze rol in in zijn relatie met de poortwachtercentra? Gaat de overheid zelf ook meer mensen met een beperking in dienst nemen?

– Op welke manier gaat de minister de dienstverlening door het UWV verbeteren?

– Het is onaanvaardbaar dat 37% van de 35-minners die bij de herbeoordeling geen baan hadden, na achttien maanden nog steeds niet aan het werk is. Wat gaat de minister hieraan doen?

– Hoeveel niet-werkende 35-minners zullen dit jaar gebruik maken van een brugbaan? Worden de in het coalitieakkoord afgesproken tienduizend brugbanen in 2008 gerealiseerd? Is er inzicht in de capaciteiten van de niet-werkende 35-minners? Worden zij actief bemiddeld? Hoever gaat de verantwoordelijkheid van het UWV voor hun re-integratie?

– De minister heeft in een speech gezegd dat werkgevers meer ruimte moeten maken voor mensen met een beperking. Komt dit punt aan de orde op het voorjaarsoverleg? Zo nee, op welke manier gaat hij hiervan dan wel werk maken?

– In reactie op de motie-Heerts over bevordering van de arbeidsparticipatie van WAO’ers (28 333, nr. 90) heeft de minister gezegd met een wetsvoorstel te zullen komen. Wat is de stand van zaken?

– 43% van de 35-minners heeft geen baan. Wat is hiervan de oorzaak? Hoe staat het met de maatregelen die het kabinet in het vooruitzicht heeft gesteld om de arbeidsmarktpositie van gedeeltelijk arbeidsongeschikten te verbeteren?

– De no-riskpolis kan in het eerste spoor nog voor de WIA-beoordeling worden ingezet. Waarom is daartoe besloten? Is het niet beter om de no-riskpolis, zoals in het tweede spoor, door te laten lopen na de terugkeer naar de oude werkkring?

– De minister constateert dat de toetsing door het UWV verbeterd kan worden. Wat gaat hij nog meer doen dan de Stuurgroep Poortwachter om advies vragen?

Antwoord van de minister

De minister zegt dat er terecht een opstartsubsidie beschikbaar is gesteld voor het goede initiatief van de poortwachtercentra. Daarbij is ervoor gekozen om de verantwoordelijkheid voor de uitvoering zoveel mogelijk bij de initiatiefnemers te leggen. Op dit moment zijn er vier goed functionerende centra actief en werkt men hard aan de oprichting van meer centra.

– De sectorwerkgevers overheid, waaronder het UWV, bezien welke meerwaarde het heeft om zich bij de bestaande poortwachtercentra aan te sluiten. Het is verder niet aan de overheid om dit initiatief van onderop te steunen. Daarbij komt dat het aantal vacatures bij de overheid beperkt is door de in het coalitieakkoord afgesproken afslanking.

– Omdat er nog maar één maand wordt gewerkt met brugbanen, is het niet mogelijk om de meerwaarde van deze banen in te schatten. De ontwikkelingen worden echter gemonitord en de Kamer kan hierover dan ook te zijner tijd nader worden geïnformeerd. Het is de bedoeling dat door deze banen het aantal herbeoordeelden zonder werk verder zal afnemen. Er is ruimte om de coalitieafspraak over de brugbanen gestand te doen. Voorwaarde daarbij is wel dat er voldoende mensen uit deze banen doorstromen naar een vaste dienstbetrekking.

– De Kamer ontvangt op korte termijn een wetsvoorstel inzake loonkostensubsidie en participatiebanen.

– In de ministerraad van 25 april aanstaande wordt het wetsvoorstel behandeld dat beoogt WAO’ers vijf jaar nadat ze weer aan de slag zijn, opnieuw te beoordelen op hun mogelijkheden om te werken.

– In het jaarverslag van het ministerie van Sociale Zaken staan de beschikbare gegevens over het aandeel werkende arbeidsongeschikten voor de totale groep. De grootste problemen blijken zich voor te doen bij de re-integratie van volledig arbeidsongeschikten met afstand tot de arbeidsmarkt.

– 37% van de arbeidsongeschikten die op het moment van de herkeuring geen baan had, heeft werk gevonden. Daarvan heeft echter 43% een stabiele positie op de arbeidsmarkt. Dit percentage neemt nog steeds toe. Het is dan ook onterecht om het percentage van 37 te gebruiken als argument voor de stelling dat de herbeoordelingsoperatie mislukt is. Bovendien gaat men met dit argument eraan voorbij dat de instroom na de invoering van de WIA is teruggelopen van 150 000 naar 40 000 per jaar, een verlaging die overigens in het geheel niet toegeschreven kan worden aan de aanscherping van het Schattingsbesluit. Dat zou immers alleen kunnen als het ziekteverzuim na invoering van de WIA gelijk gebleven zou zijn. En dat is niet het geval: het ziekteverzuim is sindsdien sterk afgenomen.

– 68% van de herbeoordeelde arbeidsongeschikten heeft een inkomen van €1100 of minder, maar slechts een derde van deze groep heeft het gevoel dat zijn inkomenspositie is verslechterd. Het beeld is dan ook onjuist dat de hele groep erop achteruit gegaan zou zijn. Oorzaak van de inkomensachteruitgang is in een aantal gevallen dat men in deeltijd werkt, maar daarbij moet wel in het oog worden gehouden dat een deeltijdbaan in veel gevallen een opstap is naar een voltijdbaan.

– De verlenging van de loondoorbetaling bij ziekte van één naar twee jaar is de reden dat werkgevers een grotere verantwoordelijkheid dragen voor hun zieke werknemers dan vroeger. Deze door een meerderheid van de Kamer gesteunde maatregel heeft bijvoorbeeld tot de poortwachtercentra geleid. Terugkeer naar een periode van één jaar zou verkeerd zijn, omdat daardoor de verantwoordelijkheid net als voor de verlenging bij de overheid komt te liggen.

– Bezien zal worden welke problemen werknemers in hun tweede ziektejaar ondervinden bij het overstappen naar een andere baan.

– De minister zegt in dat kader toe dat hij desgevraagd zal praten met de STAR in het kader van het onderzoek door de STAR en het Verbond van Verzekeraars naar knelpunten. Een oplossing voor deze knelpunten kan echter in geen geval terugkeer naar het oude systeem zijn; daarvoor zijn de resultaten van het nieuwe systeem te bemoedigend. Omdat de verantwoordelijkheid hier in de eerste plaats bij de sociale partners en de verzekeraars ligt, is het niet gepast om vooruit te lopen op het onderzoek van de STAR.

– Voor 35-minners die zich gedwongen zien gebruik te maken van de WW-regelingen, staan de re-integratie-instrumenten onverkort open. Dat is waarschijnlijk de reden dat het percentage WW’ers met een beperking sinds de invoering van de WIA niet is toegenomen.

– In de WIA-evaluatie zal meegenomen worden of zich als gevolg van het Schattingsbesluit knelpunten voordoen voor 35-minners.

– Om de problemen bij de vangnetters op te lossen is besloten om de re-integratiemogelijkheden van het UWV uit te breiden.

– Het is niet gewenst om de vraagstelling van het nader onderzoek naar herbeoordeelden al te zeer uit te breiden. De minister zegt dat hij desondanks zal bezien of het type werk van herbeoordeelden met een baan bij het onderzoek betrokken kan worden.

– In het Schattingsbesluit kan niet per bedrijfstak worden afgeweken. De onderlinge verschillen tussen bedrijfstakken zijn groot. Dat geldt ook voor de indexering van het maatmaninkomen. De minister tekent hierbij aan dat verschillen in de praktijk beperkt zijn, omdat die in een periode van maximaal twee jaar ontstaan.

– Na zes weken ziekte reikt de bedrijfsarts standaard de brochure «Ik ben ziek. Wat nu?» uit. In deze brochure staat informatie over de mogelijkheid van een deskundigenoordeel van het UWV over aangepaste werkomstandigheden. Verder wordt op de alerteringsbrief aan de werkgever ook op deze mogelijkheid gewezen en is hierover informatie te vinden op de website van het UWV.

– Als het UWV van mening is dat de re-integratie-inspanningen in de aanloop naar een WIA-aanvraag onvoldoende waren, kan het de keuring voor de WIA tegenhouden en blijft het ontslagverbod gehandhaafd, hetgeen betekent dat de werkgever het loon moet doorbetalen. In 2007 is het ontslagverbod 1100 keer tegen de wens van de werkgever in gehandhaafd.

– Om de arbeidsmarktpositie van gedeeltelijk arbeidsongeschikten te verbeteren is besloten tot de introductie van brugbanen. Verder loopt er een voorlichtingscampagne. Al met al is het beleid er voluit op gericht om mensen met een beperking hun oorspronkelijke werkkring te laten behouden. De minister zegt toe dat hij blijvend aandacht zal besteden aan het wegnemen van de belemmeringen voor de toetreding tot de arbeidsmarkt van mensen die onder de WAO-regelingen vielen.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De Wit

De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Van de Wiel


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), De Wit (SP), voorzitter, Van Gent (GroenLinks), Hamer (PvdA), Blok (VVD), Nicolaï (VVD), Jan Jacob van Dijk (CDA), Smeets (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Omtzigt (CDA), Van Hijum (CDA), Timmer (PvdA), Koşer Kaya (D66), Jonker (CDA), ondervoorzitter, Luijben (SP), Ulenbelt (SP), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Koppejan (CDA), Tony van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Thieme (PvdD), Karabulut (SP) en Vos (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Gerkens (SP), Vendrik (GroenLinks), Heerts (PvdA), De Krom (VVD), Weekers (VVD), Smilde (CDA), Depla (PvdA), Aptroot (VVD), Uitslag (CDA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Pechtold (D66), Spies (CDA), Irrgang (SP), Lempens (SP), Cramer (ChristenUnie), Biskop (CDA), Kamp (VVD), Joldersma (CDA), Fritsma (PVV), Tang (PvdA), Ouwehand (PvdD), Gesthuizen (SP) en Heijnen (PvdA).

Naar boven