28 330
Herstructurering openbaar bibliotheekwerk

nr. 15
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 4 mei 2005

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 heeft de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mw. Van der Laan, de volgende vragen ter beantwoording voorgelegd over haar brief van 7 maart 2005 inzake reactie op brieven over stelselwijziging van de blindenbibliotheken en de rol van de FNB daarin. De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 4 mei 2005 (28 330, nr. 14) De vragen en antwoorden zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Cornielje

De adjunct-griffier van de commissie,

Jaspers

1

Is het waar dat de Stichting Voorlichting en Informatie indertijd op uw verzoek is opgericht omdat zowel de zorgverzekeraars als het ministerie van VWS vonden dat de begeleiding van het aanvragen van een Daisy speler door blinden en slechtzienden voor hen geen taak was en omdat in het complexe werkveld geen der bestaande blindenbibliotheken acceptabel was voor minstens één van de andere partijen voor de uitvoering van de benodigde werkzaamheden en dat zonder uw ingrijpen – via de oprichting van Stivor – ca. 25 000 veelal bejaarde en vaak meervoudig gehandicapte blinden en slechtzienden per 1 januari 2004 verstoken zouden zijn van afluisterapparatuur en derhalve van lectuurvoorziening?

Ja, dit is waar.

2

Kunt u aangeven welke besprekingen er gedurende de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden tussen het ministerie en de diverse betrokken partijen?

Op diverse niveaus – tussen mijzelf en de Raad van Toezicht van de FNB; tussen mijzelf en de besturen van de blindenbibliotheken; tussen de directies van de instellingen en de beleidsdirectie van het departement; tussen de beleidsdirectie en de externe projectleider en tussen directies van de instellingen en de externe projectleider – heeft regelmatig overleg plaatsgevonden.

3

Welke pogingen zijn ondernomen om de ontstane geschillen tot een oplossing te brengen?

Het is onduidelijk welke geschillen hier bedoeld worden.

4

Heeft u overwogen om een onafhankelijke derde partij in te schakelen die het onderzoek van Twynstra Gudde aan een quick scan zou onderwerpen?

Nee, dat heb ik niet overwogen.

5

Bent u bereid, indien de anderen daarmee instemmen, een onafhankelijke persoon te vragen om een bindend advies te vragen om uit de impasse te komen?

Op stelselniveau is geen sprake van een impasse. De gesprekken die op dit moment met de directie en de Raad van Toezicht van de FNB worden gevoerd, hebben tot inzet een goede weg naar de toekomst te vinden. Weten regelgeving is daarbij leidend.

6

Wat bedoelde u in uw brief aan de betrokken onderzoeksbureaus inzake «Verzoek om offerte» van juni 2004 (Kamerstuk 28 330, nr. 8) met uw schets van de context van de «beperkte coördinerend-bestuurlijke kracht van de Federatie Nederlandse Blindenbibliotheken (FNB), zoals gebleken in 2003»? Kunt u aangeven op welke wijze deze – door u geschetste – context door Twynstra Gudde is verwerkt in het onderzoek en in de eindrapportage?

In het verzoek om een offerte uit te brengen is de achtergrond geschetst waarbinnen de onderzoeksvragen beantwoord dienden te worden. Zo verliep de samenwerking tussen FNB en andere bij het Daisy-project betrokken partijen naar het oordeel van OCW en die partijen, inclusief de Raad van Toezicht FNB, onvoldoende. De geschetste context maakte echter geen deel uit van de uiteindelijke onderzoeksopdracht aan Twynstra Gudde.

7

Had naar uw mening Twynstra Gudde op basis van uw brief (Kamerstuk 28 330, nr. 8) bekend mogen worden verondersteld met de complexiteit van het werkveld, nog voordat het onderzoek startte? Welk bedrag en welke planning is overeengekomen in de oorspronkelijk opdrachtbevestiging aan Twynstra Gudde? Wat heeft het onderzoek van Twynstra Gudde uiteindelijk gekost in tijd en geld?

Gedurende het onderzoek bleek de complexiteit uit het feit dat Twynstra Gudde werd geconfronteerd met zeer uiteenlopende opvattingen over de gang van zaken en over de interpretatie van het feitenmateriaal. Hierdoor heeft het onderzoek € 125 147,87 gekost en, mede door de gevolgde procedure van hoor en wederhoor, ruim vier maanden (oplevering 21 december 2004) in beslag genomen. In de oorspronkelijke planning was een bedrag van €61 991,38 en een opleverdatum van 31 augustus 2004 opgenomen.

8

Bent u bekend met het feit dat Twynstra Gudde alleen voor de eerste twee wederhoren een schriftelijke rapportage heeft opgesteld, waarin elke reactie van de geïnterviewden door Twynstra Gudde puntsgewijs van een beoordelend commentaar is voorzien? Bent u ermee bekend dat dit zowel voor het derde als voor het vierde wederhoor niet is gebeurd?

Van alle wederhoren zijn door Twynstra Gudde schriftelijke rapportages opgesteld waarin elke reactie van de geïnterviewden door Twynstra Gudde puntsgewijs van een beoordelend commentaar is voorzien, dus niet alleen van de eerste twee wederhoren.

9

Hoe verhoudt het afzien van een schriftelijke rapportage bij het derde en vierde wederhoor zich met uw informatie in uw brief d.d. 7 maart (Kamerstuk 28 330, nr. 13) waarin staat te lezen dat u zich er van heeft vergewist dat Twynstra Gudde op een zorgvuldige wijze met alle reacties is omgegaan en dat «Twynstra Gudde van elk wederhoor een schriftelijke rapportage heeft opgesteld waarin elke reactie van de geïnterviewden door Twynstra Gudde puntsgewijs van een beoordelend commentaar is voorzien»?

In het antwoord op vraag 8 is reeds aangegeven dat Twynstra Gudde in alle gevallen schriftelijke rapportages heeft opgesteld.

10

Wanneer de verantwoording van de schriftelijk rapportage bestaat, waarom is deze dan in het kader van het derde en vierde wederhoor niet naar de geïnterviewden gestuurd? Kunt u de verantwoording geven voor de wijze waarop het onderzoeksbureau is omgegaan met de reacties van de heren Kramer, Voogd en Welters in het kader van de laatste wederhoor, die – kennelijk door Twynstra Gudde beargumenteerd – niet hebben geleid tot aanpassingen in het eindrapport?

Het is de verantwoordelijkheid van Twynstra Gudde om de vorm te kiezen waarin het bureau terugrapporteert uit de wederhoren. Ook is het de verantwoordelijkheid van Twynstra Gudde om de reacties uit de wederhoren al dan niet te verwerken in het eindrapport.

11

Kunt u aangeven waarom er op het uitgelekte Twynstra Gudde rapport, gekwalificeerd als een conceptversie, op elke pagina staat aangegeven: «versie definitief»?

Er is maar één definitieve versie van het rapport. Tussentijdse bevindingen of concepten hebben geen formele status. Voor OCW is daarom alleen het eindrapport, zoals dat ons op 21 december 2004 is aangeboden van belang. Ik ben niet op de hoogte van de reden waarom er op een van de tussentijdse bevindingen van Twynstra Gudde «versie definitief» staat aangegeven.

12 en 13

Welke definitie van het begrip «belangenverstrengeling» is door Twynstra Gudde gehanteerd in de definitieve versie van het rapport en wat is de achtergrond van deze definitie?

Welke definitie van het begrip «onoorbare zelfverrijking» is door Twynstra Gudde gehanteerd in de definitieve versie van het rapport en wat is de achtergrond van deze definitie?

In het rapport is de volgende definitie gehanteerd van het begrip «belangenverstrengeling»: «Voor de toepassing van het begrip «belangenverstrengeling» is ervan uitgegaan dan een persoon tegelijkertijd verschillende functies c.q. rollen uitoefent. Belangenverstrengeling treedt op indien belangen vanuit een tweede functie prevaleren boven de belangen die horen bij de functie uit hoofde waarvan op dat moment besluiten worden genomen of handelingen worden verricht.»

In het rapport is de volgende definitie gehanteerd van het begrip «onoorbare zelfverrijking»: «Daarvan is sprake wanneer iemand zich in een positie bevindt waarbij hij bepaalde bevoegdheden en verantwoordelijkheden heeft en deze aanwendt om er zelf financieel beter van te worden.»

Twynstra Gudde heeft de begrippen belangenverstrengeling en onoorbare zelfverrijking zelf geoperationaliseerd. Wat betreft het begrip belangenverstengeling heeft Twynstra Gudde – blijkens het onderzoeksrapport – ook gekeken naar de Gedragsregels voor de Ooa (Orde van organisatiekundigen en -adviseaurs) en ROA (Raad voor Organisatie Adviesbureaus).

14 en 15

Is er vanuit het ministerie overleg geweest met de onderzoekers van Twynstra Gudde over het ontbreken van de volgende passage uit het conceptrapport in de definitieve versie van het rapport van Twynstra en Gudde: «OCW initieert de oprichting van Stivor en vermengt zodoende haar opdrachtgeversrol met die van de rol van FNB als opdrachtnemer. Hier speelden OCW en Management en Mobiliteits Consultancy B.V. (MMC) onder één hoedje. Door de verschillende rollen van deze betrokkenen is er hier sprake van een belangenverstrengeling in materiële zin.»? Kunt u de Kamer op de hoogte stellen van de argumenten op basis waarvan is besloten dit fragment te verwijderen uit de definitieve versie?

Kunt u uiteenzetten waarom de vragen, aanwezig in het concept-rapport over de doelmatigheid van het oprichten van Stivor, ontbreken in de definitieve versie van het rapport van Twynstra Gudde? Is er vanuit het ministerie overleg geweest met Twynstra Gudde op dit punt en kunt u informeren op basis van welke argumenten dit onderdeel van het rapport is verwijderd uit de definitieve versie?

Er zijn voortgangsbesprekingen geweest tussen OCW en Twynstra Gudde, zoals gebruikelijk is tussen opdrachtgever en opdrachtnemer.

Het is uiteindelijk de opdrachtnemer die bepaalt hoe de definitieve tekst eruit komt te zien.

Verschillen tussen concepten en het eindrapport zijn dan ook de verantwoordelijkheid van Twynstra Gudde.

16

Is het waar dat de externe projectleider – in tegenstelling tot wat Twynstra Gudde concludeerde op pagina 10 van haar rapportage – per saldo een vordering had op het departement, dat deze vordering inmiddels is onderschreven door de Accountants Dienst (AD) en dat deze vordering inmiddels ook door u aan de externe projectleider is betaald?

Volgens de opdrachtbrief had de externe projectleider de mogelijkheid om meerkosten te declareren, indien deze kosten zich voor zouden doen. De externe projectleider heeft inderdaad meerkosten gedeclareerd bij het ministerie. Deze gedeclareerde meerkosten zijn door de Auditdienst gecontroleerd en als deugdelijk gefactureerd aangemerkt. Vervolgens zijn deze kosten aan de externe projectleider uitbetaald.

17

Waarom hebt u tot heden niet gereageerd op de brieven van Stivor, de externe projectleider, de heer Voogd en de heer Kramer, die na afronding van het onderzoek door Twynstra Gudde naar hen zijn verstuurd?

Nadat het onderzoek was afgerond heb ik een aantal betrokkenen uitgenodigd voor een gesprek. Ik heb de betrokkenen uitgenodigd om ze in de gelegenheid te stellen hun standpunten en overwegingen nader toe te lichten, met het oog op wederzijds begrip voor elkaars standpunten. Een gesprek over de feiten voor zover die onderzocht zijn door Twynstra Gudde acht ik minder zinvol, omdat ik Twynstra Gudde juist als onafhankelijke partij heb gevraagd de feiten te onderzoeken.

18

Is het waar dat u uiteindelijk de externe projectleider, de heer Voogd en de heer Kramer heeft uitgenodigd voor een gesprek, maar pas nadat u de Kamer schriftelijk had geïnformeerd (Kamerstuk 28 330, nr. 13)? Wat wilde u met dit gesprek bereiken?

Ja, dat is waar. Ik wilde het gesprek benutten om over en weer de standpunten en overwegingen nader toe te lichten. Van deze geboden mogelijkheid is geen gebruik gemaakt.

19

Staan er naar uw mening onjuistheden in de brieven met de daarbij horende bijlagen van de heren Voogd en Welters van 26 januari 2005 (OCW0500113), Stivor van 25 januari 2005 (OCW0500093) en de heer Kramer van 30 januari 2005 (OCW0500134). Zo ja, kunt u deze onjuistheden aanwijzen en uw mening met feiten onderbouwen?

Deze brieven hebben betrekking op het rapport van Twynstra Gudde. De inhoud van deze brieven komt in grote lijnen overeen met de opmerkingen die door de briefschrijvers aan Twynstra Gudde zijn verzonden. Juist door het inschakelen van een extern adviesbureau heb ik getracht zo zorgvuldig mogelijk onderzoek te laten doen naar de beschuldigingen zoals die in het VPRO-programma zijn geuit. Twynstra Gudde heeft vanuit haar onafhankelijke positie een weging gemaakt van de opmerkingen van de heren Voogd en Welters, Kramer en Stivor en besloten deze al dan niet over te nemen in haar rapport. Ik treed niet in de onafhankelijke weging van de inhoud van deze brieven door Twynstra Gudde.

20

Hoe beoordeelt u de verrichte werkzaamheden door Stivor en de externe projectleider?

De gevraagde resultaten zijn binnen de gestelde termijn gerealiseerd. Mijn oordeel over de door Stivor en de externe projectleider behaalde resultaten, waaronder die van het Daisy-project, is positief.

21

Is het waar dat de externe projectleider zich direct na de eerste Argos uitzending, vanaf mei 2004 tot heden terughoudend heeft opgesteld, lopende het onderzoek? Kunt u aangeven welke voortgang er in de stelselherziening en in de uitvoering van het Rijksvoorzieningenplan 2002–2004 is geweest vanaf het moment dat de externe projectleider zich terughoudend heeft opgesteld?

De externe projectleider heeft zich na de eerste uitzending inderdaad terughoudend opgesteld t.a.v. de stelselherziening.

Wat betreft de voortgang van de stelselherziening: het is mijn bedoeling om in 2005 de afronding en richting van de herstructurering van de bibliotheekvoorziening voor blinden en slechtzienden vast te leggen in een nieuw Rijksvoorzieningenplan voor de periode 2006–2008. Ik heb ter ondersteuning van een deel van de voorbereidende werkzaamheden een externe procesmanager aangetrokken.

22

Op welke onderdelen van het Rijksvoorzieningenplan (RVP) 2002–2004 is de FNB in gebreke gebleven? Welke sancties zijn toegepast?

Op deze vraag is op dit moment geen antwoord te geven, aangezien de subsidie voor 2005 nog niet definitief is vastgesteld en nog niet alle vragen over de jaarrekeningen van 2002 en 2003 zijn beantwoord. Eind mei kan ik u hierover nader informeren.

23

Is het waar dat het departement een grote vordering heeft op de FNB, zijnde terug te vorderen subsidie? Hoe groot is dat bedrag? Wanneer wordt dat bedrag door de FNB terugbetaald aan het departement dan wel wanneer kort het departement dat bedrag op de subsidie aan de FNB? Hebt u inmiddels opdracht gegeven tot een nader onderzoek door de Rijksaccountantsdienst en/of de Rekenkamer naar de gang van zaken bij de FNB? Zo neen, waarom niet. Zo ja, wilt u de Kamer informeren over de uitkomsten van een dergelijk onderzoek?

Of er sprake is van een vordering en de eventuele hoogte van het bedrag is afhankelijk van de definitieve vaststelling van de subsidie voor de periode 2002–2004. De vaststelling kan pas eind mei 2005 plaatsvinden. Zodra deze gegevens bekend zijn kan ik u nader informeren.

Ik heb de Auditdienst van OCW gevraagd een onderzoek te verrichten naar de rechtmatigheid van de subsidieverstrekking. Een van de conclusies van het onderzoek is dat de subsidie voor het Daisy-project kan worden afgerekend. De reguliere resultaten van de FNB zijn aan de orde bij de vaststelling van de subsidie 2002–2004. Daarop kan nu niet vooruit worden gelopen.

24

Is het waar dat FNB in strijd met het RVP 2002–2004 een huurverplichting aanging voor een pand in Rijswijk voor 14 jaar? Was dit naar uw oordeel een verstandig besluit zo'n huurverplichting aan te gaan?

Dit is inderdaad waar. Het aangaan van dergelijke verplichtingen behoort tot de verantwoordelijkheden en de bevoegdheden van de FNB.

25

Welke reorganisaties heeft de FNB naar aanleiding van de rapporten Anderson, Elffers Felix en Mazars Paardekoper Hoffman tot dusverre doorgevoerd en tot welke kostenbesparingen heeft dit bij de FNB geleid en vervolgens tot een lagere subsidie van het departement? Bent u voornemens om aan verdere subsidieverlening aan de FNB eisen te stellen inzake een door te voeren reorganisatie?

Er is in 2005 geen sprake van reorganisatie bij de FNB. In de begroting 2005 wordt een besparing gerealiseerd ad € 260 000,– (personeel) waarbij 50% als additionele subsidie weer wordt aangevraagd voor frictiekosten. Dit is een uitvloeisel van de genoemde rapporten.

Een eventuele reorganisatie in 2006 of volgende jaren hangt nauw samen met de stelselherziening blindenbibliotheken. Deze betreft naast de FNB ook de andere blindenbibliotheken en zal worden beschreven in het Rijksvoorzieningenplan 2006–2008. Subsidieverlening voor de komende jaren zal plaatsvinden op basis van het Rijksvoorzieningenplan, daar kan nu nog niet op vooruit gelopen worden.

26

Is het waar dat er nog geen concrete maatregelen door u zijn genomen om de voorziening voor aangepaste lectuur voor blinden en slechtzienden te integreren in het stelsel van openbare bibliotheken, zoals de Raad voor Cultuur u meerdere malen heeft geadviseerd? Zo ja, waarom niet en bent u dat op korte termijn alsnog van plan?

Er zijn wel degelijk concrete maatregelen genomen. Er zijn in de afgelopen jaren diverse pilots uitgevoerd en er ligt een concreet voorstel van één van de partijen. Dit behelst het verruimen van het aanbod in openbare bibliotheken voor blinden en slechtzienden en andere leesgehandicapten, door het beschikbaar stellen en distribueren van gesproken lectuur op CD-rom inclusief de bijbehorende afspeelapparatuur. Op basis van de ervaringen van de pilots en het genoemde voorstel vindt in het kader van de stelselherziening nader overleg plaats met de betrokken partijen; de uitwerking zal in het Rijksvoorzieningenplan 2006–2008 worden opgenomen.

27

Is het waar dat de kosten van (re)productie en distributie van aangepaste lectuurvoorziening voor scholieren en studenten (studiemateriaal) nog steeds drukken op de cultuurbegroting in plaats van op de onderwijsbegroting? Zo ja, waarom en bent u voornemens om bedoelde scheefgroei alsnog op korte termijn aan te passen?

Ja, dit is waar. Dit onderwerp is punt van aandacht. In het Rijksvoorzieningenplan 2006–2008 zullen de beleidslijnen op dit punt uiteen worden gezet.

28

Welke actie hebt u ondernomen naar aanleiding van de volgende uitspraak van de rechter op 24 november in de zaak van FNB tegen M. van B.: «Zo is onder andere door de staatssecretaris van OCenW miskend dat de Raad van Toezicht niet de medebestuurder van FNB is, doch de directie van FNB, in casu Van B., het bestuur vormt. Mede om die reden waren er geen gronden voor ingrepen als die welke de staatssecretaris deed naar aanleiding van de brief d.d. 10 oktober 2003 van de directeuren van de drie blindenbibliotheken (...).»?

In 2005 zal de nieuwe Raad van Toezicht van de FNB, in overleg met mij, de statuten van de FNB integraal herzien, onder andere voor wat betreft de verdeling van verantwoordelijkheden tussen de Raad van Toezicht en de directie van de FNB. Daarbij zal meer evenwicht worden gecreëerd tussen de bevoegdheden van de Raad van Toezicht en de directie van de FNB.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), Kalsbeek (PvdA), Cornielje (VVD), voorzitter, Lambrechts (D66), Hamer (PvdA), Van Bommel (SP), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Blok (VVD), Balemans (VVD), Slob (ChristenUnie), Vergeer (SP), Tichelaar (PvdA), Joldersma (CDA), Jan de Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Eski (CDA), Eijsink (PvdA), Leerdam (PvdA), ondervoorzitter, Van Miltenburg (VVD), Kraneveldt (LPF), Hermans (LPF), Van Dam (PvdA), Visser (VVD), Azough (GroenLinks), Roefs (PvdA).

Plv. leden: Ferrier (CDA), Verbeet (PvdA), Rijpstra (VVD), Bakker (D66), Bussemaker (PvdA), Tonkens (GroenLinks), Jonker (CDA), Hirsi Ali (VVD), Örgü (VVD), Van der Vlies (SGP), Kant (SP), Dijksma (PvdA), Hessels (CDA), Sterk (CDA), Atsma (CDA), Van Bochove (CDA), Van Hijum (CDA), Arib (PvdA), Stuurman (PvdA), De Krom (VVD), Varela (LPF), Nawijn (LPF), Adelmund (PvdA), Aptroot (VVD), Halsema (GroenLinks), Kruijsen (PvdA).

Naar boven